21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1454 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 juli 2022

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

  • brief van 5 juli 2022 inzake de geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad 18 juli 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1452)

  • brief van 5 juli 2022 inzake het verslag Landbouw- en Visserijraad 13 juni 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1453)

  • brief van 21 juni 2022 inzake een voorstel voor wijziging van Plattelandsontwikkelingsverordening tijdelijke steun naar aanleiding van de gevolgen van de Russische invasie in Oekraïne (Kamerstukken 28 625 en 36 045, nr. 340).

De vragen en opmerkingen zijn op 11 juli 2022 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 15 juli 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Geurts

De griffier van de commissie, Jansma

Inleiding

Met deze brief beantwoord ik de vragen van de VVD-, D66-, CDA-, GroenLinks, PvdD-, CU-, en BBB-fractie van de Kamer die zijn gesteld tijdens het Schriftelijk Overleg Landbouw- en Visserijraad van 11 juli jl. Daarnaast bevat deze brief twee onderzoeksrapporten van Wageningen Economic Research (WEcR). In navolging van de eerste vier rapporten van WEcR over de gevolgen van de oorlog in Oekraïne, zijn twee aanvullende onderzoeken uitgevoerd naar de meer (middel)lange termijn effecten. Tevens wordt met de beantwoording voldaan aan het verzoek van de vaste Kamercommissie van 16 september 2021 om de gestelde vragen in één keer conform de gestelde termijn te ontvangen.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de aankomende landbouw- en visserijraad. Deze leden hebben daarbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie spreken hun waardering uit voor het feit dat het nieuwe Tsjechische voorzitterschap prioriteit legt bij het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Deze leden spreken hun zorgen uit over het behalen van de doelen in 2030, aangezien de toelating van nieuwe middelen vertraging oploopt bij de European Food Safety Authority (EFSA) en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Deelt de Minister deze zorg? Zo ja, wat gaat hij daaraan doen? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat de Minister er voorts voor zorgen dat ook andere lidstaten hun verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van de toelating van nieuwe middelen?

Antwoord

Ik zal de Kamer zo snel mogelijk het BNC-fiche doen toekomen over het voorstel van de Europese Commissie (hierna: Commissie) voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen. In dit fiche staat de inzet van het kabinet. Het is niet gebruikelijk om op de inhoud daarvan vooruit te lopen.

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister hoe boeren zich moeten voorbereiden op het insturen van hun aanpak voor de gecombineerde opgave begin volgend jaar, als de eco-regelingen van het Nationaal Strategisch Plan (NSP) nog niet zijn vastgesteld. Hoeveel flexibiliteit zal er voor de landbouwpraktijk zijn om tussentijds bij te sturen en afwegingen te maken?

Antwoord

De ecoregeling is vrij stabiel, en is inmiddels de simulatie tool waarmee boeren kunnen oefenen voor het invullen van de ecoregeling vrij ver ontwikkeld. Agrariers worden gevraagd om eind dit jaar aan te geven of ze willen deelnemen aan de ecoregeling. Zij kunnen echter nog wijzigingen doorvoeren. Dit is mogelijk voor percelen, tot de gecombineerde opgave op 15 mei, en voor activiteiten totdat zij een definitieve aanvraag hebben ingediend. Deze laatste dienen zij het najaar van 2023 in.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de agenda voor dit overleg. Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.

Gewasbeschermingsmiddelen

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het ambitieuze voorstel van de Europese Commissie om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te halveren in 2030. Deze leden ondersteunen de lijn om chemische middelen en de meest risicovolle pesticiden sterk terug te dringen, ten behoeve van de impact op het milieu, de biodiversiteit en de menselijke gezondheid. Kan een uiteenzetting worden gegeven van hoe het Europese beleid verschilt van wat Nederland op nationaal beleid heeft voorgenomen? Deze leden lezen dat de Minister zal pleiten voor een kritische beoordeling van het voorstel met studievoorbehoud. Kan worden aangegeven over welke aspecten Nederland zich specifiek kritisch zal uitlaten? Op welk onderdeel of welke onderdelen van het voorstel zou de regering een studievoorbehoud willen maken? Wanneer wordt het BNC-fiche verwacht?

Antwoord

Ik zal de Kamer zo snel mogelijk het BNC-fiche doen toekomen over het voorstel van de Commissie voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen. In dit fiche staat de inzet van het kabinet. Het is niet gebruikelijk om op de inhoud daarvan vooruit te lopen.

Ik zal in lijn met de motie van het lid Bisschop c.s. waarin de regering wordt verzocht te pleiten voor kritische beoordeling van de Green Deal en de Farm to Fork-strategie om de voedselzekerheid te borgen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1398), tijdens de Raad aandacht vragen voor voedselzekerheid in relatie tot dit voorstel.

Ik zal daarnaast in lijn met het behandelvoorbehoud van de Kamer en het recente verzoek van de Kamer om geen onomkeerbare stappen te zetten in de onderhandelingen over het voorstel aangeven dat Nederland een behandelvoorbehoud heeft, totdat het commissiedebat met de Kamer hierover heeft plaatsgevonden. Dit lijkt me gepaster dan een studievoorbehoud.

Ontbossingsstrategie

De leden van de D66-fractie betreuren het dat verschillende voorstellen van Nederland om de ontbossingsstrategie ambitieuzer te maken niet zijn meegenomen in het akkoord van de Raad. Kan de Minister aangeven of hij nog mogelijkheden ziet om deze wensen later gedurende het onderhandelingsproces in Brussel alsnog in te brengen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet? Hoe verwacht de Minister dat het Europees Parlement zich zal opstellen over de uitbreiding van het voorstel? Welke afspraken zijn er concreet gemaakt met betrekking tot het beter verankeren van mensenrechten en samenwerking met producerende landen?

Antwoord

Op 28 juni jl. is in de Milieuraad de algemene oriëntatie vastgesteld op het verordeningsvoorstel ontbossingsvrije producten. In de ministeriële tafelronde, waar de Minister voor Klimaat en Energie namens Nederland het woord voerde, waren er twee kampen te observeren: hout producerende lidstaten die het uiteindelijke onderhandelingsresultaat zeer ambitieus vinden en de Amsterdam Declaration Partnership landen, waaronder Nederland, die graag meer ambitie hadden gezien. Inmiddels heeft ook de ENVI-commissie in het Europees Parlement (hierna: EP) gestemd over haar rapport over het voorstel, om daarna naar verwachting in september hier plenair over te stemmen en dus de EP-positie vast te kunnen stellen. Daarna zal dit najaar de triloog onder Tsjechisch voorzitterschap starten tussen EP, Commissie en de Raad om tot een gezamenlijke eindresultaat te komen. Dit betekent een volgende fase in de onderhandelingen, waar Nederland zich zeker zal blijven inzetten om de ambitie omhoog te schroeven. Aangaande mensenrechten en samenwerking met producerende landen zijn in de op 28 juni vastgestelde Raadspositie specifieke bepalingen en toelichtingen daarop toegevoegd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 18 juli 2022 en hebben nog enkele vragen.

Ontbossingsvrije producten

Kan de Minister een inschatting maken van de positie die het Europese Parlement zal innemen ten aanzien van het voorstel betreffende ontbossingsvrije producten? Op welke manier gaat de Minister de voorstellen die Nederland heeft gedaan ten aanzien van ontbossingsvrije producten alsnog inbrengen?

Antwoord

Naar verwachting zal het EP in september stemmen om haar positie vast te leggen, dit mede op basis van het rapport van de ENVI-commissie over het voorstel. Er zijn meer dan 1000 amendementen ingebracht op het verordeningsvoorstel met daarin een brede reikwijdte: van terugschroeven van de ambities tot (veel) verder reikende ambities. Het is daarom moeilijk nu een inschatting te maken van de definitieve positie die het EP in september in zal nemen. Tijdens de triloog tussen EP, Commissie en Raad, die dit najaar naar verwachting zal starten, zal ik, samen met like-minded leden van de Raad, waar mogelijk en opportuun de Nederlandse wensen opnieuw inbrengen.

Gedachtewisseling over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten

De leden van de CDA-fractie vinden het goed en noodzakelijk dat de Europese Commissie de marktsituatie nauwgezet monitort, temeer omdat Nederland afhankelijk is van import van voedsel en grondstoffen en zonder import zelfs niet genoeg voedsel heeft om de Nederlandse bevolking te kunnen voeden.1 Kortom, de voedselzekerheid in Nederland is voor een aanzienlijk deel afhankelijk van wat er in het buitenland gebeurt. Is de Minister hiervan op de hoogte en op welke manier wordt onze onafhankelijkheid ten opzichte van het buitenland zo klein mogelijk gemaakt? Deze leden lezen dat de Commissie eerder al stelde dat een reeks maatregelen ervoor zou moeten zorgen dat de voedselzekerheid wereldwijd verhoogd wordt. Wat voor rol is hierin weggelegd voor Nederland? Ook wordt gesteld dat landbouwers en consumenten moeten worden gesteund voor de stijgende kosten voor onder meer energie en meststoffen. Is de Minister het met deze uitspraak eens? Zo ja, waarom is het dan in Nederland tot op heden niet of nauwelijks mogelijk om de boeren, tuinders en vissers financieel te steunen? Op welke manier neemt de Minister de internationale concurrentiepositie en het vestigingsklimaat van Nederland voor tuinders, vissers en boeren mee in beleidsvorming?

Antwoord

Voor de Nederlandse landbouw zijn de situatie op de Europese en mondiale landbouwmarkten, open handelsstromen en de aanvoer van grondstoffen en energie van groot belang. De Commissie onderkent de Europese afhankelijkheid van grondstoffen en heeft in de mededeling voedselzekerheid van 23 maart jl. maatregelen aangekondigd om de afhankelijkheid van kritische grondstoffen te verminderen en verder te werken aan de transitie naar een duurzaam Europese voedselsysteem in lijn met de Green Deal en o.a. het daaruit voortvloeiende Fit for 55-pakket en de Boer tot Bord- en Biodiversiteitstrategieën. Deze transitie is niet alleen nodig om klimaatverandering en verslechtering van de natuur tegen te gaan, maar daarmee ook om de mogelijkheden voor voedselproductie in de toekomst te behouden. Nederland onderschrijft deze Europese strategieën. Ons land draagt bij aan de implementatie door in te zetten op klimaatneutraliteit, herstel van biodiversiteit en natuur, de ontwikkeling van kringlooplandbouw, duurzame voedselsystemen, de energietransitie, de afhankelijkheid geïmporteerde grondstoffen en energie te verminderen, het ontwikkelen van alternatieve eiwitbronnen in de EU en ontwikkeling en toepassing van landbouwinnovaties. Ook buiten de EU zet Nederland in diverse landen met stakeholders en internationale organisaties in op de ontwikkeling van lokale landbouwproductie en toepassing van innovaties. Zoals in de brief van 25 mei jl. (Kamerstuk 36 045, nr. 84) over de economische gevolgen voor het bedrijfsleven van de situatie in Oekraïne is aangegeven, heeft het kabinet gekozen voor generieke steunmaatregelen voor het bedrijfsleven, waaronder de landbouw, tuinbouw sectoren ter compensatie voor gestegen productiekosten. Daarbij moet de stijging van kosten voor energie en meststoffen worden aangepakt door de afhankelijkheden te verminderen en innovaties in de verschillende sectoren te versnellen, wat bijdraagt aan het verdien- en concurrentievermogen van de sectoren in Nederland.

Bij beleidsvoering wordt de impact op de internationale concurrentiepositie van de landbouw, tuinbouw en visserijsectoren altijd meegewogen. De kenmerken van deze sectoren is dat zij onderdeel zijn van internationale ketens en daardoor relatief gevoelig zijn voor verstoring in productieketens en ontwikkelingen in de wereldhandel.

GLB- Nationaal Strategische Plannen

De leden van de CDA-fractie benadrukken nogmaals het belang van een snelle goedkeuring en steunen de uitspraak van de Minister waarin hij zegt van mening te zijn dat de goedkeuring zich moet focussen op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en niet op de bredere inzet die Nederland heeft voor het nationale beleid.

Gewasbeschermingsmiddelen

Het voorstel voor het verminderen van gewasbeschermingsmiddelen met 50% op EU-niveau is zeer ambitieus, vooral omdat de toelating van alternatieven erg langzaam verloopt, zo merken de leden van de CDA-fractie op. Een voorwaarde voor het halen van de doelen is dat de toelatingsprocedure van alternatieve middelen sneller verloopt en moderne veredelingstechnieken snel worden toegestaan. Wat wordt de inzet van de Minister op dit punt? Is de Minister het met deze leden eens dat de chemische middelen beschikbaar moeten blijven totdat er bewezen effectieve en betaalbare alternatieven beschikbaar zijn? Heeft de Minister de gevolgen op bedrijfsniveau in beeld? Heeft de Minister ook de politieke gevoeligheden als gevolg van het voorstel voor 50% reductie in beeld, zoals de opbrengstenderving die dit mogelijk tot gevolg heeft (in relatie tot de voedselzekerheid die momenteel onder druk staat)? Ook kan het zo zijn dat de voedselprijzen in de EU nog meer stijgen als gevolg van het voorstel, waardoor mogelijk meer vanuit niet-EU-landen wordt geïmporteerd, daar waar lagere eisen zijn op het gebied van duurzaamheid en gewasbeschermingsmiddelen. Wat wordt de inzet van de Minister op beide punten? Welke (mogelijk negatieve) gevolgen voorziet de Minister nog meer? Deelt de Minister de mening van deze leden dat het gaat om het terugdringen van de milieubelasting van de chemische gewasbeschermingsmiddelen in plaats van het terugdringen van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen? Zo ja, wat wordt de inzet van de Minister in de komende Landbouw- en Visserijraad op dit punt? Is de Minister bereid om voor te stellen om uit te gaan van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen per kilogram geoogst product in plaats van per hectare? Is de Minister daarnaast ook bereid om te pleiten voor een langere referentieperiode dan de voorgestelde 2015–2017?

Antwoord

Ik zal de Kamer zo snel mogelijk het BNC-fiche doen toekomen over het voorstel van de Europese Commissie voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen. In dit fiche staat de inzet van het kabinet. Het is niet gebruikelijk om op de inhoud daarvan vooruit te lopen.

Ik zal daarnaast in lijn met het behandelvoorbehoud van de Kamer en het recente verzoek van de Kamer om geen onomkeerbare stappen te zetten in de onderhandelingen over het voorstel aangeven dat Nederland een behandelvoorbehoud heeft, totdat het commissiedebat met de Kamer hierover heeft plaatsgevonden.

Conclusies van de Raad over strategische richtsnoeren voor aquacultuur

In de raadsconclusies vragen EU-lidstaten om maatregelen van de Commissie ter ondersteuning van de aquacultuursector, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Inmiddels is bekend dat er een miljard euro wordt vrijgemaakt uit het vorige visserijfonds (EMFF) om visserijbedrijven te ondersteunen. Uit EU-ramingen blijkt dat als de brandstofprijzen op dit niveau blijven, de vissersvloot van de EU 27,3 miljard euro misloopt, waardoor de duurzaamheid van de vloot in gevaar komt. Ook in Nederland is de situatie in de visserij kritiek. Deze leden gaan er dan ook van uit dat de Minister met grote spoed gebruik zal maken van de regeling(en) om vissers financieel te ondersteunen. Graag ontvangen zij een toezegging en een concrete planning van de Minister dienaangaande.

Antwoord

Zoals toegezegd aan de Kamer zal ik de Kamer voor 5 september nader informeren over de stand van zaken rondom een overbrugginsgregeling.

Er wordt overigens geen miljard euro vrijgemaakt onder het EMFF (EMFZV). De Commissie heeft aangegeven dat er EU-breed nog bijna een miljard euro onder het EMFZV niet is toegewezen. Om de lidstaten de mogelijkheid te bieden om dit overgebleven geld in te zetten voor deze crisis, is er een wijziging van de EMFZV-verordening goedgekeurd die dit mogelijk maakt. Nederland zet reeds in op een volledige besteding van het budget onder het EMFZV. Daarom wordt, in lijn met de gewijzigde motie van het lid Grinwis (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1448), een overbruggingsregeling uitgewerkt op basis van financiering vanuit het EMFAF, danwel de LNV-begroting.

Herziening van de EU-verordening dierenwelzijn bij transport (AOB)

De leden van de CDA-fractie lezen dat in het eindrapport over de herziening van de EU-verordening allerlei aanbevelingen genoemd worden om het dierenwelzijn bij transport te verhogen. Kan de Minister reflecteren op de aanbevelingen? Wat wordt de inzet van de Minister ten aanzien van de aanbevelingen en houdt hij hierbij rekening met de praktische uitvoerbaarheid en verhoogde kosten die dit mogelijk met zich meebrengt?

Antwoord

Het document dat geagendeerd is betreft een position paper met een gezamenlijke inzet met betrekking tot diertransporten van Nederland, Denemarken, Duitsland, Zweden en België (de zgn. «Vughtgroep»). Hierin worden de problemen geschetst en de gewenste aanpassingen die wat de Vughtgroep betreft meegenomen moeten worden in de herzieningsvoorstellen van de Commissie voor de transportverordening. Het betreft mijns inziens hierbij belangrijke aspecten, zoals transportduur, exporten naar niet-EU landen en vereisten voor drenken en voederen, maar ook het begrenzen van temperatuur-ranges waaronder getransporteerd zou mogen worden.

De Commissie zal een effectbeoordeling laten uitvoeren met betrekking tot potentiële wijzigingen van de verordening alvorens met haar uiteindelijke voorstellen te komen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda voor dit schriftelijk overleg en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de vele problemen en uitdagingen die de oorlog in de Oekraïne ook in andere landen veroorzaakt. Met name de stijgende voedselprijzen zijn een groot probleem voor MENA-landen (landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika) die afhankelijk zijn van import. De inspanningen van de EU om hierop te reageren met een hogere eigen productie of een vermindering van de eigen vraag door bijvoorbeeld minder biobrandstoffen of diervoeders, is verwaarloosbaar. Daarmee heeft Europa en Nederland een verwijtbaar aandeel in de honger elders en in de mogelijke sociale onrust die dit gaat veroorzaken. De oorlog heeft ook gevolgen voor boeren in Nederland, met name in de sectoren die veel energie en kunstmest verbruiken en de sectoren die veel granen voor diervoeders verwerken of gebruiken. Dat zijn in de meeste gevallen dezelfde sectoren van de landbouw die omwille van het klimaat en de natuur hun energieverbruik en andere emissies moeten beperken. Om nu deze sectoren met extra subsidies in staat te stellen te blijven vervuilen, is het paard achter de wagen spannen. Hoge energieprijzen zouden juist een stimulans moeten zijn om zuiniger met energie om te gaan. De bedrijven die eerder op energiezuinige technieken zijn overgestapt krijgen hierdoor een terecht concurrentievoordeel. De EU stelt voorwaarden aan een extra uitkering, maar de geannoteerde agenda gaat hier niet verder op in. Is het zo dat het geld alleen voor klimaatvriendelijke productiemethoden gebruikt mag worden, of is het inkomenssteun voor boeren die reeds klimaatvriendelijk werken? En wat is dan klimaatvriendelijk? Waarom is daarmee niet de gehele veehouderij uitgesloten, of minimaal alle veehouders uit veenweidegebieden en rundvee, pluimvee en varkenshouders die niet grondgebonden werken? Hoe worden de andere criteria toegepast? Sluit dit aan bij een bestaande systematiek? Waarom zou het steunbedrag verdeeld moeten of kunnen worden onder alle (of een derde) van alle glastuinbouwbedrijven als slechts een heel klein deel hiervan klimaat- en milieuvriendelijk werkt?

Antwoord

De Commissie heeft in de mededeling voedselzekerheid van 23 maart jl. maatregelen aangekondigd om de afhankelijkheid van kritische grondstoffen te verminderen en verder te werken aan de transitie naar een duurzaam Europese voedselsysteem in lijn met de Green Deal en o.a. het daaruit voortvloeiende Fit for 55-pakket en de Boer tot Bord- en Biodiversiteitstrategieën. Deze transitie is niet alleen nodig om klimaatverandering en verslechtering van de natuur tegen te gaan, maar ook de weerbaarheid te vergroten en daarmee de mogelijkheden voor voedselproductie in de toekomst te behouden. Mede met het nieuwe GLB beleid en de inzet van Nederland in het NSP wordt ingezet op de verduurzaming en de transitie van de landbouw in Nederland richting kringlooplandbouw. Het GLB-instrumentarium wordt gericht ingezet om boeren te ondersteunen die zich inspannen de omslag naar een meer duurzame bedrijfsvoering te maken. Een omslag van meer generieke naar meer doelgerichte betalingen die bijdragen aan klimaat- natuur en milieudoelen, zoals bijvoorbeeld de vergoedingen die voor boeren beschikbaar komen bij hun inzet voor de ecoregeling.

Vanwege de crisissituatie in Oekraïne onderstreept de Commissie tevens dat sectoren nu op korte termijn met hoge kostenniveaus te maken hebben. Om getroffen sectoren een beperkte verlichting te kunnen bieden heeft de Commissie, naast andere maatregelen, de landbouwcrisisreserve beschikbaar gesteld. Voor Nederland is € 8,1 miljoen beschikbaar, dat eerder door de grondgebonden landbouwsectoren bijeen is gebracht door inhouding van een deel op de directe betalingen. Ik heb deze EU-middelen toegevoegd aan het huidige GLB-budget voor de vergroening in 2022 voor grondgebonden landbouwers met substantiële aantallen varkens en pluimvee. Daarmee vloeien de EU-middelen terug naar de ontvangers van directe betalingen in sectoren die volgens onderzoek van Wageningen Economic Research (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 151) het meest getroffen zijn door o.a. de hogere voerprijzen. Tevens wordt daarmee voldaan aan de randvoorwaarde vanuit de Commissie dat het landbouwers op korte termijn ondersteunt die activiteiten verrichten waarmee de duurzaamheid doelstellingen (in dit geval vergroeningsmaatregelen op hun eigen grond) worden nagestreefd en de betalingen uiterlijk voor 30 september a.s. gedaan moeten zijn.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat nog de waarde van het NSP is nu Nederland op basis van de stikstofplannen en budgetten de veehouderij grondig gaat saneren en tegelijkertijd de niet-verlengde derogatie voor een enorme afname van de veestapel zal zorgen. Wat is nou nog de waarde van het NSP? Moet er niet een nieuw plan komen? Met het begeleiden van de transitie en het einde van de intensieve veehouderij als beleidsdoel? Hoe kan het dat het GLB wordt beschouwd als onvoorwaardelijk en de Minister het los wil zien van het bredere beleidsdoel? Horen de middelen niet hetzelfde doel te versterken? Is het niet redelijk dat de EU niet alleen wil weten wat er met het EU-geld gebeurt maar ook hoe dit bijdraagt aan alle doelen en dus hoe het hele beleid eruit ziet?

Antwoord

Het NSP stimuleert de transitie van de landbouw. In het NSP zijn, in overleg met de Kamer, provincies, waterschappen en stakeholders, keuzes gemaakt waar het de beschikbaarheid van het GLB-subsidie-instrumentarium de komende de jaren betreft voor de transitie in de landbouw. Hierbij is uitgangspunt en doel het GLB ondersteunend aan deze transitie te laten zijn, ondersteunend voor boeren die zich inspannen de omslag naar een meer duurzame bedrijfsvoering te maken. Het GLB dient, anders dan in de vraagstelling lijkt te worden verondersteld, niet los te worden gezien van de bredere nationale beleidsdoelen. Het is immers, zoals gesteld, ook ondersteunend daaraan. Wel is het mijn inzet om de goedkeuring van het NSP zelf niet afhankelijk te laten zijn van de voortgang van andere beleidsdossiers, dus de bredere beleidsdoelen. Die nationale discussie loopt immers nog. Jaarlijks zal aan de Commissie worden gerapporteerd over de inzet van het GLB en daarmee de bijdrage aan de gestelde doelen. Dat is echter wat anders dan de goedkeuring van het NSP afhankelijk te maken van de voortang van dossiers buiten het GLB.

Wat de gewasbeschermingsmiddelen betreft, zijn de leden van de GroenLinks-fractie van mening dat we zonder voorbehoud moeten streven naar een stevige afname van het gebruik ervan. Deze leden steunen initiatieven voor strengere keurings- en toepassingsregels. De vrees dat extra eisen aan de toepassing leidden tot minder gebruik, kan geen vrees zijn, dat is immers een doel. Nederland, een van de grootverbruikers van landbouwgif én het land met de slechtste waterkwaliteit, zou strengere toepassingsnormen juist moeten toejuichen. Deze leden hopen dat de Minister zijn verantwoordelijkheid neemt en de kant kiest van een gifvrije toekomst.

Antwoord

Ik zal de Kamer zo snel mogelijk het BNC-fiche doen toekomen over het voorstel van de Europese Commissie voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen. In dit fiche staat de inzet van het kabinet.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda van dit overleg en hebben nog vragen en opmerkingen.

Landbouwgif

Tijdens deze Landbouw- en Visserijraad zal het voorzitterschap de lidstaten vragen hoe zij de nieuwe Verordening inzake duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen beoordelen. Waarom geeft de Minister aan voornemens te zijn om te pleiten voor een kritische beoordeling van het voorstel? Kan hij eenduidig uitleggen wat hij hiermee bedoelt? Op welke manier is hij kritisch en op welke punten? Kan hij uitleggen wat de implicaties zijn van het maken van een studievoorbehoud?

In het commissiedebat Visserij en tuinbouw van 6 juli 2022 heeft het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren gevraagd of de Nederlandse inzet is om per lidstaat meerdere onderhandelaars (en waarnemers) te hebben om in Brussel over dit voorstel te onderhandelen. Zo kan het dossier door meerdere ministeries/beleidsterreinen gedragen worden, dus naast LNV ook VWS en I&W. Tijdens het debat heeft de Minister geen antwoord gegeven op deze vraag. Kan de Minister alsnog antwoorden wat de Nederlandse positie is ten aanzien van het aantal onderhandelaars? Kan hij daarnaast aangeven wanneer dit besproken is of wordt in een COREPER-vergadering?

Antwoord

Ik verwijs de leden van de Partij voor de Dieren-fractie naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD- en D66-fractie over het voorstel van de Commissie voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen.

Ik zal Nederland vertegenwoordigen in de overleggen met de Commissie en de andere lidstaten over dit voorstel. Zoals gebruikelijk bij alle EU-onderhandelingen wordt de Nederlandse inbreng interdepartementaal afgestemd met alle departementen, maar in dit geval in het bijzonder met IenW, SZW en VWS.

De voorbereiding voor de agendering van het voorstel voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen in de Landbouw- en Visserijraad van 18 juli a.s. heeft op 6 juli jl. plaatsgevonden in het Coreper.

GLB-NSP

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat het directoraat-generaal Milieu van de Europese Commissie er in een gelekte brief2 op wijst dat het Nederlandse NSP voor het GLB nog grote tekortkomingen kent voordat de EC het plan kan goedkeuren. Zo zijn onder andere de conditionaliteiten nummers 4 en 6 (voor bufferstroken en bodembedekking) niet in lijn met de Europese Verordening. Gaat de Minister deze GLMC’s aanpassen aan de minimale Europese voorwaarden, om zo een gelijk speelveld te creëren voor alle Europese boeren? Zo nee, waarom niet? Kan hij uitleggen wat de mogelijke consequenties daarvan zijn?

Antwoord

In het proces van goedkeuring van de NSP’s geeft Nederland verduidelijkingen op de Nederlandse situatie en de in het NSP gemaakte keuzes. Zo heb ik de Kamer meermaals geïnformeerd dat er in het goedkeuringsproces met de Commissie discussie plaatsvindt over de conditionaliteiten, zoals over GLMC 4 en 6. Een discussie over de precieze invulling ervan waarbij voor mij vertrekpunt is de minimale voorwaarden zoals in de Strategisch Plan-verordening voor de conditionaliteit zijn vastgelegd. Voor GLMC 4 (bufferstroken) geldt specifiek dat ik de invulling in het GLB gelijk wil trekken met de voorwaarden die in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn worden gesteld.

Ook noemt het DG Milieu de Nederlandse doelen voor biologische landbouw «notoir laag». De leden van de Partij voor de Dieren-fractie beamen dat en vinden het doel voor slechts 5% biologische landbouw in 20273 (terwijl het Europese doel op 25% in 2030 staat) bijna beschamend. Waarom wil de Minister dat Nederland zó achter blijft lopen in de EU als het gaat om biologische landbouw? Graag ontvangen deze leden daar een reactie op. Zij roepen de Minister op om het doel voor zowel biologische productie als consumptie flink te verhogen en Nederlandse boeren hiermee perspectief te bieden op een duurzaam verdienmodel. Tevens roepen zij de Minister op om volledige en correcte aanpassingen te maken aan het concept-NSP om deze in lijn te brengen met de afspraken die op Europees niveau gemaakt zijn op sociaal en ecologisch vlak, en de pogingen om hier onderuit te komen direct te staken.

Antwoord

Nederland steunt de ambities van de Green Deal en is het eens dat biologische landbouw een duurzaam perspectief biedt. De Commissie streeft naar 25% biologisch areaal in de EU in 2030. De Commissie begrijpt ook dat dit percentage in Nederland niet haalbaar is gezien het huidige biologische areaal van 3.85%, maar spoort Nederland aan om meer te doen. Nederland heeft een aantal extra maatregelen in het NSP genomen en de doelstelling gekoppeld aan de betreffende resultaatindicator opgehoogd naar 5% in 2027. Dit percentage is gekozen om niet vooruitlopen te lopen op het traject dat is ingezet voor het ontwikkelen van een nationaal actieplan voor biologische productie en consumptie, waarin naar passende ambities binnen de Nederlandse context wordt gekeken met balans tussen de groei van biologische productie en consumptie. Het is niet wenselijk productie alleen via het GLB te stimuleren, zonder dat er ook voldoende afzet/consumptie mogelijk is. Dit actieplan ontvangt de Tweede Kamer in september. Deze gebalanceerde aanpak past bij de inzet van de Europese Commissie en de posities van de Raad en het Europees Parlement hierover.

Ontbossingsverordening

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat er een akkoord is over de Raadspositie met betrekking tot de Ontbossingsverordening. Nederland geeft aan dat het in het bijzonder succes heeft behaald met het beter verankeren van mensenrechten en samenwerking met producerende landen. Kan de Minister nader toelichten hoe mensenrechten beter zijn verankerd en welke afspraken hierover binnen de Raad zijn gemaakt?

Antwoord

Op 28 juni jl. is in de Milieuraad de algemene oriëntatie op het verordeningsvoorstel over ontbossingsvrije producten vastgesteld. Aangaande de verankering van mensenrechten is een bepaling opgenomen die verwijst naar de universele rechten van de mens en specifiek voor inheemse volkeren de verwijzing naar de UN Declaration on the Rights of Indigenous Peoples, waaraan door alle marktdeelnemers, die vallen onder de Verordening, voldaan moet worden.

Strategische richtsnoeren voor aquacultuur: Raadsconclusies

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat Europa een toekomst ziet voor viskwekerijen binnen een «duurzaam» voedselsysteem. Hierbij wijzen deze leden erop dat een kweekvissector niet duurzaam kan zijn wanneer er visetende vissen worden gekweekt op basis van vis, afkomstig uit zeeën en oceanen. Dit stimuleert namelijk dat er meer wordt gevist, met als gevolg overbevissing. Bovendien is veel vismeel, bestemd als voer voor de aquacultuur, afkomstig uit wateren rondom Afrika, waar de vis weg wordt gevangen van de lokale bevolking om dan hier te gebruiken als voer in de aquacultuur. Hiermee stimuleert vismeel voor de viskwekerijen niet alleen overbevissing, maar verstoort het ook lokaal voedselaanbod. Is de Minister ervan op de hoogte dat 20 tot 25 procent van alle uit het wild gevangen vissen wordt gebruikt om vismeel en visolie te maken?4 In hoeverre acht de Minister de praktijk van het vangen van vissen uit het wild om deze te voeren aan vissen in viskwekerijen duurzaam? Beaamt de Minister dat een «duurzame viskwekerij» betekent dat er geen vis uit het wild gevangen wordt om die vervolgens als visvoer in de viskwekerij te voeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in hoeverre steunt de Minister het uitfaseren van de fok en kweek van visetende vissoorten, zodat uiteindelijk geen uit het wild gevangen vis gevoerd wordt aan viskwekerijen? Is de Minister het eens dat Europese viskwekerijen, zolang deze nog visetende soorten houden, geen vismeel zouden moeten gebruiken dat afkomstig is uit wateren van ontwikkelingslanden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de Minister voornemens hieraan te ondernemen?

Antwoord

Ik beschik niet over gedetailleerde informatie over de hoeveelheden gevangen vis welke gevoerd wordt aan kweekvis. Ik ben van mening dat het gebruik in de viskweek van vismeel en visolie uit in het wild gevangen vis, ongeacht waar die gevangen is, mogelijk is mits de vis op een verantwoorde manier gevangen is. Visvoerfabrikanten zijn bezig om minder vismeel en -olie te gebruiken als grondstof voor viskweek. Zo wordt de hoeveelheid vis die gevangen wordt om voer te produceren voor met name zalm en forel sterk gereduceerd.

Vissenwelzijn

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich zorgen over grote aantasting van het welzijn van dieren die gehouden worden in Europese viskwekerijen, tijdens het kweken, houden, transporteren en het slachten van deze dieren. Heeft de Minister kennis genomen van deze welzijnsproblemen en van het rapport «Fish Welfare in European Aquaculture»5 van Eurogroup for Animals? Zo ja, wat is de reactie van de Minister op het rapport? Is de Minister van mening dat deze welzijnsproblemen, die ontstaan door onder andere slechte waterkwaliteit, hoge visdichtheid, het houden van vissen in kooien en pijnlijke slachtmethodes, aangepakt moeten worden? Is de Minister van mening dat enkel het vrijblijvend toepassen van «beste praktijken» tot nu toe niet heeft gezorgd voor verbetering van dierenwelzijn in de Europese viskwekerijen? Gaat de Minister zich inzetten voor bindende regelgeving op het gebied van dierenwelzijn in de visserij en in viskwekerijen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer en hoe gaat de Minister dit actief in Europa aankaarten? Is de Minister van mening dat het aankomend Europese verbod op het houden van dieren in kooien tevens moet gelden voor zalm en andere vissen en zal hij zich hier in EU-verband voor inzetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat de Minister zich hiervoor hard maken? Gaat de Minister zich inzetten voor het verplicht toepassen van adequate slachtmethodes die ervoor zorgen dat vissen onmiddellijk bewusteloos en ongevoelig voor pijn zijn op het moment van slacht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat de Minister zich hiervoor inzetten?

Antwoord

De leden van de fractie van de partij voor de Dieren kaarten de welzijnsproblemen in Europese viskwekerijen aan die kunnen optreden bij het houden, transporteren en slachten van de dieren. Ik ben van mening dat middels regelgeving op EU-niveau ingezet moet worden om het welzijn van vissen te verbeteren. Dit betreft ook adequate slachtmethoden voor kweekvissoorten. Daar pleit ik dan ook voor in EU-verband.

De mededeling van de Commissie over het Europees burgerinitiatief «End the Cage Age» heeft geen betrekking op kooien voor de huisvesting bij viskweek.

De Commissie is bezig met een herziening van de dierenwelzijnswetgeving. Daarbij zal in de toekomst ook naar vissenwelzijn worden gekeken. In dit traject wil ik me inzetten voor eisen over houderij, transport en doden van vissen.

Octopussen

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken verder op dat momenteel ‘s werelds eerste octopuskwekerij op Gran Canaria wordt gebouwd. Deze leden vinden dat de octopus helemaal niet thuishoort in een kwekerij. Octopussen zijn hyperintelligente dieren, die solitair leven. In kale massale kwekerijen is er geen enkele ruimte voor hun natuurlijke gedrag. Bovendien moeten octopussen gevoed worden met andere vissen en bestaat er geen methode om de dieren pijnloos te doden. Kortom, het bouwen van een octopuskwekerij is een zeer dieronvriendelijk en niet-duurzaam plan en zou volgens deze leden verboden moeten worden. Is de Minister ervan op de hoogte dat octopussen vissen eten en in gevangenschap gevoerd moeten worden met vismeel en visolie? Deelt de Minister de zorg dat het starten van octopuskwekerijen bijdraagt aan verdere biodiversiteits- en voedselzekerheidsproblemen in West-Afrika, zoals beschreven in het rapport «Octopus factory farming: a recipe for disaster?» van Compassion in World Farming? Deelt de Minister de conclusie uit dit rapport dat het openen van octopuskwekerijen niet compatibel is met de Strategische richtsnoeren voor een duurzamere en concurrerendere EU-aquacultuur (SAGs) omdat deze richtlijnen de reductie van vismeelgebruik nastreven en octopuskwekerijen juist een toename van vismeelgebruik veroorzaken? Deelt de Minister de conclusies uit het rapport dat octopussen niet geschikt zijn om gehouden te worden in kwekerijen, omdat dit leidt tot ernstige verstoring van hun welzijn? Is de Minister het er verder mee eens dat een octopuskwekerij niet thuishoort in een «duurzame aquacultuurstrategie»? Zo nee, waarom niet en op basis van welk onderzoeksgegevens over het welzijn en het natuurlijk gedrag van octopussen baseert de Minister zijn goedkeuring? Zo ja, is de Minister bereid in Europa actief te pleiten tegen de komst van octopuskwekerijen?

Antwoord

Ik wijs het kweken van nieuwe aquatische soorten zoals octopussen niet op voorhand af.

De dieren moeten wel op een goede manier gekweekt kunnen worden. De houderijomstandigheden moeten zoveel mogelijk afgestemd zijn op de welzijnsbehoeften van de diersoort (en het levensstadium). Het is daarom nodig dat de bedrijven samenwerken met onderzoeksinstellingen.

Het gebruik van vismeel en visolie uit in het wild gevangen vis, ongeacht waar die gevangen is, moet mogelijk zijn. De vis moet wel op een verantwoorde wijze gevangen zijn.

Aalscholvers

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat in de «Strategische richtsnoeren voor een duurzamere en concurrerendere EU-aquacultuur» wordt verwezen naar co-existentie van viskwekerijen en aalscholvers, die worden aangetrokken door de viskwekerijen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen verder dat mogelijke economische schade door aalscholvers en andere beschermde vogels en roofdieren aan de orde zal komen en zijn bezorgd over het feit dat afschot van aalscholvers als optie wordt gezien in het document «INTERCAFE Cormorant Management Toolbox»7, gepubliceerd op de website van de Europese Commissie. Klopt het dat afschot van aalscholvers een optie is? Zo ja, wat is de positie van Nederland hieromtrent? Welke andere voorstellen worden er gemaakt in het document om mogelijke economische schade te voorkomen? Welke voorstellen steunt Nederland? Deelt de Minister de opvatting dat viskwekerijen economische schade dienen te voorkomen door het nemen van preventieve, diervriendelijke en dus niet-dodelijke maatregelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat de Minister er in Europa voor zorgen dat er ingezet wordt op het voorkomen van economische schade in plaats van beschermde dieren te schieten? In antwoord op eerdere vragen van deze leden gaf de Minister aan geen aanleiding te zien om verandering te brengen in de beschermde status van de aalscholver. Kan de Minister daarom toezeggen dat hij zich in Europees verband inzet voor handhaving van de beschermde status van de aalscholver onder de Europese Vogelrichtlijn en tegen het afschieten van aalscholvers?

Antwoord

De aalscholver heeft op grond van de Europese Vogelrichtlijn een beschermde status. Het is in sommige gevallen mogelijk om via derogaties een vrijstelling te krijgen van het verbod op het opzettelijk doden van de vogels. Hierbij dient wel aan strikte voorwaarden te worden voldaan. Zolang er bevredigende alternatieven zijn is het opzettelijk doden van aalscholvers niet toegestaan en daarbij ook onwenselijk. Ik zal me blijven inzetten voor de handhaving van de beschermde status van de aalscholver.

Import van kangoeroeproducten

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen tot slot naar de stand van zaken met betrekking tot de aangenomen motie van het lid Wassenberg die de regering oproept om de toegang van omstreden producten zoals kangoeroevlees tot de Europese markt aan te kaarten bij de Europese Commissie (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1376). De Minister maakte eerder duidelijk dat hij de zorgen over de gruwelijke jacht op kangoeroes in Australië deelt. Toch worden er ook in Nederland nog altijd kangoeroeproducten op de markt gebracht en speelt de EU als de grootste importeur van kangoeroevlees en kangoeroeleer een grote rol bij het in stand houden van de jacht. Deze leden wijzen de Minister op het plan van de Europese Commissie om bij de import van producten gelijke productiestandaarden te eisen van niet EU-landen.8 Kan de Minister bevestigen dat dit mogelijkheden geeft om EU-normen voor dierenwelzijn te laten gelden voor geïmporteerde dierlijke producten, zonder dat dit in strijd is met juridische bepalingen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO)? Welke mogelijkheden ziet de Minister hierbij voor het weren van kangoeroeproducten van de Europese markt en hoe gaat hij zich hier voor inzetten?

Antwoord

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 24 mei jl. heb ik de Kamer geïnformeerd hoe de motie waarin de regering verzocht wordt om dierenwelzijn omtrent kangoeroeproducten bij de Commissie aan te kaarten, is uitgevoerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1438).

De Commissie heeft op 3 juni jl. het rapport gepubliceerd over een onderzoek naar de juridische en rationale haalbaarheid van het toepassen van EU gezondheids- en milieunormen op ingevoerde landbouw- en agrovoedingsproducten. Het rapport maakt duidelijk dat het in specifieke, onder WTO-regels omschreven omstandigheden mogelijk is om autonome maatregelen te nemen die in overeenstemming zijn met het WTO kader. De Commissie geeft aan dat de inzet van autonome maatregelen van geval per geval bekeken moet worden op WTO-conformiteit, de technische en economische haalbaarheid van controle mechanismen, en de daadwerkelijke impact in relatie tot het te bereiken doel.

In het rapport geeft de Commissie aan dat zij bij de herziening van EU-dierenwelzijnswetgeving onder meer na zal denken over de invoering van regels op grond waarvan ingevoerde producten verkregen moeten zijn onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de dierenwelzijnsvoorschriften van de EU en/of van een etiketteringsverplichting die ook geldt voor ingevoerde producten In dat proces zal de Commissie toetsen op de in het rapport uiteengezette criteria. Ik volg dit traject nauwlettend.

De EU-dierenwelzijnsvoorschriften hebben echter geen betrekking op de jacht. Het is, zoals ik in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 24 mei jl. al gemeld heb, uiteindelijk aan de Australische overheid op welke manier kangoeroejacht gereguleerd wordt, net zoals EU lidstaten zelfstandig de jacht op wild reguleren met inachtneming van de staat van instandhouding van de soort en dierenwelzijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 18 juli en andere brieven van de Minister. Alvorens deze leden overgaan tot het meegeven van enkele punten voor de raad zelf, willen zij stilstaan bij derogatie en visserij in EU-verband.

De leden van de ChristenUnie-fractie vernemen zorgwekkende berichten van de Minister en via de media over het voortzetten van de derogatie voor Nederland. Deze leden zijn vóór behoud van de derogatie, met het oog op gezonde bodem, duurzaam landgebruik, milieu en klimaat en gezonde melkveehouderijen. Aangezien de Minister de Kamer de afgelopen maanden meermaals op de hoogte heeft gesteld van de beroerde stand van zaken komt dit niet als een verassing. Wil de Minister zich blijven inzetten voor zoveel mogelijk behoud van de derogatie? Verlies hiervan kent veel nadelen die ook de Minister zelf noemt in zijn brieven, zoals stijging in het gebruik van kunstmest, omzetting van blijvend grasland naar bouwland, meer maïsteelt en groter risico op mestfraude. Het gebrek aan integraliteit bij de Europese Commissie wanneer het gaat om de transitie naar een landbouwmodel dat vol te houden is frustreert deze leden. Wil de Minister blijven hameren op een integraal gesprek met de Commissie, waarbij derogatie, het actieprogramma Nitraatrichtlijn, klimaat en boer-tot-bord-strategie én bescherming van de Natura 2000-gebieden gezamenlijk bekeken worden, zodat niet versmalling van de norm bij het ene vlak, bijvoorbeeld op derogatie, gaat zorgen voor problemen op een ander vlak, zoals klimaat? Bovendien zou het zo moeten zijn dat een transitie aangejaagd door natuurbescherming, de andere uitdagingen, te weten water, klimaat en luchtkwaliteit, maximaal mee kan nemen. Wil de Minister er in gesprek met collega’s op wijzen dat goed landbouwbeleid niet alleen voedsel- of natuurbelangen beschermt, maar ook sociaal-culturele belangen?

Antwoord

Ik voer deze gesprekken reeds op integrale wijze en neem de Commissie ook mee in wat het Europees beleid teweeg brengt op het platteland. Tegelijkertijd moet Nederland, net als de andere EU-landen voldoen aan de verschillende Europese richtlijnen en verordeningen die de kaders vormen waarbinnen de Nederlandse landbouw zich kan bewegen. De opgave van de gebiedsgerichte aanpak is juist om gebiedsgericht tot integrale oplossingen te komen die zorgen voor het bereiken van de doelstellingen zoals deze zijn vastgelegd in onder andere Europese regelgeving.

De leden van de ChristenUnie-fractie zouden ook dit bezoek aan Brussel van de Minister willen aangrijpen om nogmaals in te gaan op de noodsituatie in de Nederlandse visserijsector. Wil de Minister blijven knokken voor brandstofsteun uit het Brexit Adjustment Reserve (BAR) en in Europa benadrukken dat een gelijk Europees speelveld ook gelijke doorlooptijden van procedures zou moeten betekenen? Wil hij bovendien inzetten op een Europese, gezamenlijke verduurzamingsstrategie van met name de kottervloot, waarvoor puls-technologie, zeker gezien de brandstofcrisis, dé uitkomst kan bieden?

Antwoord

Zoals toegezegd aan de Kamer, volgend op de gewijzigde motie van het lid Grinwis (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1448) werk ik momenteel een overbruggingsregeling voor de visserijsector uit. Ik heb de Kamer laten weten dat ik voor 5 september een stand van zaken hierover zal geven. Daarbij kijk ik naar wat de snelste manier is om te komen tot een overbruggingsregeling maar zoals aangegeven zal het sowieso enkele maanden kosten om tot een openstelling van een regeling te komen. Deze overbruggingsregeling wordt niet gerealiseerd vanuit de middelen die beschikbaar zijn in het kader van de BAR.

Parallel werk ik aan het zo spoedig mogelijk kunnen openen van de saneringsregeling in kader van de BAR. Doorlooptijden zijn mede afhankelijk van de complexiteit van regelingen en daarmee de tijd die benodigd is om tot afstemming te komen en de notificatieprocedure met succes te doorlopen. Ik blijf in Brussel het belang van een spoedige goedkeuring van deze regeling benadrukken.

Met de brief van 1 juli jl. (Kamerstukken 29 675 en 33 450, nr. 210) heb ik de geïnformeerd over mijn inzet op het realiseren van een visie voor voedselwinning uit zee en grote wateren en ook mijn internationale inzet hierbij. Daarbij zal ik aandacht blijven vragen voor de positieve effecten van de inzet van het pulstuig maar is hiervoor, zoals ook eerder aangegeven, op dit moment geen draagvlak.

De leden van de ChristenUnie-fractie vernemen dat op de Landbouw- en Visserijraad gesproken zal worden over het Tsjechische EU-voorzitterschap, ontbossingsvrije producten, ontwikkeling op de landbouwmarkten, het proces rondom de NSP’s, gewasbeschermingsmiddelen, strategische richtsnoeren voor aquacultuur en diertransporten. Deze leden willen de Minister hier nog enkele zaken over meegeven. Ten aanzien van ontbossing zijn verschillende voorstellen van Nederland niet meegenomen in het akkoord van de Raad. Wil de Minister deze alsnog onder de aandacht van de LenV-raad en Commissie brengen? Niet alleen bossen staan onder druk, ook andere ecosystemen zijn kwetsbaar. Voorziet de Minister een uitbreiding van de ontbossingsverordening naar andere ecosystemen dan wel gelijksoortige verordeningen voor andere kwetsbare gebieden? Handhaving van internationale afspraken tussen landen of bedrijven ten aanzien van bescherming van bossen en mensenrechten is het grote gat tussen ambities en werkelijkheid. Kan de Minister de Commissie vragen de ontbossingsverordening hierop te versterken?

Antwoord

Zoals bij eerdere vragen aangegeven is 28 juni jl. in de Milieuraad de algemene oriënatie op het verordeningsvoorstel ontbossingsvrije producten vastgesteld. Deze maand stemt de ENVI-ommissie in het EP over haar rapport over het voorstel om daarna naar verwachting in september hier plenair over te stemmen en dus de EP-positie vast te kunnen stellen. Er zijn meer dan 1000 amendementen ingebracht op het verordeningsvoorstel die een brede range aangeven van terugschroeven van de ambities tot (veel) verder reikende ambities, waaronder uitbreiding naar andere en meer ecosystemen. Na vaststelling van de EP-positie zal dit najaar de triloog onder Tsjechisch voorzitterschap starten tussen EP, Commissie en de Raad om tot een eindresultaat te komen. In deze volgende fase van de onderhandelingen, zal Nederland zich blijven inzetten om de ambitie op te schroeven, incl. uitbreiding naar meer ecosystemen. Aangaande de relatie tussen tegengaan van ontbossingen en mensenrechten kan ik aangeven dat in de op 28 juni overeengekomen algemene oriëntatie een versterking is opgenomen van de plicht voor alle marktdeelnemers die onder de Verordening vallen, om te voldoen aan de UN Declaration on the Rights of Indigenous Peoples.

Ten aanzien van ontwikkeling op de landbouwmarkten vragen de leden van de ChristenUnie-fractie welke actie Europa concreet voorstelt om voedselzekerheid veilig te stellen met name in landen die afhankelijk zijn van graan uit Oekraïne. Hoe wordt voorkomen dat voor menselijke consumptie geschikt graan nog eerder ingezet wordt als veevoer in Europa dan verscheept wordt naar Noord-Afrika en Midden-Oosten?

Antwoord

Op initiatief van de Commissie is op 12 mei jl. het actieplan voor solidariteitscorridors (hierna: Solidarity Lanes) tussen de EU en Oekraïne gepubliceerd. De Kamer is hierover op 3 juni middels een brief geïnformeerd (Kamerstukken 36 045 en 22 112, nr. 85). Het actieplan heeft als doel om bij te dragen aan voedselzekerheid en het stabiliseren van wereldwijde voedselmarkten door het wegnemen van praktische barrières die de uitvoer van voedselproducten beperken. Alternatieve en geoptimaliseerde logistieke routes voor alle transportmodaliteiten, de zogenaamde «EU-Ukraine Solidarity Lanes», moeten ervoor zorgen dat (landbouw)producten (w.o. graan) vanuit Oekraïne via de EU de wereldmarkt weer kunnen bereiken. De Commissie beoogt hiermee 20 miljoen ton opgeslagen granen uit Oekraïne te vervoeren in een periode van drie maanden. De Commissie heeft echter al meermaals aangegeven dat de Solidarity Lanes het oorspronkelijke maritieme vervoer vanuit Oekraïne niet kunnen vervangen in volume.

De EU is de grootste producent en exporteur van granen ter wereld en ook recent is graan vanuit de EU belangrijk geweest voor de invoer van granen in landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Zo heeft Egypte recent 825.000 ton tarwe aangekocht, waarvan 640.000 ton uit de EU. Daarmee wordt het wegvallen van graan uit Oekraïne voor een deel gecompenseerd. Uit de recente gegevens van de Europese Commissie wordt in seizoen 2022/2023 een export van 38 mln. ton tarwe verwacht.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe bij de Europese voorstellen rondom gewasbeschermingsmiddelen precisielandbouw en de opschaling van high tech-landbouw meegenomen worden. Deze leden zouden graag voorkomen zien dat verminderen van gebruik van gewasbeschermingsmiddelen alleen voorzien wordt met volledige omschakeling naar een biologisch bedrijfsmodel; ook binnen de reguliere akkerbouw is nog veel winst te behalen in het verminderen van gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Antwoord

Ik zal de Kamer zo snel mogelijk het BNC-fiche doen toekomen over het voorstel van de Europese Commissie voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen. In dit fiche staat de inzet van het kabinet.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met de aandacht voor een duurzame groei van aquacultuur en het verzoek om meer samenhang tussen EU-milieuwetgeving en aquacultuur. Wil de Minister dit verzoek ondersteunen?

Antwoord

Ik ondersteun het verzoek voor meer samenhang tussen een duurzame groei van aquacultuur en Europese milieuwetgeving.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat het beheer van predatoren soms een onvermijdelijke rol speelt bij bescherming van een bedreigde soort of kwetsbaar natuurgebied, maar dat hierbij ook altijd gekeken zal moeten worden naar de impact op de bejaagde soort zelf, zeker wanneer deze net van een beschermde status af is, zoals de aalscholver. Bovendien zou het uitgangspunt altijd moeten zijn dat gestreefd wordt naar een ecosysteem in balans, en moet voorkomen worden dat de impact van menselijke activiteit op een ecosysteem wordt afgeschoven op een natuurlijke, inheemse predaterende soort. Wil de Minister deze kanttekeningen meegeven bij het verzoek aan de Europese Commissie?

Antwoord

De bescherming van de aalscholvers op grond van de Vogelrichtlijn is nog steeds van kracht. Zoals eerder aangegeven zal ik me blijven inzetten voor de handhaving van de beschermde status van de aalscholver. De naleving van de Europese Vogelrichtlijn blijft daarbij het uitgangspunt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Het lid van de BBB heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad en heeft daarbij nog enkele vragen.

Ontbossingsvrije producten

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het voorstel «Ontbossing en bosdegradatie veroorzaakt door EU-consumptie en productie te minimaliseren en daarnaast om de vraag op de Europese markt naar goederen en producten die legaal en ontbossingsvrij zijn geproduceerd te vergroten». Welke gevolgen heeft het voorstel voor Nederland? Welke stappen heeft Nederland hier al in gezet?

Antwoord

Op 28 juni jl. is in de Milieuraad de Raadspositie op het verordeningsvoorstel ontbossingsvrije producten vastgesteld. Inmiddels heeft de ENVIcommissie in het EP gestemd over haar rapport over het voorstel en zal naar verwachting in september hier plenair over te stemmen en dus op die wijze de EP positie vaststellen. Daarna zal dit najaar de triloog onder Tsjechisch voorzitterschap starten tussen EP, Commissie en de Raad om tot een gezamenlijke eindresultaat te komen.

Dit betekent een volgende fase in de onderhandelingen, waarvan nu op voorhand nog niet valt te voorspellen wat de precieze uitkomst zal zijn. Wel verwacht ik dat Nederland en met name het Nederlands bedrijfsleven in een goede uitgangspositie zal zitten. Dit vanwege de al jaren lopende transitie van bedrijven en maatschappelijke organisaties naar productie en koop van duurzaam geproduceerde producten. Het Nederlandse bedrijfsleven, uit wens voor een beter «level playing field» binnen de EU, heeft mede gevraagd om deze EU-regelgeving.

Gedachtenwisseling over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten

Het lid van de BBB-fractie vindt dat de blokkades in de haven van Oekraïne zo snel mogelijk opgeheven moeten worden om verdere gevolgen te voorkomen. Kan de Minister toelichten wat er wordt gedaan om de blokkades in de havens van Oekraïne op te heffen en welke maatregelen er momenteel worden getroffen om de uitvoer van grondstoffen vanuit Oekraïne te vergroten? Kan de Minister ook toelichten welke bijdrage hij zelf hieraan gaat leveren om de uitvoer van grondstoffen vanuit Oekraïne te vergroten zodat deze grondstoffen niet verloren gaan en dat er opslagruimte komt voor de nieuwe oogst?

Antwoord

De Commissie heeft in haar mededeling van 12 mei jl. over Solidarity Lanes de Europese acties uiteengezet om Oekraïne te ondersteunen in de uitvoer van grondstoffen via land door de EU. Hierbij heeft de Commissie onder andere de rol op zich genomen om vragende en biedende partijen van bijvoorbeeld materieel en opslagmogelijkheden met elkaar in contact te brengen. Aangezien het enige alternatief voor uitvoer door Oekraïne na blokkade van haar zeehavens, over land is, hebben vooral de buurlanden van Oekraïne in de EU een rol daarin. Evenals lidstaten op de route van de grens tot aan de dichtstbijzijnde zeehavens. Transport en opslag via Nederland zou de transportkosten dermate hoog maken dat dit waarschijnlijk niet meer aantrekkelijk is voor graanhandelaren. De Minister van I&W informeert de Kamer over de Nederlandse inzet op het gebied van transport.

Ook merkt het lid van de BBB-fractie op dat door de aanhoudende hoge prijzen van grondstoffen de kosten voor boeren op blijven lopen. Ook zijn binnen verschillende sectoren de opbrengstprijzen dermate laag dat er geld bijgelegd met worden. Kan en gaat de Minister gebruikmaken van de mogelijkheid van steunmaatregelen om deze ondernemers te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

In het kader van de mededeling voedselzekerheid van 23 maart jl. heeft de Commissie een aantal maatregelen aangekondigd, waaronder de mogelijkheid tot voorschotbetaling op de directe betalingen, particuliere opslag van varkensvlees en de inzet van de landbouwcrisisreserve van € 8,1 mln. in Nederland vanuit de EU-middelen. Nederland heeft gebruikt gemaakt van deze mogelijkheden, in aanvulling op de verlaging van accijnzen die in april is ingevoerd. Voor het gebruik van de overige Europese steunkaders verwijs ik de Kamer naar de brief van het kabinet van 25 mei jl. (Kamerstuk 36 045, nr. 84).

Het lid van de BBB-fractie constateert dat veel vissers ernstig leiden onder de huidige situatie. De Minister geeft aan dat er op dit moment geen gebruik kan worden gemaakt van steunmaatregelen om de visserij te ondersteunen, wat mede komt door het goedkeuringsproces van de EU hiervoor. Wat doet de Minister eraan om dit goedkeuringsproces te versnellen en om zo snel mogelijk over te gaan op het geven van steun aan de vissers? Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat er door deze vertraging van het verlenen van steun aan de visserijsector geen koude sanering van deze sector wordt gecreëerd?

Antwoord

Er zijn zoals gemeld mogelijkheden om steun te verlenen aan vissers in het kader van het toepassen van deminimis, en ook in het opzetten van een regeling in het kader van de EU-visserijfondsen,. In beide gevallen dient hiervoor een regeling opgesteld te worden en in uitvoering te worden gebracht wat tijd vergt. Zoals aangegeven in het tweeminutendebat van 7 juli jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 102, Tweeminutendebat Visserij en tuinbouw) kom ik voor 5 september met een stand van zaken rondom de toegezegde uitwerking van een overbruggingsregeling.

Het lid van de BBB-fractie maakt zich grote zorgen over het voortbestaan van de Nederlandse visserijsector. De Minister geeft aan dat hij wil overgaan naar een duurzame vloot en hier 440 miljoen euro voor klaar heeft liggen om dit toe te gaan passen. Het is goed om de visserijvloot te verduurzamen, maar het verduurzamen van de vloot is niet in één dag geregeld. De vissers zitten op dit moment in een financiële crisis. Is de Minister het ermee eens dat er zonder onmiddellijke steun, bijvoorbeeld ter compensatie voor de hoge brandstofprijzen, een koude sanering gaat ontstaan? Hoe kijkt de Minister aan tegen deze koude sanering en hoe is hij van plan om er per direct voor te zorgen dat deze koude sanering niet plaats zal vinden?

Antwoord

Zoals toegezegd werk ik in dit kader een overbruggingsregeling uit waarover ik de Kamer voor 5 september a.s. nader zal informeren. Ook ik acht een koude sanering van de sector ongewenst. Ik zet me er voor in om zo spoedig mogelijk tot openstelling van de saneringsregeling over te kunnen gaan om daarmee vissers in staat te stellen de keuze te maken of zij hun schip willen saneren.

Het lid van de BBB-fractie maakt zich erg zorgen over de inkrimping van de visserijsector en de gevolgen hiervan. Als gevolg van deze inkrimping zal er een kleinere vloot ontstaan. Deze kleinere vloot zal leiden tot minder vangst van vis in Nederland aangezien de vraag van voedsel stijgt mede door de groei van de wereldbevolking. Hierdoor zal er waarschijnlijk meer vis gevangen gaan worden in landen waar er mogelijk op een minder duurzame manier gevist wordt. Is de Minister het ermee eens dat de inkrimping van de visserij een verslechtering op levert van de impact van de visserij op het milieu wereldwijd gezien? Kan de Minister toelichten hoe de Europese Unie tegen deze inkrimping van de Nederlandse visserijsector aan kijkt en of het doel van de Europese is om de visserij in te krimpen?

Antwoord

De inkrimping van de visserijsector is geen doelstelling van het Europese visserijbeleid. Wel heeft het Europese visserijbeleid de doelstelling dat visserijcapaciteit in verhouding staat tot de visserijmogelijkheden. De bijdrage van de Nederlandse kottervisserij aan de wereldvismarkt is van relatief beperkte omvang. Een inkrimping van de Nederlandse vloot zal naar verwachting niet direct merkbaar zijn op de wereldmarkt. Wereldwijd zijn er afspraken over het beheer van visserij en zijn de meeste commerciële visbestanden gebonden aan visquota of andere restricties. Ik verwacht daarom niet dat de inkrimping van de Nederlandse vloot een verslechtering oplevert op het milieu wereldwijd.

Gewasbeschermingsmiddelen

De Minister geeft aan dat de Europese Commissie op 22 juni 2022 een voorstel heeft gepubliceerd voor een verordening inzake duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Welke veranderingen brengt dit voorstel mee voor de Nederlandse landbouwsector en hoe kijkt de Minister op dit moment tegen dit voorstel aan?

Het lid van de BBB-fractie verwacht dat de voedselprijzen kunnen gaan stijgen door het voorstel voor een verordening inzake duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, wat zou kunnen leiden tot een toename van de invoer uit niet-EU-landen met minder strenge voorschriften voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Hoe gaat de Europese Unie ervoor zorgen dat er door deze waarschijnlijke prijsstijgingen van voedsel niet leidt tot import vanuit landen met minder strenge voorschriften? Brengt de Minister dit punt ter sprake tijdens de Landbouw- en Visserijraad en hoe gaat de Minister zich inzetten om dit te voorkomen? Hoe kijkt de Minister naar deze mogelijke prijsstijging van voedsel door het reduceren van gewasbeschermingsmiddelen? Is de Minister het ermee eens dat het geen zin heeft om te gaan reduceren in gewasbeschermingsmiddelen als de consument niet een hogere prijs gaat betalen voor hun voedsel. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat er een eerlijk inkomen voor de boeren wordt gegarandeerd en op welke manier gaat hij de Europese Unie hierbij betrekken? Het lid van de BBB-fractie maakt zich ook grote zorgen over de voedselzekerheid in de wereld naar aanleiding van dit voorstel. Het reduceren van gewasbeschermingsmiddelen brengt ook met zich mee dat de opbrengst per hectare wordt verminderd. Deze verminderde opbrengst zorgt ervoor dat er meer grond nodig is om hetzelfde aantal voedsel te produceren. De recente ontwikkelingen in de wereld geven maar weer eens aan hoe belangrijk de voedselzekerheid is in de wereld. Het reduceren van gewasbeschermingsmiddelen zorgt ervoor dat er minder geproduceerd kan gaan worden ten opzichte van de huidige situatie. Is de Minister het ermee eens dat dit voorstel de voedselzekerheid in de wereld verslechterd? Wil de Minister dit gaan aankaarten tijdens de Landbouw- en Visserijraad en zich sterk maken voor een wereldwijde voedselzekerheid? De Minister geeft voorts aan dat hij wil pleiten voor een kritische beoordeling voor dit voorstel. Op welke punten gaat de Minister dit dan doen?

Antwoord

Ik zal de Kamer zo snel mogelijk het BNC-fiche doen toekomen over het voorstel van de Commissie voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen. In dit fiche staat de inzet van het kabinet. Het is niet gebruikelijk om op de inhoud daarvan vooruit te lopen. Ik zal in lijn met de motie van het lid Bisschop c.s. waarin de regering wordt verzocht te pleiten voor kritische beoordeling van de Green Deal en de Farm to Fork-strategie om de voedselzekerheid te borgen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1398), tijdens de Raad aandacht vragen voor voedselzekerheid in relatie tot dit voorstel.

Ik zal daarnaast in lijn met het behandelvoorbehoud van de Kamer en het recente verzoek van de Kamer om geen onomkeerbare stappen te zetten in de onderhandelingen over het voorstel aangeven dat Nederland een behandelvoorbehoud heeft, totdat het commissiedebat met de Kamer hierover heeft plaatsgevonden.

Het lid van de BBB-fractie verwacht dat de aanvragen voor de stilligregeling fors het beschikbare budget overstijgen, waardoor er een tekort aan budget zal ontstaan, aangezien de Minister geen gebruik wil maken van het extra budget van 1 miljard euro dat is vrijgemaakt vanuit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) van de EU. Erkent de Minister dat dit tekort mogelijk tot problemen kan leiden? Op welke manier gaat de Minister dit probleem voorkomen zodat er geen overschrijding van dit budget zal ontstaan? Is de Minister bereid alsnog onderzoeken hoe hij het EFMZV toch in kan zetten?

Antwoord

De Europese Commissie heeft aangegeven dat er EU-breed nog bijna een miljard euro onder het EMFZV (EMFF) niet is toegewezen. Om de lidstaten de mogelijkheid te bieden om dit overgebleven geld in te zetten voor deze crisis, is er een wijziging van de EMFZV-verordening goedgekeurd die dit mogelijk maakt. Er wordt dus geen 1 miljard euro vrijgemaakt vanuit het EFMZV. Nederland zet reeds in op volledige besteding van het budget onder het EFMZV, dus wordt gekeken naar nationale of EMFAF mogelijkheden om een overbruggingsregeling open te stellen voor de visserij. Ik zie dan ook geen mogelijkheden om middelen vanuit het EMFZV in te zetten voor een eventuele verhoging van de BAR-stillegregeling. Momenteel wordt nog gewerkt aan de invulling van deze stillegregeling waarvoor de notificatieprocedure bij de Europese Commissie nog doorlopen zal moeten worden.

Uitwerking landbouwcrisisreserve

Het lid van de BBB-fractie is van menig dat het gebruik van het landbouwcrisisreserve zeer beperkt is. De Minister geeft aan dat het doel van de inzet van de landbouwcrisisreserve, die als gevolg van de Oekraïne-crisis voor het eerst is ingezet, is om de voedselzekerheid veilig te stellen en waar mogelijk te bevorderen of marktverstoringen aan te pakken als gevolg van deze crisis. De Minister geeft aan dat het budget wordt besteed aan landbouwers met substantiële aantallen varkens en pluimvee. De varkens- en pluimveebedrijven met grond die directe betalingen hebben aangevraagd en de vergroening toepassen zullen eenmalig een extra bedrag ontvangen. Hoe denkt de Minister over de stelling dat door het op deze manier gebruiken van het budget het een bijdrage levert om de voedselzekerheid veilig te stellen en waar mogelijk te bevorderen of marktverstoringen aan te pakken? Kan dit budget niet beter over meerdere soorten agrarische bedrijven verdeeld worden die bij kunnen dragen aan het voorkomen van een voedselcrisis of een marktverstoring? Op welke manier draagt Nederland bij aan het voorkomen van een voedselcrisis of marktverstoring, aangezien de plannen zijn om de productie in Nederland te reduceren?

Antwoord

Het beschikbaar stellen van de landbouwcrisisreserve is een maatregel die de Commissie toepast in het kader van artikel 219 van verordening (EU) 1308/2013 ter bestrijding van marktverstoringen of dat deze verstoringen de situatie op de landbouwmarkten niet verder verergert. Het is vervolgens aan de lidstaten zelf hoe ze deze steun gaan inzetten binnen de randvoorwaarden die de Commissie heeft gesteld. De omvang van de crisisreserve in Nederland is zeer beperkt en onze landbouwsector is groot. Omdat een voorwaarde is dat de steun ingezet moet worden in getroffen sectoren zijn de uitkomsten van het onderzoek van Wageningen Economic Research (WEcR) (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 151) naar de mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne op de bedrijven in de land- en tuinbouwsectoren voor mij mede leidend geweest voor de inzet hiervan. Ook al is het uitgekeerde bedrag per bedrijf gering, wanneer de crisisreserve niet gebruikt wordt, vloeit het terug naar de algemene Europese begroting. Op de voorgestelde manier wordt dat voorkomen en worden de middelen adquaat ingezet. De EU-middelen uit de crisisreserve helpt de betreffende boeren bij het investeren in verdere vergroeningsmaatregelen en de afhankelijkheid van extern voer te verminderen. Daarmee draagt het bij aan verduurzaming van de veehouderij.

Onderzoeksrapport WEcR

De oorlog in Oekraïne heeft grote gevolgen. In eerste instantie natuurlijk in het conflictgebied zelf en voor de lokale bevolking maar daarnaast ook voor de vluchtelingenstroom, politieke stabiliteit en wereldmarkt. Voor mij als Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn met name de gevolgen voor voedselketens en mondiale voedselzekerheid belangrijk. Daarom heb ik sinds het begin van het conflict in Oekraïne Wageningen Economic Research (WEcR) gevraagd om verschillende onderzoeken uit te voeren naar deze gevolgen. Tot dusver zijn de volgende analyses van WEcR hierover verschenen en met de Kamer gedeeld:

De bovengenoemde rapporten hebben vooral de korte termijn effecten onderzocht, om snel inzicht te krijgen in de meest urgente zaken. Nu de oorlog langer voortduurt is de verwachting dat ook de effecten van de oorlog op ons voedselsysteem langer aan zullen houden. Om deze effecten op de middellange termijn goed in beeld te krijgen heb ik WEcR gevraagd om twee scenariostudies uit te voeren die de middellange termijn onderzoeken. Deze twee rapporten bieden een verdiepingsslag van een eerder onderzoek en zijn dus uitgevoerd met een andere tijdsspan in gedachte. Uiteraard is het verloop van de oorlog in Oekraïne de belangrijkste factor in het onderzoeken van de effecten op de langere termijn. Aangezien het verloop van de oorlog, en andere factoren die van invloed zijn, zich lastig laat voorspellen wordt in deze onderzoeken met aannames en modellen gewerkt die vanzelfsprekend een onzekerheid met zich meebrengen. Toch kunnen deze onderzoeken ons relevante inzichten bieden door verder vooruit te kijken. Het eerste rapport dat is middels deze brief aan de Kamer aanbiedt betreft de middellange termijn effecten van de oorlog op de mondiale voedselzekerheid. Het tweede rapport gaat verder in op de middellange termijn effecten voor de Nederlandse agroketens.

Impact van het conflict in Oekraïne op de mondiale voedselzekerheid

In deze studie worden de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor mondiale voedselzekerheid op middellange termijn (tot 2 jaar) geanalyseerd. Dit is een aanvulling op het rapport «Een beknopte analyse van de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor de voedselzekerheid» waar de mogelijke gevolgen op korte termijn (6 maanden of minder) zijn weergegeven. Omdat Oekraïne en Rusland samen verantwoordelijk zijn voor een aanzienlijk deel van de wereldwijde export van tarwe en maïs heeft dit zeker gevolgen voor de wereld, met name in landen met lage inkomens een lage zelfvoorzieningsgraad. Omdat dit een langere termijn studie is, heeft WEcR gebruikt gemaakt van modellen om inschattingen te kunnen maken.

De wereldmarktprijzen voor tarwe (+10%), andere graansoorten (+10%) en oliezaden (+6%) zullen volgens WEcR op de middellange termijn (0.5 tot 2 jaar) stijgen. De prijsstijging van deze agrarische producten is het gevolg van de afnemende productie in Oekraïne en Rusland, deze daling in productie zal volgens de modellen niet geheel worden opgevangen door productie in andere landen. De wereldproductie van tarwe zal echter naar verwachting stabiel blijven omdat de hogere prijs de tarwesector investeringen vanuit andere sectoren zal aantrekken. Wanneer het model iets langere termijn (3 tot 5 jaar) effecten berekent, is de verwachting dat de wereldmarkt zich verder zal aanpassen. Daardoor zal de mondiale productie van zowel tarwe als overige graansoorten op de langere termijn min of meer stabiel zijn en zal de stijging van de wereldmarktprijzen over 3–5 jaar minder zijn dan over twee jaar. Voor oliezaden kan de mondiale productie volgens WEcR zelfs iets toenemen voor de toenemende vraag naar bijvoorbeeld biobrandstoffen in het geval van aanhoudende hogere energieprijzen.

De toegang tot voedsel verslechtert met ongeveer 8% tot 10% in de meeste lage-en middeninkomenslande op de middellange termijn (2022–2024). Ook de beschikbaarheid van voedsel zal in deze landen afnemen. Met name in Egypte, Turkije en het Midden Oosten is de impact op de beschikbaarheid van voedsel groot, omdat deze sterk afhankelijk zijn van de import van agrarische producten uit Oekraïne en Rusland. De relatief lage zelfvoorzieningsgraad van de deze landen en het feit dat brood een belangrijk onderdeel van het dagelijkse dieet is, dragen negatief bij aan de situatie. In het bijzonder zal de bevolkingsgroep met lage inkomens in deze landen de stijgende prijzen het meest merken gezien zij het een groot gedeelte van hun inkomen aan voedsel besteden.

In Europa zullen er geen problemen komen m.b.t. voedselbeschikbaarheid op de middellange termijn, deze zal volgens WEcR met 0.3% afnemen, de prijzen zullen wel stijgen maar gezien consumenten een kleiner percentage van hun inkomen spenderen aan voedsel, en nog minder aan graan, kan de prijsstijging grotendeels worden opgevangen door consumenten. Mensen met een lager inkomen kunnen wel wat moeilijkheden ervaren met betrekking tot toegang tot kwalitatief goed of gevarieerd voedsel.

Impact van het conflict in Oekraïne op de Nederlandse agrarische sector

Het tweede onderzoek richt zich op de middellange termijn gevolgen voor de Nederlandse agrarische sector, gericht op productie en handel. Dit is een aanvulling op het onderzoek «Knelpuntenanalyse conflict Oekraïne» & «Mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne voor bedrijven in de land- en tuinbouw», wat gericht is op de korte termijn en gespitst op respectievelijk knelpunten in de Nederland landbouwketens en de inkomens van de Nederlandse agrarische sector.

In deze studie ligt de focus op de impact van de oorlog in Oekraïne op de wereldprijzen van agrarische producten, het aanbod van landbouwproducten, de vraag, de handel en zelfvoorzieningsgraad in Nederland op middellange termijn (periode van vier jaar, 2022–2025). Voor deze studie heeft WEcR drie verschillende scenario’s gehanteerd waar door middel van modellen voor elk scenario de mogelijke gevolgen in kaart worden gebracht.

De drie scenario’s zijn als volgt: In scenario 1, draait het om de oorlog in Oekraïne en de daaruit voortvloeiende terugval in de productie en export van landbouwproducten. Daarnaast is ook de rol van hogere kunstmestprijzen meegenomen. In scenario 2, is de beleidsreactie van de Europese Unie op de oorlog in Oekraïne meegenomen. Een voorbeeld hiervan is het tijdelijk gebruik maken van extra braakliggend land. In scenario 3, wordt gebruik gemaakt van een simulatie van het effect van een structurele energieprijsstijging. Hier wordt ook rekening gehouden met de aanpassingen die dit teweegbrengt in de landbouwproductie en handel van landbouwproducten wereldwijd. Deze drie scenario’s zijn in verschillende modellen gebruikt om de gevolgen voor vijf sectoren (namelijk de agrocomplexen zuivel, varkensvlees, pluimvee, rundvlees en akkerbouw) te analyseren.

De resultaten uit de gebruikte modellen op basis van de drie verschillende scenario’s suggereren volgens WEcR dat de impact op middellange termijn van de Oekraïne oorlog relatief beperkt zijn. De geaggregeerde impact over de periode van 2022 tot 2024 voor de vijf gekozen sectoren is 700 miljoen euro. Dit is minder dan 1% van de totale toegevoegde waarde gegenereerd in verbonden agrocomplexen. Indien de energieprijzen structureel met 20% toenemen, zoals berekend door WEcR in scenario 3, zal het verlies van toegevoegde waarde lager liggen vanwege de hogere wereldmarktprijzen. Gezien de beperkte handelsafhankelijk voor Nederland van Oekraïne (op zonnebloemzaad na) is dit ook plausibel. De handel met Rusland was al vrij gelimiteerd vanwege al bestaande handelssancties na de annexatie van de Krim door Rusland in 2014. Daarbovenop, waren de prijzen van energie en agrarische goederen al substantieel toegenomen als gevolg het herstel van de wereldeconomie na COVID-19 en de rol van algemene droogte toen de oorlog in Oekraïne uitbrak.

De voedselzekerheid in Nederland zal volgens WEcR niet in het geding komen door de oorlog in Oekraïne. Dit blijkt uit de gevonden marginale aanpassingen in de zelfvoorzieningsgraad van Nederland. Ook de effecten op de consumptieve vraag in Nederland zijn verwaarloosbaar, dit geldt voor alle drie de mogelijke scenario’s. Indien de primaire productie daalt, kan dit een beperkte negatieve consequentie hebben voor de werkgelegenheid omdat er rekening gehouden moet worden dat een klein deel van de arbeid in de landbouw en toeleverende- en verwerkende industrie komt te vervallen. De prijsstijging van energie in scenario 3 heeft volgens WEcR een afgezwakt effect op de toegevoegde waarde van de Nederlandse landbouw vanwege de gestegen wereldmarktprijzen voor landbouwproducten. Er wordt gesuggereerd dat deze opbrengstprijsstijgingen voor sommige sectoren mogelijk zelfs de gestegen energiekosten meer dan volledig kunnen compenseren.

Het beleid van de Europese Unie om voor ecologische redenen braakliggend land te mogen gebruiken voor landbouw kan een beperkt maar positief effect hebben, gezien het minder dan 3% landbouwgrond betreft. Dit effect geldt echter niet voor Nederland gezien er in Nederland geen braakliggend land is en dit dus ook niet beschikbaar gesteld kan worden voor landbouw. Al met al, lijkt de onzekerheid met betrekking tot de impact van energieprijzen en energie gerelateerde producten zoals kunstmest en pesticides de meeste invloed te hebben op de Nederlandse landbouw. Dit is ook de reden dat WEcR wenst te benadrukken dat de resultaten van deze studie ondergeschikt zijn aan veranderingen gezien het aantal onzekerheden, de lengte van de oorlog, mogelijkheid tot herstel van Oekraïense productie of het opengaan van de handelsroutes via de Zwarte Zee.

Tot slot

Beide onderzoeken zijn in het Engels geproduceerd in verband met de internationale staf van WEcR die aan dit onderzoek heeft gewerkt. Om de inhoud van deze studie in het Nederlands aan de Kamer aan te bieden is ervoor gekozen om een uitgebreide Nederlandse samenvatting op te nemen.

Op het moment voorzien we in oktober nog aanvullend onderzoek door WEcR in opdracht van LNV over de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor de Nederlandse agrarische sector. Het zal een update zijn van het eerder genoemde onderzoek naar de inkomenseffecten van de Oekraïne oorlog, om de gevolgen voor de Nederlandse landbouw in de tijd te blijven monitoren op korte termijn effecten. Uiteraard zal ook deze studie de Kamer toegezonden worden.

Naar boven