21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 562 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2011

In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 15 en 16 december jl. plaatsvond in Brussel.

Op het vlak van de visserij heeft de Raad de vangstmogelijkheden voor de visserij in 2012 vastgesteld en heeft ze gesproken over het voorstel van de Commissie voor het Europees Maritiem en Visserijfonds 2014–2020 en (onder diversen) over maatregelen tegen derde landen die niet-duurzame visserij toestaan op met de EU gedeelde visbestanden. Verder heeft de Commissie de Raad geïnformeerd over de opschorting van het visserijprotocol tussen de EU en Marokko, dit is terplekke toegevoegd aan de agenda.

Op het gebied van de landbouw heeft de Raad gesproken over de wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020 (in het bijzonder het plattelandsbeleid ofwel de tweede pijler) en de toelating tot de EU-markt van vier genetisch gemodificeerde variëteiten (GGO). Onder diversen is gesproken over een rapport van de Commissie over de bescherming van dieren tijdens transport, de werkzaamheden van de Codex Alimentarius in het afgelopen halfjaar en een verzoek van Cyprus om verlenging van de gekoppelde steun voor de citrussector. De Raadsconclusies betreffende het Groenboek over Afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten en de aanname van de aangepaste verordening inzake het minstbedeeldenprogramma zijn uiteindelijk niet als bespreekpunten maar als A-punten behandeld.

Vaststelling van de vangstmogelijkheden voor de visserij in 2012

(Politiek akkoord)

De Raad heeft met unanimiteit de toegestane vangsthoeveelheden (total allowable catches – TACs) voor de verschillende visbestanden (inclusief de Zwarte Zee) en de verdeling van de vangstquota tussen de lidstaten voor 2012 vastgesteld, alsmede het toegestane niveau van visserijinspanning (aantallen zeedagen). Er zijn niet alleen verlagingen van de TACs te noteren, maar ook verhogingen, als gevolg van geslaagde inspanningen die in vorige jaren al zijn geleverd om tot duurzaam beheer te komen.

Voor die bestanden waarvoor meerjarenplannen bestaan, is de vaststelling gebeurd op basis van die plannen. Zodoende is de TAC voor schol en tong in de Noordzee met 15 procent verhoogd en voor kabeljauw met 1 procent verlaagd. De TAC voor de Noordzeeharing is met een verdubbeling nog binnen de grenzen van het biologisch advies (bevissing op het niveau van Maximum Sustainable Yield; MSY) gebleven. De TACs voor de horsmakreel in de Noordzee en westelijke wateren zijn respectievelijk met 5 procent gedaald en ongeveer gelijk gebleven. Voorts is voor de overige platvissoorten, tarbot en griet, tongschar en witje, schar en bot – de zogenoemde geassocieerde soorten – een ongewijzigde TAC overeengekomen in plaats van de door de Commissie voorgestelde reductie met 15 procent.

De Raad heeft daarnaast de afspraken uit het Kuststatenoverleg (EU, Noorwegen, IJsland, Faeröer, Rusland) over Atlanto-Scandian haring (daling met 16 procent) en blauwe wijting (stijging van 40 000 ton tot 391 000 ton) bevestigd. Voor makreel heeft de Raad voorlopige quota vastgesteld. Dit is nodig, omdat begin 2012 wordt geprobeerd om in het Kuststatenoverleg over makreel beheer¬afspraken te maken.

Ten aanzien van de vangsthoeveelheden voor tarbot en sprot in de Zwarte Zee heeft de Raad unaniem ingestemd met een compromis van het Voorzitterschap, te weten een status quo.

De visserijinspanning is conform het kabeljauwherstelplan en het meerjarenplan voor tong en schol gereduceerd met respectievelijk 18 en 10 procent. De bestaande mogelijkheid uit het kabeljauwherstelplan om met kabeljauw¬vermijdingsplannen de korting op de kabeljauwzeedagen te reduceren, is wat verruimd. Tevens heeft de Commissie toegezegd zo snel mogelijk met een nieuw voorstel voor een kabeljauwherstelplan te willen komen. In Nederland is een kabeljauwvermijdingsplan van kracht om bij de toekenning van zeedagen rekening te houden met vissers die overgeschakeld zijn van het traditionele boomkortuig op alternatieve vistuigen als bijvoorbeeld de twinrig, in het kader van de transitie in de vloot in 2008. In hoeverre deze maatregelen ook kunnen worden benut om een deel van de reductie ongedaan te maken hangt af van het succes van de maatregelen.

Ik ben van oordeel dat met het Raadsbesluit in zijn totaliteit een goed resultaat is geboekt voor de korte én lange termijn. Dit besluit is grotendeels in overeen¬stemming met mijn inzet voor een evenwichtig beheer dat biologisch en ecologisch verantwoord is en dat rekening houdt met de meerjarenbenadering en met de sociaal-economische belangen van de Nederlandse vloot op de korte en (middel)lange termijn. De hogere TACs voor een aantal bestanden als haring en schol en tong in de Noordzee zijn het resultaat van de beheerplannen en de vangstbeperkingen van de afgelopen jaren. Ten aanzien van de visserijinspanning voor zowel kabeljauw als tong en schol in de Noordzee heeft de Commissie vastgehouden aan de toepassing van het kabeljauwherstelplan en het meerjaren¬plan voor tong en schol.

Mijn pleidooi dat we met laatstgenoemd plan nu in een overgangsfase zitten en binnen de regels van het meerjarenplan een automatische korting in visserijinspanning met 10 procent niet noodzakelijk is, werd niet gedeeld door de Commissie.

Ik heb en marge van de Raad uitdrukkelijk de toelating van de pulsvisserij aan de orde gesteld bij de Commissie. Aan het gebruik ervan zitten vele ecologische en economische voordelen. Dat is belangrijk voor innovatie, ecologie, kosten¬besparing én kwaliteitsverbetering van de vangst. Deze nieuwe vistuigen brengen veel minder schade aan de bodem toe dan het traditionele boomkortuig. Met de Commissie zijn afspraken gemaakt dat er nog voor de zomer een Commissie¬voorstel komt voor een verhoging van het aantal vergunningen of zelfs een permanente toelating van de pulsvisserij. Essentieel hiervoor is een positief advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (STEFC).

Er is ook met de Commissie gesproken over de Nederlandse palingvissers.

De Commissie heeft Nederland de ruimte geboden voor een tegemoetkoming aan die vissers die noodgedwongen hebben moeten stoppen met vissen als gevolg van de dioxinevervuiling.

Voorstel van de Commissie voor een verordening voor het Europese Maritieme en Visserijfonds

(Presentatie door de Commissie)

De Commissie heeft haar voorstel voor het nieuwe Europees Maritiem en Visserijfonds (EMVF) gepresenteerd. Vanwege het moment van presenteren – middernacht en tijdens de onderhandelingen over de vangstmogelijkheden voor 2012 – heeft de Raad geen reactie gegeven. Commissaris Damanaki heeft onderstreept dat het voorstel uitgaat van een accentverschuiving van traditionele instrumenten als investerings- en saneringssteun naar steun voor innovatie, verduurzaming en kennisopbouw.

Het voorstel voor het EMVF maakt voor wat betreft de financiële aspecten integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020. Het voorgestelde totaalbudget voor het maritieme en visserijbeleid van de EU bedraagt 7,535 miljard euro. Daarvan is 6,567 miljard euro bestemd voor het EMVF; de overige middelen zijn gekoppeld aan de visserijakkoorden van de EU met derde landen en de verplichte bijdragen van de EU aan de regionale visserijbeheerorganisaties. De Commissie wil dat het EMVF zal voorzien in de financiering van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), gemeenschappelijke controle- en handhavingstaken, maatregelen in het kader van datacollectie, de gemeenschappelijke marktordening, het geïntegreerd maritiem beleid en het visserijbeleid voor de ultraperifere gebieden.

Wetgevingsvoorstellen GLB: tafelronde en informele ministerslunch over plattelandsbeleid

(Gedachtewisseling)

Er is een informele ministerslunch en een tafelronde gehouden over het onderdeel plattelandsontwikkeling van de GLB-wetgevingsvoorstellen.

De discussies concentreerden zich op de doelen en instrumenten die in de plattelandsvoorstellen worden voorgesteld. Bijna alle lidstaten noemden het van belang dat er duidelijkheid komt over de verdeling van het budget voor de tweede pijler. Daarnaast is ook vereenvoudiging door alle lidstaten genoemd.

Over het algemeen waren lidstaten het erover eens dat de huidige voorstellen een stap in de goede richting zijn. Verschillende lidstaten noemden innovatie en concurrentievermogen als voornaamste uitdagingen. Anderen noemden modernisering, herstructurering, duurzaamheid, milieu, water, biodiversiteit en klimaat als belangrijke uitdagingen.

Wat betreft de maatregelen werden de coherentie van fondsen in Gemeenschappelijk Strategisch Kader (GSK), flexibiliteit in de keuze van maatregelen, de definitie van Less Favoured Areas (LFA’s) en risicomanagement veelvuldig genoemd. Daarnaast werd door een aantal lidstaten ook ingegaan op de coherentie tussen de eerste en de tweede pijler van het GLB, met name wat betreft vergroeningsmaatregelen.

Ik heb aangegeven dat het van groot belang is dat het nieuwe GLB middelen en mogelijkheden biedt om landbouwproductie duurzamer, innovatiever en concurrerender te maken. Hierbij is zeer scherpe prioritering bij de invulling van de tweede pijler van belang, evenals een goede samenhang met de eerste pijler. Voorts heb ik aangeven dat de landbouw voor zware opgaven staat. Er moet geïnvesteerd worden in duurzame productiemethoden, in de klimaat- en biodiversiteitsopgave, in energie en in dierenwelzijn. Tegelijkertijd moeten bedrijven concurrentiekrachtiger worden om zich te handhaven op de markt. Investeren in innovatie is daarvoor de sleutel. De huidige voorstellen mogen er niet toe leiden dat investeringen in innovatie verminderen. Verder heb ik aangegeven positief te zijn over de over de mogelijkheden op het gebied van risicobeheer en collectieven.

Met betrekking tot het budget van de tweede pijler heb ik het belang van objectieve criteria benadrukt. Verder ben ik positief over de mogelijkheid om 10% van het budget van de eerste naar de tweede pijler over te kunnen hevelen zolang hiervoor geen cofinanciering vereist is. Ten slotte heb ik het belang van vereenvoudiging benadrukt.

Commissaris Cioloş stelde vast dat de lidstaten eensgezind waren over de doelstellingen van het plattelandsbeleid. Vervolgens benadrukte hij de flexibiliteit die de voorstellen de lidstaten biedt om hun nationale en/of regionale programma’s in te vullen. Flexibiliteit betekent volgens Commissaris Cioloş echter ook dat de lidstaten de Commissie garanties moeten kunnen bieden in de uitvoering en beheer van de programma’s. Verder riep Cioloş de lidstaten op om samen te werken aan vereenvoudiging. Concurrentiekracht is niet alleen voor lidstaten belangrijk, maar ook voor de Commissie. Beide pijlers kunnen daarvoor worden benut. Het GSK van verschillende fondsen acht Commissaris Cioloş van belang, zonder dat de doeltreffendheid van de programma’s in het gedrang mag komen.

Toelating tot de EU-markt van vier genetisch gemodificeerde variëteiten

(Aanname)

Op de agenda stonden vier voorstellen voor toelating tot de EU-markt van GGO’s (1 maal katoen, 3 maal maïs). Commissaris Dalli heeft benadrukt dat de Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) de vier GGO’s veilig heeft bevonden en heeft verder aangegeven dat de drie maïsvariëteiten kruisingen zijn van bestaande en al toegelaten GGO’s. De Raad heeft geen gekwalificeerde meerderheid kunnen bereiken vóór of tegen de toelating van deze GGO’s. Het is nu aan de Commissie om de voorstellen al dan niet uit te voeren; zij zal dit normaal gesproken doen.

In het vervolg zal niet langer de Raad van Ministers besluiten over de markttoelating van GGO’s. Het Verdrag van Lissabon bepaalt dat dergelijke voorstellen worden behandeld op lager niveau: het zogeheten voorbereidend comité en – in geval van een gekwalificeerde meerderheid in dat gremium – een beroepscomité.

Diversen

Maatregelen tegen derde landen die niet-duurzame visserij toestaan

De Commissie heeft de Raad geïnformeerd over haar voorstel voor een verordening die de EU in staat stelt maatregelen te nemen tegen derde landen die unilateraal besluiten om met de EU gedeelde visbestanden niet-duurzaam te bevissen. Het gaat om maatregelen als het verbieden van toegang tot de EU-havens. De Commissie wil met de verordening de boodschap afgeven dat de EU onverantwoorde visserij niet kan tolereren en druk kunnen zetten op derde landen om via dialoog tot overeenstemming te komen. Commissaris Damanaki heeft benadrukt dat onderhandelingen altijd de voorkeur genieten boven harde acties op basis van de voorgestelde verordening. Zij heeft ook toegezegd dat het sanctiemechanisme het internationale recht zal respecteren en erin zal voorzien dat derde landen eerst gehoord worden en de mogelijkheid krijgen hun gedrag te wijzigen.

Ten aanzien van het specifieke probleem van de makreelvisserij door IJsland en Faeröer heeft Commissaris Damanaki aangegeven in januari 2012 een laatste poging te zullen wagen tot een akkoord te komen in het Kuststatenoverleg.

Verschillende lidstaten hebben direct expliciete steun uitgesproken voor het initatief van de Commissie. Nederland heeft aangegeven blij te zijn dat de Commissie nu dit voorstel aan de Raad heeft voorgelegd en dat nagegaan moet worden of dit ook kan worden benut om maatregelen te nemen tegen de slachting van grienden op de Faeröer.

Rapport van de Commissie inzake de bescherming van dieren tijdens transport

(Presentatie door de Commissie)

Commissaris Dalli heeft een toelichting gegeven op het verslag van de Commissie over de gevolgen van Verordening (EG) 1/2005 op het welzijn van dieren die worden vervoerd en op de handelsstromen in levende dieren binnen de EU.

In het verslag wordt ingegaan op de impact op dierenwelzijn, de intracommunautaire handel, sociaal-economische en regionale gevolgen, de implementatie van het voor voertuigen voorgeschreven navigatiesysteem en op de handhaving van EU-regels.

De conclusies van het rapport zijn dat de verordening:

  • gunstige gevolgen voor het dierenwelzijn tijdens transport heeft gehad;

  • geen gevolgen heeft gehad voor de hoeveelheid handel in levende dieren binnen de EU;

  • geen gevolgen heeft gehad voor de dierlijke productie in afgelegen regio´s;

  • geleid heeft tot stijging van de kosten voor de transportsector;

  • volgens het EFSA-advies niet volledig in overeenstemming blijkt te zijn met de huidige wetenschappelijke kennis;

  • het potentieel van navigatiesystemen voor lange reizen niet volledig wordt benut;

  • de handhaving van de verordening een grote uitdaging blijft, deels vanwege verschillen in interpretatie en wegens gebrek aan controles door lidstaten.

Commissaris Dalli meent dat wijziging van de verordening niet de meest geschikte aanpak zou zijn om de vastgestelde problemen aan te pakken. De kloof tussen de huidige wetgevingseisen en het beschikbare wetenschappelijke bewijs kan volgens de Commissie het best worden aangepakt door het gebruik van gidsen voor goede praktijken. Verder overweegt zij, ten behoeve van passende handhaving van de bestaande regels, de volgende maatregelen:

  • vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor navigatiesystemen en vereenvoudiging van het reislogboek;

  • vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor controles;

  • verspreiding van richtsnoeren voor interpretatie van de verordening en ondersteuning van ontwikkeling van gidsen voor goede praktijken.

De Raad heeft geen uitvoerige discussie gevoerd over dit agendapunt. Ik heb aangegeven dat dit onderwerp hoge prioriteit verdient en de komende periode specifieke aandacht nodig heeft van de Raad. Voorts heb ik aangeven dat het nodig is dat maatregelen doelmatiger en meer uniform worden uitgevoerd.

Codex Alimentarius: voortgang van de werkzaamheden

(Informatie van het Voorzitterschap)

De Codex Alimentarius (Codex) ontwikkelt internationale normen voor voedselproducten, met als doel de volksgezondheid te beschermen en eerlijke handel in voedselproducten te bevorderen. Polen is sinds 2009 de voorzitter van de Europese regio. In de Raad heeft het Poolse EU-voorzitterschap verslag gedaan van de werkzaamheden van het laatste half jaar.

Verzoek om verlenging van de gekoppelde steun voor de citrussector in Cyprus

(Verzoek van de Cypriotische delegatie)

Cyprus heeft een verzoek ingediend om gekoppelde steun voor citrusfruit te mogen continueren. In 2008 is de gekoppelde steun voor de groenten- en fruitsector afgeschaft. Tot en met 2012 is een overgangsperiode ingesteld, waarbij gedeeltelijk gekoppelde bedragen mogen worden betaald.

Cyprus heeft gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Cyprus verzoekt om ook in 2013 nog gekoppelde steun te mogen geven en onderzoekt de mogelijkheid om ook na 2013 de steun gekoppeld te kunnen houden.

De Commissie acht aanpassing van de oorspronkelijke afspraken niet wenselijk. De Commissaris gaf aan dat Cyprus voor 2013 gebruik zou kunnen maken van het plattelandsbeleid om de problemen in de sector tegemoet te komen. Voorts gaf Commissaris Cioloş aan dat de GLB-voorstellen voor na 2013 de mogelijkheid bieden om gekoppelde betalingen te introduceren voor bepaalde sectoren onder bepaalde omstandigheden.

Reikwijdte van markttoelating van GGO’s

(Verzoek van de Hongaarse delegatie)

Hongarije heeft aandacht gevraagd voor de uitleg van artikel 2(c) betreffende de toelating van GGO’s tot de EU-markt ((EG)1829/2003). Artikel 2(c) regelt dat de GGO’s ook worden toegelaten voor andere (veelal industriële) toepassingen (met uitzondering van teelt). Volgens Hongarije kan niet worden aangenomen dat GGO’s die veilig zijn bevonden voor voedsel en voeder tevens veilig zijn in andere (industriële) toepassingen. Hongarije vraagt daarom om aanvullende risico-analyses wanneer het gaat om toelating van GGO’s in andere toepassingen dan voedsel en voeder. Verder stelt Hongarije ter discussie of het ontbreken van deze risicobeoordeling in lijn is met verordening (EG) 1829/2003 voor GGO’s voor toepassing in diervoeders en levensmiddelen.

Commissaris Dalli heeft aangegeven dat de toelating van GGO’s voor andere (industriële) toepassingen, zoals bepaald in artikel 2(c) van de Commissie¬besluiten, wat de Commissie betreft wel in lijn is met verordening (EG) 1829/2003 voor GGO’s voor toepassing in diervoeders en levensmiddelen. Wel heeft de Commissaris aangegeven te willen kijken hoe aan de bezwaren van Hongarije tegemoetgekomen kan worden.

Opschorting van het visserijprotocol tussen de EU en Marokko

Op 14 december jl. heeft het Europees Parlement besloten zijn goedkeuring te onthouden aan het visserijprotocol tussen de EU en Marokko, met een looptijd van 28 februari 2011 tot en met 27 februari 2012. Het protocol is op 13 juli jl. voorlopig in werking getreden met terugwerkende kracht, maar kan nu door het besluit van het Parlement niet definitief worden gemaakt. Commissaris Damanaki heeft de Raad hierover geïnformeerd, alsmede over de verplichting om nu de visserijactiviteiten van schepen uit de EU in Marokkaanse wateren met onmiddellijke ingang te beëindigen.

De Commissaris heeft de Raad daarnaast verzocht om spoedig aan te geven of die met Marokko wil onderhandelen over een nieuw meerjarig visserijprotocol, binnen de kaders die de Commissaris eerder heeft voorgesteld voor toekomstige partnerschappen.

Ik zal aan de Commissaris aangeven dat ik streef naar een nieuw akkoord met Marokko, waarin de doelstellingen die intern voor de EU gelden ook worden toegepast op de wateren buiten de EU.

Voor een eventueel akkoord en het onderhandelingsmandaat om dat te bereiken gelden wat mij betreft de volgende voorwaarden:

  • Het EU-belang bij de overeenkomsten reikt verder dan uitsluitend het verwerven van visserijmogelijkheden. Een akkoord moet aantrekkelijk zijn voor het partnerland, niet alleen op korte termijn door een financiële ondersteuning van de economie, maar ook op lange termijn door de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid en versterking van de lokale visserijsector, met goede perspectieven op het gebied van regionale voedselzekerheid en werkgelegenheid voor de lokale bevolking.

  • Specifieker zal Nederland er in de onderhandelingen op aandringen dat de oorspronkelijke bevolking van de Westelijke Sahara voldoende zal profiteren van het partnerschap.

  • EU-vaartuigen mogen niet concurreren met lokale vaartuigen, maar alleen vissen op het surplus: dat deel van de visbestanden dat niet door lokale vissers wordt benut. De visserijmogelijkheden dienen gebaseerd te zijn op het principe van Maximum Sustainable Yield en op wetenschappelijke data.

  • Wanneer in het akkoord sprake is van migrerende soorten, moet hiervoor in de verantwoordelijke regionale visserijbeheerorganisatie een adequaat beheerplan zijn opgesteld.

  • De exclusiviteit van het akkoord moet scherp worden vastgesteld, zodat reders de kaders van een akkoord niet kunnen ontwijken. Partnerlanden dienen transparant te zijn over akkoorden die ze met derde landen afspreken en de vangsthoeveelheden die hiermee zijn gemoeid.

  • Transparantie ten aanzien van de besteding van de financiële middelen. Publieke doelstellingen moeten worden gefinancierd met publieke middelen en private zaken met private middelen. De sector moet een grotere financiële bijdrage leveren aan de toegang tot de betreffende wateren.

  • Transparantie rond het onderhandelingsproces. Ex ante- en ex post-evaluaties moeten tijdig beschikbaar en openbaar zijn.

  • In de overeenkomst dient een mensenrechtenclausule te zijn opgenomen. Er moet sprake zijn van een goede situatie op het gebied van mensenrechten en democratische beginselen. Deze clausule geeft ook een handvat om het akkoord stop te zetten wanneer de mensenrechtensituatie verslechtert.

Met deze inzet handel ik conform het Nederlandse standpunt ten aanzien van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.

A-punten

Raadsconclusies betreffende het Groenboek over Afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten

De Raad heeft zonder discussie met unanimiteit Raadsconclusies over het Groenboek Afzetbevordering en voorlichting landbouwproducten aangenomen.

Aanname van de aangepaste verordening inzake het minstbedeeldenprogramma

Op 8 december jl. heeft uw Kamer de motie Van Hijum (TK 24 515 nr. 224) aangenomen over de EU-regeling voor hulp aan de minstbedeelden.

Deze motie vraagt het kabinet om – indien de Europese Commissie met een aangepast voorstel komt – in te spelen op deze overgangsregeling.

In de Raad is met gekwalificeerde meerderheid een definitief akkoord bereikt over de in de motie bedoelde overgangsregeling voor de jaren 2012 en 2013. De Commissie heeft tegelijkertijd een verklaring afgelegd waarin zij aangeeft sterk rekening te zullen houden met het feit dat een significante groep lidstaten tegen een nieuwe minstbedeeldenregeling na 2013 is.

Ik heb tegen die achtergrond en conform de in bovengenoemde motie en de motie Grashoff/Koopmans (TK 21501-32, nr. 522) uitgesproken wens in te spelen op een overgangsregeling, besloten mij niet langer te verzetten tegen de voorgestelde overgangsregeling.

Lidstaten dienen hun deelname aan het programma voor 1 februari voorafgaand aan het jaar van deelname te melden aan de Commissie. Staatssecretaris De Krom en ik zijn niet voornemens zich te melden voor het jaar 2013. De overgangsregeling is bedoeld om tegemoet te komen aan verwachtingen in die lidstaten die al jarenlang deelnemen aan het minstbedeeldenprogramma. In Nederland kunnen dergelijke verwachtingen niet bestaan omdat het kabinet al ruim twintig jaar consistent heeft uitgedragen dat Nederland uit overwegingen van subsidiariteit niet deelneemt. Daar komt bij dat de minstbedeeldenregeling complex is en er hoge uitvoerings- en controlelasten/-kosten aan verbonden zijn.

Toegang van Venezolaanse vaartuigen tot de wateren van Frans Guyana

Ik heb u op 11 mei jl. in de aanvullende geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 17 mei geïnformeerd over het toen geagendeerde A-punt inzake de toegang van een beperkt aantal Venezolaanse visserijvaartuigen tot de wateren van Frans Guyana. Deze toegang wordt geregeld in een internationale overeenkomst, maar betreft niet een visserijpartnerschapsakkoord in de gebruikelijke zin van het woord. Het gaat hier om toedeling van vismachtigingen in een ultraperifeer gebied van de EU. De aanlanding van de vangsten van betrokken vaartuigen levert een aanzienlijke bijdrage aan de bestaans¬mogelijkheden voor de lokale bevolking en aan de voorziening van visserijproducten voor de lokale industrie.

De Raad heeft in mei met unanimiteit het Commissievoorstel aangenomen. Ik heb mij onthouden van stemming, omdat in het ter tafel liggend compromis de juridische grondslag van het Commissievoorstel was gewijzigd, zodat geen instemming maar enkel advies van het Europees Parlement vereist is voor een Raadsbesluit. Ter voorkoming van een onderbreking van de aanvoer van visserijproducten naar de verwerkende industrie in Frans Guyana is een besluit van de Raad vóór 1 januari 2012 noodzakelijk. Het Europees Parlement is van oordeel dat de door de Commissie voorgestelde juridische basis de juiste is en heeft geen gevolg gegeven aan het verzoek van de Raad om met urgentie advies uit te brengen.

De Raad heeft nu met de constatering dat het Europees Parlement is geconsulteerd het punt aangenomen zonder discussie. Evenals in mei heb ik mij van stemming onthouden.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven