21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 440 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2011

In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouwraad die op 21 februari 2011 in Brussel plaatsvond.

De Raad heeft gesproken over de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Onder «diversen» sprak de Raad over het resultaat van de multistakeholdersbijeenkomst over de handhaving van Richtlijn 1999/74/EG betreffende het welzijn van legkippen, het verzoek van Polen om verwerkte dierlijke eiwitten te mogen gebruiken in voer voor pluimvee en varkens, op verzoek van België over het resultaat van de besprekingen van de 28e Conferentie van de directeuren van de betaalorganen, op verzoek van het Voorzitterschap over het forum van de VN over bosbouw en op verzoek van Portugal over het tariefcontingent voor de invoer tegen nulrecht van ruwe suiker.

Toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

(Debat)

De Raad debatteerde voor de derde maal over de mededeling van de Commissie over de toekomst van het GLB. Centraal in het debat stond de derde doelstelling uit de Commissiemededeling: de noodzaak van evenwichtige territoriale ontwikkeling.

Om de discussie structuur te geven heeft het Voorzitterschap gevraagd in welke mate de lidstaten het eens zijn met de derde doelstelling. Hiertoe heeft het Voorzitterschap enkele vragen geformuleerd. Hoe kan het GLB optimaal bijdragen aan:

  • werkgelegenheid en sociale structuren op het platteland?

  • verbetering van de plattelandseconomie bevordering van diversificatie?

  • verbetering van omstandigheden voor kleine boerenbedrijven en bevordering van lokale markten?

Ook heeft het Hongaars Voorzitterschap gevraagd in hoeverre, volgens de lidstaten, de vitaliteit en het potentieel van het platteland van de EU afhangt van de aanwezigheid van een dynamische agrarische sector die aantrekkelijk is voor jonge boeren.

De ministers van alle lidstaten waren eensgezind over het grote belang van een evenwichtige territoriale balans voor de toekomst van het GLB. Dit geldt ook voor de centrale plaats van de agrarische sector in de sociaal-economische ontwikkeling van het platteland. Daarnaast heeft een aantal lidstaten ook het belang onderstreept van een betere coördinatie tussen de verschillende fondsen en instrumenten, die van belang zijn voor een evenwichtige territoriale ontwikkeling en de plattelandsgebieden. Voorts is het belang van diversificatie en de kleinschalige landbouw, die produceert voor lokale markten en directe verkoop vanaf het bedrijf, veelvuldig door lidstaten genoemd. Wel was er een duidelijk verschil van mening over maatregelen die onder de eerste en tweede pijler moeten worden gebracht. Ook over de budgettaire gevolgen zijn duidelijke verschillen zichtbaar.

Nederland heeft aangegeven dat hoe groter het aandeel van de landbouw in de regionale economie is, hoe groter het belang van een GLB is waarin de concurrentiekracht, de duurzaamheid en het innovatieve vermogen verder wordt versterkt. Agrarische producenten moeten daardoor meer armslag krijgen, ook op lokale markten en in gebieden met een relatief hoog aandeel kleine landbouwbedrijven. Het GLB moet zich blijven richten op agrarische activiteiten, zowel in de 1ste als in de 2de pijler in het kader van die territoriale ontwikkeling. Er moet sprake zijn van een heldere afbakening tussen het GLB en de fondsen die zich mede of geheel richten op een evenwichtige regionale ontwikkeling. Het Cohesiebeleid en het EU-beleid voor regionale ontwikkeling dienen zich te richten op de bredere regionale ontwikkeling.

Commissaris Ciolos gaf als reactie aan, dat het GLB van groot belang is voor de sociaal-economische ontwikkeling van plattelandsgebieden in de gehele EU. Ook bestaat er volgens de Commissie consensus over de notie dat het GLB niet kan voorzien in alle behoeften van plattelandsgebieden, maar dat er sprake moet zijn van goede coördinatie met andere fondsen en instrumenten die van belang zijn voor plattelandsontwikkeling in den brede. Op het platteland zijn er volgens Commissaris Ciolos beperkte andere economische activiteiten die zorg kunnen dragen voor de ontwikkeling van publieke goederen. Producenten moeten competitief zijn en diversificeren. De pijlers van het GLB moeten complementair zijn: de 1ste pijler voor de EU-brede aanpak; de 2de pijler voor het maatwerk gericht op specifieke omstandigheden in de lidstaten. De Commissie heeft het belang van technische innovatie (onderzoek en ontwikkeling) en sociale innovatie (door samenwerking) op het platteland onderstreept. Ook heeft de Commissie het belang van een LEADER-aanpak geschoeid op een nieuwe leest, aangestipt.

Het Voorzitterschap heeft aangegeven, dat een toekomstig GLB de ontwikkeling van een nieuwe generatie boeren mogelijk moet maken die op het platteland kan werken en daarvan kan leven.

Het Voorzitterschap heeft aangegeven aandacht te willen besteden aan steun voor kleine boeren en aan maatregelen om de productie voor en verkoop van lokale markten en directe verkoop mogelijk te maken. Ook zijn maatregelen bepleit om de leegloop van het platteland tegen te gaan.

Het Voorzitterschap zal op basis van de drie gevoerde ronde-tafeldebatten ontwerp-Raadsconclusies gaan formuleren. De Raad buigt zich over deze ontwerp-Raadsconclusies tijdens zijn volgende vergadering in maart 2011.

Diversen

Welzijn van legkippen

(Informatie van de Commissie)

Commissaris Dalli heeft een terugkoppeling gegeven van de multistakeholdersbijeenkomst over de handhaving van Richtlijn 1999/74/EG betreffende het welzijn van legkippen, van 19 januari jl. De uitkomst van de genoemde stakeholdersmeeting is dat de deadline voor de inwerkingtreding van het verbod op de legbatterij onveranderd blijft staan op 1 januari 2012. Dalli heeft aangegeven dat het onaanvaardbaar is dat de situatie rond de omschakeling nog steeds onduidelijk is. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de omschakeling, maar de informatie die zij gegeven hebben over de actuele stand van zaken, is matig.

Een meerderheid van de lidstaten wil onveranderd vasthouden aan de gestelde termijn (1 januari 2012). Dit vanuit het oogpunt van dierenwelzijn, eerlijke concurrentie en de reeds gedane investeringen om de omschakeling te maken.

Nederland heeft aangegeven dat het vasthouden aan de deadline van groot belang is voor de geloofwaardigheid van het dierenwelzijnsbeleid in de EU. Marktverstoringen mogen niet optreden omdat zich na 1 januari 2012 nog illegale eieren op de Europese markt bevinden. Nederland is tegen uitstel of derogatie van het verbod en vindt het van belang dat er maatregelen worden genomen om de naleving in 2012 te waarborgen. Nederland heeft de Commissie verzocht spoedig te komen met een voorstel voor doortastende maatregelen. Tot slot heeft Nederland gepleit voor maatregelen om export van gebruikte legbatterijkooien naar derde landen te voorkomen.

De Commissie constateerde dat de meerderheid van de lidstaten optimistisch is ten aanzien van de omschakeling. Volgens de Commissie blijkt er echter uit de cijfers dat er nog veel moet gebeuren. De Commissaris heeft de lidstaten opgeroepen haast te maken met de aanlevering van informatie over de omschakeling. De Raad heeft nota genomen van de opmerkingen van de lidstaten en de Commissie.

Dierlijke eiwitten in voeder voor pluimvee en varkens

(Verzoek Polen)

Polen heeft verzocht om versneld mogelijk te maken dat verwerkte dierlijke eiwitten worden gebruikt in voer voor pluimvee en varkens. Het doel hiervan is volgens Polen om minder afhankelijk te worden van de dure import van soja-eiwitten.

Er is inmiddels veel meer kennis over boviene spongiforme encefalopathie (BSE) en er zijn meer instrumenten voorhanden voor een betere controle. Polen heeft hiervoor steun gevraagd bij de lidstaten.

Diverse lidstaten hebben aangegeven Polen te steunen in dit verzoek, mits dit stapsgewijs gebeurt en op grond van een goede wetenschappelijke basis en analytische tests. Ook Nederland heeft aangegeven het Poolse voorstel te steunen. Er zijn sinds 2001 goede vorderingen gemaakt in de controlemogelijkheden voor diervoeders. Het hoge beschermingsniveau tegen BSE moet echter onverminderd gehandhaafd blijven.

De Commissaris gaf aan begrip te hebben voor het Poolse verzoek. De EU heeft goede voortgang gemaakt met de bestrijding van BSE. De Commissie is bereid er naar te kijken, maar niet zonder alle aspecten en risico's goed af te wegen. Hierbij staat een hoge bescherming van de volksgezondheid voorop. De Commissaris wil rond de zomer beginnen met herziening van het huidige verbod, zodat er in de herfst een voorstel kan liggen.

Resultaat van de besprekingen van de 28e Conferentie van de directeuren van de betaalorganen

(Informatie van de Belgische delegatie)

Het voormalige Belgische Voorzitterschap heeft de conclusies van de 28ste Directeuren van Betaalorganen conferentie gepresenteerd. Tijdens deze conferentie is gesproken over de financiële systemen die in gebruik zijn bij betaalorganen en de werklast van betaalorganen op het gebied van controles, waaronder vereenvoudiging.

De Commissaris gaf aan bereid te zijn mee te denken over elke vermindering van de controlelast, mits er niet wordt getornd aan de kwaliteitseisen. Daarnaast heeft hij heeft twee initiatieven aangekondigd. In de eerste plaats de oprichting van een deskundigengroep, die de Commissie gaat bijstaan in het wetgevingsproces ten behoeve van het nieuwe GLB, met het oogmerk complexiteit zoveel mogelijk te voorkomen. In de tweede plaats wil de Commissaris de ex-post controles zoveel mogelijk vereenvoudigen.

Forum van de VN over bosbouw

(Informatie van het voorzitterschap)

Het Voorzitterschap heeft het onderwerp toegelicht. Er is een ministeriële resolutie opgesteld die op 24 januari is ondertekend tijdens de 9de bijeenkomst van het VN Bossenforum (UNFF). Het Voorzitterschap is positief over de resultaten van het Forum.

Tariefcontingent voor de invoer tegen nulrecht van ruwe suiker

(Verzoek van de Portugese delegatie)

Portugal heeft aandacht gevraagd voor de situatie op de (wereld)suikermarkt en het tekort aan rietsuiker voor de raffinagesector. Volgens Portugal zien traditionele exporteurs van ruwe rietsuiker af van exporten aan de EU en zetten deze suiker af op de voor hen meer lucratieve wereldmarkt die op dit moment gekenmerkt wordt hoge prijzen.

Portugal heeft verzocht om de opening van een tariefquotum van minimaal 500 000 ton ruwe rietsuiker tegen nultarief voor het marktseizoen 2010/2011 en dit tariefcontingent gedurende de eerste drie maanden exclusief open te stellen voor raffinadeurs.

Het verzoek van Portugal wordt gesteund door verschillende lidstaten. Andere lidstaten hebben echter aangegeven voorkeur te geven aan het gebruik van Gemeenschapssuiker.

De Commissie wijst erop, dat al eind 2010 de rechten van een import tariefcontingent voor ruwe rietsuiker (CXL) op nul zijn gezet voor het seizoen 2010/2011. Volgens Ciolos is inderdaad de invoer van suiker uit de traditionele invoerlanden (ACP) teruggelopen, omdat deze suiker tegen betere prijzen afgezet kon worden op de wereldmarkt. De Commissie heeft aangegeven het Beheerscomité twee voorstellen voor te zullen leggen met het oog op het versoepelen van de voorzieningssituatie op de EU-markt. In de eerste plaats het op de EU-markt brengen van EU-surplussuiker zonder de gebruikelijke heffing van 500 euro/ton. In de tweede plaats het invoeren van een beperkt invoertarief en een tender-systeem voor suikerimporten, dat openstaat voor alle importeurs. De bedoeling is dat het Beheerscomité op 24 februari 2011 over de voorstellen een besluit neemt en dat bij een positief besluit de voorstellen begin maart 2011 in werking treden. Voor het overige zal de Commissie de marktontwikkeling volgen en indien nodig maatregelen treffen.

Onderhandelingen over verlenging van het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met Marokko

(A-punt)

De Raad heeft onder de hamerpunten, dus zonder bespreking, een besluit aangenomen dat de Commissie machtigt om namens de EU onderhandelingen te openen over de verlenging (met één jaar) van het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met het Koninkrijk Marokko. Dit punt is op het laatste moment, op vrijdag 18 februari, aan de agenda van de Raad toegevoegd, nadat een akkoord bereikt was in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers. De door de Commissie opgevoerde snelheid in het besluitvormingsproces heeft er helaas toe geleid dat ik dit specifieke onderwerp niet met uw Kamer heb kunnen bespreken tijdens een Algemeen Overleg over de Landbouw- en Visserijraad.

Ik ben mij bewust van de gevoeligheden ten aanzien van de Westelijke Sahara in dit dossier. De Commissie heeft de afgelopen jaren steeds aan Marokko gevraagd om inzicht te verschaffen in de mate waarin de lokale bevolking profijt heeft van de visserijovereenkomst. Marokko heeft deze gegevens erg laat verstrekt, vlak voor het aflopen van de overeenkomst. Daardoor lukte het de Commissie niet om tijdig een verantwoord onderhandelingsmandaat voor te bereiden, gericht op een goede nieuwe meerjarenovereenkomst, die mede ten goede komt van de lokale bevolking. Een aantal lidstaten pleitte er daarom voor om geen akkoord met Marokko te sluiten, een aantal andere lidstaten pleitte voor het sluiten van een tweejarig akkoord.

Ik heb gekozen voor de middenweg. Om tot mijn inzet te komen, heb ik alle belangen afgewogen, ook die van de Westelijke Sahara. Niet instemmen met het voorgestelde mandaat zou hebben betekend dat er geen overeenkomst gesloten zou worden, en daar heeft niemand belang bij, ook de lokale bevolking niet (zonder partnerschap zijn er immers ook geen middelen beschikbaar ten gunste van die groep). Ik heb daarom het voorstel van de Commissie gesteund om nu een éénjarige overeenkomst te sluiten. In het onderhandelingsmandaat is mede op aandringen van Nederland opgenomen dat Marokko tussentijds dient te rapporteren over de mate waarin de beschikbaar gestelde EU-fondsen ten goede komen aan de verschillende regionale bevolkingsgroepen. De visserijactiviteiten mogen lopende de verlengde overeenkomst niet toenemen.

Dit jaar moet benut worden om met Marokko afspraken te maken over een nieuwe, verbeterde meerjarenovereenkomst, waarin goede afspraken gemaakt worden, ook voor de lokale bevolking. Ik zet me daarvoor in langs de lijn van de Nederlandse visie op het nieuwe Europese visserijbeleid en in lijn met de motie Polderman/Irrgang.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Bijlage Lijst van A-punten

De volgende punten zijn zonder discussie aangenomen:

  • Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 708/2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur (eerste lezing), aanneming van de wetgevingshandeling;

  • Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende intrekking van de Richtlijnen 71/317/EEG, 71/347/EEG, 71/349/EEG, 74/148/EEG, 75/33/EEG, 76/765/EEG, 76/766/EEG en 86/217/EEG van de Raad inzake metrologie (eerste lezing), aanneming van de wetgevingshandeling;

  • Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten (eerste lezing), aanneming van het standpunt van de Raad en de motivering van de Raad;

  • Aanbeveling van de Commissie aan de Raad houdende machtiging van de Commissie om namens de Europese Unie onderhandelingen te openen voor de vernieuwing van het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met Mozambique, aanneming van het besluit van de Raad;

  • Besluit van de Raad houdende machtiging van de Commissie om namens de Europese Unie onderhandelingen te openen voor de verlenging van het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met het Koninkrijk Marokko, aanneming van het besluit van de Raad;

  • Ontwerp-besluit (EU) van de Commissie betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem «Exploitatie en verkeersleiding» van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem, besluit geen bezwaar te maken tegen de aanneming;

  • Ontwerp-verordening (EU) van de Commissie tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (EURO VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, besluit geen bezwaar te maken tegen de aanneming;

  • Ontwerp-verordening (EU) van de Commissie van tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 692/2008 wat de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie betreft, besluit geen bezwaar te maken tegen de aanneming.

Naar boven