21 501-31
Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

nr. 176
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 2009

Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een notitie waarin op hoofdlijnen wordt toegelicht op welke punten de Europese Verordening tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van socialezekerheidsstelsels wijzigingen aanbrengt in Verordening (EEG) nr. 574/72.

Over dit voorstel zal de Raad van Ministers in juni 2009 een besluit nemen.

De Europese wetgeving over de coördinatie van sociale zekerheid is in de afgelopen tien jaren grondig herzien. Op 29 april 2004 werd een voorstel aangenomen door de Raad ter vervanging van de huidige Verordening 1408/71. Op 22 maart 2004 heeft u hierover een brief ontvangen.

In deze notitie geef ik tevens een reactie op de brief van Transport en Logistiek Nederland (TLN), mede namens CNV BedrijvenBond en FNV Bondgenoten, over de consequenties voor de transportsector door de invoering van de nieuwe socialezekerheidswetgeving, d.d. 21 april 2009. U vroeg mij in uw brief van 13 mei 2009 om een reactie.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

EU Socialezekerheidscoördinatie: vaststellen nieuwe Toepassingsverordening bij Verordening (EG) nr. 883/2004

Aanleiding

In juni 2009 besluit de Raad van Ministers over de Europese Verordening tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (hierna: de nieuwe Toepassingsverordening). De nieuwe Toepassingsverordening bevat uitvoeringsmaatregelen en- procedures voor Verordening 883/2004 en vervangt de huidige Toepassingsverordening 574/72.

Over Verordening 883/2004 is uw Kamer al bij brief van 22 maart 20041 geïnformeerd. Met deze brief informeer ik u op hoofdlijnen over de betreffende wijzigingen, die inmiddels door het Europees Parlement zijn aanvaard2. Daarbij zal ik tevens de op 21 april 2009 aan uw Kamer door Transport en Logistiek Nederland (TLN) gezonden brief over de consequenties van de nieuwe socialezekerheidsverordeningen voor de transportsector beantwoorden.

1 Inleiding

Europese samenwerking op het gebied van grensoverschrijdende sociale zekerheid vindt al meer dan 50 jaar plaats op grond van verordeningen. De verordeningen hebben tot doel het vrij verkeer van werknemers te bevorderen door socialezekerheidsrechten bij grensoverschrijdende mobiliteit te coördineren. Op dit moment vindt de coördinatie plaats op basis van Verordening 1408/71. In verband met de vele wijzigingen in nationale wetgevingen en uitgebreide jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is de Verordening uit 1971 aangepast, herzien, verbeterd en uitgebreid. Op 29 april 2004 is de gemoderniseerde Verordening 883/2004 vastgesteld. De toepassing van deze Verordening is gekoppeld aan de datum van inwerkingtreding van de nieuwe Toepassingsverordening. De inwerkingtreding van beide verordeningen is, bij positief besluit, voorzien op 1 maart 2010.

Naast een nieuwe tekst van de Toepassingsverordening, zal aan de Raad van Ministers ook worden gevraagd de wijzigingen in Verordening 883/2004 vast te stellen. Ten tijde van de vaststelling van Verordening 883/2004 was de inhoud van bijlagen II (bilaterale verdragen die van toepassing blijven), X (bijzondere, niet op premie- of bijdrage berustende prestaties) en XI (bijzondere bepalingen betreffende de toepassing van de wetgeving van de lidstaten) bij Verordening 883/2004 nog niet vastgesteld. Bovendien zijn na de vaststelling van deze Verordening twaalf lidstaten tot de Europese Unie toegetreden, hetgeen ook een wijziging in de overige bijlagen noodzakelijk maakte.

De nieuwe verordeningen brengen wijzigingen met zich mee voor de doelgroepen die onder de verordeningen vallen. Een van de sectoren waarvoor een belangrijke wijziging wordt doorgevoerd, is de transportsector. In paragraaf 3.2.2.1 zal ik ingaan op de door TLN voorziene problemen met deze wijziging.

Een tweede onderwerp dat ik in brief zal bespreken, is de uitbreiding van Verordening 883/2004 en de Toepassingsverordening tot onderdanen van derde landen. Hierover wordt u in paragraaf 3 geïnformeerd.

Ten slotte zal ik in paragraaf 4 stilstaan bij de communicatie-activiteiten voor de nieuwe verordeningen.

2 Wijzigingen in de nieuwe Verordeningen

De nieuwe Toepassingsverordening bevat zowel materiële wijzigingen als vereenvoudigingen. Ze beogen de bestaande procedures van de huidige toepassingsverordening te versnellen en te vergemakkelijken.

Een belangrijk onderscheid met de huidige Toepassingsverordening is het uitgangspunt dat de informatie-uitwisseling tussen de uitvoeringsorganen in de verschillende lidstaten voortaan langs elektronische weg geschiedt. De elektronische verzending van gegevens moet bijdragen tot een snellere en betrouwbare gegevensuitwisseling tussen de lidstaten, waarvan ook burgers zullen profiteren. Daarnaast bevat de nieuwe Toepassingsverordening enkele bepalingen die de samenwerking op het gebied van grensoverschrijdende handhaving kunnen versterken. Ook de bepalingen die nadere invulling geven aan de bepalingen over toepasselijke wetgeving van Verordening 883/2004 en die de wederzijdse bijstand bij terug- en invordering versterken zijn nieuw. In deze notitie ga ik daarnaast in op de wijzigingen bij de prestaties bij ziekte en de uitkeringen bij werkloosheid.

Achtereenvolgens zal ik deze paragraaf aan de volgende onderwerpen aandacht besteden:

1. Samenwerking: gegevensuitwisseling en handhaving;

2. Vaststelling van de toepasselijke wetgeving;

3. Uitkeringen en prestaties en verstrekkingen;

2.1 Samenwerking: gegevensuitwisseling en handhaving

Samenwerking

De nieuwe verordeningen hebben tot doel om de samenwerking tussen de nationale autoriteiten en uitvoeringsorganen in het socialezekerheidsdomein van de lidstaten te versterken. In de nieuwe Toepassingsverordening nemen de bepalingen over samenwerking en gegevensuitwisseling een centrale plaats in. Nieuw is dat de beginselen voor wederzijdse informatie-uitwisseling expliciet zijn vastgelegd. Dit is niet alleen gedaan om de samenwerking tussen de lidstaten te stimuleren, maar ook om ervoor te zorgen dat personen voor wie iets verandert onder de nieuwe verordeningen, daarover goede en volledige informatie ontvangen. Binnen de verordeningen is een aantal voorbeelden te noemen van bepalingen die ervoor zorgen dat een persoon beter geïnformeerd wordt over zijn of haar socialezekerheidssituatie.

Een eerste voorbeeld van versterkte samenwerking is de procedure voor het geval waarin de organen van mening verschillen over welke wetgeving in een individueel geval van toepassing is, of welk orgaan bevoegd is om een uitkering te betalen. Het is niet redelijk om de persoon in kwestie in een onzekere situatie te laten verkeren over de wetgeving die van toepassing is, of van wie en wanneer hij een uitkering ontvangt. Daarom is afgesproken dat de wetgeving van één van deze lidstaten voorlopig wordt toegepast en één van de betrokken organen de uitkering voorlopig uitbetaalt.

Een tweede voorbeeld is te vinden bij de invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenpensioenen: als er een recht bestaat op een pensioen uit meerdere lidstaten, dan is er in elk individueel geval een contactorgaan aangewezen bij wie de aanvraag om het samengestelde pensioen kan worden ingediend en die de aanvraag coördineert. De aanvrager ontvangt van dit orgaan een overzicht van alle aan hem of haar toegekende pensioenen, zodat hij of zij in één oogopslag kan zien welke bedragen zijn toegekend.

Ook voor het aanvragen van gezinsbijslagen, zoals de kinderbijslag, geldt een nieuwe en vereenvoudigde aanvraagprocedure. Als er een recht op kinderbijslag bestaat uit twee lidstaten tegelijk, dan zal één van de twee lidstaten de gezinsbijslag bij voorrang uitbetalen; de betaling uit de andere lidstaat wordt geschorst ter hoogte van het bedrag van de uitgekeerde gezinsbijslagen. Het orgaan aan wie de aanvraag is gezonden neemt een – desnoods voorlopig – besluit over de gezinsbijslagen. Mocht dit orgaan niet prioritair bevoegd zijn om de gezinsbijslag te betalen, dan zendt het de aanvraag door aan het orgaan dat in de gegeven situatie wel prioritair bevoegd is. Het orgaan kan al wel vast overgaan tot het uitbetalen van de aanvullende toeslag, als het bedrag aan gezinsbijslagen dat van het prioritair bevoegde orgaan overstijgt. Het zenden van de aanvraag aan een niet prioritair bevoegd orgaan hoeft daarom niet vertragend te werken voor de uitbetaling van (een deel van) de gezinsbijslagen.

Voor de persoon die in de loop van een kwartaal in Nederland verzekerd raakt, bevat de nieuwe Toepassingsverordening een regel op basis waarvan de kinderbijslag gedurende het kwartaal tot uitbetaling kan komen. Ook kan de uitbetaling van de Nederlandse kinderbijslag worden gestopt als betrokkene in de loop van het kwartaal niet langer Nederlands verzekerde is.

Een derde belangrijk voordeel is behaald in de terugvordering van teveel betaalde uitkeringen of teveel geïnde premies. In de nieuwe Toepassingsverordening wordt een heel hoofdstuk gewijd aan de terugvordering van ten onrechte verstrekte prestaties, de terug- en invordering van voorlopige betalingen en premies en verrekening en bijstand bij terug- en invordering. Nieuw ten opzichte van de huidige Verordening is een uitgebreide en volledige procedurebeschrijving en het feit dat de terugvordering zich uitstrekt tot premies en niet langer beperkt is tot uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom of overlijden. De executoriale titels die nodig zijn om de terug- of invordering te effectueren, worden voortaan rechtstreeks op basis van de verordening erkend. Daarbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande richtlijn betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies. Hierdoor wordt de uitvoeringspraktijk van de belastingen verbreed naar het terrein van de sociale zekerheid.

Gegevensuitwisseling

De elektronische uitwisseling van gegevens zal naar verwachting een belangrijke bijdrage leveren aan een tijdige informatieverstrekking.

In de nieuwe Toepassingsverordening is expliciet opgenomen dat gegevens langs elektronische weg worden uitgewisseld. Standaard elektronische berichten («gestructureerde elektronische documenten»), zullen de huidige papieren E-formulieren vervangen. Elk bericht wordt opgebouwd volgens een vast format, waardoor gegevens eenvoudig kunnen worden uitgelezen en mogelijke taalbarrières niet in de weg staan aan tijdige en adequate gegevensverwerking. Daarbij valt ook winst te behalen voor de goede samenwerking en fraudebestrijding. Het goed functioneren van de Verordeningen is afhankelijk van effectieve samenwerking tussen de organen. De ervaring met de huidige papieren E-formulieren is dat ze in sommige gevallen een bron van verwarring en vertraging kunnen vormen. Elektronische afhandeling kan vergissingen of fouten die gemaakt worden bij het handmatig invullen van de formulieren wegnemen.

Op dit moment laat de Europese Commissie een gemeenschappelijke Europese infrastructuur bouwen. Om aan zowel de lidstaten als de Europese Commissie voldoende tijd te gunnen om de aansluiting op het elektronische netwerk, dat naar verwachting in oktober 2010 klaar zal zijn voor ingebruikname, te realiseren is in de nieuwe Toepassingsverordening overgangstermijn van twee jaren opgenomen. De overgangstermijn begint te lopen op de datum van toepassing van de nieuwe Verordeningen. Gedurende de overgangstermijn zal de papieren uitwisseling tijdelijk worden voortgezet, waarbij de gestructureerde elektronische documenten zullen worden geprint voordat ze worden verstuurd. De organen in de lidstaten dienen in de overgangstermijn onderling afspraken te maken hoe ze gaan communiceren (op papier of al elektronisch), voor welke periode en voor welke tak van sociale verzekering. Het uitgangspunt voor deze afspraken is dat de rechten van de burgers moeten worden beschermd tijdens de overgangstermijnen, in het bijzonder voor wat betreft de beslistermijnen. Lidstaten die er klaar voor zijn, kunnen zich aansluiten op het Europese netwerk. Alle organen die aangesloten worden op het Europese netwerk, worden opgenomen in een centrale digitale database. Een kopie van de database wordt ook toegankelijk voor burgers, zodat zij kunnen nagaan tot welk orgaan ze zich in een voorkomend geval kunnen wenden.

Handhaving

Een punt waar Nederland in de onderhandelingen van de nieuwe Toepassingsverordening voor heeft geijverd, is het opnemen van handhavingsmogelijkheden in de verordeningen.

Goede samenwerking en communicatie tussen de organen is van essentieel belang om fraude en vergissingen te kunnen voorkomen, bijvoorbeeld waar het gaat om het betalen van premies aan het juiste orgaan, of het rechtmatig verstrekken van een uitkering.

In dit opzicht is het ook van belang om te benadrukken dat de effectiviteit van de samenwerking tussen de autoriteiten en organen afhankelijk is van de nauwkeurigheid van de gegevens die door de personen zélf worden verstrekt. Niet alleen ziet de versterkte samenwerking daarom op de gegevensuitwisseling tussen de autoriteiten en organen onderling, deze gaat ook op voor het contact tussen de burger en de organen. In de nieuwe Toepassingsverordening is daarom ook vastgelegd dat alle personen die onder de verordening vallen, op eigen initiatief alle informatie verstrekken die nodig is om hun (uitkerings)rechten vast te stellen of te behouden en om de toepasselijke wetgeving te kunnen vaststellen.

Tijdens de onderhandelingen over de tekst van de Toepassingsverordening heeft Nederland zich ingezet voor het opnemen van extra verificatiemogelijkheden. Zo is er een algemene bepaling opgenomen, die de mogelijkheid biedt om bij twijfel over de juistheid van de verstrekte gegevens of documenten, deze te laten verifiëren in het land waar betrokkene woont. De verificatiemogelijkheid kan een belangrijke bijdrage leveren aan het opsporen van grensoverschrijdende fraude.

Ook in het hoofdstuk werkloosheidsuitkeringen is een belangrijke verificatiemogelijkheid opgenomen voor de situatie waarin iemand tijdelijk met behoud van een uitkering in het buitenland naar werk zoekt. In Nederland wordt het recht op een WW-uitkering maandelijks door UWV vastgesteld. UWV heeft maandelijks gegevens nodig uit het buitenland om te kunnen beoordelen of degene die in het buitenland verblijft, recht op een WW-uitkering heeft. Niet elke lidstaat beoordeelt het recht op een werkloosheidsuitkering op deze wijze. De nieuwe Toepassingsverordening bepaalt dat het orgaan dat de werkloosheidsuitkering verstrekt aan het orgaan van de lidstaat waar de werkloze naar werk zoekt kan vragen om elke maand relevante informatie over het verloop van de situatie van de werkloze te verstrekken. Verder bevat de Verordening een bepaling die lidstaten de mogelijkheid biedt om nadere afspraken te maken over de re-integratie van WW-gerechtigden die zich naar een andere lidstaat begeven om daar naar werk te zoeken.

Nederland blijft ijveren voor verdere facilitering op Europees niveau van de samenwerking op het gebied van grensoverschrijdende handhaving. Verordening 883/2004 biedt daarbij een gedegen juridische grondslag voor gegevensuitwisselingen op het gebied van handhaving. Nederland zet zich er voor in gegevensuitwisselingen met andere lidstaten op basis van de Verordeningen tot stand te brengen. Op bilateraal niveau kan via zogenaamde «Memoranda of Understanding» verdere, praktische invulling aan deze bepalingen worden gegeven.

2.2 Vaststellen van toepasselijke wetgeving

Verordening 883/2004 bevat in Titel II aanwijsregels waarin wordt geregeld welke socialezekerheidswetgeving van toepassing is. Voor de toepassing van de nieuwe verordeningen is niet de wijze van verzekering doorslaggevend (als werknemer of zelfstandige), maar of de werkzaamheden onder de nationale socialezekerheidswetgeving waar die werkzaamheden worden verricht, als werkzaamheden in loondienst of werkzaamheden anders dan in loondienst worden gezien. Door de werkzaamheden van een Directeur-Grootaandeelhouder of commissaris niet op Bijlage XI bij Verordening 883/2004 te plaatsen, worden deze niet onder de nieuwe verordeningen niet langer aangemerkt als werkzaamheden in loondienst voor de bepaling van de toepasselijke wetgeving.

Nieuw in Titel II van de nieuwe Toepassingsverordening is een nadere uitwerking van de aanwijsregels voor detachering van personeel en het werken in twee lidstaten.

Detachering

Hoofdregel van Verordening 883/2004 is dat een persoon verzekerd is in het land waarin hij of zij werkt (werklandbeginsel). Detachering vormt op deze regel een belangrijke uitzondering, omdat (onder een aantal voorwaarden) de wetgeving van de uitzendende lidstaat van toepassing blijft als een werkgever een werknemer tijdelijk naar een andere lidstaat uitzendt om daar voor zijn rekening werkzaamheden te laten verrichten.

Ook een zelfstandige kan zichzelf detacheren naar een andere lidstaat en verzekerd blijven onder het socialezekerheidsstelsel van het uitzendende land. Hij of zij moet al wel enige tijd werkzaamheden hebben uitgeoefend vóór de datum waarop hij of zij tijdelijk werkzaamheden in een andere lidstaat gaat uitoefenen. Nieuw is de voorwaarde dat de werkzaamheden in het andere land «van gelijke aard» moeten zijn. Daarvoor wordt gekeken naar de werkzaamheden die feitelijk worden verricht. Zijn de feitelijke werkzaamheden niet van gelijke aard, dan kan de socialezekerheidswetgeving van het uitzendende land niet van toepassing blijven.

Onder de huidige Toepassingsverordening verstrekt het orgaan van de lidstaat waarvan wetgeving tijdens de detachering van toepassing blijft, een detacheringsbewijs (E-101 formulier). Hoewel onder de nieuwe verordening de E-formulieren worden vervangen door elektronische berichten, zal aan betrokkene in de toekomst een vergelijkbaar document worden verstrekt. Hiermee blijft betrokkene een bewijsmiddel in handen houden waarmee hij of zij zowel aan de opdrachtgever, als aan een controlerend orgaan, kan aantonen dat betrokkene verzekerd is onder de socialezekerheidswetgeving van het uitzendende land.

Uitoefening van werkzaamheden in twee of meer lidstaten en aangekaarte problemen Transport en Logistiek Nederland

Het uitoefenen van werkzaamheden in twee lidstaten kan velerlei vormen aannemen. In de nieuwe Toepassingsverordening zijn bepalingen opgenomen die in de eerste plaats regelen wanneer er sprake is van werken in twee lidstaten. Dit is het geval als er gelijktijdig (veelal voor verschillende werkgevers) of permanent afwisselend (veelal voor dezelfde werkgever) werkzaamheden in twee lidstaten worden verricht. Is er sprake van werken in twee lidstaten, dan blijft de wetgeving van het woonland van toepassing onder de voorwaarde dat in het woonland een substantieel gedeelte van de werkzaamheden wordt verricht. Is dat niet het geval, dan is de wetgeving van het land waarin de werkgever zetelt van toepassing. Is de werkgever buiten de Europese Unie gevestigd, dan wordt op grond van de nieuwe Toepassingsverordening alsnog teruggevallen op de wetgeving van het woonland.

Transport en Logistiek Nederland (TLN) heeft, mede namens CNV BedrijvenBond en FNV Bondgenoten, op 21 april 2009 aan de Tweede Kamer een brief geschreven over de problemen van de transportsector met Verordening 883/2004 en de toepassingsverordening.

Op grond van Verordening 1408/71 zijn de chauffeurs veelal verzekerd in de lidstaat waar de werkgever zijn zetel of een filiaal heeft. Een transportarbeider is verzekerd in zijn woonland als hij daar «in hoofdzaak» werkzaam is. In de nieuwe verordening vervalt deze bijzondere regel voor transportarbeiders. Transportarbeiders vallen terug op de hoofdregel voor werken in twee lidstaten en zullen voortaan vaker in het woonland verzekerd zijn, in plaats van het land waarin de werkgever een zetel of filiaal heeft. Ten tijde van het verschijnen van het Commissievoorstel voor de wijziging van Verordening 1408/71 is advies gevraagd aan de sociale partners en de uitvoeringsinstellingen sociale zekerheid. Bij de voorgestelde wijziging werden destijds geen problemen voorzien. Ook in de brief aan uw Kamer van 22 maart 2004 over Verordening 883/2004 is melding gemaakt van de wijziging in toepasselijke wetgeving voor de transportarbeiders.

In de brief geeft TLN aan dat het criterium van 25% van de werkzaamheden en/of beloning niet werkbaar is voor het bepalen van de toepasselijke wetgeving. Zij pleit voor het opnemen van een aparte definitie voor de transportsector. TLN wijst er op dat de toepassingsverordening ook niet voorziet in een registratiesysteem om de tijd die een internationaal chauffeur in verschillende lidstaten doorbrengt, bij te houden.

De nieuwe Toepassingsverordening maakt duidelijk dat met een substantieel gedeelte van de werkzaamheden een kwantitatief substantieel gedeelte wordt bedoeld. Een kwalitatief substantieel gedeelte is in de Toepassingsverordening gelijkgesteld aan 25%. Voor werknemers geldt bij een algemene beoordeling dat een drempel van 25% van de arbeidstijd en/of bezoldiging als indicatie voor het verrichten van een substantieel gedeelte van de werkzaamheden in het woonland. Er is gekozen voor een uniforme drempel die door alle lidstaten kan worden toegepast. Bij de toepassing van de drempel kunnen de lidstaten gebruik maken van de indicatoren arbeidstijd en/of bezoldiging. Voor de beoordeling wordt rekening gehouden met de verwachte situatie in de komende twaalf kalendermaanden. De wijze waarop de arbeidstijd wordt geregistreerd, wordt aan de lidstaten overgelaten.

Op verzoek van TLN is een informele bespreking met de leden van de Commissie Verzekeringsaangelegenheden (CVA) gepland op 16 juni 2009. In deze bijeenkomst zal met TLN worden gesproken over de gevolgen van de nieuwe verordeningen voor de transportsector en over de toepassing van de 25% drempel in deze sector1.

Overgangsmaatregel

De nieuwe regels kunnen een andere toepasselijke wetgeving aanwijzen dan onder Verordening 1408/74. Om te voorkomen dat personen van de ene op de andere dag onder de wetgeving van een andere lidstaat zullen vallen, is een overgangsartikel in Verordening 883/04 opgenomen. Dit artikel wordt door het wijzigingsvoorstel van Verordening 883/2004 aangepast. Een persoon die onder Verordening 1408/71 onderworpen is aan de wetgeving van een bepaalde lidstaat, bij een ongewijzigde situatie nog maximaal 10 jaar aan die wetgeving onderworpen mag blijven. Ook mag deze persoon, als het hem of haar beter uitkomt, ervoor kiezen om de wetgeving die Verordening 883/04 aanwijst, toe te passen. De persoon moet deze keuze dan kenbaar maken bij het bevoegde socialezekerheidsorgaan in de lidstaat onder wiens wetgeving hij of zij wil vallen, binnen 3 maanden na het van toepassing worden van de nieuwe verordening.

2.3 Uitkeringen en prestaties

Prestaties bij ziekte- en moederschap en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen

Wanneer een persoon een gedeeltelijk Nederlands en een gedeeltelijk buitenlands ouderdomspensioen ontvangt, kan er voor de ziektekostenverzekering zowel over het Nederlandse als over het buitenlandse pensioen premie worden geheven. De nieuwe Toepassingsverordening bevat een nader voorschrift dat bepaalt dat de heffing van bijdragen niet hoger mag zijn dan wat een persoon met alleen een Nederlands pensioen verschuldigd zou zijn.

Ten opzichte van de huidige verordening worden de rechten van Nederlandse verdragsgerechtigden in het buitenland verruimd in tweeërlei opzicht:

a. Omdat Nederland zich heeft geplaatst op Bijlage IV bij Verordening 883/2004, krijgen gepensioneerde verdragsgerechtigden en hun gezinsleden onder de nieuwe Verordening naast het recht op zorg in het woonland, het recht om zonder tussenkomst van het orgaan van de woonplaats zorg in te roepen in Nederland. De kosten hiervan komen ten laste van Nederland.

b. Daarnaast komen ook de kosten van ingeroepen zorg bij tijdelijk verblijf van een verdragsgerechtigde buiten zijn woonland onder de nieuwe Verordening ten laste van Nederland (als bevoegd land). Op grond van Verordening 1408/71 komen deze kosten ten laste van het woonland. De genoemde kosten komen bovenop het forfaitaire bedrag dat Nederland aan de woonlanden betaalt.

Gelet hierop is in het Masterplan buitenland (over de internationale gevolgen van de Zvw)2 en de wijzigingen van de Regeling zorgverzekering tot vaststelling van de woonlandfactoren voor 2008 en 2009 reeds aangegeven dat deze ontwikkelingen nauwlettend gevolgd zullen worden en mogelijk kunnen leiden tot een hogere verdragsbijdrage. Op dit onderwerp wordt nader ingegaan in de VWS-verzekerdenmonitor 2009.

Uitkeringen bij werkloosheid

Een werknemer die een periode in een andere lidstaat heeft gewerkt en werkloos wordt, kan een werkloosheidsuitkering aanvragen in het land waarin hij woont. Dit is in de meeste gevallen het land waarmee hij de nauwste juridische, sociale en economische banden heeft. Voor volledig werkloze grensarbeiders werd onder Verordening 1408/71 de werkloosheidsuitkering in het woonland berekend op basis van het laatstverdiende loon van het land waarin degene laatstelijk heeft gewerkt.

In Verordening 883/2004 is de mogelijkheid opgenomen om voor niet-grensarbeiders de werkloosheidsuitkering te baseren op het laatstverdiende loon in het werkland. Een in Nederland werkende Poolse seizoenarbeider die werkloos wordt en terugkeert naar Polen, kan in Polen aanspraak maken op een uitkering die gebaseerd is op het in Nederland verdiende loon. Deze uitkering wordt betaald door het Poolse orgaan. Dit is rechtvaardiger en vormt een grotere stimulans om terug te keren naar het woonland, aangezien de werknemer niet onnodig lang in het laatste werkland hoeft te blijven om aanspraak te kunnen maken op een hogere werkloosheidsuitkering. Bovendien biedt de nieuwe Toepassingsverordening de mogelijkheid voor een werkloze om zich beschikbaar te stellen voor de diensten van arbeidsbemiddeling in zowel het woonland als het voormalige werkland, zonder dat dit gevolgen heeft voor het orgaan dat de uitkering uitbetaalt.

3 Verordening van de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. ... tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen

Dit voorstel is bedoeld ter vervanging van Verordening (EG) nr. 859/03 die de bepalingen van Verordening 1408/71 uitbreidt tot onderdanen van derde landen. Hiermee werd verzekerd dat op onderdanen van derde landen, die legaal in een lidstaat verblijven en die een relatie hebben met een tweede lidstaat, dezelfde coördinatieregels gelden als voor Europese burgers. Met het inwerkingtreden van Verordening 883/04 zorgt dit voorstel ervoor dat deze situatie gehandhaafd blijft.

Het voorstel voor de nieuwe derdelandersverordening is alleen van toepassing op onderdanen van derde landen en hun gezinsleden en nagelaten betrekkingen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven. Zij dienen een tijdelijk of permanent verblijfsrecht te bezitten. Het begrip «legaal verblijf» wordt niet gedefinieerd in het voorstel, maar wordt bepaald door de nationale wetgeving van een lidstaat. Het voorstel geeft geen recht op toegang tot, verblijf of vesting in, noch op toegang tot de arbeidsmarkt.

De Europese coördinatieregels in het algemeen en dit voorstel in het bijzonder laat de inhoud van de nationale socialezekerheidsstelsels onverlet. Lidstaten bepalen zelf onder welke voorwaarden toegang bestaat tot het nationale socialezekerheidsstelsel. Dit voorstel kent dan ook geen sociale zekerheidsrechten toe aan onderdanen van derde landen, maar coördineert uitsluitend de nationale stelsels, zoals in Verordening 883/2004 zal gebeuren.

4 Communicatie

Goede communicatie en informatieverstrekking is van cruciaal belang voor het succes van de nieuwe Verordeningen. Personen die niet alle gevolgen kunnen overzien van het werken over de grens, zullen niet snel geneigd zijn om de stap ook daadwerkelijk te maken. Heldere informatie over de sociale zekerheidsrechten draagt daarom in belangrijke mate bij aan de versterking van de grensoverschrijdende mobiliteit.

Op nationaal niveau hebben de Verordeningen implicaties op de beleidsterreinen van verschillende departementen en uitvoeringsorganisaties. De betrokken departementen (SZW, VWS, Financiën) en uitvoeringsorganisaties (SVB, UWV, CVZ en Belastingdienst) zijn al begonnen om in kaart te brengen welke gevolgen de Verordeningen hebben voor de werkzaamheden. In samenwerking met de betrokken uitvoeringsorganisaties en de CVA zal het Ministerie van SZW communicatieactiviteiten ondernemen om de burgers te informeren over de wijzigingen die voor hen relevant zijn. Daarbij zal een onderscheid worden gemaakt in doelgroepen die nu al met de Verordeningen te maken hebben en groepen die per 1 maart 2010 voor het eerst in aanraking komen met de Verordeningen. Speciale aandacht wordt daarbij besteed aan de transport- en grensarbeiders en aan de niet-actieven.

In het communicatietraject wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande communicatiekanalen. De burger is bekend met deze kanalen en ik zal samen met de betrokken organisaties zo goed als mogelijk zorg dragen voor heldere en eenduidige informatieverstrekking via deze kanalen. Het communicatietraject zal naar verwachting in oktober 2009 van start gaan en loopt tot aan de inwerkingtreding van de Verordeningen op 1 maart 2010. Hiermee wordt niet alleen voldaan aan de informatieverplichting op grond van de nieuwe Toepassingsverordening, ook wordt een bijdrage geleverd aan het goed functioneren van de nieuwe Verordeningen en daarmee ook aan het realiseren en stimuleren van grensoverschrijdende mobiliteit.


XNoot
1

Kamerstukken II, 2003/04, 21 505-31, nr. 41).

XNoot
2

Zie het Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad, zoals dat op 9 december 2008 door de Raad is aangenomen en geamendeerd is door het Europees Parlement. Op 22 april 2009 heeft het Europees Parlement in tweede lezing een positief advies afgegeven. De Europese Commissie heeft met het advies ingestemd en de tekst voor goedkeuring aan de Raad gezonden.

XNoot
1

Zoals gecommuniceerd in het afschrift van Rapportage over de conferentie van de Commissie Verzekeringsaangelegenheden van 6 november 2008 die op 8 april 2009 aan u is gezonden.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2007/08, 30 918, nr. 27.

Naar boven