21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1037 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 augustus 2017

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 5 juli 2017 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 juli 2017 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1032).

De vragen en opmerkingen zijn op 10 juli 2017 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 12 juli 2017 zijn de vragen die betrekking hebben op de onderwerpen die geagendeerd zijn voor de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 juli 2017 en de vergadering van het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) van 19 en 20 juli 2017 beantwoord (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1034). Bij brief van 17 augustus zijn de overige vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Ziengs

De adjunct-griffier van de commissie, De Vos

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     
 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

6

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

7

     

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

8

     

III

Volledige agenda

12

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Geannoteerde agenda

Helaas moeten de leden van de VVD-fractie constateren dat er weer geen achtergrond document beschikbaar is. Zo wordt het lastig om een oordeel te vellen over de inzet van het werkprogramma van het nieuwe Voorzitterschap. Het lijkt sympathiek dat de vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid weer geagendeerd wordt, maar deze leden constateren dat de merkbare resultaten voor de ondernemers/boeren achter blijven. Ook op andere onderdelen mist te vaak het achtergronddocument.

De Staatssecretaris geeft aan dat hij in kan stemmen met de verordening biologische productie. Kan de Staatssecretaris aangeven of hij tevreden is met het grote aantal gedelegeerde handelingen in het voorstel en kan hij aangeven hoe dit voorstel in relatie staat tot de financiële en administratieve lasten?

Frankrijk is een pilot gestart met verplichte herkomstetikettering van zuivel- en vleesproducten. Waarom zijn er, in tegenstelling tot België, nog geen statistieken over de gevolgen voor de Nederlandse export van producten? Heeft Nederland haar goedkeuring uitgesproken over deze pilot en zo ja, zijn daar voorwaarden aan gesteld zoals bijvoorbeeld het niet verstoren van de interne markt? Zo nee, waarom niet? Welke stappen gaat de Staatssecretaris zetten om vroegtijdig met België aan de bel te trekken?

Biologische landbouw

Kan de Staatssecretaris reflecteren op het bereikte resultaat? Kan de Staatssecretaris aangeven wat hij vindt van het grote aantal gedelegeerde handelingen? Op welke manier is hier in de resterende tijd nog een volgende stap in te zetten? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het bereikte resultaat uitpakt voor de Nederlandse telers? Kan hij daarin specifiek ingaan op de biologische productie in kassen op «demarcated beds»? Klopt het dat deze teelt nog alleen in Finland, Zweden en Denemarken kan plaatsvinden en betekent dit dat het in Nederland niet meer is toegestaan, vragen de leden van de VVD-fractie. Wat zijn de gevolgen hiervan voor de biologische glastuinbouw in Nederland en vindt de Staatssecretaris dit acceptabel?

Onder welke voorwaarden kan gangbaar zaaigoed worden ingezet voor de biologische teelt? Wat betekent dit voor zowel de gangbare als biologische teelt? En tot slot op dit onderwerp; wat betekent het voorliggende voorstel voor de financiële en administratieve lasten?

Crisisparaatheid voor plant- en diergezondheid

Kan de Staatssecretaris aangeven wat de voortgang is met betrekking tot de aanpak van de vogelgriep en met name de verruiming van mogelijkheden voor afzet van vrije uitloopeieren bij een crisissituatie die twaalf weken of langer duurt? Welke planning hanteert de Staatssecretaris om op dit dossier volgende stappen te kunnen zetten?

Diergeneesmiddelenverordening

Kan de Staatssecretaris ingaan op het nieuwe actieplan antimicrobiële resistentie (AMR) inzake de diergeneesmiddelenverordening? Welke stappen worden in de deze verordening gezet? Wat is de procedure (inclusief tijdpad) waarmee deze verordening na vaststelling ook in de verschillende lidstaten wordt geïmplementeerd? Wat is de reden dat het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie aan duidelijkheid te wensen over liet en hoe past dat in de lijn van de prioriteiten die lidstaten hier aan stellen?

Brief herziening van Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Omdat deze brief ook op een later moment geagendeerd zal worden hebben deze leden op dit moment geen vragen over deze brief. Wel willen zij de Staatssecretaris vragen of inmiddels duidelijk is of en hoe Eurocommissaris Hogan heeft gereageerd op de brief van een aantal leden van de landbouwcommissie naar aanleiding van een stemming over het verbieden van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in Ecologische Aandachtsgebieden. In deze brief hebben de parlementariërs de Eurocommissaris opgeroepen de wens van een gewone meerderheid van de Europarlementariërs serieus te nemen. Door het verbod van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zal een aantal doelstellingen van deze Ecologische Aandachtsgebieden niet bereikt kunnen worden zoals bijvoorbeeld het gebruik van afrikaantjes om het aardappelaaltje te bestrijden. Een gemiste kans.

Hitteprotocollen

Als het gaat om hitteprotocollen van diertransporten is de (pluimvee)sector bereid hier stappen op te zetten. Zo ligt er een plan voor geen transporten te laten plaatsvinden bij een temperatuur van meer dan 35 graden. Deelt de Staatssecretaris de mening dat wanneer de transporttijden worden gewijzigd er, ook in het belang van de kip, op andere tijden geslacht moet kunnen worden, bijvoorbeeld in de nacht? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het op dit moment niet mogelijk is om noodzakelijk keuringsdierenartsen te kunnen garanderen bij andere slachttijden vanwege de planning van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)? Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat wanneer de pluimveesector bereid is stappen te zetten, dit ook een aanpassing vergt van toezicht, keuring en planning door de NVWA? Is de Staatssecretaris bereid het toezicht en keuring bij slachthuizen door de NVWA aan te passen en zou de Staatssecretaris de Kamer hierover binnen twee weken kunnen informeren?

Visserij

De leden van de VVD-fractie vragen inmiddels standaard bij de voorbereiding van de Landbouw- en Visserijraad naar de stand van zaken rondom de Brexit in relatie tot de Nederlandse visserij. Vorige week d.d. 2 juli 2017 hebben de Britten aangegeven het internationale visserijverdrag (London Fisheries Convention, dat in 1964 met verschillende lidstaten werd afgesloten) te willen opzeggen. Over de consequenties hiervan hebben de leden Visser (VVD) en Bruins (CU) op 5 juli 2017 schriftelijke vragen ingediend, maar de leden van de VVD-fractie willen ten behoeve van de Landbouw- en Visserijraad de staatsecretaris vragen wat deze recente ontwikkelingen gaan betekenen voor de Nederlandse en gezamenlijke Europese inzet tijdens de Brexit-onderhandelingen. Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat deze zet van de Britten het startschot betekent voor taaie onderhandelingen op het visserijdossier? En dat het duidelijk is dat Britten meer gebiedscontrole op de Noordzee willen? De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen om tijdens de aankomende Raad te inventariseren hoe andere Europese landen tegen dit besluit aankijken en welke vorm van Europese samenwerking er in dit stadium kan worden opgezocht? Is de Staatssecretaris hiertoe bereid? Zo nee, waarom niet?

Verder hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen en opmerkingen bij de recent gepubliceerde vangstadviezen van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES). Deze leden vragen zich af hoe het toch kan dat als onderzoeken uitwijzen dat het goed gaat met de visserijbestanden, de quota niet of nauwelijks wordt aangepast dan wel flink worden verlaagd? Wat zijn nu de uitgangspunten voor het vaststellen van de quota? Zijn deze recent aangepast? En zo ja, op welke wijze en op wiens verzoek? En wat betekenen de ICES-voorstellen voor de Nederlandse visserij? De leden van de VVD- fractie vinden het voorstel voor schol echt onbegrijpelijk, deelt de Staatssecretaris deze mening? Zo nee, waarom niet? Het is namelijk nog nooit zo goed met de scholpopulatie gegaan sinds 1957 in de Noordzee, maar toch zijn de eisen weer aangescherpt en mag er vanaf 2018 35% minder schol worden gevangen. Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan? Wat wordt de Nederlandse inzet? Wat maakt dat een papieren werkelijkheid, de onderzoekresultaten, zo ver van de praktijk verwijderd raken en daarmee de Nederlandse vissers de dupe zijn?

Kan de Staatssecretaris aangeven wat de voorzorgsbenadering voor Nederland precies behelst? Wat betekent dit voor de TAC's? En wat betekent de voorgestelde is geval-tot-geval-benadering? Welke garanties biedt het voorstel dat de quota voor de bestanden die in 2018 onder de aanlandplicht vallen, opgehoogd moeten worden om te compenseren voor de ongewenste bijvangsten?

Wat vindt de staatsecretaris van de constatering in de recent gepubliceerde mededeling van de Europese Commissie (COM 2017, nr. 368), dat er nog wel veel problemen zijn met de invoering van de aanlandplicht en dat met name in de Middellandse Zee vanwege gebrek aan goede controles ernstige overbevissing een groot probleem is? Welke mogelijkheden ziet de staatsecretaris om de Nederlandse problemen met de aanlandplicht in dit kader weer te agenderen, naast de gewenste ophoging van de quota? En op welke wijze worden de landen in de Middellandse zee aangesproken op het gebrek van controles? En hoe kan dit gebrek aan controles ingrijpen op de voorstellen van de vangstmogelijkheden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad op 17 en 18 juli 2017. Hierover hebben deze leden nog vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat het schol-quotum er beter voor staat dan ooit maar dat toch een reductie van de TAC (total allowable catch) wordt voorgesteld. Deze leden vragen de Staatssecretaris of hij voornemens is zich te verzetten tegen deze reductie van het schol quotum. Daarnaast vragen zij wat de stand van zaken is ten aanzien van de niet verdere reductie van quota van visbestanden waarvan onvoldoende gegevens bekend zijn en wat de Staatssecretaris gaat doen om ervoor te zorgen dat visbestanden waarvan onvoldoende gegevens bekend zijn automatisch worden gereduceerd.

De leden van de CDA-fractie vinden het van belang dat er aan de onzekerheid voor onze biologische boeren snel een einde komt. Een compliment is op zijn plaats voor het Maltese voorzitterschap en Eurocommissaris Hogan om toch nog een compromisvoorstel voor elkaar te krijgen. Wel vragen deze leden zich af aan welke Nederlandse kritiekpunten niet wordt voldaan en welke gevolgen dit heeft voor de Nederlandse biologische sector.

Eurocommissaris Hogan heeft de mogelijkheid geboden om binnen de Gemeenschappelijke Marktordening eenmalig vrije uitloop leghennenbedrijven die financieel getroffen zijn door de ophokplicht in verband met de vogelgriep financieel tegemoet te komen via «exceptional market measures». De leden van de CDA-fractie vragen zich af welke landen gebruik maken van deze regeling of daartoe voornemens zijn? Hoe wordt de uitvoering van de regeling vorm gegeven, zo vragen deze leden? Is voor de Staatssecretaris inmiddels inzichtelijk welke landen tegen de regels in het toelieten dat eieren van te lang opgehokte leghennen in een vrije uitloopstal werden gelabeld als vrije uitloop eieren? Naar aanleiding van de gedachtewisseling met deze leden bij het debat over de herziening heffingenstelsel Diergezondheidsfonds vragen zij zich af of de Staatssecretaris nog een nader voorstel heeft gekregen van de pluimveesector om gebruik te maken van de «Hogan regeling»? Wordt nog gesproken over het nadere voorstel? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris toelichten op welke juridische grondslag differentiatie voor nadeelcompensatie mogelijk is? Heeft de Staatssecretaris mogelijke alternatieve juridische grondslagen onderzocht?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over de modernisering en vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Deze gaan hierover graag het gesprek aan met de nieuwe bewindspersoon bij een daarover te houden algemeen overleg. Zij zijn in de veronderstelling dat voordat deze belangrijke inzet in de Tweede Kamer wordt besproken terughoudendheid wordt betracht door deze regering in haar inbreng bij de Landbouw- en Visserijraad. Is dit ook het geval, zo vragen deze leden?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over de commissievoorstellen met voorwaarden aan gebruik van een drietal neonicotinoïden. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat hij gaat doen met de analyses gemaakt door het Ctgb en de NVWA? Wat gaat hij doen met de door deze onafhankelijke instanties getrokken conclusies? Voor welke aanpassingen van het Commissievoorstel gaat hij pleiten in navolging van de analyse van het Ctgb? Zo nee, waarom gaat hij niet pleiten voor wijzigingen van het voorstel in lijn met de conclusies van Ctgb? Is de Staatssecretaris van mening dat de betreffende neonicotinoïden verboden moeten worden, als alternatieve middelen mogelijk nog schadelijker zijn, zo vragen zij. Kan de Staatssecretaris verklaren waarom Nederland enerzijds het toetsingskader voor bijen (Bee Guidance) ter discussie stelt en anderzijds besluitvorming op basis hiervan ondersteunt? Is het mogelijk om de besluitvorming over deze commissievoorstellen uit te stellen totdat dit toetsingskader is vastgesteld, zo vragen de leden van de CDA-fractie. En is hij bereid om hiervoor te pleiten? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Herkomstetikettering van zuivel

De Franse regering is een pilot gestart waarbij de herkomst van zuivel- en vleesproducten verplicht moet worden aangeduid. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn daar een groot voorstander van, en zij menen dat ook de Nederlandse regering dat zou moeten zijn, gelet op de mogelijkheden die dat biedt om de Nederlandse productie van vlees en zuivel naar hogere standaarden te tillen en daarbij de mogelijkheden te kunnen benutten om die hogere standaarden te vertalen naar een betere prijs voor dat zogeheten kwaliteitsproduct. Vooral gelet op de aangenomen motie van het lid Ouwehand voor weidegang voor alle Nederlandse melkkoeien is het van groot belang deze mogelijkheden aan te grijpen, omdat het een nationale én internationale onomstreden pré wordt dat Nederlandse melk altijd afkomstig is van koeien die weidegang hebben gehad. Deze leden zijn dan ook zeer verbaasd te lezen dat het kabinet de pilot afwijst, en zich verzet tegen verplichte herkomstetikettering. Is de Staatssecretaris bereid om toe te geven dat hij daarmee de mogelijkheden voor een betere prijs voor melk die op diervriendelijker wijze is geproduceerd de pas afsnijdt? Hoe vindt hij dat te rechtvaardigen in het licht van zijn eigen opmerkingen in het debat over de weidegang dat het van belang is een goede prijs te behouden voor weidemelk? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn het daar zeer mee eens maar zijn, anders dan het kabinet, wél bereid daar dan ook alle mogelijkheden voor te benutten en te creëren die er zijn. Waarom is het kabinet er niet toe bereid de kansen voor een betere prijs voor Nederlandse producten die duurzamer zijn geproduceerd te benutten?

Deze leden dringen er bij de Staatssecretaris op aan zijn verzet tegen de Franse pilot te staken, en juist te pleiten voor herkomstetikettering in het belang van de prijsontwikkeling die hoort bij de opdracht om de Nederlandse productie te verduurzamen.

Europese sojaverklaring

Hulde voor de Europese lidstaten die een front willen vormen tegen de teelt van gentechgewassen én het gebruik van genetisch gemanipuleerde voedergewassen in de Europese Unie. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie moedigen het kabinet aan deze Europese Sojaverklaring volmondig te ondersteunen en zij zijn zeer benieuwd naar de vervolgontwikkelingen. Ziet het kabinet ook mogelijkheden om niet zozeer de teelt van soja in Europa te bevorderen, alswel eiwitgewassen op zichzelf? Hoe wordt de (agro)biodiversiteit geborgd en wat is de inzet om monoculturen in de Europese landbouw zoveel mogelijk te voorkomen en/of te vervangen door gevarieerde teelt? En, last but not least: zal de proteïnestrategie erin voorzien dat een duurzame productie van eiwit ook vraagt om een verschuiving van de productie van dierlijke eiwitten naar plantaardige eiwitten voor menselijke consumptie? Is de Staatssecretaris bereid er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat al deze onderdelen deel moeten gaan uitmaken van de proteïnestrategie?

Glyfosaat en neonicotinoïden

De verwachting is dat de Europese Commissie tijdens de vergadering van SCoPAFF van 19 en 20 juli een voorstel zal presenteren voor een verlenging van de toelating van glyfosaat. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat glyfosaat -net als andere chemische bestrijdingsmiddelen- zo snel mogelijk van de markt moet worden gehaald. Ruim 1,3 miljoen Europese burgers onderstrepen die wens door het tekenen van het Europese Burgerinitiatief dat oproept om glyfosaat te verbieden. Het vereiste aantal handtekeningen (1 miljoen) is daarmee ruimschoots behaald, en de Europese Commissie zal dus een antwoord moeten geven op het initiatief. Is de Staatssecretaris bereid er bij de Europese Commissie op aan te dringen het burgerinitiatief serieus te nemen? Welke consequenties verbindt hij zelf aan deze breed gesteunde oproep van Europese burgers? Welke inzet kan de Kamer van het kabinet verwachten om de recent gepresenteerde ambities van de sector zelf, om in 2030 zonder chemische bestrijdingsmiddelen te werken, via een Europese aanpak te ondersteunen? Ligt het voor de hand om te blijven instemmen met Europese toelatingen van chemische bestrijdingsmiddelen als de Nederlandse tuin- en akkerbouwsector en de bollensector naar een manier van telen willen waarbij die middelen niet meer worden gebruikt? En is de Staatssecretaris er, mede gelet op de recent verschenen grootste veldstudie ooit naar de gevolgen van neonicotinoïden op insecten als de bij, nu in ieder geval toe bereid om er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat een totaalverbod op alle neonicotinoïden niet langer kan uit kan blijven?

Fosfaat

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de definitieve fosfaat- en stikproductie 2016, zoals vastgesteld door het CBS. Wat opvalt is dat voor de definitieve vaststelling van de totale fosfaatproductie niet alleen gekeken wordt naar dieraantallen, maar ook naar werkelijk voergebruik en werkelijke mineralengehalten in het voer. Dat roept de vraag op of de manier waarop de fosfaatproductie in 2017 (alleen dieraantallen) wel voldoende inzichtelijk maakt wat de werkelijke fosfaatproductie is. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat pas halverwege 2018 de werkelijke fosfaatproductie over 2017 kan worden vastgesteld, omdat ook dan pas de totale melkproductie bekend is? Hoe verhoudt die onzekerheid zich tot de afrekening die eind 2017 komt voor het behoud van de derogatie? Deze leden krijgen signalen dat melkveehouders, al dan niet via de omweg van fosforsupplementen, de hoeveelheid fosfor die dieren krijgen toegediend opkrikken. Kan de Staatssecretaris reageren op de verschillen in het vaststellen van de hoeveelheid fosfaatproductie gebaseerd op het aantal dieren, en op de fosfaatproductie die blijkt uit de totale hoeveelheid geproduceerde melk?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met kennisgenomen van de Nederlandse inzet voor de modernisering en vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Zij hebben enkele kritische vragen.

De Staatssecretaris wil aansturen op afschaffing van de huidige inkomenssteun. Kan de Staatssecretaris een inschatting geven van de gevolgen voor de Nederlandse landbouw? Welke analyses en rapporten heeft hij bij de opstelling van de Nederlandse inzet betrokken?

Volgens artikel 39 van het Verdrag over de Werking van de Europese Unie moet het Europees landbouwbeleid landbouwers afdoende mogelijkheden bieden om een redelijk inkomen te verwerven. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het van belang is dat het verdienmodel van boeren en tuinders versterkt wordt, zodat dat de landbouw een vitale sector blijft die een aanzienlijke bijdrage kan leveren aan regionale werkgelegenheid en een positieve handelsbalans en die in staat is om te investeren in vernieuwing en verduurzaming? Hoe groot is het risico dat maatregelen ter versterking van de positie van primaire producenten in de keten onvoldoende opwegen tegen afschaffing van de inkomenssteun en dat het verdienmodel hierdoor nog verder onder druk komt te steen? Is de Staatssecretaris voornemens in het nationale beleid meer maatregelen te nemen om het verdienmodel van boeren en tuinders te versterken, bijvoorbeeld door hervorming van het pachtbeleid, afschaffing van de assurantiebelasting voor de brede weersverzekering, behoud van de BTW landbouwregeling, enzovoorts? Zo ja, hoe?

De Staatssecretaris geeft aan dat marktoriëntatie het uitgangspunt moet zijn. Het probleem is dat de tienduizenden boeren en tuinders niet goed in staat zijn om het aanbod af te stemmen op de vraag. Zo wordt bij een lage melkprijs eerder meer dan minder melk geproduceerd, omdat melkveehouders voldoende cashflow willen houden. In hoeverre staat de Staatssecretaris open voor bepaalde vormen van productiebeheersing?

Is de veronderstelling juist dat onder meer Vlaamse en Franse boeren meer financiële steun krijgen buitenom het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid dan Nederlandse boeren? De leden van de SGP-fractie verwijzen in dit verband naar onder meer het Vlaamse Rampenfonds, de afspraken tussen de Franse regering, zuivelindustrie, distributieketens en landbouworganisaties over een minimale melkprijs van 34 eurocent per liter (2015), en de lastenverlichting voor Franse boeren door verlaging van premies voor sociale verzekeringen (2016). Hoe wil de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er bij afschaffing van de inkomenssteun in combinatie met de door hem gewenste beleidsruimte sprake blijft van een gelijk speelveld en dat andere lidstaten er niet voor kiezen om hun boeren buitenom het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid meer steun te geven?

De leden van de SGP-fractie zetten vraagtekens bij de subsidiariteit van consumentenvoorlichting en voedselinnovatie via het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Wat is precies de toegevoegde waarde van een Europese aanpak via het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bovenop nationaal beleid?

Deze leden hebben verder nog een vraag naar aanleiding van de fosfaatproductiecijfers. Kan de Staatssecretaris een inschatting geven van de verwachte fosfaatproductie in 2018 voor de verschillende sectoren?

II Volledige agenda

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Crisisparaatheid voor plant- en diergezondheid

Kan de Staatssecretaris aangeven wat de voortgang is met betrekking tot de aanpak van de vogelgriep en met name de verruiming van mogelijkheden voor afzet van vrije uitloopeieren bij een crisissituatie die twaalf weken of langer duurt? Welke planning hanteert de Staatssecretaris om op dit dossier volgende stappen te kunnen zetten?

Bijlage II, lid 1a van verordening (EU) 589/2008 geeft de minimumvereisten voor het vrije-uitlooplabel. Hierin is aangegeven dat in geval van veterinaire maatregelen, eieren tot uiterlijk nog 12 weken mogen worden gelabeld als vrije- uitloopeieren. Hierna moeten ze worden gelabeld als scharreleieren. De Europese Commissie heeft gedelegeerde bevoegdheid om deze bijlage aan te passen.

Na mijn oproep op de Landbouw- en Visserijraad van 23 januari jl. voor een oplossing voor het verlies van de vrije-uitloopstatus van eieren van wegens vogelgriep opgehokte leghennen, heeft de Europese Commissie de tekortkomingen onderkend van de huidige handelsnorm. De Europese Commissie is vervolgens in overleg met lidstaten een verkenning gestart hoe artikel 1a van bijlage II aangepast zou kunnen worden. Op 20 juli jl. heeft de Europese Commissie in een laatste overleg met lidstaten besloten het eigen voorstel voor aanpassing van bijlage II, artikel 1a verder in procedure te brengen. Dit voorstel voorziet in een verlenging van de 12-wekenperiode tot 16 weken. Deze periode wordt bovendien op koppelniveau toegepast. Dus voor nieuw opgezette hennen tijdens de ophokplicht gaat de 16-wekenperiode in vanaf hun aankomstdatum op het bedrijf.

De Europese Commissie streeft naar inwerkingtreding van de aldus aangepaste bijlage II in de tweede helft van december.

Hitteprotocollen

Als het gaat om hitteprotocollen van diertransporten is de (pluimvee)sector bereid hier stappen op te zetten. Zo ligt er een plan voor geen transporten te laten plaatsvinden bij een temperatuur van meer dan 35 graden. Deelt de Staatssecretaris de mening dat wanneer de transporttijden worden gewijzigd er, ook in het belang van de kip, op andere tijden geslacht moet kunnen worden, bijvoorbeeld in de nacht? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het op dit moment niet mogelijk is om noodzakelijk keuringsdierenartsen te kunnen garanderen bij andere slachttijden vanwege de planning van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)? Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat wanneer de pluimveesector bereid is stappen te zetten, dit ook een aanpassing vergt van toezicht, keuring en planning door de NVWA? Is de Staatssecretaris bereid het toezicht en keuring bij slachthuizen door de NVWA aan te passen en zou de Staatssecretaris de Kamer hierover binnen twee weken kunnen informeren?

Mij is geen plan van de pluimveesector bekend, waaruit de bereidheid spreekt om boven de 35 graden geen diertransporten meer te laten plaatsvinden. Zoals ik in mijn brief van 7 juli jl. aan uw Kamer heb aangegeven (Kamerstuk 28 286, nr. 922), vind ik het spijtig dat deze sector om die reden nog niet kan aansluiten bij het Nationaal Plan voor veetransport bij extreme temperaturen. In een gesprek op 28 juni jl. is tussen de NVWA en Nepluvi afgesproken dat op korte termijn besproken wordt of, en zo ja, welke afspraken gemaakt kunnen worden over aanpassing van werktijden van slachthuizen, zodat in geval van extreme temperaturen het transport van dieren op de koelste uren van de dag kan plaatsvinden. Ook daarvan heb ik mededeling gedaan in mijn brief van 7 juli 2017. Overigens heb ik begrepen dat er voor de mogelijke aanpassing van slachttijden in de pluimveeslachterijen door de sector nog afspraken met het eigen personeel gemaakt moeten worden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Eurocommissaris Hogan heeft de mogelijkheid geboden om binnen de Gemeenschappelijke Marktordening eenmalig vrije uitloop leghennenbedrijven die financieel getroffen zijn door de ophokplicht in verband met de vogelgriep financieel tegemoet te komen via «exceptional market measures». De leden van de CDA-fractie vragen zich af welke landen gebruik maken van deze regeling of daartoe voornemens zijn? Hoe wordt de uitvoering van de regeling vorm gegeven, zo vragen deze leden? Is voor de Staatssecretaris inmiddels inzichtelijk welke landen tegen de regels in het toelieten dat eieren van te lang opgehokte leghennen in een vrije uitloopstal werden gelabeld als vrije uitloop eieren? Naar aanleiding van de gedachtewisseling met deze leden bij het debat over de herziening heffingenstelsel Diergezondheidsfonds vragen zij zich af of de Staatssecretaris nog een nader voorstel heeft gekregen van de pluimveesector om gebruik te maken van de «Hogan regeling»? Wordt nog gesproken over het nadere voorstel? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris toelichten op welke juridische grondslag differentiatie voor nadeelcompensatie mogelijk is? Heeft de Staatssecretaris mogelijke alternatieve juridische grondslagen onderzocht?

De mogelijkheid voor financiële tegemoetkoming is neergelegd in artikel 220 van de integrale Gemeenschappelijke Marktordeningsverordening (iGMO, Verordening EU nr. 1308/2013)). De Europese Unie financiert 50 procent van de schade. Het is mij niet bekend welke lidstaten een beroep hebben gedaan op deze mogelijkheid of dit nog zullen gaan doen.

De regeling wordt ingevuld door de lidstaten die daarvan gebruik maken. Een besluit om over te gaan tot vergoeding en de invulling van een tegemoetkomingsregeling verloopt volgens de nationale regelgeving en het nationale beleid. Voor tegemoetkoming in het kader van dierziektebestrijding biedt de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren het nationale juridische kader. Het uitgangspunt van deze wet is dat veehouders alleen een vergoeding uit het Diergezondheidsfonds krijgen voor de geruimde dieren (artikel 86, eerste lid van de wet). Gevolgschade, zoals de vrije-uitloophouders stellen te hebben geleden vanwege de ophokplicht, wordt niet uitbetaald, tenzij het gaat om bijzondere gevallen (artikel 91 van de wet). Daarvan is sprake wanneer bepaalde getroffenen onevenredig hoge schade lijden ten opzichte van anderen en de schade bovendien niet kan worden aangemerkt als een normaal bedrijfsrisico. Daarom heb ik de pluimveesector gezegd alleen bereid te zijn om gebruik te maken van de Europese middelen, als de sector zelf een financieel-economische onderbouwing geeft, waaruit blijkt dat aan de voorwaarde is voldaan dat de door de vrije-uitloophouders geleden schade onevenredig hoog is geweest en niet tot het normale bedrijfsrisico kan worden gerekend. Ik heb die onderbouwing (nog) niet ontvangen.

In het geval dat een lidstaat besluit een compensatieregeling met gebruikmaking van cofinanciering in te voeren, stelt de Europese Commissie met het oog op de cofinanciering een uitvoeringshandeling op die wordt voorgelegd aan de lidstaten in het daartoe geëigende comité. De lidstaten stemmen daar over het commissievoorstel.

Het is mij niet bekend welke landen, tegen de regels in, toelieten dat eieren van te lang opgehokte leghennen in een vrije-uitloopstal gelabeld werden als vrije-uitloopeieren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Europese sojaverklaring

Hulde voor de Europese lidstaten die een front willen vormen tegen de teelt van gentechgewassen én het gebruik van genetisch gemanipuleerde voedergewassen in de Europese Unie. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie moedigen het kabinet aan deze Europese Sojaverklaring volmondig te ondersteunen en zij zijn zeer benieuwd naar de vervolgontwikkelingen. Ziet het kabinet ook mogelijkheden om niet zozeer de teelt van soja in Europa te bevorderen, alswel eiwitgewassen op zichzelf? Hoe wordt de (agro)biodiversiteit geborgd en wat is de inzet om monoculturen in de Europese landbouw zoveel mogelijk te voorkomen en/of te vervangen door gevarieerde teelt? En, last but not least: zal de proteïnestrategie erin voorzien dat een duurzame productie van eiwit ook vraagt om een verschuiving van de productie van dierlijke eiwitten naar plantaardige eiwitten voor menselijke consumptie? Is de Staatssecretaris bereid er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat al deze onderdelen deel moeten gaan uitmaken van de proteïnestrategie?

Het kabinet zet zich in voor een verdere verduurzaming van de eiwitteelt en waar mogelijk de productie van eiwitgewassen in de Europese Unie. De stimulering van de teelt richt zich daarbij niet zozeer op soja, maar op eiwitgewassen in het algemeen. Daartoe is de afgelopen jaren een aantal acties ingezet, zoals het afsluiten van de green deal «Nedersoja» om de productie van soja in Nederland te verhogen en een keten te vormen waarin de producten ook een meerprijs krijgen. Een ander voorbeeld is het faciliteren van de productie en consumptie van eiwitrijke gewassen via de Green Protein Alliance. Dit is er vooral op gericht om tot een meer evenwichtige consumptie tussen plantaardige en dierlijke eiwitten te komen (van 30/70% naar 50/50%). Ook is tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap de Amsterdam Declaration opgesteld inzake het stoppen van verdere ontbossing voor o.a. de productie van soja. Dit principe geldt voor zowel genetisch gemodificeerde (gg-)soja als niet-gg-soja.

De borging van de biodiversiteit zit met name in de vergroening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Daarin wordt onder andere gesteld dat een gewasrotatie uit minstens drie gewassen moet bestaan en bedrijven met open teelten op een deel van hun areaal vergroeningsgewassen moeten telen. Overigens heeft Nederland de Europese Sojaverklaring op 17 juli jl. ondertekend, in lijn met mijn inzet op de ontwikkeling van de teelt van non-gg-soja in Europa, gelet op de forse groei van de vraag naar biologische producten, gg-vrije producten, plantaardige eiwitproducten en producten die in de nabije omgeving zijn geproduceerd.

Fosfaat

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de definitieve fosfaat- en stikproductie 2016, zoals vastgesteld door het CBS. Wat opvalt is dat voor de definitieve vaststelling van de totale fosfaatproductie niet alleen gekeken wordt naar dieraantallen, maar ook naar werkelijk voergebruik en werkelijke mineralengehalten in het voer. Dat roept de vraag op of de manier waarop de fosfaatproductie in 2017 (alleen dieraantallen) wel voldoende inzichtelijk maakt wat de werkelijke fosfaatproductie is. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat pas halverwege 2018 de werkelijke fosfaatproductie over 2017 kan worden vastgesteld, omdat ook dan pas de totale melkproductie bekend is? Hoe verhoudt die onzekerheid zich tot de afrekening die eind 2017 komt voor het behoud van de derogatie? Deze leden krijgen signalen dat melkveehouders, al dan niet via de omweg van fosforsupplementen, de hoeveelheid fosfor die dieren krijgen toegediend opkrikken. Kan de Staatssecretaris reageren op de verschillen in het vaststellen van de hoeveelheid fosfaatproductie gebaseerd op het aantal dieren, en op de fosfaatproductie die blijkt uit de totale hoeveelheid geproduceerde melk?

De definitieve fosfaatproductiecijfers over 2017 worden halverwege 2018 bekend gemaakt. De definitieve fosfaatproductie kan namelijk pas bepaald worden op het moment dat alle relevante gegevens bekend en gecontroleerd zijn.

De fosfaatproductieontwikkeling die in 2017 gerealiseerd wordt, is van belang voor de gesprekken met de Europese Commissie over het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, de invoering van fosfaatrechten en de derogatie. Daarom wordt, in het kader van het fosfaatreductieplan 2017, gedurende het jaar gemonitord op de fosfaatproductie. In de monitor worden de meest actuele gegevens met betrekking tot bijvoorbeeld dieraantallen, melkproductie en voerverbruik meegenomen. Hierdoor is een goede schatting te geven van het verloop van de fosfaatproductieontwikkeling in 2017. Ieder kwartaal wordt hierover aan uw Kamer gerapporteerd.

Zowel in de berekeningen van de definitieve fosfaatproductie, als in de monitoring van de fosfaatproductie 2017, worden alle relevante gegevens meegenomen. Hieronder vallen onder meer de dieraantallen en de melkproductie. Er is geen sprake van verschillen in berekeningen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

Deze leden hebben verder nog een vraag naar aanleiding van de fosfaatproductiecijfers. Kan de Staatssecretaris een inschatting geven van de verwachte fosfaatproductie in 2018 voor de verschillende sectoren?

Een schatting van de fosfaatproductie in 2018 wordt eind 2018 voor het eerst gemaakt. Op dat moment zijn de meeste relevante gegevens voor de berekening van de fosfaatproductie beschikbaar. De definitieve fosfaatproductie 2018 wordt naar verwachting eind juni 2019 vastgesteld en aan uw Kamer gerapporteerd.

III Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 juli 2017. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1032. Brief regering d.d. 07-07-2017, Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam – Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 juli 2017

Verslag Landbouw- en Visserijraad van 12 juni 2017. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1030. Brief regering d.d. 27-06-2017, Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam.

Definitieve fosfaat- en stikstofproductie 2016. Kamerstuk 33 037, nr. 218. Brief regering d.d. 30-06-2017, Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam.

Modernisering en vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Kamerstuk 28 625, nr. 247. Brief regering d.d. 03-07-2017, Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam.

Naar boven