21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 471 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2011

In deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op de agenda staan van de Landbouw- en Visserijraad die op 14 april plaatsvindt in Luxemburg, alsmede over mijn inzet tijdens die bijeenkomst.

Op de agenda staan zowel landbouw- als visserijonderwerpen. Op visserijgebied gaat het allereerst om een evaluatie van het visserijbeheer in de Westelijke wateren. Daarnaast is onder «diversen» de plaats van zoetwateraquacultuur en binnenvisserij binnen de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid geagendeerd. Op het gebied van de landbouw zal de Raad spreken over de toelating van carbendazim als stof in gewasbeschermingsmiddelen en over de kwaliteit van landbouwproducten. Onder «diversen» zal ik zelf aandacht vragen voor de effecten van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid na 2013 op ontwikkelingslanden.

Het is mogelijk dat er nog onderwerpen aan de agenda toegevoegd worden.

Evaluatie van het visserijbeheer in de Westelijke wateren

(Gedachtewisseling)

De Raad zal op basis van vragen van het Voorzitterschap, welke nog niet beschikbaar zijn, van gedachten wisselen over de evaluatie en de toekomst van het visserij-inspanningsregime in de Westelijke wateren. Dit regime is van kracht in een divers visserijgebied, waaronder het oostelijk deel van de Atlantische Oceaan, de Ierse Zee en het Kanaal.

De Commissie heeft het visserijbeheer in de Westelijke wateren geëvalueerd. Dit regime is in 2003 opgezet om de integratie van Spanje en Portugal in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, die daarin voorheen nog niet volledig meedraaiden, soepel te laten verlopen. De resultaten van deze evaluatie zullen worden gebruikt bij de besluitvorming over de toekomst van dit regime; die besluitvorming maakt deel uit van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), waarover later dit jaar verder van gedachten gewisseld zal worden.

De conclusie van de evaluatie luidt dat de Spaase en Portugese visserij succesvol zijn geintegreerd. De Commissie constateert wel dat de inspanningslimieten nu nauwelijks beperkend zijn. Dit komt doordat de vloot van de lidstaten de afgelopen jaren is gekrompen, zodat een groot deel van de toegewezen zeedagen onbenut blijft. Daar komt bij dat in een aantal gebieden ook andere, meer beperkende beheerplannen gelden, met als doel specifieke soorten te beschermen. Desalniettemin is de Commissie van oordeel dat het regime toegevoegde waarde heeft en dat het in ieder geval voorlopig van kracht moet blijven. De Commissie geeft aan dat het in de toekomst wel kan worden aangepast, bijvoorbeeld in het kader van een eventueel nieuw managementsysteem in het nieuwe GVB.

Ik ben van mening dat het regime in de biologisch kwetsbare gebieden toegevoegde waarde heeft. Ik vind het echter jammer dat bij de evaluatie geen conclusies worden getrokken uit het daadwerkelijke verbruik van de toegewezen zeedagen. Voor Nederland is het regime bij enkele visserijtakken wel beperkend, terwijl andere lidstaten een overschot aan zeedagen hebben. Ik zal dan ook aangeven dat aanpassingen in de visserij-inspanningsniveaus nodig zijn. Ook zal ik melden geen toegevoegde waarde in het Westelijke Wateren Regime te zien in zones waarin ook meerjarige beheerplannen van kracht zijn.

Toelating van carbendazim als stof in gewasbeschermingsmiddelen

(Aanname)

De Commissie zal de Raad voorstellen om de stof carbendazim op bijlage I van de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn te plaatsen en wel voor de periode van drieëneenhalf jaar. Daarmee zou deze stof gebruikt mogen worden in gewasbeschermingsmiddelen.

Het ingediende dossier over carbendazim bevat naar de mening van Nederland nog steeds enkele onopgeloste risico’s op het gebied van de blootstelling van de consument en de toepasser, alsmede risico’s op vervuiling van het grondwater.

Ik zal dan ook tegen toelating stemmen. Overigens is de Commissie gerechtigd haar voorstel tot uitvoering te brengen als de stemmen staken.

Kwaliteit van landbouwproducten

(Gedachtewisseling)

De Raad zal van gedachten wisselen over een gewijzigd voorstel binnen het wetgevingspakket ten aanzien van de kwaliteit van landbouwproducten. Het gaat daarbij in hoofdzaak om nieuwe voorstellen betreffende local farming & direct sales en products of mountain farming. Het Voorzitterschap lijkt met het toevoegen van deze nieuwe voorstellen geheel te voldoen aan de politieke wens van Commissaris Ciolos.

Ik vind het voorbarig dat het voorzitterschap nu al met voorstellen is gekomen voor local farming & direct sales en mountain farming en wil de aangekondigde effectenbeoordeling van de Commissie afwachten. Ik vind het van belang dat bij de voorbereiding van eventuele regelgeving nut en noodzaak, subsidiariteit en de kosten voor overheden en burgers goed in het oog worden gehouden.

Diversen: de effecten van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid na 2013 op ontwikkelingslanden

(Verzoek van de Nederlandse delegatie)

In navolging van de met algemene stemmen aangenomen motie van Kamerlid Jacobi c.s. (TK 21 501-32, nr. 457) zal ik onder «diversen» op de Raad aandacht vragen voor de effecten van het toekomstige Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) op derde landen, en in het bijzonder ontwikkelingslanden.

De Commissie voert een effectenbeoordeling uit als onderdeel van de voorbereidingen op de wetgevingsvoorstellen voor het nieuwe GLB. In haar Mededeling over de toekomst van het GLB van 18 november 2010 geeft de Commissie zelf aan dat ze in de effectenbeoordeling ook de effecten van het nieuwe GLB op ontwikkelingslanden zal betrekken. Ik zal in de Raad de Commissie expliciet verzoeken om in de effectenbeoordeling ook de effecten van het nieuwe beleid in relatie tot boeren in derde landen, en in het bijzonder ontwikkelingslanden, een plaats te geven.

Ik zal erop wijzen dat in de Mededeling van de Commissie over de toekomst van het GLB wordt gesteld dat het essentieel is voor de Europese landbouw om haar productiecapaciteit te behouden. Ook zal ik erop wijzen dat het volgens de Mededeling eveneens essentieel is dat de Europese verplichtingen rond internationale handel en het beleid aangaande ontwikkelingssamenwerking gerespecteerd worden. In de Mededeling verwijst de Commissie naar «beleidscoherentie voor ontwikkeling».

In mijn brief aan uw Kamer van 8 maart jl. (TK 28 625, nr. 117) heb ik eerder geantwoord op vragen over de gevolgen van het GLB voor ontwikkelingslanden.

Diversen: de plaats van zoetwateraquacultuur en binnenvisserij binnen de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

(Informatie van de Tsjechische delegatie)

De door land omgeven (landlocked) EU-lidstaten (Oostenrijk, Tsjechië, Hongarije, Luxemburg en Slowakije) hebben een gezamenlijke verklaring opgesteld over de toekomstige rol van zoetwateraquacultuur en binnenvisserij in (de hervorming van) het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Tsjechië zal die verklaring in de Raad toelichten.

In juni 2009 zijn Raadsconclusies aangenomen over de Mededeling van de Commissie over duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU. Deze Raadsconclusies gaan onder meer in op het verder terugbrengen van de nadelige effecten voor het milieu, reductie van de administratieve lasten en verbeteren van visgezondheid en viswelzijn. Veel punten uit de Raadsconclusies komen nu terug in genoemde gezamenlijke verklaring van de landlocked lidstaten, maar dan wel specifiek gericht op de zoetwateraquacultuur en binnenvisserij.

In de verdere ontwikkeling van aquacultuur zou wat mij betreft een belangrijke plaats moeten zijn voor kweek in gesloten systemen (op land), zoals die in Nederland veel voorkomt. Veel nadelige aspecten van commerciële viskweek, zoals milieuvervuiling, zijn bij die systemen niet aan de orde. Ik zal de informatie van Tsjechië aanhoren.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven