21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1293 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 mei 2021

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de informele Landbouwraad die op 26 april jl. per videoconferentie plaatsvond. Daarnaast informeer ik uw Kamer middels deze brief over de visserijmogelijkheden van de Europese vloot in de EEZ van de Faeröer eilanden.

I. Onderwerpen op de Landbouwraad

Hervorming GLB

De GLB-discussie tijdens deze Raad stond voornamelijk in het teken van de groene architectuur. Ter voorbereiding op de politieke triloog van 30 april jl. wilde het Portugese voorzitterschap tijdens de Raad de reacties van de lidstaten horen op de compromisvoorstellen waarmee deels tegemoet wordt gekomen aan de wens van het Europees Parlement voor een hoger ambitieniveau op het gebied van klimaat en milieu. Het Voorzitterschap heeft de ambitie om de onderhandelingen over de hervorming van het GLB in dit semester, mogelijk tijdens de Raad van mei, af te ronden. Eind mei zal een nieuwe supertriloog plaatsvinden waarbij alle GLB-voorstellen op tafel zullen liggen met het doel om een politiek akkoord te bereiken tussen de medewetgevers. Om de volgende Landbouw- en Visserijraad parallel te kunnen laten lopen aan de triloog, is deze vervroegd naar 26–27 mei.

Groene architectuur

Een grote groep lidstaten heeft tijdens de Raad aangegeven de ruimte te hebben om het compromisvoorstel van het Voorzitterschap om uiterlijk in 2025 25% ringfencing voor ecoregelingen te bereiken te kunnen accepteren, vaak echter wel onder de voorwaarde van behoud van de flexibiliteit in de overeengekomen Raadspositie (General Approach) van de Raad. Daarnaast was er ook een aantal lidstaten dat stelde dat het Voorzitterschap vast moet blijven houden aan de 20% ringfencing, zoals eerder overeengekomen door de Raad. Dit in plaats van de 30% die het Parlement wenst. Ik heb aangegeven dat Nederland altijd al een ambitieus percentage van ringfencing heeft ondersteund. Het is, met het oog op de uitdagingen waar we voor staan, van het grootste belang dat het uiteindelijke akkoord een sterke bijdrage garandeert aan de klimaat- en milieudoelstellingen. Om de lidstaten die niet met de voorgestelde 30% van het Parlement akkoord kunnen gaan tegemoet te komen, heb ik aangegeven het compromisvoorstel van het Voorzitterschap te kunnen steunen. Wel heb ik gesteld dat ik geen voorstellen van het Parlement kan accepteren die de subsidiariteit van de lidstaten ondermijnen, zoals het geval is met verplichte EU-lijsten van ecoregelingen.

Conditionaliteit

Waar er over het niveau van ringfencing van ecoregelingen een duidelijke meerderheid was die bereid was in de richting van het Parlement mee te bewegen, waren er over de invulling van de conditionaliteit nog significante meningsverschillen tussen de lidstaten en het Parlement. In de discussie over de invulling van de conditionaliteit kwam naar voren dat een groep lidstaten kritisch bleef op de door het Europees Parlement gewenste drie meter brede bufferstroken langs waterlopen. Binnen deze bufferstroken moeten lidstaten het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en bemesting aan banden leggen om watervervuiling te voorkomen. Daarnaast spraken veel lidstaten zich uit voor het aanhouden van gewasdiversificatie als alternatief voor verplichte gewasrotatie.

Ik heb aangegeven dat de voorstellen over de goede landbouw- en milieucondities (GLMC’s) over het algemeen aanvaardbaar lijken. Ik heb wel benadrukt dat het voor mij van cruciaal belang is om af te kunnen wijken van de eis van drie meter brede bufferstroken langs waterwegen. Ook veel andere lidstaten insisteerden dat de breedte moet kunnen worden afgestemd op lokale omstandigheden. Daarnaast heb ik ook nog gesteld dat ik vind dat conditionaliteit en de ecoregelingen op een coherente wijze moeten worden benaderd. Er moet een juiste balans gevonden worden tussen ambitie en het niveau van conditionaliteit. De conditionaliteit moet boeren er niet van weerhouden om deel te nemen aan het GLB.

Gebieden met natuurlijke handicaps (ANC’s)

Een ander compromisvoorstel van het Voorzitterschap was om GLB-middelen besteed aan gebieden met natuurlijke handicaps (ANC’s) voor 60% mee te tellen aan het doel om 30% van de middelen in de tweede pijler te besteden aan milieu en klimaat. De meeste lidstaten, waaronder Nederland, konden akkoord gaan met dit voorstel. Ik heb wel aangegeven dat we liever hadden gezien dat er een hoger percentage aan klimaat en milieu besteed zou worden dan 30% en dat het belangrijk is dat we kritisch blijven over welke interventies kunnen meetellen voor het bereiken van dat percentage.

Actieve landbouwer

Naast bovengenoemde geagendeerde onderwerpen, maakten lidstaten gebruik van de gelegenheid om ook andere punten uit de hervormingsdiscussie die voor hen belangrijk zijn toe te lichten. Zo ook de definitie van actieve landbouwer, die geldt als voorwaarde voor het ontvangen van GLB-steun. Een aanzienlijke groep lidstaten pleitte voor voldoende flexibiliteit in de verplicht toe te passen definitie van actieve landbouwer om onnodige administratieve lasten te vermijden. Ook benadrukten veel lidstaten dat de mogelijkheid behouden moet worden om te kiezen hoe er invulling wordt gegeven aan de gedeelde wens om ervoor te zorgen dat GLB-middelen terecht komen bij die landbouwer die deze steun daadwerkelijk nodig hebben. Ik heb aangegeven dat Nederland de wens begrijpt om alleen die boeren te steunen die overheidssteun verdienen. Tevens heb ik aangegeven dat Nederland zich ernstig zorgen maakt over het eventueel verplicht opnemen in de definitie van de eis om de landbouwactiviteiten van een boer te vergelijken met eventuele andere economische activiteiten. De uitvoering hiervan is ingewikkeld en kostbaar, en het zou ongewenste juridische constructies stimuleren. Daarnaast heb ik gezegd dat het bovendien niet nodig is omdat boeren, ongeacht hun andere activiteiten, kunnen bijdragen aan de doelstellingen van het GLB. Een dergelijke eis zou daarom voor ons niet acceptabel zijn.

Gedachtewisseling over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten

De Commissie gaf een update over de situatie op de markt voor landbouwproducten. De landbouwmarkten hebben zich ten algemene veerkrachtig getoond tijdens de COVID-19 crisis. De vooruitzichten voor 2021 en 2022 zijn relatief gunstig. Daarnaast lijken de onzekerheden ten gevolge van de handelsrelatie met de Verenigde Staten in verband met de situatie rond Airbus-Boeing verminderd, net als de onzekerheden ten gevolge van Brexit. Waakzaamheid blijkt echter geboden, aldus de Commissie. De Commissie stelde bovendien dat op deelsectorniveau de situatie verschilt. Zo is er sprake van een lagere suikerproductie en lijken er grote gevolgen te zijn voor o.a. de wijn- en fruitteelt vanwege onverwachte strenge vorst, voornamelijk in de zuidelijke en Oost-Europese lidstaten. Ook blijft de Afrikaanse Varkenspest en de Avian Influenza de varkens- en pluimveesector beïnvloeden. De door de zware vorst getroffen landen deden een beroep op de solidariteit van de EU. De opeenstapeling van deze buitengewone omstandigheden was voor Commissaris Wojciechowski aanleiding op te merken de situatie nauw te blijven monitoren.

Vanuit Nederland is aangegeven te hopen door een succesvolle vaccinatiecampagne snel de Covid19-pandemie te overwinnen en dat dit positieve effecten zal hebben op de landbouwsectoren die geleden hebben onder maatregelen zoals de lockdown. Nederland heeft benadrukt dat sommige agrarische deelsectoren, met name in de vleesproductie, nog steeds last hebben van de gevolgen van de pandemie en soms ook van de gevolgen van dierziekten. Het blijft belangrijk dat de ontwikkelingen nauwlettend worden gevolgd om ernstige terugvallen vroegtijdig op te sporen.

Internationale handel in landbouwgoederen en studie impact van handelsakkoorden op de landbouwsector

De Commissie heeft tijdens de Raad een stand van zaken gegeven over handel en vrijhandelsakkoorden. De export in agrofoodproducten is in januari met 1,4% gegroeid tot € 184 miljard, de import groeide met 0,5% tot € 122 miljard ten opzichte van vorig jaar. De Commissie ging in op een aantal handelsakkoorden. Met betrekking tot de EU Mercosur overeenkomst blijkt volgens de Commissie uit de sustainable impact assessment dat er een goed en gebalanceerd akkoord ligt. Er wordt gewerkt aan de juridische teksten, waarna deze vertaald worden. Pas daarna kan het akkoord naar de Raad en het Europees Parlement gestuurd worden. De Commissaris gaf aan zich in te zetten voor een overeenkomst die bijdraagt aan de mondiale duurzaamheidsdoelstellingen. De Commissie werkt actief samen met de Mercosur-autoriteiten om verdere toezeggingen te verkrijgen. De FTA met Mexico zal binnenkort aan de Raad worden voorgelegd. Onderhandelingen met Chili, Australië en Nieuw-Zeeland vorderen en die met Indonesië zijn weer opgepakt. Bij Australië en Nieuw-Zeeland wil de Commissie eerst voortgang op geografische aanduidingen bereiken alvorens ze verder wil praten over markttoegang. Voor toekomstige akkoorden zal de Commissie een hoofdstuk over duurzame voedselsystemen (sustainable food systems) voorstellen. De Commissie achtte het niet haalbaar dat tijdens WTO-MC 12 iets bereikt kan worden op markttoegang voor landbouwproducten, maar zal zich inzetten op transparantie bij landbouw en export restricties. Ook gaf de Commissie aan dat zij de duurzaamheidstransitie die wordt beoogd met de Green Deal en de «Van boer tot bord»-strategie (Kamerstuk 22 112, nr. 2891), wereldwijd wil stimuleren op zowel bilateraal als multilateraal niveau.

Een groep lidstaten merkte op dat door de duurzaamheidsambities de concurrentiepositie van EU-boeren niet op achterstand gesteld mag worden. De impact assessment van de «Van boer tot bord»-strategie laat nog op zich wachten.

De JRC-studie naar de cumulatieve economische effecten van handelsakkoorden op de agrarische sector werd positief ontvangen door de lidstaten. Een aantal lidstaten vond de scope van de studie te beperkt onder meer omdat de effecten van de Green Deal niet meegenomen zijn.

Vanuit Nederland is aangegeven dat de studie concludeert dat handelsovereenkomsten over het algemeen een positief effect hebben op de agrofoodsector maar dat sommige sectoren gevoelig zijn. Deze sectoren hebben bescherming nodig. In dit verband benadrukt de studie het belang van tariefcontingenten. Het is belangrijk dat we aandacht blijven besteden aan deze sectoren. Net als in januari jl. heeft Nederland aangegeven dat het noodzakelijk is dat er een regelmatige update van deze studie komt, onder andere omdat de effecten van handelsovereenkomsten in de praktijk pas vijf tot tien jaar na inwerkingtreding zichtbaar kunnen zijn. Nederland refereerde aan het door de Commissie georganiseerde evenement met betrekking tot EU Trade Policy Day, wat op 26 april plaatsvond. Nederland heeft benadrukt dat een van de onderwerpen, namelijk «vormgeven aan mondiale regels voor een duurzamere en eerlijkere globalisering» mij nauw aan het hart ligt. Het raakt aan de Green Deal en de «Van boer tot bord»- strategie, en omvat onderwerpen als ontbossingsvrije toeleveringsketens in de handel, groene allianties, een gelijk speelveld en het bevorderen van klimaat- en duurzaamheidsoverwegingen in de WTO, G20 en de VN-top over voedselsystemen. Daarom moet dit onderwerp in een brede context besproken worden. Op 26 april vond ook World Intellectual Property Day plaats. Van deze gelegenheid is gebruikt gemaakt om aan te gegeven dat het belangrijk is om in handelsovereenkomsten toezeggingen te verkrijgen met betrekking tot UPOV 1991 zodat het kwekersrecht voldoende beschermd is. Wat de Brexit betreft, heeft Nederland benadrukt dat de Brexit nog niet helemaal klaar is. De impact van Brexit is nog niet volledig zichtbaar en het is daarom van groot belang om EU-bedrijven die naar het Verenigd Koninkrijk exporteren te blijven volgen.

AOB-punt: Evaluatie van de EU-strategie over dierenwelzijn

De Europese Commissie heeft de uitkomsten gepresenteerd van de evaluatie over de afgelopen EU-strategie inzake dierenwelzijn. Bijna alle acties uit de strategie 2012–2015 (Bijlage bij Kamerstukken 28 286 en 22 112, nr. 1098) zijn opgepakt. Het bezien van de introductie van een vereenvoudigd EU-wetgevingskader is in het geheel niet uitgevoerd. De Commissie gaat nu alsnog de herziening van de EU-regelgeving ter hand nemen, in het kader van de «Van boer tot bord»-strategie. Daarnaast gaf Commissaris Kyriakides het belang aan van betere benutting van de bestaande instrumenten van het GLB. Er is, aldus de Commissaris, vooruitgang geboekt op dierenwelzijn. De strategie heeft bijgedragen aan prioriteiten als verbetering van kennis, delen van best practices, ontwikkeling van richtsnoeren en handhaving van EU-wetgeving op specifieke terreinen. Ook is multilaterale en bilaterale samenwerking verbeterd. Maar, zo stelde de Commissie, op sommige punten is meer nodig. De naleving in de lidstaten moet beter. Er zijn van land tot land ongelijkheden in mate van bescherming, vooral met betrekking tot derde landen, die vaak geen normen voor dierenwelzijn hebben vergelijkbaar met die van de EU. Ten slotte benadrukte de Commissaris het toegenomen belang van informatie aan consumenten over dierenwelzijn. Daarom verkent de Commissie de opties voor labeling. De Commissaris concludeerde dat de resultaten van de evaluatie en resultaten van audits van de Commissie zullen worden meegenomen in de werkzaamheden met betrekking tot het wetgevingsvoorstel van de Commissie. Er zal daarbij gekeken worden naar uitbreiding van de werkingssfeer, etikettering, hogere normen en naar gelijk speelveld voor Europese veehouders.

De meeste interventies van de lidstaten bepleitten verbetering van transport (o.a. in relatie tot lange afstanden), behoefte aan strengere minimumnormen voor dierenwelzijn, en etikettering als middel voor verbetering van dierenwelzijn.

Vanuit Nederland is als belangrijk onderstreept dat gewerkt moet worden aan verbetering van dierenwelzijn bij transport en in de varkenshouderij en aan dierenwelzijnsvoorschriften voor commercieel gehouden en verhandelde diersoorten waarvoor nog geen specifieke EU-regelgeving bestaat. Ten aanzien van internationale samenwerking is onderschreven dat inzet op samenwerking belangrijk is, maar niet voldoende. Bij associatie- en handelsovereenkomsten moeten we daarom inzetten op concrete toezeggingen van derde landen om hun dierenwelzijnsnormen van de EU over te nemen of gelijkwaardige normen te hanteren, ook afhankelijk van de ingeschatte mogelijkheden per land.1

AOB-punt: Etikettering van voedingsmiddelen die eieren bevatten

Duitsland heeft de Commissie gevraagd om de opties te onderzoeken voor een EU-brede verplichting om het type houderij van leghennen te vermelden op voedingsmiddelen waarin eieren zijn verwerkt en om daarover met een wetgevingsvoorstel te komen. Dit in het verlengde van het aanduidingssysteem dat al voor verse eieren in schaal geldt. Nederland heeft het verzoek van Duitsland ondersteund, maar daarbij aangegeven dat ook de administratieve lasten voor voedingsmiddelenbedrijven moeten worden onderzocht. Meerdere lidstaten deelden dit standpunt. De Commissaris gaf aan te zullen kijken naar het verzoek van Duitsland en de van de lidstaten ontvangen reacties. De Commissie is al bezig met werk in relatie tot labelling en hoopt dat er voor de zomer conclusies in het kader van het EU-Platform voor dierenwelzijn zullen zijn. Ook zal een nadere studie plaatsvinden over labellingsopties, die naar verwachting in december gereed zal zijn.

II. Visserijmogelijkheden Faeröer eilanden

Over de visserijmogelijkheden van de Europese vloot in de EEZ van de Faeröer eilanden wordt jaarlijks onderhandeld voorafgaand aan de Decemberraad. De resultaten worden vastgelegd in een Agreed Record (AR). De belangrijkste elementen zijn primair de mate van wederzijdse toegang tot elkaars wateren om een (jaarlijks te bepalen) hoeveelheid makreel, blauwe wijting en Atlanto Scandian haring te kunnen bevissen. Daarnaast worden ook quota van diverse soorten vis tussen de EU en de Faeröer eilanden geruild, en worden technische en controle-afspraken gemaakt.

Hangende de Brexit onderhandelingen zijn de gesprekken met de Faeröer voor de visserijmogelijkheden voor 2021 opgeschort tot begin van dit jaar; deze zijn nog gaande, er is nog geen AR. De onderhandelingen verlopen moeizaam als gevolg van soms ook tegengestelde belangen tussen de EU-lidstaten en de belangen van de Faeröer eilanden. Voor de EU is een goede relatie met de Faeröer eilanden ook om politiek-strategische redenen van belang. De Faeröer eilanden hebben als Coastal State in de noordelijke Atlantische Oceaan (NEAFC) een aanzienlijke positie in het beheer van onder meer de genoemde pelagische bestanden; een AR bestendigt dat wederzijdse belang.

Het primaire Nederlandse visserijbelang is gelegen in de wederzijdse toegang tot elkaars wateren voor in het bijzonder blauwe wijting en Atlanto Scandian haring, daarnaast dient de uitruil van quota een goede balans te zijn. Op het moment van schrijven heeft de EC een voorstel met deze elementen voorgelegd aan de autoriteiten van de Faeröer eilanden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstuk 28 286, nr. 1063.

Naar boven