Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2011
Van 29–31 mei jl. vond in het Hongaarse Debrecen de halfjaarlijkse bijeenkomst plaats van EU-ministers verantwoordelijk voor
landbouw en platteland. De bijeenkomst was gewijd aan het thema duurzame veehouderij. Een ander belangrijk onderwerp van gesprek
van was de situatie rondom de EHEC-bacterie in met name Duitsland en de gevolgen daarvan voor de tuinbouw.
Duurzame veehouderij
Het Hongaarse voorzitterschap had als centraal thema van de informele Raadsbijeenkomst een discussie over de bijdrage van
het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) aan een duurzame veehouderijsector in de EU geagendeerd met specifieke aandacht
voor de melkveehouderijsector in gebieden met nadelige productie-omstandigheden, de gevolgen van de hoge dierenwelzijns- en
milieunormen en van de hoge voerprijzen voor de wereldwijde concurrentiepositie van de EU-veehouderijsectoren.
Omdat het voorzitterschap ook de situatie rondom de EHEC-bacterie aan de orde heeft gesteld, kon nog niet de helft van de
lidstaten in de resterende tijd het woord voeren over dit onderwerp. Alle lidstaten die wel het woord konden voeren, vonden
een sterk toekomstig GLB van groot belang voor de veehouderijsectoren. Het belang van versterking van concurrentiekracht en
duurzaamheid is daarbij herhaalde malen onderstreept. Ook is herhaalde malen aandacht gevraagd voor reciprociteit in multilaterale
en bilaterale handelsovereenkomsten ten aanzien van de EU-normen op het gebied van milieu en dierenwelzijn. Het belang van
de promotie van de afzet van dierlijke producten uit de EU zowel binnen als buiten de EU is eveneens door verschillende lidstaten
aan de orde gesteld. Collega’s hebben de aanpak van het G20-voorzitterschap ten aanzien van de prijsvolatiliteit op de granenmarkten
gesteund. Daarbij heb ik mij ook gevoegd. Ik heb verder een sterke eerste pijler van het GLB met gerichte betalingen op het
bevorderen van duurzaamheid, concurrentiekracht en innovatie van wezenlijk belang genoemd voor de toekomst van de veehouderijsectoren
in de EU.
Verder heb ik gepleit voor een offensieve aanpak, waardoor de EU-veehouderij¬sectoren in staat zouden moeten worden gesteld
zich te onderscheiden van producten uit derde landen op grond van kwaliteit en duurzaamheid. Ook heb ik het belang onderstreept
van een wereldwijd gelijk speelveld ten aanzien van dierenwelzijn. Op basis van een concreet verzoek van Frankrijk zal er
een EU-werkgroep worden ingesteld, die de productie- en marktsituatie van de EU-rundvleessector gaat bestuderen en aanbevelingen
zal formuleren voor de (lange-termijn)oplossing van de aangetroffen problemen. Ik heb de instelling van een dergelijke werkgroep
gesteund.
EHEC-bacterie en gevolgen voor tuinbouwsector
Op mijn initiatief vond voorafgaand aan de plenaire vergadering van ministers op 31 mei een informeel vooroverleg plaats met
mijn collega’s uit Spanje, Zweden, België, Denemarken en Duitsland. Na een toelichting van Duitse zijde op de laatste stand
van zaken rondom het aantal ziektegevallen en de zoektocht naar de bron van de EHEC-besmetting, bleek dat de economische gevolgen
groot zijn. In veel lidstaten is net als in Nederland de vraag naar komkommers, tomaten en andere tuinbouwgewassen fors teruggevallen.
Ik heb mijn collega’s geïnformeerd over de situatie in Nederland en hen voorgesteld om een gezamenlijk pleidooi te houden
voor aanvullende crisismaatregelen in de vorm van een crisisfonds. De gemeenschappelijke marktordening (Vo. 1234/2007) biedt
daarvoor in artikel 191 aanknopingspunten. In de Raadsvergadering zelf kreeg dat pleidooi de steun van de genoemde lidstaten
alsook van Griekenland, Frankrijk, Tsjechië en Polen.
Commissaris Ciolos toonde zich zeer terughoudend. Hij stelde zich op het standpunt dat aanvullende marktmaatregelen pas konden
worden overwogen als er meer zicht was op de bron van de EHEC-besmetting. Pas dan kan de omvang van de economische schade
voor telers wat hem betreft goed in kaart worden gebracht en bezien worden welke aanvullende maatregelen denkbaar zijn. De
ruimte voor dergelijke maatregelen noemde hij echter zeer beperkt. Wel gaf hij aan dat de geldende regelgeving onder de gemeenschappelijk
marktordening telersverenigingen voor groenten en fruit de mogelijkheid bieden voor crisisinterventie. Dit is ook de provisie
waarvan Nederland gebruik zal maken. Dergelijke interventiemaatregelen worden voor 50% gefinancierd door de Europese Commissie
en voor 50% door de betreffende telersverenigingen.
De door mijzelf en diverse andere lidstaten aangedragen rechtsgrondslag in artikel 191 voor aanvullende crisismaatregelen
kwalificeerde Commissaris Ciolos als bedoeld voor majeure crises. Daarvan was volgens hem op dit moment nog geen sprake. Ondanks
aandringen van diverse lidstaten, zegde de Commissaris louter toe dat hij de situatie nauwlettend in de gaten zou blijven
houden en mogelijkheden voor aanvullende marktmaatregelen zou onderzoeken.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker