Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 21501-32 nr. 1512 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 21501-32 nr. 1512 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2023
Met deze brief informeer ik de Kamer over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 30 januari jl. plaatsvond in Brussel.
Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om de Kamer te informeren over de Nederlandse appreciatie van het werkprogramma van het Zweedse voorzitterschap, de afsluiting van het Agroloket, om een terugkoppeling te geven van de raadswerkgroep over de conceptverordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen van 27 januari 2023, en om de Kamer te informeren over de aantallen BSE risicodieren.
Werkprogramma van het voorzitterschap
Het Zweedse voorzitterschap presenteerde zijn programma en prioriteiten voor het aankomende half jaar op het gebied van landbouw. De belangrijkste prioriteiten en onderwerpen waarop het voorzitterschap vooruitgang wil boeken zijn de situatie op de landbouwmarkten, bio-economie, geografische aanduidingen, informatienet inzake de duurzaamheid van landbouwbedrijven, etikettering van biologisch voer voor gezelschapsdieren, de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen en visserij (Gemeenschappelijk Visserijbeleid GVB) en de Visserij Controle Verordening. Een appreciatie van het werkprogramma van het Zweeds voorzitterschap vindt u bij deze brief.
Marktsituatie Oekraïne – Diversenpunt Polen: Problemen door toegenomen import vanuit Oekraïne; Diversenpunt Hongarije: Tijdelijke derogatie maximum gekoppelde inkomenssteun
Zoals inmiddels gebruikelijk op de Landbouw- en Visserijraad begon de Commissie de gedachtewisseling over de situatie op de landbouwmarkten met een overzicht van de recente ontwikkelingen op de markten. De Commissie benadrukte dat, hoewel de prijzen voor kunstmest en energie weer iets zijn gedaald, de situatie op de landbouwmarkten gespannen blijft, onder meer door de hoge voedselinflatie. Polen, gesteund door enkele andere lidstaten aan de grens met Oekraïne, bracht een diversenpunt in waarin het aangaf dat de toegenomen import uit Oekraïne waarbij geen sprake is van doorvoer grote impact heeft op de marktsituatie in deze landen, met name in de aan Oekraïne grenzende regio’s.
Ondanks de moeilijkheden als gevolg van de Russische invasie in Oekraïne, spraken alle lidstaten nog steeds breed hun steun voor en solidariteit met Oekraïne uit, en gaven ze aan het land te blijven steunen. Om de discussie te sturen had het Zweedse voorzitterschap de volgende vragen voorgesteld: 1) welke aanvullende acties van de Commissie en lidstaten kunnen de landbouwsector in Oekraïne op korte en lange termijn helpen en 2) of specifieke landbouwsectoren en/of regio’s in de EU in het bijzonder geraakt worden als gevolg van de oorlog in Oekraïne, en zo ja, welke passende maatregelen daarbij getroffen zouden kunnen worden. Hierbij werd het inzetten van de landbouwreserve (450 miljoen euro) als optie genoemd.
Polen en de aan Oekraïne grenzende lidstaten gaven aan dat de Commissie instrumenten zou moeten voorstellen om de toenemende moeilijkheden van producenten in de EU als gevolg van de toegenomen import van Oekraïense landbouwproducten in hun land financieel te ondersteunen. Een groep andere lidstaten gaf aan dat alle lidstaten gevolgen ondervinden van de invoer van Oekraïense landbouwproducten, en dat áls besloten wordt om de landbouwreserve in te zetten, deze breed ingezet dient te worden.
Een andere groep lidstaten tot slot gaf aan begrip te hebben voor de lidstaten die problemen ondervinden van de gevolgen van het uitblijven van doorvoer van Oekraïense landbouwproducten. Zij gaven daarbij wel aan voorzichtig te willen zijn met het inzetten van de landbouwreserve. Het budget van de reserve is beperkt, en het is tevens vroeg in het jaar om reeds de reserve in te zetten, omdat zich later in het jaar ook andere crises kunnen voordoen. Daarbij geven deze lidstaten aan dat de reserve bedoeld is voor specifieke marktproblemen, in specifieke sectoren.
Nederland was één van de lidstaten die opriep om de landbouwreserve voorlopig niet in te zetten. Tegelijkertijd heb ik de Commissie opgeroepen zich te verdiepen in de door Polen genoemde problemen en te kijken welke mitigerende maatregelen er genomen zouden kunnen worden om de regionale problemen te verlichten.
Hongarije riep daarnaast via een diversenpunt op tot tijdelijke verhoging van het huidige maximum op gekoppelde inkomenssteun, als gevolg van de grote uitdagingen waar de landbouwsector voor staat. Dit zou volgens Hongarije een extra instrument geven om boeren te helpen bij het gebruik van bestaande, reeds toegewezen middelen. Een aantal lidstaten sprak steun uit voor dit voorstel.
De Commissie riep de lidstaten die zich terughoudend opstelden over de inzet van de landbouwreserve op om over dit punt verder na te denken. De Commissie gaat zich beraden over een voorstel voor de inzet van de landbouwreserve. Daarnaast was de Commissie zeer terughoudend over de oproep van Hongarije tot het ophogen van de gekoppelde steun.
Kansen voor de bio-economie
Onder dit agendapunt, bestempeld als één van de prioriteiten van het Zweedse voorzitterschap, werd een discussie gevoerd over de kansen die de bio-economie kan bieden bij het aangaan van de huidige maatschappelijke opgaven, met een bijzondere focus op landelijke gebieden. Het Zweedse voorzitterschap had lidstaten gevraagd om na te denken over welke mogelijkheden en uitdagingen zij voorzien met betrekking tot bio-economie, welke maatregelen de EU verder kan nemen om het potentieel van de bio-economie volledig te benutten, en hoe de rol en behoeften van de primaire sector en het platteland met betrekking tot de bio-economie door de jaren heen is ontwikkeld.
De Commissie ging in op het belang van de bio-economie. Bio-economie vermindert de impact op het land, ecosysteem en het klimaat. Tevens zorgt bio-economie voor werkgelegenheid en biedt het mogelijkheden op het gebied van innovatie, technologie en het ontwikkelen van een duurzame economie. Bioeconomie is een onderdeel van de strategische doelstellingen van de Commissie en maakt deel uit van het GLB.
Lidstaten onderstreepten unaniem het potentieel van de bio-economie. Het overgrote deel van de lidstaten benadrukte dat de bio-economie kan bijdragen aan het ontwikkelen van strategische autonomie, en dat bio-economie een belangrijke rol kan gaan spelen op het gebied van hernieuwbare energie. Een grote groep lidstaten benadrukte het belang van innovatie en kennisdeling, en de investeringen die daarvoor nodig zijn. Tevens vroeg het merendeel van de lidstaten op tot meer EU-inzet ten aanzien van financiering en coherentie tussen beleidsterreinen om het potentieel van de bio-economie te benutten.
Ook Nederland onderstreepte het belang van bio-economie, en steunt de Commissie volledig in de door haar opgestelde EU bio-economiestrategie. Nederland erkent en benadrukt het belang van innovatie, maar wijst er hierbij op dat eerst gekeken moet worden naar bestaande instrumenten om het potentieel van bio-economie te benutten. Cruciaal voor Nederland is het samenbrengen van verschillende actoren in de keten. Dit is essentieel voor het in kaart brengen van de behoeften.
Global Forum for Food and Agriculture (GFFA) (diversenpunt)
Tijdens de Raad gaf Duitsland een korte terugkoppeling van de GFFA die dit jaar voor de 15e keer heeft plaatsgevonden.
Herziening wetgeving dierentransport (diversenpunt)
Tijdens de Raad heeft Portugal, ook mede namens verschillende andere lidstaten kanttekeningen geplaatst bij de herziening van de EU-verordening inzake diertransport (verordening 1/2005).
Portugal benadrukte dat het primaire doel van de herziening de continuering van facilitering van de intracommunautaire handel en export van levende dieren (met een hoog welzijn) moet zijn en niet gericht moet worden op het verbieden of beperken van bepaalde soorten transport. Verder heeft Portugal gesteld dat het vervoer van bepaalde dieren (runderen en schapen) binnen de EU of naar nabijgelegen derde landen verzekerd moet blijven, vanwege de seizoensgebonden concentratie van het aanbod in bepaalde periodes. Ook stelde Portugal dat rekening gehouden moet worden met het concurrentievermogen van de Europese agrarische bedrijven. Verder gaven Portugal en haar medestanders ten aanzien van de herziening van de EU-verordening onder meer aan dat er noodzaak is tot duidelijke en nauwkeurige definities van alle vereisten/normen, gebaseerd op sterke technische en wetenschappelijke kennis, waarbij er geput wordt uit de ervaring en goede praktijken van de lidstaten.
Er was brede steun van de lidstaten voor de kanttekeningen en oproepen van Portugal en de mede-indieners van de punten. Verschillende lidstaten benadrukten hierbij het belang van de efficiëntie en instandhouding van de interne markt, en de samenwerking met derde landen hierbij.
In lijn met de aangenomen motie van het lid Wassenberg1 riep Nederland op om transport van levend vee naar derde landen te verbieden. Veel lidstaten delen weliswaar de opvatting dat de transportregels aangescherpt moeten worden, maar er was, onder de lidstaten die zich tijdens de Raad uitspraken, geen steun voor de oproep van Nederland tot een algeheel verbod op transport van levend vee naar derde landen. Deze lidstaten, incluis lidstaten behorend tot de Vughtgroep, vinden een verbod op korte-afstandstransporten disproportioneel voor lidstaten aan de buitengrenzen van de EU.
Landbouwaspecten Richtlijn Industriële Emissies (RIE) (diversenpunt)
In de Raad heeft een gedachtewisseling plaatsgevonden over het vorig jaar uitgebrachte Commissie voorstel inzake de herziening van de RIE. De voorgestelde wijzigingen verruimen de werkingssfeer van de richtlijn, door specifieke bepalingen op te nemen over het houden van pluimvee, varkens en runderen. In het voorstel wordt de drempel waarbij varkens- en pluimvee-installaties binnen de werkingssfeer vallen van de richtlijn verlaagd tot 150 vee-eenheden (wat neerkomt op 300 fokzeugen, 500 vleesvarkens of andere varkens, 10.714 legkippen en 5.000 vleeskuikens of andere kippen). Daarnaast wordt de rundveehouderij vanaf 150 dieren toegevoegd en wordt het broeikasgas methaan aan de richtlijn toegevoegd.
Onder verschillende lidstaten bestond terughoudendheid ten aanzien van het verlagen van de drempelwaarde. Een grote groep lidstaten stelde dat de voorgestelde drempelwaarde van 150 runderen te laag is, en dat daarmee kleine/middelgrote bedrijven ook geraakt worden door de wijziging. Veel lidstaten benadrukten daarbij dat een balans moet worden gevonden tussen enerzijds de extra administratieve en fiscale lasten voor de boer, en anderzijds de milieuwinst.
Nederland heeft aangegeven eerst een impact assessment uit te voeren op de voorstellen voor de Nederlandse veehouderij, alvorens haar definitieve inbreng te kunnen geven. Nederland heeft, als één van de weinige lidstaten, aangegeven in beginsel positief te staan tegenover de voorstellen voor een lagere drempelwaarde en het toevoegen van een drempelwaarde voor rundvee, vanwege de te verwachten milieuwinst, emissiereductie en bijdrage aan een gelijk speelveld voor onze boeren in Europa. Daarbij is belangrijk dat de nieuwe regels proportioneel zijn in relatie tot onze nationale landbouwpraktijk. Ondanks dat Nederland nog geen definitief standpunt heeft bepaald, heeft Nederland meegegeven om essentiële elementen, zoals de drempelwaarde van 150 vee-eenheden, op te nemen in de richtlijn zelf.
Honingrichtlijn (diversenpunt)
Slovenië verzocht de Commissie om bij aanpassing van de Honingrichtlijn2 de vermelding van alle landen van herkomst en het respectievelijke aandeel daarin te verplichten bij gemengde honing.
Er is brede steun onder de lidstaten voor de eventuele wijzigingsvoorstellen van de Honingrichtlijn, waarbij veel wordt verwezen naar het duidelijk, volledig en correct informeren van de consument, en het beschermen van imkers en EU-producenten. Wel vroeg een kleine groep lidstaten, waaronder Nederland, aandacht voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van dit voorstel. Nederland erkende het belang voor de consument en producent, maar pleit tevens voor het belang dat wijzigingen in de etiketteringregels in de Honingrichtlijn in combinatie worden gedaan met de herziening van de Europese levensmiddelenverordening3.
Veerkracht en mondiale concurrentievermogen van de EU in de landbouwsector (diversenpunt)
In december 2022 heeft de Europese Raad de Commissie opgeroepen om op korte termijn te komen met voorstellen om de veerkracht en het mondiale concurrentievermogen van de EU te garanderen. Griekenland roept de Commissie op om de behoeften van de boeren en de landbouwsector mee te nemen in de voorstellen, zowel voor de korte als de lange termijn. Griekenland stelde voor om op korte termijn steun te bieden tegen de effecten van inflatie en hoge energieprijzen, en op lange termijn maatregelen om duurzaamheid, productiviteit, concurrentievermogen en voedselzekerheid in de EU te garanderen.
Veel landen steunden de analyse van Griekenland dat de landbouw van belang is voor de economische ontwikkeling en het concurrentievermogen van de EU. Een kleine groep lidstaten, waaronder Nederland, had begrip voor het initiatief van Griekenland, maar gaf aan dat er gekeken moet worden naar structurele langetermijnoplossingen door het vergroten van de veerkracht, duurzaamheid en innovatie in plaats van over te gaan tot kortetermijn-steunmaatregelen.
De Commissie gaf aan zich de huidige uitdagingen in de landbouwsector te realiseren. Bovendien meldde de Commissie dat zij voornemens is om voor het einde van de termijn van deze Commissie te komen met een visie op het toekomstig GLB, en dat zij zal pleiten voor een verhoging van het GLB-budget.
In de eerste helft van 2023 is Zweden voorzitter van de EU. Als voorzitter heeft Zweden vier overkoepelende «kapstok»-prioriteiten:
− Veiligheid en eenheid
− Concurrentievermogen
− Groene- en energietransitie
− Democratische waarde en de rechtsstaat – onze fundering
In de Landbouw- en Visserijraad zetten de Zweden in op:
− Marktsituatie
Het voorzitterschap zal in de eerste helft van 2023 de situatie nauw blijven monitoren en regelmatig een gedachtewisseling in het CSA en de Landbouw- en Visserijraad organiseren. Tevens laat het voorzitterschap weten klaar te staan om mogelijke crises of andere marktverstoringen samen met de Commissie aan te pakken. Nederland ondersteunt de lijn dat de huidige marktsituatie nog steeds vraagt om continue monitoring van de marktsituatie en prijsontwikkelingen op EU-niveau. Het opnemen van dit onderwerp in de Landbouw- en Visserijraad is echter vooral nuttig wanneer zich nieuwe ontwikkelingen voordoen. Ditzelfde geldt voor het inzetten van de landbouwcrisisrerserve en andere (financiële) middelen, aangezien het jaar nog maar net begonnen is en het verstandig is om middelen achter de hand te hebben voor onvoorziene omstandigheden.
− Bio-economie
Het voorzitterschap zal prioriteit geven aan de rol en het potentieel van de bio-economie, in het licht van de huidige uitdagingen. Het streven is om in april Raadsconclusies aan te nemen. Nederland steunt de communicatie van de Europese Commissie uit 2018, het hierin aangekondigde actieplan en de voortgangsrapportage van vorig jaar. Deze zijn in lijn met onze nationale strategie. Om de volle potentie van de bio-economie te benutten moeten we echter meer gebruik maken van de verschillende instrumenten van de EU. Verder is het belangrijk om in te zetten op ketensamenwerking en het gebruik van bio-based producten.
− Verordening Geografische Aanduidingen
Het voorzitterschap zet de werkzaamheden in de Raadswerkgroep voort en zal het onderwerp, indien nodig, op de agenda van het CSA of de Raad zetten. Het streven is om ook hierover een positie in te nemen in de Raad. Nederland ondersteunt het algemene doel van de herziening van de verordening om de invoering van geografische aanduidingen (GA’s) in de hele EU te vergemakkelijken. Twee punten in de conceptverordening zijn gevoelig voor Nederland. Te weten: erkende producentengroepen en de bescherming van GA’s in het domeinnamen systeem.
Erkende producentengroepen. Nederland heeft producentengroepen die bekend zijn bij de controle organisaties. Het instellen van erkende producentengroepen is voor Nederland een extra administratieve last en heeft geen meerwaarde.
Bescherming van GA’s in het domeinnamen systeem. In de verordening is opgenomen dat er een Europees informatie- en waarschuwingssysteem komt dat door EUIPO beheerd gaat worden. Het reguleren van deze onderwerpen op EU-niveau doorkruist het multi-stakeholder-model waarop de internet governance gebaseerd is, namelijk ICANN. Het reguleren van deze onderwerpen op EU-niveau is niet in overeenstemming met hoe het internet werkt. Bovendien bestaan er commerciële diensten ten behoeve van merkhouders, die gebruikt kunnen worden voor de bescherming van geografische aanduidingen.
In de verordening betreffende de bescherming van geografische aanduidingen voor ambachtelijke en industriële producten is rekening houdend met bovenstaande een oplossing hiervoor gevonden. Nederland pleit voor dezelfde oplossing in deze richtlijn.
– Farm sustainability data network
Het voorzitterschap zal het werk in de Raadswerkgroepen voortzetten en het onderwerp op de agenda van het CSA en de Raad zetten wanneer dat nodig is. Ook hier is het streven om een positie in te nemen in de Raad. Nederland is in het algemeen voorstander van het voorstel om het huidige Farm Accountancy Data Network (FADN) om te vormen naar een Farm Sustainability Data Network (FSDN) en daarmee de gegevensverzameling uit te breiden met aanvullende milieu en sociale gegevens. Nederland heeft een aantal zorgpunten t.a.v. het voorstel, waaronder de introductie van een landbouwbedrijfs-ID en ook de introductie van «speciale enquêtes» naast de reguliere gegevensverzameling. Daarnaast is Nederland op dit moment geen voorstander van de nieuwe wettelijke verplichting voor landbouwers om gegevens te verstrekken voor het FSDN. Het uitgangspunt van de oorspronkelijke verordening is dat landbouwbedrijven een vrijwillige keuze hebben om deel te nemen aan het FADN, en dat deze vrijwilligheid bijdraagt aan de kwaliteit van gegevens. Nederland zal zich de komende tijd inzetten om het voorstel op deze punten te verbeteren.
– Biologisch huisdierenvoedsel
Het voorzitterschap zal zoveel mogelijk voortgang maken op dit dossier en een voortgangsrapport delen op de Raad van juni 2023. Nederland steunt de gezamenlijke positie (steun voor Verordening Petfood met een transitieperiode van 6 maanden), al heeft Nederland zelf deze transitieperiode niet nodig. Nederland voldoet namelijk al aan de nieuwe Verordening. Nederland wil ook (net als bijvoorbeeld Denemarken) dat de Verordening met terugwerkende kracht ingaat per 1 januari 2022, omdat met het ingaan van de nieuwe Verordening op die datum nationale wetgeving is vervallen. Hieronder valt onder andere etikettering van bio huisdierenvoedsel. De verordening over etikettering van huisdierenvoedsel komt overeen met de vervallen nationale wetgeving.
– Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen
Het voorzitterschap streeft naar een gezamenlijke positie in de Raad en een overeenkomst met het Europees Parlement, waar dit mogelijk is. Nederland steunt een voortvarende behandeling van het voorstel en heeft dit reeds uitgesproken. De Commissie beraadt zich op haar reactie ten aanzien van het verzoek om een aanvullende impactanalyse uit te voeren. Nederland vindt dat de aanvullende impactanalyse niet tot vertraging mag leiden van de behandeling van het voorstel. Zweden wil voorlopig alleen de onderdelen in het voorstel behandelen waarop de impactanalyse géén betrekking heeft. Dit betekent dat Zweden vooral tempo zal maken in de behandeling van de technische artikelen in het voorstel. Hierin staan over het algemeen voorschriften die al grotendeels verplicht zijn op basis van de huidige Richtlijn duurzaam gebruik 2009/128/EG. Eén van de wensen die Nederland heeft, is dat het voorstel meer aandacht heeft voor het ontwikkelen (en een grotere beschikbaarheid) van alternatieven voor chemisch-synthetische gewasbeschermingsmiddelen. Immers, dit zorgt ervoor dat telers minder afhankelijk worden van gewasbeschermingsmiddelen. Hier zal Nederland aandacht voor blijven vragen.
– Het gemeenschappelijk Visserij Beleid
Het voorzitterschap zal een debat op gang brengen over een herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVZB) van de EU, met inbegrip van de gemeenschappelijke markt.
In mijn brief van 19 december 20224 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over het Raadsakkoord op de verordening vangstmogelijkheden 2023 in EU en non-EU wateren (TAC en Quota-verordening) d.d. 13 december 2022. Deze verordening omvat onder meer de uitkomsten van onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk (VK) en Noorwegen.
Tijdens de Raad van 13 december 2022 was nog geen akkoord bereikt over de bilaterale onderhandelingen met het VK. Daarom is besloten om tijdelijke vangstmogelijkheden (Total Allowable Catches, TACs) vast te stellen op de basis van 25% van de TACs van 2022 voor de eerste drie maanden van 2023. Na de Raad zijn de onderhandelingen voortgezet en is er formele overeenstemming bereikt over de definitieve vangstmogelijkheden over de met het VK gedeelde visbestanden. Voor het merendeel van de bestanden zijn de vangsthoeveelheden gebaseerd op het wetenschappelijke adviezen van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) en de verbeterende staat van de bestanden. Waar mogelijk is ook rekening gehouden met meerjarenplannen die door de visserijsector en NGO’s gezamenlijk zijn opgesteld. Hiermee is uitkomst van de onderhandelingen grotendeels in lijn met de Nederlandse inzet. De definitieve vangstmogelijkheden zijn inmiddels opgenomen in de TAC en Quotaverordening en ik zal de Uitvoeringsregeling Zeevisserij hierop wijzigen.
– Trialogen over de visserij controle verordening
Het voorzitterschap zal werken aan de trialogen over de visserijverordening in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van het GVB. Bij de herziening van de Controle Verordening bestaat de inzet van Nederland uit drie belangrijke uitgangspunten:
• een harmonisatie en modernisering van het controlesysteem;
• controlemaatregelen die proportioneel, uitvoerbaar en handhaafbaar zijn;
• verbeteren van het gelijk speelveld tussen de vlootsegmenten op het gebied van controle.
Openstaande onderwerpen zijn: Vessel Monitoring System (VMS), sancties voor ernstige inbreuken, recreatieve visserij, tolerantiemarges op afwijkingen tussen geschat en daadwerkelijk vangstgewicht, traceerbaarheidsverplichtingen, continu meting motorvermogen, REM en CCTV en Regionalisering.
– Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN, FAO Raadsconclusies en EU prioriteiten voor de FAO
Het voorzitterschap wil Raadsconclusies aannemen over EU prioriteiten voor de FAO, waarbij de focus ligt op belangrijke zaken voor voedselzekerheid, én het bestuur van FAO op de middellange termijn. Nederland deelt de behoefte de Raadsconclusies uit 2018 te actualiseren in het licht van mondiale en geopolitieke ontwikkelingen. Nederland zal accent leggen op de rol die de FAO moet blijven spelen als dé VN kennisorganisatie op het terrein van landbouw en voedsel, in het verminderen van armoede, het uitbannen van honger en het bevorderen van het duurzaam gebruik van natuurlijk hulpbronnen. Het belangrijkste focusthema voor Nederland daarbij is de follow-up van de VN 2021 top over Voedselsystemen: de wereldwijde transitie naar duurzame en veerkrachtige voedselsystemen en de support die FAO vanuit VN Food Systems Coordination Hub landen daarbij kan bieden. Daarnaast blijven de ontwikkeling en implementatie van normen en standaarden (o.a. Codex Alimentarius voor voedselveiligheid en IPPC voor gewasbescherming) en de strijd tegen antibioticaresistentie middels de One Health Approach voor Nederland belangrijk taken van de FAO.
– Natuurherstel (Milieuraad)
Het voorzitterschap streeft naar een gezamenlijke positie in de Milieuraad van 20 juni a.s. Het Europees Parlement beoogt in juli a.s. een positie in te nemen. Bij realisatie van deze planning, zal de trialoog in het 3e kwartaal van 2023 starten en – naar verwachting – in het vierde kwartaal worden afgesloten met een politiek akkoord. De Nederlandse inzet is intensief en erop gericht om in coalitieverband de raadspositie te beïnvloeden. Dit heeft tot op heden tot een positieve beweging geleid richting de kabinetspositie, maar de teksten zijn nog verre van stabiel en daarmee is de uitkomst nog ongewis.
Naast natuurherstel zet het Zweedse voorzitterschap in op de volgende dossiers met landbouwaspecten op de Milieuraad: Richtlijn Industriële Emissies (RIE), koolstof, Richtlijn Stedelijk afvalwater, CO2-standaarden voor zware voertuigen, Luchtkwaliteitsrichtlijn. Hier zal de Kamer op een later moment verder over worden geïnformeerd.
Het Agroloket is in de herfst van 2017 ingesteld met het doel om agrarische ondernemers laagdrempelig, digitaal melding te laten doen van regels die zij als onnodig en/of belemmerend ervaren voor innovatie van hun bedrijf of de dagelijkse bedrijfsvoering. Het Agroloket was één van de pijlers onder de inventarisatie van belemmeringen in de Visie op de kringlooplandbouw van Minister Schouten.
In de periode eind 2017–2022 hebben circa 90 ondernemers gebruik gemaakt van het Agroloket met vragen gerelateerd aan regeldruk. De vragen hadden betrekking op de volgende thema’s: mest, gewasbescherming, reststromen, teelt, glastuinbouw, controles, natuur en gebieden, veehouderij, energie en visserij. Het overgrote deel van de meldingen is opgelost of de melders zijn doorverwezen naar de juiste contactpersonen, waardoor de ondernemers er zelf weer mee aan de slag konden. Ook kon een aantal melders niet worden geholpen omdat de EU-regelgeving hiertoe geen ruimte gaf.
In 2022 is er maar 6 keer gebruik gemaakt van het Agroloket en is vooral het loket van Rijksoverheid.nl gebruikt. Het Agroloket is een belangrijk instrument geweest, maar ik concludeer dat het loket nog onvoldoende benut wordt door agrarische ondernemers en ik zal het Agroloket daarom sluiten. Uiteraard blijven voldoende mogelijkheden over voor agrarische ondernemers om hun regeldruk gerelateerde vragen te stellen; via het Versnellingshuis (versnellingshuisce.nl), de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en via Rijksoverheid.nl.
Op 27 januari jl. heeft de zesde bespreking plaatsgevonden in de raadswerkgroep over het voorstel voor een Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen. Deze verordening moet in de plaats komen van de huidige Richtlijn 2009/128/EG, die voorschriften voor lidstaten bevat over het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Onderwerp van gesprek waren gewasspecifieke regels, het elektronisch register voor geïntegreerde gewasbescherming en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Naar aanleiding van het informatieverzoek van de Kamer (brief van de rapporteurs verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen van 5 oktober 2023), informeer ik u over de uitkomsten van deze bespreking en het vervolg hiervan.
Voorafgaand aan de bespreking meldde de Commissie dat zij nog geen standpunt heeft ingenomen over de uitvoering van een aanvullende impactassessment, naar aanleiding van het op 19 december 2022 in de Energieraad aangenomen informatieverzoek5. De Commissie heeft formeel drie maanden de tijd om te reageren en zal dit uiterlijk 27 maart 2023 doen. Het Zweedse voorzitterschap liet weten dat het de artikelsgewijze behandeling van het voorstel voortvarend wil voortzetten. De artikelen waarop het impactassessment betrekking heeft (hieronder vallen de artikelen over de bescherming van aquatisch milieu en het drinkwater en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in gevoelige gebieden) worden voorlopig niet behandeld.
Gewas specifieke regels (bindende teeltvoorschriften)
Om te zorgen dat telers de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming (IPM) naleven, moeten lidstaten volgens het voorstel voor 90% van het landbouwareaal bindende teeltvoorschriften opstellen waarin de toepassing van IPM gedetailleerd wordt voorgeschreven. Deze 90%-eis betekent in de praktijk dat lidstaten bindende teeltvoorschriften moeten opstellen voor alle grote teelten, zoals maïs en bieten. Voor kleine teelten, die doorgaans 10% van het landbouwareaal in lidstaten uitmaken, moet de toepassing van IPM voldoen aan de algemene regels voor IPM in artikel 13. Vrijwel alle lidstaten hebben bezwaren tegen bindende teeltvoorschriften en geven de voorkeur aan het invullen van de algemene regels voor IPM via vrijblijvende richtsnoeren. Die bezwaren gaan over de 90%-eis die leidt tot een hoog aantal voorschriften per lidstaat, de benodigde wetenschappelijke kennis voor het opstellen en jaarlijks actualiseren van teeltvoorschriften, de lengte van de (consultatie)procedure om teeltvoorschriften nationaal vast te stellen en de voorziene administratieve lasten voor de overheid. Ook denken enkele lidstaten dat gedetailleerde teeltvoorschriften flexibiliteit weghalen bij de teler om met crisissituaties (ernstige ziekte- of plaagdruk) om te gaan. Nederland heeft aangegeven tegen bindende teeltvoorschriften te zijn zoals nu in het voorstel is opgenomen, omdat de overheid daarmee te veel de verantwoordelijkheid overneemt van de professionele gebruiker. Dit sluit aan bij de aangenomen motie Bisschop over het op een goede manier uitdragen van ondernemerschap6. Daarbij heeft Nederland wederom voorgesteld om het opstellen van bindende teeltvoorschriften niet te koppelen aan een algemeen percentage landbouwareaal, maar aan de teelten die de grootste bijdrage kunnen leveren aan het behalen van de reductiedoelen7. In die teeltvoorschriften zou dan bij voorkeur de nadruk liggen op IPM-aspecten die meer generiek zijn zoals het vaststellen van de schade met behulp van schadedrempels en het evalueren van de genomen maatregelen. De Commissie heeft aangegeven dit Nederlandse voorstel te willen bestuderen.
Elektronisch register voor IPM en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
Meerdere lidstaten zijn tegen een elektronisch register waarin professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen zowel de toepassing van IPM registeren als het gebruik van middelen registreren, omdat dit te belastend zou zijn voor telers. Enkele andere lidstaten hebben zo’n register al ingevoerd. Nederland heeft (her)bevestigd dat het positief staat tegenover zo’n register8. Wél heeft Nederland in de raadswerkgroep aangegeven dat hiervoor ICT-infrastructuur en ICT-koppelingen nodig zijn, die in Nederland en andere lidstaten vaak nog gebouwd moeten worden, omdat de huidige Richtlijn 2009/128/EG geen elektronische registers vereist. Hiervoor heeft Nederland een realistische overgangstermijn gevraagd. Het elektronische register is vormvrij, waarbij lidstaten de Commissie jaarlijks een samenvatting en analyse moeten sturen van door telers geregistreerde gegevens. Hiervoor kan de Commissie via uitvoeringshandelingen een standaardmodel vaststellen.
Planning vervolg
De zevende bespreking zal plaatsvinden op 6 en 7 februari 2023. Hierbij zal de artikelsgewijze behandeling van de hoofdstukken 5, 6 en 7 worden voortgezet. Hierin staan over het algemeen voorschriften die al aanwezig zijn in de huidige Richtlijn 2009/128/EG en die door Nederland zijn geïmplementeerd.
Tot slot wil ik u graag een correctie melden over de aantallen te doden dieren in verband met de BSE besmetting.
In mijn brief van 1 februari jl. (2023D03742), over de bevestiging uitslag BSE-positief rund, heb ik gemeld dat er 13 dieren gedood zouden moeten worden. Inmiddels is gebleken dat er totaal 8 dieren gedood zullen worden, waarvan 7 uit het geboorte- en voedercohort.
De reden voor deze aanpassing is dat de cijfers van de cohortbepalingen uit mijn brief van 1 februari jl. waren gebaseerd op de traceringsmethode die 12 jaar geleden gebruikt werd bij het vorige BSE-geval. Er werd toen gebruik gemaakt van ruimere termijnen om risicogevallen op te sporen dan tegenwoordig noodzakelijk is. Deze methode zat nog in het Nederlandse Identificatie en Registratie systeem verwerkt en daar heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit in eerste instantie gebruik van gemaakt. Bij de hercontrole zijn de termijnen gebruikt die op dit moment genoemd staan in de Europese Verordening9 en het bleek dat het Nederlandse systeem daar nog niet op was bijgewerkt. Daarom heb ik in eerste instantie een te hoog aantal runderen genoemd.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-32-1512.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.