21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 273 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 april 2012

Op 24 en 25 april vindt de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid plaats in Horsens, Denemarken.

Bijgaand treft u de geannoteerde agenda aan.

De Informele Raad beslaat twee dagdelen. Op de eerste middag zullen drie parallelle workshops plaatsvinden, die zijn gewijd aan «manieren om de youth guarentee (verplicht werk-leer-aanbod voor jongeren) te bewerkstelligen», «sociale diensten onder druk», en «het aan elkaar koppelen van jeugdbeleid gericht op werkgelegenheid, opleiding en training». Nederland neemt deel aan de workshop over het jeugdbeleid. Deze lijkt gericht op de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en sluit het meest aan op de Nederlandse beleidsagenda.

Op de tweede dag zullen ministers van gedachten wisselen over de wetgevende initiatieven met betrekking tot de detacheringsrichtlijn. Tevens zal de Commissie een «werkgelegenheidspakket» presenteren.

Zoals gebruikelijk bij een Informele Raad staan er geen onderwerpen ter besluitvorming op de agenda.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp

Geannoteerde agenda Informele Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid d.d. 24/25 april 2012

De informele Raad van ministers van Werkgelegenheid en Sociale Zaken zal zich bezig houden met een aantal zaken die verband houden met de huidige economische crisis in Europa.

De eerste middag van de informele Raad zal in het teken staan van jeugdwerkloosheid. Daarover zullen drie parallelle workshops worden gehouden. Deze hebben als onderwerp: «manieren om de youth guarantee (verplicht leer-werk aanbod voor jongeren) te bewerkstelligen», sociale diensten onder druk» en «beleid aan elkaar koppelen op de gebieden jeugdwerkloosheid, opleiding en training». Op het moment van schrijven van deze geannoteerde agenda is geen nadere informatie over deze workshops bekend. Nederland zal deelnemen aan de derde workshop. Daarbij lijkt de nadruk te liggen op de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt.

Op de tweede dag zullen de ministers van gedachten wisselen over de wetgevende initiatieven met betrekking tot de detacheringsrichtlijn. Tevens zal de Commissie het werkgelegenheidspakket presenteren.

Aansluiting Onderwijs-Arbeidsmarkt ivm jeugdwerkloosheid

Nederland is van mening dat het verbeteren van de overgang van school naar werk van essentieel belang is. Een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt is wat Nederland betreft een voorwaarde voor lage jeugdwerkloosheid. Belangrijk onderdeel in de aanpak van Nederland is dan ook het voorkomen van schooluitval. Het doel is om zoveel mogelijk jongeren met minstens een startkwalificatie de arbeidsmarkt te laten betreden, omdat dit de kansen van jongeren significant verbetert. De intensieve aanpak van voortijdig schoolverlaten werpt zijn vruchten af. In tien jaar tijd is het aantal leerlingen zonder startkwalificatie bijna gehalveerd van 71 000 in 2002 naar 38 600 in het schooljaar 2010–2011.

Behalve het voorkomen van voortijdig schooluitval is het beter laten aansluiten van het onderwijsaanbod op de arbeidsmarkt ook een belangrijk onderdeel van de Nederlandse aanpak. In het mbo wordt bijvoorbeeld de kwalificatiestructuur vereenvoudigd waardoor er minder opleidingen met gering arbeidsmarktperspectief komen en worden mbo-instellingen verplicht hun opleidingsaanbod af te stemmen met het bedrijfsleven.

In 2012 is met de wijziging van de WWB, en samenvoeging van deze wet met de WIJ, de WWB voor jongeren verder activerend gemaakt, waarbij de eigen verantwoordelijkheid van de jongere voor zijn toekomst benadrukt wordt. Ondermeer is voor de jongere tot 27 jaar, een zoektermijn van 4 weken ingevoerd, alvorens hij een WWB-uitkering kan aanvragen. In deze periode dient de jongere aantoonbare inspanningen te verrichten om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en moet hij mogelijkheden voor de terugkeer naar regulier onderwijs onderzoeken. Hierbij geldt dat een opleiding voor een uitkering gaat en werk leidend wordt. Jongeren worden gestimuleerd om zich door middel van scholing goed voor te bereiden op de arbeidsmarkt en daarna in eerste instantie zelf op zoek te gaan naar werk.

Wetgevende voorstellen met betrekking tot de detacheringsrichtlijn

Dinsdag 21 maart jl. heeft de Europese Commissie de aangekondigde wetgevende voorstellen met betrekking tot de detacheringsrichtlijn gepubliceerd. In de eerste plaats betreft het de zogenaamde handhavingsrichtlijn, die beoogt de handhaving van de arbeidsvoorwaarden die uit de detacheringsrichtlijn voortvloeien, te verbeteren. Daarnaast gaat het om de zogenoemde Monti-2 verordening, die voorschrijft dat bij collectieve acties, waaronder stakingen, rekening gehouden dient te worden met de interne marktvrijheden van vestiging en dienstverlening en omgekeerd. De Kamer ontvangt vrijdag 13 april de BNC-fiches met het kabinetsstandpunt over deze voorstellen.

Op hoofdlijnen kan worden gesteld dat het kabinet overwegend positief is over de voorgestelde handhavingsrichtlijn en overwegend neutraal staat ten opzichte van de voorgestelde verordening over de uitoefening van het recht op collectieve actie in relatie tot de EU-vrijheden van vestiging en dienstverlening (Monti-2).

De reden voor de overwegend positieve houding ten opzichte van de handhavingsrichtlijn is dat de handhaving van gelijke arbeidsvoorwaarden voor mensen die hier komen werken voor het kabinet een hoge prioriteit heeft. De richting van het voorstel – meer mogelijkheden om te toetsen of er daadwerkelijk sprake is van detachering en meer mogelijkheden voor inspectiediensten om te handhaven – wordt daarmee ondersteund. Het kabinet ziet hierbij als aandachtspunten dat deze richtlijn goed uitvoerbaar moet zijn, duidelijke normen voor handhaving moet bevatten en tot zo min mogelijk administratieve lasten moet leiden.

De overwegend neutrale houding ten opzichte van de zogenaamde Monti-2-verordening is erin gelegen dat het kabinet van mening is dat het praktische nut van deze – zeer korte – verordening beperkt is. De verordening beoogt duiding te geven aan een aantal uitspraken van het Europese Hof van Justitie. Rechters dienen zich in gevallen van mogelijke strijdigheid tussen EU-vrijheden en sociale grondrechten te baseren op de bepalingen uit het Europees Sociaal Handvest (art. 6, lid 4). Daarbij moeten rechters de genoemde Hofuitspraken reeds in hun afweging betrekken. Een meerwaarde van de verordening kan erin gelegen zijn dat bij aanname een consensus op Europees niveau is gecreëerd.

Presentatie werkgelegenheidspakket

Op 19 april aanstaande brengt de Europese Commissie een werkgelegenheidspakket uit. Dit werkgelegenheidspakket is een bijdrage van de Commissie aan het beleidsdebat over werkgelegenheidscreatie in Europa. Het pakket zal voortbouwen op de vlaggeschip-initiatieven (met name het initiatief «nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen») en aansluiten bij de oplossingsrichtingen uit de Jaarlijkse Groei-analyse 2012, die november vorig jaar is gepubliceerd. Het werkgelegenheidspakket zal mogelijkheden beschrijven voor baancreatie (bijv. groene banen en banen in de zorg en ICT) en aangeven hoe EU-fondsen kunnen worden benut voor investeringen in menselijk kapitaal.

Tijdens de Informele Raad zal de Commissie dit werkgelegenheidspakket presenteren. Er is geen discussie voorzien.

Naar boven