21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1186 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 2 juli 2019

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 22 mei 2019 over de geannoteerde agenda Informele Landbouwraad van 2–4 juni 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1177).

De vragen en opmerkingen zijn op 27 mei 2019 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 28 juni 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Goorden

Inhoudsopgave

Blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II

Antwoord / Reactie van de Minister

0

III

Volledige agenda

0

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Geannoteerde agenda L&V raad

De leden van de VVD-fractie lezen dat de informele Landbouwraad in het teken staat van Research in Agriculture and Bio-economy. Kan de Minister een uitgebreide toelichting geven op de inbreng van Nederland? Op welke manier gaat de Minister meer ruimte creëren voor circulaire economie? Deze leden lezen dat Nederland voorstander is en specifiek voor bio-economie zal inzetten op verschillende acties. Welke acties zijn dat en op welke manier worden deze vormgegeven? Heeft de Minister ook aandacht voor de ontwikkeling van kennis op dit onderwerp en, zo ja, hoe gaat de Minister dat borgen?

Verslag Landbouw- en Visserijraad 14 mei 2019

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de lijn van de Minister dat het streven naar een «gedeeltelijke algemene oriëntatie» te vroeg is. Zoals deze leden al eerder hebben benadrukt, is het ook zaak dat er eerst helderheid komt over het budget alvorens er besluitvorming op onderdelen plaatsvindt.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het agendapunt met betrekking tot een slimme en duurzame toekomst voor de Europese landbouw en landelijke gebieden niet aan bod is gekomen in de Landbouw- en Visserijraad van 14 mei. Kan de Minister aangeven wanneer er in Europees verband wel over gesproken wordt en wat de inzet wordt van Nederland?

De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat de Minister aandacht heeft gevraagd voor de herziening van de Europese Genetisch Gemodificeerd Organismen (GGO)-regelgeving voor nieuwe veredelingstechnieken. Deze leden rekenen erop dat de Minister de komende periode prioriteit geeft aan de herziening, aangezien het aantal werkzame, effectieve en efficiënte gewasbeschermingsmiddelen die onze Nederlandse boeren en tuinders mogen en kunnen gebruiken snel afneemt. Wat is er nodig om de GGO-regelgeving te herzien? Wanneer is duidelijk of de Europese Commissie de herziening van de GGO-regelgeving in haar werkplan opneemt? Op welke manier zal de Minister dit onderwerp specifiek aankaarten in het kader van het vormen van een nieuwe Commissie? Op welke manier gaat de Minister de Kamer betrekken bij de herziening van de GGO-regelgeving?

De leden van de VVD-fractie lezen dat België en Polen hun zorgen hebben geuit over de marktsituatie in de EU voor appels en peren. Hoe staat Nederland tegenover het verzoek aan de Europese Commissie om voor de sector hardfruit te voorzien in specifieke interventiemaatregelen?

De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van de Raad van 14 mei 2019 dat de lidstaten Frankrijk en Spanje (met ondersteuning van de Zuid- en Oost-Europese lidstaten) hebben gepleit voor het verhogen van steunpercentages voor lokale actiegroepen en ultraperifere regio’s in het kader van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). Deze leden steunen de Minister in haar beslissing om dit voorstel niet te steunen, aangezien dit voorstel niet aansluit bij de doelstellingen van het EFMZV. Kan de Minister aangeven of zij steun heeft van andere lidstaten (en, zo ja, van welke) en wat haar inzet zal zijn om het voorstel van Frankrijk en Spanje te blokkeren?

De leden van de VVD-fractie lezen in de antwoorden van de Minister op het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 14 mei 2019 (Kamerstuk 2019D18959) dat een Europese aanpak van de varroamijt vooral draait om onderzoek en kennisontwikkeling en niet zozeer om nieuwe Europese regelgeving. Wat zijn de vervolgstappen na afloop van het onderzoek «EU Honingprogramma 2017–2019»? Wat zijn de eerste resultaten van het onderzoek? Op welke manier zoekt de Minister steun bij andere EU-lidstaten voor een Europese aanpak van de varroamijt?

Standing Comittee Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF)-brief 15 mei 2019

De leden van de VVD-fractie maken zich oprecht zorgen over de beschikbaarheid van voldoende middelen en de ontwikkeling van alternatieven. Deze leden vragen de Minister om een uitgebreidere toelichting op het niet verlengen van desmedifam. Heeft de bietensector nog voldoende effectieve alternatieven om onkruid te bestrijden? Mocht desmedifam worden verboden, geldt dit dan voor alle lidstaten? Zo nee, leidt dit dan niet tot een ongelijk speelveld? Graag een uitgebreide toelichting.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Landbouw- en Visserijraad van 2 tot en met 4 juni. Deze leden hebben enkele vragen in relatie tot het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister in deze fase een gedeeltelijke algemene oriëntatie onwenselijk acht. Hoe denken andere lidstaten hierover?

De leden van de CDA-fractie krijgen regelmatig signalen over problemen bij het intekenen van landbouwpercelen bij de Landbouwtelling. In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 14 mei 2019 in Brussel wordt melding gemaakt van de ingebruikname basisregistratie grootschalige topografie (BGT). Kan de Minister aangeven wat wordt bedoeld met «In de BGT wordt nauwkeuriger gemeten dan voorheen»? Wat wordt precies verstaan onder de opmerking dat «de begrenzing definitief wordt»? Deze leden horen regelmatig dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wijzigingen denkt te moeten aanbrengen in perceelgrenzen en dat boeren grote moeite moeten doen om deze onterechte wijzigingen weer recht te zetten. Gaat dit nu tot het verleden behoren?

De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat de online geformuleerde vragen van de gecombineerde opgave 2019 die gepubliceerd is via de Regeling landbouwtelling en de gecombineerde opgave van 2019 afwijken. Kan de Minister aangeven wat het afwijken van een wettelijk gepubliceerde regeling voor gevolgen heeft?

De leden van de CDA-fractie vernemen dat van sommige kotters de vergunning voor het gebruik van het pulstuig al verloopt op 1 juni. Deze vissers geven aan uitstel nodig te hebben tot 1 juli om hun kotters van een ander tuig te voorzien. Gezien de brief van de Minister van 19 februari 2019 (Kamerstuk 32 201, nr. 93), de motie-Dik-Faber (Kamerstuk 32 201, nr. 103) en de ruimte die er is gezien het Europese uitstel van het aannemen van de Verordening Technische Maatregelen, verzoeken deze leden om het aflopen van de vergunningen te verplaatsen naar 1 juli. Is de Minister daartoe bereid? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Informele Landbouwraad van 2-4 juni 2019 en hebben hier nog enkele vragen over.

Het Nationaal Strategisch Plan (NSP) moet maatregelen bevatten die de bio-economy bevorderen. Kan de Minister toelichten op welke wijze de huidige plannen voor het NSP hier invulling aan geven? Zijn er derhalve andere interventies die nog verdere uitwerking behoeven om de bio-economy doelstellingen te behalen?

Het is duidelijk geworden dat de uitslag van de verkiezingen voor verschuivingen zorgt in het Europees Parlement. Kan de Minister een inschatting geven wat voor kansen de nieuwe samenstelling van het Europees Parlement biedt voor de door Nederland gewenste substantiële bezuiniging op het GLB, genoemd in de appreciatie van het Meerjarig Financieel Kader?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben zich opnieuw verdiept in de Europese bio-economie strategie, waar weer over gesproken zal worden tijdens de aankomende Landbouw- en Visserijraad op 2 tot en met 4 juni. Kan de Minister, aangezien de strategie al in 2012 is gepresenteerd, aan deze leden toelichten op welke wijze de strategie tot nu toe is uitgevoerd en of er al concrete resultaten zijn geboekt?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat het Horizon 2020 programma een van de belangrijkste programma’s is voor de financiering van de ontwikkeling en bevordering van de bio-economie. Kan de Minister toelichten op basis van welke voorwaarden deze financiering over de actiepunten en lidstaten wordt verdeeld? Is er een verschil met het Horizon Europe programma dat hierna zal volgen? Zo ja, kan de Minister dit toelichten?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat Landbouwcommissaris Phil Hogan nationaal strategische plannen alleen zal goedkeuren als daar ook maatregelen voor de bevordering van de bio-economie in staan. In het huidige voorstel voor het NSP staan nog geen acties op het gebied van de bio-economie. Kan de Minister toelichten welke maatregelen zij van plan is om op te nemen in het NSP ten behoeve van de bio-economie? Wanneer verwacht de Minister dat de SWOT-analyse met betrekking tot de bio-economie af zal zijn?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben de brief van de Minister over de Nederlandse positie op de aankomende SCoPAFF-bijeenkomst over regelgeving voor gewasbescherming met zorg gelezen. Hierover hebben deze leden daarom nog een aantal vragen. Zij vernemen dat SCoPAFF hoofzakelijk besluiten neemt op basis van risico’s voor mens, dier en milieu, en niet op basis van de landbouwkundige noodzaak. Deze leden vinden het daarom teleurstellend dat er nog niet opnieuw over het bijenrichtsnoer zal worden onderhandeld, gezien het feit dat er veel meer bijengif (met name thiacloprid) in de vrije natuur blijkt te zitten dan voorheen werd gedacht. Kan de Minister toelichten wanneer er eindelijk een bijenrichtsnoer zal gaan komen waarbij in ieder geval in de toelatingseisen rekening wordt gehouden met zowel opstapelende effecten op de omgeving als niet-dodelijke effecten op insecten?

Daarnaast zijn de leden van de GroenLinks-fractie verheugd dat de Nederlandse inzet is om de goedkeuring van de stoffen desmedifam, thiofonaat-methyl en dimethoaat niet te vernieuwen. Deze leden maken zich echter zorgen over het voornemen van de Minister om in te stemmen met het verzoek van de Europese Commissie om de nieuwe stof Bacillus substilis IAB/BS03 wel goed te keuren, omdat onderzoek uitwijst dat er nog te weinig bekend is over het effect op mens, dier en milieu. Onderzoek naar de stof florypauxifen wijst ook uit dat er nog te weinig bekend is over risico’s voor bijen. Is de Minister bereid deze inzet vanuit het voorzorgsbeginsel te heroverwegen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Uitvoering motie automatische verlengingen

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben zich op verschillende momenten uitgesproken tegen de automatische verlengingen van pesticiden zonder de wettelijk voorgeschreven herbeoordeling. Door capaciteitsgebrek bij de Europese beoordelingsinstanties, waaronder de European Food Safety Authority (EFSA), zijn de afgelopen jaren de toelatingen van vele pesticiden keer op keer automatisch verlengd. Ook van pesticiden waarvan bekend is dat ze een bedreiging vormen voor de biodiversiteit en de menselijke gezondheid. Een zeer zorgwekkende en onwenselijke situatie, vinden deze leden.

De Minister heeft de Kamer de afgelopen tijd telkens vooraf geïnformeerd over de voorstellen van de Europese Commissie voor de automatische verlenging van stoffen, waarvoor dank. Daarbij meldde zij echter dat Nederland binnen de SCoPAFF-vergaderingen bij de automatische verlenging van stoffen waarvan de Kamer heeft opgeroepen om deze van de markt te halen, zich uitsluitend met een stemverklaring uitspreekt tegen de gevaarlijke stoffen, maar tegelijkertijd gewoon instemt met de automatische verlenging hiervan. Hierdoor werkt Nederland actief mee aan het op de markt houden van deze gevaarlijke stoffen.

Vorige week nam de Kamer de motie-Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1176) aan die het kabinet oproept om voortaan daadwerkelijk tegen voorstellen van de Europese Commissie te stemmen als het gaat om automatische verlenging van toelatingen van stoffen waarvan bekend is dat ze een grote bedreiging vormen voor de biodiversiteit (in het bijzonder bijen en hommels) of die kankerverwekkend, mutageen, hormoonverstorend en/of giftig voor de voortplanting zijn. Een stemverklaring afleggen is dus niet voldoende.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie horen graag van de Minister op welke wijze zij deze motie gaat uitvoeren.

Thiacloprid

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben, aansluitend hierop, aanvullende vragen over één van de gevaarlijke stoffen die de afgelopen jaren bij herhaling automatisch is verlengd, zonder de wettelijk voorgeschreven herbeoordeling, namelijk thiacloprid.

Kan de Minister bevestigen dat thiacloprid een neonicotinoide is? Erkent de Minister dat thiacloprid als systemisch bestrijdingsmiddel een lange afbrekingstijd kent? Erkent de Minister dat dit middel daardoor nog lange tijd schade zal aanbrengen aan het ecosysteem? Erkent de Minister dat thiacloprid volgens de Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 van de Commissie van 11 maart 20151 moet worden beschouwd als werkzame stof die hormoonontregelende eigenschappen heeft die schadelijk kunnen zijn voor de mens2?

Erkent de Minister dat thiacloprid om die reden al jaren op de lijst staat met stoffen die zo risicovol zijn voor mens en/of milieu dat ze vervangen moeten worden, de zogenaamde «Stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen»?

Kan de Minister bevestigen dat thiacloprid in 2005 voor het laatst is beoordeeld? Kan de Minister bevestigen dat de toelating van thiacloprid sinds 2005 maar liefst vier keer automatisch is verlengd zonder te kijken naar de risico’s van deze stoffen voor het milieu, voor bijen en hommels en voor de menselijke gezondheid? Wanneer hebben deze automatische verlengingen van thiacloprid precies plaatsgevonden? Wat is steeds de positie van Nederland geweest bij de stemmingen over de voorstellen voor de automatische verlengingen van thiacloprid? Hoe lang is het proces van de herbeoordeling van thiacloprid al gaande?

Onlangs werd bekend dat uit onderzoek van de Universiteit Leiden is gebleken dat thiacloprid maar liefst 2500 keer giftiger is voor het ecosysteem dan tot nu toe bekend was3. Dit verschil kwam naar voren door de resultaten uit veldonderzoek te vergelijken met resultaten van laboratoriumstudies. Erkent de Minister dat dit veldonderzoek waardevolle informatie biedt, omdat dit de wisselwerking duidelijk maakt met andere factoren die van invloed zijn op de mate waarin waterdieren en andere levende organismen bestand zijn tegen de schadelijke effecten van pesticiden? Zo nee, op basis waarvan diskwalificeert de Minister dit onderzoek? Erkent de Minister dat het Leidse onderzoek naar de effecten van thiacloprid de tekortkomingen toont van laboratoriumstudies?

Tot grote verbazing van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie, meldde Zembla dat deze studie niet zal worden meegenomen in de lopende herbeoordeling van thiacloprid, omdat dit volgens het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) niet mogelijk is «gelet op het moment van publicatie». Deze leden gaan er vanuit dat het onderzoek van de Universiteit Leiden alsnog zal worden betrokken in de lopende herbeoordeling van thiacloprid. Wat gaat de Minister doen om er voor te zorgen dat dit gebeurt?

Kan de Minister bevestigen dat het meest recente implementatievoorstel van het bijenrichtsnoer dat binnen SCoPAFF is geagendeerd, het toepassen van veldstudies zoals deze bij de (her)beoordeling van stoffen nog altijd op de lange baan schuift? Waar blijft de brief waarin de Minister uiteenzet hoe het kabinet de aangenomen motie-Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1175) voor implementatie van het bijenrichtsnoer als geheel, dus inclusief de veldstudies, gaat uitvoeren?

Handelszaken landbouwproducten

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich grote zorgen over een eventueel handelsverdrag met de Mercosur. De belangen van de Europese boeren en de dieren worden geofferd voor de belangen van de Europese, met name de Duitse, autobouwers. Het is onbegrijpelijk dat een kabinet dat kringlooplandbouw als speerpunt van het landbouwbeleid heeft gemaakt, kritiekloos achter de Europese Commissie aanloopt die op geen enkele wijze door lijkt te hebben wat voor destructieve gevolgen een handelsverdrag voor de Europese landbouw heeft. Deze leden voorzien dat wanneer de Europese lidstaten straks worden overvallen door een uitonderhandeld akkoord, er geen mogelijkheid is dit akkoord nog aan te passen. Nu is de tijd om in actie te komen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen verder wat de status is van het Europese Sustainability Impact Assessment dat wordt gedaan in het kader van de Mercosur-onderhandelingen. Wanneer kan de Kamer de resultaten van deze assessment verwachten? Hoe verhoudt deze assessment zich tot de geactualiseerde cumulatieve effectbeoordeling van alle handelsverdragen, waar blijkens het verslag van de vorige LNV-raad een aantal delegaties om vroeg? Heeft de Nederlandse delegatie daar ook om gevraagd? Zo nee, waarom niet? Wordt een dergelijke effectbeoordeling daadwerkelijk uitgevoerd en zo ja, wanneer kunnen de resultaten daarvan naar de Kamer worden gestuurd? Welke rol spelen de gevolgen voor de Europese en Zuid-Amerikaanse landbouw en de gevolgen voor de landbouwdieren en de natuur in Zuid-Amerika, waaronder het Amazonewoud, in deze effectbeoordeling?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister een specifieke effectbeoordeling wil doen naar de gevolgen voor de Nederlandse landbouw van een handelsakkoord met de Mercosur. Zo niet, waarom niet? Zo ja, is deze beoordeling al begonnen en binnen welke termijn kunnen de resultaten naar de Kamer worden gestuurd? Kan de Minister een overzicht geven van de posities aangaande de Mercosur-onderhandelingen van de verschillende Nederlandse stakeholders op landbouwgebied, bijvoorbeeld de boerenbelangenorganisaties en non-gouvernementele organisaties?

Hoe verklaart de Minister dat in 2018 onder de gecombineerde categorie «under erga omnes TRQs and out of TRQ» 41.660 ton kippenvlees uit Oekraine is geïmporteerd, veel meer dan de formele quota, waaronder ruim 26.000 ton kippenvlees is geïmporteerd?4 Hoeveel van de import van die 41.660 ton viel respectievelijk onder «under erga omnes TRQs» en hoeveel onder «out of TRQ»? Waarom is er de laatste jaren zo’n grote stijging waarneembaar van de import van Oekraïens kippenvlees in de categorie «under erga omnes TRQs and out of TRQ»? Wat is het maximale volume van de invoer van kippenvlees die het Nederlandse kabinet acceptabel acht? Welke invoertarieven gelden er voor Oekraïens kippenvlees?

Onder welke voorwaarden vallen de import van kippenvlees vanuit de landen Thailand en Brazilië? Welke invoerbeperkingen gelden er voor die landen? Welke invoerbeperkingen gelden er voor de invoer van landbouwproducten uit de Mercosurlanden? Kan de Minister een uitsplitsing geven van invoervolumes per invoerquotum van kippenvlees uit die landen? Kan de Minister een top 10 geven van invoer van landbouwproducten uit de Mercosurlanden op basis van zowel volume als invoerwaarde (exclusief tarieven)? Kan de Minister een top 10 geven van uitvoer van landbouwproducten naar de Mercosurlanden op basis van zowel volume als uitvoerwaarde (exclusief tarieven)? Hoeveel van de soja die uit Zuid-Amerika wordt geïmporteerd is bestemd voor dierlijke consumptie, hoeveel voor directe humane consumptie, hoeveel voor brandstof en hoeveel voor een eventueel andere aanwending?

II Antwoord / Reactie van de Minister

III Volledige agenda

Geannoteerde Agenda Informele Landbouwraad 2–4 juni 2019. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1177 – Brief regering d.d. 22-05-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Verslag Landbouw- en Visserijraad 14 mei 2019. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1178 – Brief regering d.d. 22-05-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Voorgenomen Nederlandse standpunten inzake de onderwerpen die ter stemming worden voorgelegd aan het eerstvolgende Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) over regelgeving gewasbeschermingsmiddelen. Kamerstuk 27 858, nr. 455 – Brief regering d.d. 15-05-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie krijgen regelmatig signalen over problemen bij het intekenen van landbouwpercelen bij de Landbouwtelling. In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 14 mei 2019 in Brussel wordt melding gemaakt van de ingebruikname basisregistratie grootschalige topografie (BGT). Kan de Minister aangeven wat wordt bedoeld met «In de BGT wordt nauwkeuriger gemeten dan voorheen»? Wat wordt precies verstaan onder de opmerking dat «de begrenzing definitief wordt»? Deze leden horen regelmatig dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wijzigingen denkt te moeten aanbrengen in perceelgrenzen en dat boeren grote moeite moeten doen om deze onterechte wijzigingen weer recht te zetten. Gaat dit nu tot het verleden behoren?

In de basisregistratie grootschalige topografie (BGT) wordt gebruik gemaakt van luchtfoto’s met een hogere resolutie. Daardoor worden de perceelgrenzen nauwkeuriger in beeld gebracht. De BGT zal door RVO.nl worden gebruikt voor de perceelsregistratie. Indien RVO.nl veranderingen constateert in de perceelsgrenzen, wijzigt zij deze op de kaarten indien dat nodig is, en stuurt zij bericht hierover naar de betreffende landbouwer. Zo krijgen landbouwers de kans om de nieuwe perceelsgrenzen te controleren en te laten corrigeren. Na deze controle worden de grenzen vastgelegd in het perceelsregister en gebruikt voor de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en de mestregelgeving. Door de grotere nauwkeurigheid van de BGT zal er naar verwachting minder discussie ontstaan over de exacte begrenzingen van percelen.

De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat de online geformuleerde vragen van de gecombineerde opgave 2019 die gepubliceerd is via de Regeling landbouwtelling en de gecombineerde opgave van 2019 afwijken. Kan de Minister aangeven wat het afwijken van een wettelijk gepubliceerde regeling voor gevolgen heeft?

Het ontwerp van het digitale formulier voor de aanvragen wordt tezamen met de Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave gepubliceerd in de Staatscourant. Na de openstelling vanaf 1 maart kunnen er nog aanpassingen plaatsvinden in het formulier naar aanleiding van vragen en opmerkingen van agrarische ondernemers. Het gaat dan om verduidelijkingen in de vragen en/of toelichting. Als blijkt dat de sector daar behoefte aan heeft, past RVO.nl het digitale formulier aan. Het gaat met andere woorden steeds om tekstuele verduidelijkingen in de vraag en/of toelichting, niet om inhoudelijke wijzigingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich grote zorgen over een eventueel handelsverdrag met de Mercosur. De belangen van de Europese boeren en de dieren worden geofferd voor de belangen van de Europese, met name de Duitse, autobouwers. Het is onbegrijpelijk dat een kabinet dat kringlooplandbouw als speerpunt van het landbouwbeleid heeft gemaakt, kritiekloos achter de Europese Commissie aanloopt die op geen enkele wijze door lijkt te hebben wat voor destructieve gevolgen een handelsverdrag voor de Europese landbouw heeft. Deze leden voorzien dat wanneer de Europese lidstaten straks worden overvallen door een uitonderhandeld akkoord, er geen mogelijkheid is dit akkoord nog aan te passen. Nu is de tijd om in actie te komen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen verder wat de status is van het Europese Sustainability Impact Assessment dat wordt gedaan in het kader van de Mercosur-onderhandelingen. Wanneer kan de Kamer de resultaten van deze assessment verwachten? Hoe verhoudt deze assessment zich tot de geactualiseerde cumulatieve effectbeoordeling van alle handelsverdragen, waar blijkens het verslag van de vorige LNV-raad een aantal delegaties om vroeg? Heeft de Nederlandse delegatie daar ook om gevraagd? Zo nee, waarom niet? Wordt een dergelijke effectbeoordeling daadwerkelijk uitgevoerd en zo ja, wanneer kunnen de resultaten daarvan naar de Kamer worden gestuurd? Welke rol spelen de gevolgen voor de Europese en Zuid-Amerikaanse landbouw en de gevolgen voor de landbouwdieren en de natuur in Zuid-Amerika, waaronder het Amazonewoud, in deze effectbeoordeling? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister een specifieke effectbeoordeling wil doen naar de gevolgen voor de Nederlandse landbouw van een handelsakkoord met de Mercosur. Zo niet, waarom niet? Zo ja, is deze beoordeling al begonnen en binnen welke termijn kunnen de resultaten naar de Kamer worden gestuurd? Kan de Minister een overzicht geven van de posities aangaande de Mercosur-onderhandelingen van de verschillende Nederlandse stakeholders op landbouwgebied, bijvoorbeeld de boerenbelangenorganisaties en non-gouvernementele organisaties?

Om de mogelijke economische, sociale- en milieueffecten van een EU-Mercosur handelsakkoord in kaart te brengen laat de Europese Commissie een nieuwe5 Sustainability Impact Assessment (SIA) uitvoeren door de London School of Economics (LSE). In januari 2018 heeft LSE een startrapport (inception report) gepubliceerd voor een impact assessment als ondersteuning van het onderhandelingsproces over een EU-Mercosur handelsakkoord. Ook vinden sinds juni 2018 online consultaties en ronde tafeldiscussies plaats met belanghebbenden. De voortgang van het project staat onder andere op de website van LSE6. Wanneer het uiteindelijke rapport gepubliceerd wordt, is nog niet bekend.

Een cumulatieve effectenbeoordeling onderzoekt de mogelijke economische gevolgen voor de landbouwsector van huidige en toekomstige handelsakkoorden. In 2016 is door de Europese Commissie een studie uitgevoerd naar de cumulatieve effecten van mogelijke handelsakkoorden op de Europese landbouw waar een mogelijk akkoord met de Mercosur landen in is meegenomen7. De resultaten van de cumulatieve effectenbeoordeling uit 2016 steunen de inzet van de Europese Commissie en het kabinet op het openen van markten en aandacht voor gevoelige sectoren8. Zoals gemeld in het verslag van de Landbouwraad van 22 mei 20199 heeft een aantal delegaties de Europese Commissie gevraagd om een geactualiseerde cumulatieve effectbeoordeling van alle handelsverdragen inclusief de effecten van Brexit. Commissaris Hogan beloofde de cumulatieve effecten in relatie tot Brexit onder de loep te nemen. Het tijdpad hiervan is niet bekend. Nederland heeft niet gevraagd om een herziene cumulatieve effectenbeoordeling op landbouw. Het kabinet ziet hierin geen toegevoegde waarde omdat de Europese Commissie reeds studies naar de effecten van handelsakkoorden uitvoert. Wel heeft Nederland in relatie tot de Mercosur onderhandelingen ervoor gekozen opnieuw steun te vragen voor een nieuwe ambitieuze EU-agenda voor een volledig duurzame en ontbossingsvrije landbouwgrondstofketen voor de Europese markt.

In algemene zin is de Nederlandse landbouwsector zeer gebaat bij internationale handel en bij heldere afspraken daarover in handelsverdragen. Door het kabinet worden belangen afgewogen per handelsakkoord. Daarin wordt een balans gezocht tussen bijvoorbeeld de exportmogelijkheden voor Nederlandse bedrijven en het beschermen van gevoelige sectoren. Voor gevoelige sectoren hanteert de EU een systeem van importquota. In dit kader voert de Europese Commissie geregeld effectenstudies uit. Voorafgaand aan een onderhandeling wordt een effectenstudie uitgevoerd voor verschillende sectoren, tijdens de onderhandelingen een Sustainable Impact Assessement en na implementatie een ex-post evaluatie. Ik zie daarom geen toegevoegde waarde om nog specifiek een effectbeoordeling te maken over de gevolgen voor de Nederlandse landbouw.

Hoe verklaart de Minister dat in 2018 onder de gecombineerde categorie «under erga omnes TRQs and out of TRQ» 41.660 ton kippenvlees uit Oekraine is geïmporteerd, veel meer dan de formele quota, waaronder ruim 26.000 ton kippenvlees is geïmporteerd?10 Hoeveel van de import van die 41.660 ton viel respectievelijk onder «under erga omnes TRQs» en hoeveel onder «out of TRQ»? Waarom is er de laatste jaren zo’n grote stijging waarneembaar van de import van Oekraïens kippenvlees in de categorie «under erga omnes TRQs and out of TRQ»? Wat is het maximale volume van de invoer van kippenvlees die het Nederlandse kabinet acceptabel acht? Welke invoertarieven gelden er voor Oekraïens kippenvlees?

Bedrijven kunnen gebruik maken van een tariefcontingent of buiten tariefcontingent exporteren. Voor pluimveevlees uit Oekraïne binnen het tariefcontingent pluimveevlees geldt een 0% heffing.

Voor export van pluimveevlees buiten het tariefcontingent geldt een meestbegunstigdentarief van 100,80 euro per 100 kg. Als bedrijven buiten tariefcontingent exporteren is er geen limiet aan de export hoeveelheid. Voor GN-codes 0207 13 70 en 0207 14 70 geldt op dit moment een 0% heffing en is geen limiet gesteld aan de exporthoeveelheid. Een overzicht van het gebruik van de Europese importquota’s is te vinden op de website van de Europese Commissie11. In totaal is in 2018 onder GN-code 0207 105.173 ton pluimveevlees geïmporteerd uit Oekraïne12. In 2018 was de export naar de EU van kippenvlees uit Oekraïne buiten quotum voor GN-code 0207 13 70 ca. 55.565 ton, en voor GN-code 0207 14 70 ca. 27 ton. In de antwoorden op eerdere Kamervragen over de onvoorziene import van pluimveevlees13 onder de tarieflijnen buiten quotum, 0207 13 70 en 0207 14 70, is uw Kamer gemeld dat deze import geen onderdeel uitmaakt van het tariefquotum voor pluimveevlees dat tegen 2021 oploopt tot 20.000 ton onder het Associatie Akkoord met Oekraïne.

Onder welke voorwaarden vallen de import van kippenvlees vanuit de landen Thailand en Brazilië? Welke invoerbeperkingen gelden er voor die landen? Welke invoerbeperkingen gelden er voor de invoer van landbouwproducten uit de Mercosurlanden? Kan de Minister een uitsplitsing geven van invoervolumes per invoerquotum van kippenvlees uit die landen? Kan de Minister een top 10 geven van invoer van landbouwproducten uit de Mercosurlanden op basis van zowel volume als invoerwaarde (exclusief tarieven)? Kan de Minister een top 10 geven van uitvoer van landbouwproducten naar de Mercosurlanden op basis van zowel volume als uitvoerwaarde (exclusief tarieven)? Hoeveel van de soja die uit Zuid-Amerika wordt geïmporteerd is bestemd voor dierlijke consumptie, hoeveel voor directe humane consumptie, hoeveel voor brandstof en hoeveel voor een eventueel andere aanwending?

Import van landbouwproducten is aan strikte eisen gebonden, waaronder het voldoen aan de Europese eisen voor voedselveiligheid. Alleen goedgekeurde bedrijven mogen exporteren naar de EU. Dit geldt voor alle landen buiten de EU, dus ook voor Thailand, Brazilië en de overige Mercosur-landen. In de openbare Market Access Database van de Europese Commissie is te zien welke import er per productcode is naar de EU.14 Thailand en Brazilië hebben als preferentiële landen een eigen quota voor gezouten of gepekeld en bereid kippen- en kalkoenvlees.

Op basis van Verordening 616/200715 zijn de volgende quota beschikbaar:

 

GN-code

Tonnage

Brazilië

0210 99 39

170.807

Thailand

0210 99 39

92.610

Brazilië

1602 32 19

79.477

Thailand

1602 32 19

160.033

Brazilië

1602 31

92.300

Op basis van Verordening (EG) nr. 1385/200716 zijn de volgende quota beschikbaar:

 

GN-code

Tonnage

Brazilië

0207 14 10

0207 14 50

0207 14 70

16.698

Thailand

0207 14 10

0207 14 50

0207 14 70

5.100

Brazilië

0207 27 10

0207 27 20

0207 27 80

4.910

Verder kan in het kader van verschillende erga omnes contingenten ook pluimveevlees, al dan niet bereid, uit Thailand en Brazilië worden ingevoerd.

Een overzicht van de toewijzing van alle Europese importquota’s voor landbouwproducten is te vinden op de openbare website van de Europese Commissie.17 Op de website van de Europese Commissie is ook een overzicht te vinden met de handel met de Mercosur landen.18 Hieruit blijkt dat in 2018 de EU vooral industriële goederen exporteerde (met 45 miljard euro, 94,7% van de handelswaarde), terwijl de EU zowel industriële goederen (met 23,6 miljard euro, 55,6% van de handelswaarde) als landbouwgoederen (18,2 miljard euro, 42,8% van de handelswaarde) importeerde.

Voor wat betreft invoercijfers naar Nederland biedt het CBS gegevens over de eurowaarde van verschillende categorieën producten, volgens de standaardclassificatie voor de internationale handel (SITC). Bij deze cijfers dient te worden opgemerkt dat een deel van deze invoer Nederland weer verlaat als wederuitvoer (al dan niet verwerkt of met een lichte bewerking). Op basis van deze gegevens van het CBS zijn dit de belangrijkste landbouwproducten die in 2018 zijn ingevoerd uit Mercosurlanden: Veevoeder (met uitzondering van niet gemalen granen) – € 969 miljoen, Groenten en fruit – € 896 miljoen, Oliehoudende zaden en vruchten – € 615 miljoen, Vlees en vleesproducten – € 592 miljoen, granen en graanproducten – € 137 miljoen, Koffie, thee, cacao en specerijen – € 88 miljoen. In totaal bedroeg de invoer in Nederland van landbouwproducten in 2018 ruim € 61 miljard, waarvan € 3,9 miljard uit de landen van Mercosur. Het is overigens niet bekend welk deel van de geïmporteerde soja voor welk doel wordt aangewend.

Voor meer cijfers over in- en uitvoer verwijs ik u naar de openbare database van het CBS (statline) en de Market Access Database van de Europese Commissie.


X Noot
1

Volledige naam: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 van de Commissie van 11 maart 2015 inzake uitvoering van artikel 80, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot vaststelling van een lijst van stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen.

X Noot
9

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1178.

X Noot
13

Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nrs. 2729, 2737, 2736; Kamerstuk 35 131, B; Kamerstuk 21 501-02, nr. 2009.

Naar boven