21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 221 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 augustus 2010

Hierbij ontvangt u het verslag van de Informele Raad die 8 en 9 juli 2010 in Brussel plaatsvond.

De informele bijeenkomst van ministers stond in het teken van de nadere invulling van de nieuwe Europa 2020-strategie op het vlak van werkgelegenheids- en sociaal beleid en dan zowel voor wat betreft inhoud als «governance». Delegaties toonden een hoge mate van consensus over een sterke rol voor de Raad WSB bij de Europa 2020-strategie. Het voorzitterschap en meerdere delegaties gaven aan dat een sterke rol van de Raad WSB vereist dat de aan de Raad gelieerde comités EMCO en SPC (het werkgelegenheidscomité en het sociaalbeschermingscomité), gesteund door betere inhoudelijke inputs van de Commissie, sterker gaan functioneren. Bij de discussie over de inbedding van de sociale dimensie binnen Europa 2020, klonk de zorg door dat bij de inrichting van het nieuwe proces geen doublures van structuren of rapportageverplichtingen mogen optreden.

Commissaris Andor presenteerde tijdens de Raad kort het zojuist verschenen groenboek pensioenen en riep lidstaten en andere actoren op vooral deel te nemen aan de consultatie.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid van 8–9 juli 2010 te Brussel

De vergadering werd voorgezeten door de Belgische minister van Werk, mevrouw Milquet, de minister van Sociale Zaken, mevrouw Onkelinx en de minister van Pensioenen, de heer Daerden. De Europese Commissie werd vertegenwoordigd door Commissaris Andor. De Nederlandse delegatie stond onder leiding van minister Donner.

De informele bijeenkomst van ministers stond in het teken van de nieuwe Europa 2020-strategie, de opvolger van de Lissabonstrategie. Het onderwerp werd besproken aan de hand van drie door het voorzitterschap aangedragen thema’s:

  • 1. Werkgelegenheid en Europa 2020

  • 2. Sociaal beleid en Europa 2020

  • 3. Pensioenen en minimuminkomens

De informele bijeenkomst van ministers was hoofdzakelijk gewijd aan de plaats van de werkgelegenheid in de nieuwe Europa 2020-strategie voor groei en werkgelegenheid. De Europese Raad heeft de hoofdlijnen voor de strategie in juni vastgesteld. Dit onderwerp werd besproken in een aantal workshops die ingingen op de werkgelegenheids- en sociale aspecten van de nieuwe strategie.

Workshop werkgelegenheid en Europa 2020

Onder voorzitterschap van minister Milquet boog de Raad zich over de vraag op welk werkgelegenheidsbeleid onder Europa 2020 moet worden ingezet (inhoud) en welke structuur de strategie hierbij het best kan aannemen («governance»).

De voorzitter brak een lans voor een goede balans tussen werkgelegenheids- en sociaal beleid waarbij – ondersteund door een adequate uitkering – zoveel mogelijk mensen naar een baan van goede kwaliteit worden geleid. Onder meer in de groene sector («groene banen») en de zorgsector («witte banen») mag de banengroei verwacht worden die meer mensen de kans biedt om een plek op de arbeidsmarkt te vinden. De Europa 2020-strategie kan bijdragen aan structurele hervormingen richting een duurzame, sociaal-inclusieve en kennisintensieve economie waarmee een uitweg uit de crisis kan worden gevonden. Milquet sprak zich verder uit voor een centrale en pro-actieve rol voor de Raad WSB ten aanzien van de sociale en werkgelegenheidsdimensie van de nieuwe strategie, ook om daarmee de sociale clausule bij het Verdrag verder inhoud te geven.

Commissaris Andor benadrukte dat nu overheidsbudgetten onder druk staan, de structurele hervormingen waarop Europa 2020 inzet, de enige weg tot economische groei kunnen bieden. Ook Andor drong aan op een sterke rol voor de Raad WSB in de nieuwe strategie en gaf verder aan de financiële instrumenten van de Unie, en dan vooral ESF, meer direct ten dienste van de strategie te willen stellen.

In de interventies van de lidstaten, klonk een hoge mate van consensus door over een sterke rol voor de Raad WSB en de gelieerde comités in de Europa 2020-strategie. De Raad WSB moet een leidende rol houden op sociaal- en werkgelegenheidsterrein inclusief eventuele landenspecifieke aanbevelingen, aldus de lidstaten. Ook bestond grote overeenstemming over het belang van scholing, om de doorstroom van werknemers te bevorderen van krimpende sectoren naar groeiende sectoren als de zorg- en de groene sector. Voor wat betreft de «governance» structuur zoals die onder de Lissabonstrategie tot stand is gekomen werd breed het belang onderschreven om deze bij de nieuwe Europa 2020-strategie te stroomlijnen.

Nederland waarschuwde dat de EU nu voor de cruciale keuze staat om ofwel samen actief de huidige uitdagingen aan te gaan òf te verworden tot een gemarginaliseerde speler op het wereldtoneel. Nederland tekende daarbij aan dat het samen aangaan van uitdagingen niet hoeft te leiden tot een harmonisatie van beleid maar enkel tot een gecoördineerde inzet. Het belang van een sterke rol voor de Raad WSB werd onderstreept. Daarbij werd aangegeven dat de Raad niet moet aarzelen om lidstaten die talmen met het doorvoeren van structurele hervormingen daarop ook daadwerkelijk aan te spreken. Verder werd het belang benadrukt van beleid gericht op duurzame inzetbaarheid dat mensen in staat stelt om – in een tijdperk waarin een baan voor het leven niet meer bestaat – tijdens hun loopbaan soepel door te stromen naar banen die passen bij hun kennis en vaardigheden (werkzekerheid in plaats van baanzekerheid). Refererend aan de stelling «werk boven inkomen», wees Nederland er tot slot op dat het probleem van «werkende armen» in ieder geval niet opgelost kan worden door de «armen buiten de arbeidsmarkt» te houden.

In een luik van deze workshop over «actief ouder worden» wezen meerdere lidstaten op het belang van het aanpassen van de pensioengerechtigde leeftijd aan de gestegen levensverwachting. Namens Nederland wees minister Donner hierbij op het recente pensioenakkoord tussen de sociale partners. Hij benadrukte dat verhoging van de pensioenleeftijd slechts één helft van de uitdaging is met als andere helft het daadwerkelijk verwezenlijken van een langere en duurzame arbeidsdeelname. Hij wees in dit verband op het belang van het beter kunnen verzoenen van werk- en zorgtaken en van het kunnen afstemmen van het aantal arbeidsuren op de mogelijkheden van de oudere werknemer. Daarbij riep hij op om voor degenen die dit prefereren, ook werken na de pensioengerechtigde leeftijd mogelijk te maken.

Workshop sociaal beleid en Europa2020

De voorzitter, minister Onkelinx, benadrukte dat met toevoeging van het nieuwe sociale werkgelegenheidsrichtsnoer de sociale dimensie meer in de schijnwerpers komt te staan. Ze vestigde de aandacht op het armoededoel. Verder riep zij op tot een steviger rol van het Sociaal Beschermingcomité (Social Protection Committee, SPC) in het voorbereidende werk voor de Raad WSB.

Commissaris Andor wees erop dat de afgelopen jaren weinig voortgang geboekt is met het terugdringen van armoede en dat de crisis recent deze problematiek verder verergerd heeft. Hij gaf aan dat nu de Europese Raad zich in juni achter de armoededoelstelling heeft geschaard heeft, de bal bij de lidstaten ligt om ook daadwerkelijk een nationale armoededoelstelling te formuleren.

In de interventies van de lidstaten klonk een hoge mate van consensus door over een sterke rol voor de Raad WSB en het SPC in de Europa 2020-strategie. Daarnaast klonk brede overeenstemming dat met het optuigen van de nieuwe strategie het van groot belang is om duplicatie van structuren en rapportageverplichtingen te voorkomen.

Nederland bepleitte een sterke rol voor de Raad WSB daarbij steunend op een goede samenwerking met het werkgelegenheidscomité (Employment Committee, EMCO) en het SPC. Nederland riep op het werk van SPC en EMCO te baseren op tijdige en degelijke analyses die ook kunnen bijdragen aan de bredere analyses waarop Commissie en Raad hun sociaal-economische beleid baseren.

Workshop pensioenen en minimuminkomens

Commissaris Andor lichtte het vlak voor de informele Raad verschenen Groenboek pensioenen kort toe. Hij was verheugd dat er nu over dit belangrijke onderwerp een brede Europese discussie zal plaatsvinden. Met het verschijnen van het groenboek is immers een consultatie ronde van start gegaan die zal duren tot 15 november aanstaande.

Het groenboek probeert de pensioenproblematiek in de gehele breedte te schetsen en concentreert zich rond 3 hoofdthema's: (1) Hoe kan de EU de Lidstaten ondersteunen om een goede balans te vinden tussen de periode dat een persoon werkt en met pensioen is; (2) Het weghalen van obstakels voor mobiliteit in de EU en (3) Veilige pensioenen in de toekomst (evenwicht zoeken tussen kosten en risico).

Andor gaf aan te hopen een brede respons te krijgen, niet alleen van lidstaten, maar ook van sociale partners, spelers op de pensioenmarkt, NGO's en internationale organisaties.

Alle lidstaten die intervenieerden verwelkomden het groenboek en de daarmee geopende discussie over de toekomst van pensioenen. Nederland legde de link tussen het belang van houdbaarheid en toereikendheid. Die aspecten staan duidelijk met elkaar in verband. Nederland gaf aan een aantal uitgangspunten uit het groenboek te delen zoals het principe dat lidstaten verantwoordelijk zijn voor de inrichting van hun pensioenstelsels, de brede benadering van het groenboek – waarbij zowel de houdbaarheid als de betaalbaarheid van belang zijn –, het belang van de verhoging van de arbeidsparticipatie en de opvatting dat een Europese norm over een minimaal wenselijk niveau van pensioen niet wenselijk is. Nederland gaf verder aan dat het element van verplichtstelling een essentieel onderdeel is van het Nederlandse pensioenstelsel en wees op het gevaar dat te hoge solvabiliteitseisen voor pensioenfondsen pensioenen te duur kunnen maken.

Naar boven