21 501-31
Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

nr. 171
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 mei 2009

Hierbij ontvangt u het verslag van de Raad WSBVC, onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid van 9 maart jl. Een belangrijk deel van de Raad is gewijd aan het debat ten behoeve van de voorbereiding van de Voorjaarsraad. Tevens heeft een debat plaatsgevonden over de herziening van de zwangerschapsrichtlijn. De Raadsconclusies «Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen»en «Beroeps- en geografische mobiliteit van de beroepsbevolking en het vrije verkeer van werknemers binnen de Europese Unie» zijn unaniem aangenomen. Tevens is kort gesproken over de voortgangsrapportage betreffende het Europees Globaliseringsfonds.

U treft hierbij eveneens de geannoteerde agenda aan voor de Raad WSBVC, onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid van 8 juni. Er is een politiek debat voorzien over de Follow-up van de Werkgelegenheidstop en de voorbereiding van de Europese Raad die in juni plaatsheeft. Tevens zullen Raadsconclusies worden aangenomen betreffende «Integratie van Roma» en «Gelijke kansen voor vrouwen en mannen: actieve vergrijzing». Daarnaast vindt er een voortgangsverslag plaats door het Voorzitterschap over een drietal onderwerpen, te weten de zwangerschapsrichtlijn, de richtlijn gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid en de richtlijn betreffende het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen. Het besluit van de Raad voor richtsnoeren op het terrein van werkgelegenheidsbeleid in de lidstaten staat voor politiek akkoord geagendeerd.

Met brief van 14 mei jl. hebt u mij verzocht de verslagen van de Raad WSBVC (deel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid) vanaf heden en uiterlijk binnen tien werkdagen na afloop van de Raad toe te sturen. Ik deel u hierbij mede dat ik aan uw verzoek gevolg zal geven met ingang van de eerstvolgende Raad van 8 juni.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

BIJLAGE I

Geannoteerde agenda

Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid d.d. 8 juni 2009

Agendapunt: Follow-up van de Werkgelegenheidstop en voorbereiding van de Europese Raad van juni

a) Kernboodschappen van de Werkgelegenheidstop b) Europese Raad van juni c) Flexicurity in tijden van crisis d) Vaardigheden en mobiliteit Aard van de bespreking

Debat

Aanname van Raadsconclusies (flexicurity in tijden van crisis) Bekrachtiging van de Opinie van het Werkgelegenheidscomité (vaardigheden en mobiliteit)

Voorstel

Het Voorzitterschap heeft voorgesteld om Raadsconclusies aan te nemen over flexicurity in het licht van de crisis. De conclusies zijn gebaseerd op de gedachte dat in deze tijden van crisis en oplopende werkloosheid een goed flexicurity beleid van belang is, bijvoorbeeld waar het gaat om het ondersteunen van werknemers bij transities. De conclusies noemen mogelijke beleidsmaatregelen die lidstaten kunnen nemen, rekening houdend dat de beleidsmix per land zal verschillen. Het gaat hierbij onder meer om het zoveel mogelijk in stand houden van werkgelegenheid in gezonde bedrijven en sector, bijvoorbeeld door bedrijven te ondersteunen bij tijdelijke reductie van het aantal gewerkte uren. De conclusies benadrukken dat een goede balans tussen flexibiliteit en zekerheid moet worden gezocht, bijvoorbeeld door een sociale zekerheidsstelsel dat voldoende inkomensbescherming biedt en tegelijkertijd de juiste prikkels biedt om terugkeer naar de arbeidsmarkt te stimuleren. Verder wordt het belang van een goede ondersteuning van werknemers bij baanverandering genoemd onder meer door proactieve arbeidsbemiddeling en het inspelen op veranderingen op de arbeidsmarkt door middel van scholing. Ook in de opinie van het Werkgelegenheidscomité over vaardigheden en mobiliteit wordt het belang van scholing en het ondersteunen van baanveranderingen door een flexicurity benadering genoemd. Voor een goed werkende arbeidsmarkt is scholing die aansluit bij de (toekomstige) behoeften van de arbeidsmarkt essentieel. In dit verband is een beter inzicht in de toekomstige arbeidsmarktbehoeften op EU-niveau relevant, zoals aangegeven in de Commissie-mededeling «Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen». Dit biedt meer mogelijkheden om de competenties van de beroepsbevolking daaraan aan te passen en de mobiliteit te faciliteren.

Toelichting

Op 7 mei heeft de ontmoeting tussen de Trojka van de drie (aankomende) Voorzitterschappen (Tsjechië, Zweden, Spanje), de Commissie en de sociale partners plaatsgevonden in Praag. Onderwerp van gesprek waren de werkgelegenheidseffecten van de crisis. De Commissie zal voortbouwen op uitkomsten van de Top bij het formuleren van haar input voor de Europese Raad van 18–19 juni. Ter voorbereiding hierop zal de Commissie een mededeling publiceren.

Tijdens de Top is men overeengekomen dat de centrale boodschap moet zijn dat toekomstige acties op het terrein van de werkgelegenheid gebaseerd dienen te zijn op een aantal grondbeginselen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het bewaken van consistentie tussen maatregelen op korte termijn en doelstellingen voor de langere termijn zoals een hoge arbeidsdeelname, houdbaarheid van de overheidsfinanciën en een goede werking van de interne markt. De acties zouden gericht moeten zijn op het in stand houden van bestaande werkgelegenheid en het creëren van nieuwe banen, het verbeteren van de toegang tot de arbeidsmarkt, met name voor jongeren, en van de kennis en vaardigheden van werknemers, het beantwoorden aan de behoeften van de arbeidsmarkt en het bevorderen van mobiliteit.

Tegen deze achtergrond zijn tien concrete acties voorgesteld die zowel op nationaal als Europees niveau liggen. Deze betreffen uitdagingen op de korte en de langere termijn, en zouden moeten worden uitgevoerd in samenwerking met de sociale partners.

De uitkomsten van de Top zijn mogelijk ook relevant bij de discussies over de Lissabonstrategie na 2010. Tijdens de lunch van de Raad vindt hierover een eerste gedachtewisseling plaats. Voor veel landen geldt dat er nog geen standpunten zijn bepaald. In Nederland is advies gevraagd aan de Sociaal-Economische Raad. Dit advies wordt naar verwachting in juni vastgesteld.

Nederlandse opstelling

Nederland steunt de Raadsconclusies over flexicurity in tijden van crisis en kan instemmen met de Opinie van het Werkgelegenheidscomité over vaardigheden en mobiliteit.

e) Sociale diensten als instrument voor actieve inclusie Aard van de bespreking Aanname van Raadsconclusies

Voorstel en toelichting

De concept Raadsconclusies onderstrepen dat sociale diensten een belangrijke rol vervullen bij het waarborgen van sociale, economische en territoriale cohesie in de Europese Unie. Sociale diensten leveren onder meer een bijdrage aan een hoger niveau van werkgelegenheid, sociale bescherming en sociale integratie. Toegang tot kwalitatief hoogwaardige sociale diensten vergroot tevens de capaciteit van individuen om actief aan de samenleving deel te nemen en om hun economische en sociale potentieel op de arbeidsmarkt zo optimaal mogelijk te benutten.

Daarnaast wordt in de conclusies benadrukt dat bevordering van sociale diensten in de huidige economische crisis de sector kunnen helpen om beter in te spelen op een toenemende vraag naar diensten als gevolg van veranderingen in de Europese economieën en samenlevingen (demografische veranderingen, technologische ontwikkelingen, globalisering e.d.) en nieuwe behoeften. In de conclusies wordt onderschreven dat de organisatie en financiering van sociale diensten in hoofdzaak een nationale bevoegdheid is, die moet worden uitgeoefend in overeenstemming met de geldende communautaire regels.

Lidstaten worden onder meer uitgenodigd om er zorg voor te dragen dat maatregelen ter bestrijding van sociale uitsluiting en de bevordering van actieve integratie door middel van een betere toegang tot sociale diensten blijvend op de politieke agenda staan.

De Europese Commissie wordt gevraagd om de uitwisseling van goede praktijken tussen de Lidstaten betreffende de toegang tot duurzame en kwalitatief hoogwaardige sociale diensten voort te zetten en blijvend te ondersteunen. Tevens wordt de Commissie opgeroepen om het gebruik testimuleren van het interactieve informatie platform. Via deze online service beantwoordt de Commissie vragen over staatssteun, gemeenschapsrecht en diensten van algemeen belang (inclusief sociale diensten van algemeen belang).

De voorgestelde Raadsconclusies sluiten aan bij één van de prioriteiten van het Tsjechische Voorzitterschap, namelijk sociale integratie. De conclusies zijn mede gebaseerd op de uitkomsten van de Voorzitterschapconferentie over sociale diensten die op 22 en 23 april jl. plaatshad in Praag en passen in het kader van een Europese respons op de huidige en sociale crisis.

Nederlandse opstelling

Nederland verwelkomt de concept Raadsconclusies van het Tsjechische Voorzitterschap en onderschrijft de belangrijke rol die sociale diensten kunnen spelen bij het bevorderen van sociale integratie, het versterken van sociale bescherming en het creëren van werkgelegenheid.

De meerwaarde van Europese actie op het terrein van sociale diensten ligt wat Nederland betreft met name op het terrein van informatieverspreiding en bij de uitwisseling van goede praktijken tussen de Lidstaten. De oproep aan de Europese Commissie om de informatie uitwisseling tussen Lidstaten te faciliteren, kan Nederland dan ook van harte ondersteunen. Hetzelfde geldt voor de oproep aan de Commissie om het gebruik van het interactieve informatie platform te stimuleren. Via deze service beantwoordt de Commissie vragen over staatssteun, gemeenschapsrecht en diensten van algemeen belang (inclusief sociale diensten van algemeen belang). Wat Nederland betreft is dit een uitstekend en praktisch instrument om informatie over sociale diensten beschikbaar te stellen.

Agendapunt: Voorstel voor een Besluit van de Raad over Richtsnoeren voor het Werkgelegenheidsbeleid van de Lidstaten, 2009 Aard van de bespreking Politiek akkoord

Voorstel en Toelichting

De Commissie stelt voor de werkgelegenheidsrichtsnoeren zoals die in 2008 door de Raad zijn vastgesteld ongewijzigd te laten in 2009. De Commissie geeft aan dat de richtsnoeren een raamwerk vormen met gezamenlijke prioriteiten. Binnen het kader van deze richtsnoeren kunnen lidstaten zich richten op de eigen specifieke aandachtspunten. De prioriteiten voor de middellange termijn blijven volgens de Commissie relevant. Het gaat dan om het aantrekken en behouden van mensen voor de arbeidsmarkt en het moderniseren van stelsels voor sociale bescherming, het bevorderen van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen en het bevorderen van investeringen in menselijk kapitaal.

De Commissie onderstreept dat de huidige crisis vraagt om directe maatregelen. Tegelijkertijd moeten de doelstellingen voor de middellange en lange termijn niet uit het oog worden verloren. Voor de korte termijn noemt de Commissie het belang van het aanpassingsvermogen van werknemers in het kader van flexicurity en daarbij in het bijzonder het ondersteunen van personen met een zwakke arbeidsmarktpositie en een grote kans op langdurige werkloosheid.

In het verlengde hiervan is het bevorderen van de aansluiting tussen de vaardigheden van mensen en de behoeften van de arbeidsmarkt nu van belang.

Het EP heeft ingestemd met het voorstel om de richtsnoeren ongewijzigd te laten. Daarmee kan de Raad haar eerdere besluit bekrachtigen en de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2009 vaststellen.

Nederlandse opstelling

Nederland steunt het voorstel om de Werkgelegenheidsrichtsnoeren ongewijzigd te laten. De richtsnoeren bieden een kader voor de middellange termijn dat tegelijkertijd ruimte laat voor maatregelen naar aanleiding van de economische crisis. De Nederlandse maatregelen gericht op het ondersteunen van transities van baan naar baan en het onderhouden van vaardigheden van werknemers passen binnen de benadering van de Commissie.

Agendapunt: Voorstel voor een Verordening van de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. .... met onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen.

Aard van de bespreking (mogelijk) Politiek akkoord

Voorstel en Toelichting

Het Commissievoorstel beoogt de huidige Verordening 859/03 te vervangen. Verordening 859/03 regelt de toepassing van de huidige Verordeningen over de coördinatie van sociale zekerheid (nrs 1408/71 en 574/72) op onderdanen van derde landen. De huidige verordeningen 1408/71 en 574/72 worden, waarschijnlijk op 1 maart 2010, vervangen door Verordening 883/04 en de nieuwe Toepassingsverordening. Met dit voorstel wordt verzekerd dat op onderdanen van derde landen, die legaal in een lidstaat verblijven en die een relatie hebben met een tweede lidstaat, dezelfde coördinatieregels gelden als voor Europese burgers, zoals ook nu reeds het geval is.

Nederlandse opstelling

Nederland kan instemmen met het voorstel. Het voorstel voor een verordening tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/04 tot onderdanen van derde landen heeft geen materiële wijzigingen tot gevolg.

Het verschil ten opzichte van de huidige regels is dat onder Verordening (EG) nr. 883/04 ook niet-actieve personen vallen. Dit heeft echter geen consequenties voor de Nederlandse sociale verzekeringen. De aanwijsregel in Vo 883/04 wijst namelijk het woonland aan als bevoegde land voor wat betreft inactieven en dit sluit aan bij de voorwaarde van ingezetenschap voor verzekering voor de volksverzekeringen.

Agendapunt: Richtlijn van het EP en de Raad tot wijziging van de richtlijn 92/85/EEG inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie

Aard van de bespreking Voortgangsrapportage

Voorstel

De Europese Commissie stelt voor om richtlijn 92/85/EEG, de «zwangerschapsrichtlijn», te herzien. De zwangerschapsrichtlijn stelt regels ter bescherming van vrouwen (in dienst van een werkgever) die zwanger zijn, recent zijn bevallen of borstvoeding geven. De richtlijn regelt bij voorbeeld zwangerschapsverlof, werken met gevaarlijke stoffen en het ontslagverbod tijdens zwangerschap. Het doel van de herziening is het verhogen van het beschermingsniveau.

De voorgestelde maatregelen behelzen onder andere: een verlenging van het zwangerschaps- en bevallingsverlof van 14 naar 18 weken (onafgebroken), waarvan 6 weken verplicht moeten worden opgenomen na de bevalling. Over de overige weken mag de vrouw zelf beslissen. Verder geldt een aanvullend verlofrecht voor te vroeg geboren kinderen, kinderen opgenomen in het ziekenhuis, meerlingen en kinderen met handicaps. Ziekte tot 4 weken voor de bevalling mag niet leiden tot verkorting van het zwangerschapsverlof.

In de nieuwe richtlijn staat dat een vrouw na afloop van het zwangerschaps- en bevallingsverlof het recht heeft om terug te keren in dezelfde of gelijkwaardige functie, tegen voorwaarden die niet minder gunstig mogen zijn. Zij heeft ook het recht om te profiteren van verbeteringen van arbeidsvoorwaarden waar zij tijdens haar afwezigheid aanspraak op zou kunnen maken. Dit is overgenomen uit richtlijn 2002/73/EG, herzien in 2006/54/EG. De vrouw die terugkeert na het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft het recht om haar werkgever te vragen om haar werkrooster en uren aan te passen.

Toelichting

Dit voorstel maakt onderdeel uit van een pakket van maatregelen voorvloeiend uit de Roadmap van de Europese Commissie betreffende de gelijkheid van mannen en vrouwen COM (2006) 92. Zowel het belang van gelijke participatie op de arbeidsmarkt van mannen en vrouwen als ook de economische en demografische noodzaak daartoe spelen hierbij een rol. De inzet van Europa terzake is uiteengezet in de mededeling COM (2008) 635: Een beter evenwicht tussen werk en privéleven: meer steun voor het combineren van beroep, privéleven en gezinsleven.

Nederlandse opstelling

Nederland is positief over de subsidiariteit, maar negatief over de proportionaliteit. De ratio achter het zwangerschaps- en bevallingsverlof is volgens Nederland in hoofdzaak gelegen in de bescherming van de gezondheid en veiligheid van moeder en kind. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat een verlenging van het Europese minimum van zwangerschaps- en bevallingsverlof naar 18 weken noodzakelijk is in verband met deze doelstelling. Voor het realiseren van andere doelstellingen zoals het beter combineerbaar maken van arbeid en zorg is niet zwangerschapsverlof maar ouderschapsverlof bedoeld. Zwangerschaps- en bevallingsverlof en ouderschapsverlof moeten daarom meer in samenhang met elkaar worden bekeken. Beide ouders kunnen na afloop van het zwangerschaps- en bevallingsverlof ouderschapsverlof opnemen om voor hun kind te zorgen. Er is geen reden om – na afloop van het zwangerschaps- en bevallingsverlof van 14 weken – voor de moeder een andere regeling te hebben dan voor de vader.

Agendapunt: Voorstel voor een Richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.

Aard van de bespreking Voortgangsrapportage

Voorstel

Om het EU-rechtskader aan te vullen, heeft de Europese Commissie een voorstel voor een nieuwe richtlijn ingediend voor gelijke behandeling van personen op de gronden godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid buiten de arbeidsmarkt. Het vormt een aanvulling op het bestaande communautaire rechtskader dat discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid verbiedt in arbeid, beroep en beroepsopleiding.

Het voorstel bestrijkt het verbod van discriminatie in zowel de overheidssector als in de particuliere sector ten aanzien van sociale bescherming met inbegrip van sociale zekerheid en gezondheidszorg, sociale voordelen, onderwijs en toegang tot goederen en diensten die commercieel voor het publiek beschikbaar zijn, met inbegrip van huisvesting. Het voorstel beoogt directe en indirecte discriminatie, intimidatie en het geven van een opdracht tot discrimineren te verbieden. Ten aanzien van de grond handicap betekent non-discriminatie tevens effectieve niet-discriminerende toegang en de naleving van het beginsel van «redelijke aanpassingen».

Het voorstel laat nationale wetgeving op het gebied van burgerlijke staat, gezinssituatie of reproductieve rechten onverlet, evenals de inhoud van onderwijs en de activiteiten en opzet van de onderwijsstelsels met inbegrip van speciaal onderwijs in de lidstaten.

Toelichting

Er bestaan momenteel verschillen in beschermingsniveau tussen de verschillende anti-discriminatiegronden die het Verdrag noemt. De Commissie wil de verschillen in beschermingsniveau met dit voorstel gelijk trekken en de bestrijding van discriminatie structureel, overigens ook met niet-wetgevende maatregelen, aanpakken. Daarbij wil de Commissie helder afbakenen wat wel en niet op EU niveau geregeld kan worden en nationale bevoegdheden ongemoeid laten.

Nederlandse opstelling

Nederland kan het voortgangsverslag kan aanhoren. Nederland heeft momenteel een algemeen studievoorbehoud bij de gehele richtlijn, en zet in op het voorkomen van disproportionele financiële, praktische en juridische gevolgen en onnodige aanbodgestuurde aanpassingen als gevolg van de richtlijnverplichtingen.

Het is belangrijk dat terminologie en reikwijdte zo veel mogelijk in de pas lopen met de bestaande Europese wetgeving op dit terrein. Nederland streeft naar het verbeteren van de rechtszekerheid. Het Commissievoorstel bakent de verplichtingen van lidstaten niet voldoende af en bergt daarmee het risico van rechtsonzekerheid in zich.

Agendapunt: Gelijke kansen voor vrouwen en mannen: actief ouder worden

Aard van de bespreking Aanname Raadsconclusies

Voorstel

De Europese Commissie heeft een Europees initiatief voor gelijke behandeling voor mannen en vrouwen van elke etniciteit (van de 50+ generatie) binnen Europa gelanceerd.

Toelichting

Deze raadsconclusies bevatten geen concrete wet- en regelgeving. De lidstaten worden aangemoedigd en aangespoord om mannen en vrouwen van elke etniciteit gelijk te behandelen als het gaat om werkgelegenheid, arbeidsparticipatie, pensioenbeleid en gezondheidszorg.

Nederlandse opstelling

Nederland kan instemmen met de voorgestelde conceptRaadsconclusies betreffende actief ouder worden. Een groot deel van deze raadsconclusies wordt door Nederland al actief nageleefd. Een onderdeel van het ministerie van SZW dat zich hier intensief mee bezighoudt is de Taskforce DeeltijdPlus. Deze is ingesteld met als doel de arbeidsparticipatie in uren van met name vrouwen te stimuleren. Overweging voor de Taskforce is dat arbeidsdeelname door vrouwen een steeds breder draagvlak heeft gekregen en dat het kabinet wil bevorderen dat deze ontwikkeling wordt gecontinueerd.

Agendapunt: Integratie van de Roma

Aard van de bespreking Aanname Raadsconclusies

Voorstel

Deze raadsconclusies zijn met name bedoeld om politieke aandacht te vragen voor de integratie van de Roma. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om een juridisch bindende tekst aan te nemen.

De tekst wordt gevolgd door een annex, waarin de «Common Basic Principles on Roma Inclusion» zijn opgenomen. Deze principes zijn opgesteld tijdens een vergadering van het «EU Integrated Forum for Roma Inclusion» in april te Praag.

De Commissie heeft toegelicht dat zij deze «principes» vooral wil gaan gebruiken om het uitwisselen van «best practices» te stimuleren. Daarnaast worden de lidstaten door het aannemen van deze conclusies op vrijwillige basis uitgenodigd rekening te houden met deze «principes» bij het maken van nationaal beleid.

Toelichting

Deze raadsconclusies vragen de lidstaten kennis te nemen van de «Common Basic Principles on Roma Inclusion». De Common Basic Principles zijn onder andere: Constructief, pragmatisch en niet-discriminerend beleid; Interculturele benadering; Overdracht van op feiten gebaseerd beleid; Gebruik van communautaire instrumenten; Participatie van het lokale en het regionale bestuursniveau; Participatie van het maatschappelijk middenveld; Actieve participatie van de Roma.

Nederlandse opstelling

Nederland kan instemmen met de voorgestelde conceptRaadsconclusies betreffende de integratie van de Roma.

Agendapunt: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG

Aard van de bespreking Voortgangsrapportage

Voorstel

Het voorstel betreft onder meer de verplichting voor lidstaten om maatregelen te nemen zodat meewerkende echtgenoten op hun verzoek over ten minste hetzelfde niveau van sociale zekerheidsbescherming kunnen beschikken als zelfstandigen. Onder meewerkende echtgenoten worden tevens de – overeenkomstig nationale wetgeving – erkende levenspartners begrepen.

Verder dienen er maatregelen getroffen te worden zodat vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenoten op hun verzoek in aanmerking komen voor een periode van zwangerschapsverlof overeenkomstig richtlijn 92/85/EEG betreffende zwangerschapsverlof. Deze stelt voor om zwangerschapsverlof te verlengen van 14 naar 18 weken.

De vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenoten dienen gedurende het zwangerschapverlof een adequate uitkering te ontvangen. Van een adequate uitkering is sprake indien deze ten minste gelijk is aan het inkomen dat de betrokkene bij ziekte zou ontvangen of indien dit niet van toepassing is, aan een andere op nationaal niveau vastgestelde gelijkwaardige uitkering.

Verder wordt de definitie van discriminatie in lijn gebracht met de definities in andere gelijke behandelingsrichtlijnen en worden lidstaten verplicht een orgaan voor gelijke behandeling in te stellen.

Toelichting

Dit voorstel maakt onderdeel uit van een pakket van maatregelen voorvloeiend uit de Roadmap van de Europese Commissie betreffende de gelijkheid van mannen en vrouwen COM (2006) 92. Zowel het belang van gelijke participatie op de arbeidsmarkt van mannen en vrouwen als ook de economische en demografische noodzaak daartoe spelen hierbij een rol. De inzet van Europa terzake is uiteengezet in de mededeling COM (2008) 635: Een beter evenwicht tussen werk en privéleven: meer steun voor het combineren van beroep, privéleven en gezinsleven.

Nederlandse opstelling

Nederland kan het voortgangsverslag aanhoren. Nederland heeft twijfels bij de door de Commissie gekozen bevoegdheidsgrondslag, omdat het de vraag is of een voorschrift om een uitkering van een bepaalde hoogte te verstrekken wel op een gelijke behandelingsgrondslag (artikel 141) kan berusten. De subsidiariteit van het voorstel wordt als positief beoordeeld omdat een communautaire aanpak rechtszekerheid biedt aan alle zelfstandigen en meewerkende echtgenoten binnen de gemeenschap. De proportionaliteit van het voorstel wordt negatief beoordeeld. Het voorstel gaat verder dan noodzakelijk is. Het geeft zelfstandigen en meewerkende echtgenoten wat betreft zwangerschapsen bevallingsverlof vergelijkbare rechten als werknemers, terwijl ze in een andere situatie verkeren. Nederland heeft dit tijdens de onderhandelingen naar voren gebracht met een position paper en zal de kritische houding voortzetten. Derhalve staat Nederland in beginsel negatief ten aanzien van dit voorstel.

Agendapunt: Diversen

a) Rapport over de implementatie van het VN verdrag over de rechten van personen met een handicap

Aard van de bespreking Informatie van de Commissie

Nederlandse opstelling

Nederland kan de informatie van de Commissie aanhoren. Nederland heeft eerder gepleit voor eenheid van beleid en dus gelijktijdige ratificatie door alle lidstaten en de EG van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Inmiddels hebben 7 lidstaten (Spanje, Slovenië, Hongarije, Oostenrijk, Zweden, Duitsland en Italië) het verdrag geratificeerd. Mits overeenstemming is over de competentieverdeling tussen EG en lidstaten, kan Nederland instemmen met zelfstandige ratificatie.

b) Door het Voorzitterschap georganiseerde Conferenties

Aard van de bespreking

De Raad zal kennis nemen van informatie van het Tsjechische Voorzitterschap over diverse conferenties:

(i) 8th Meeting of People with experience of Poverty

(ii) Conference on Social Services

(iii) Conference on Flexicurity

(iv) Conference on Dignified ageing and Risks in old age

Nederlandse opstelling

Nederland kan de informatie over deze vier Conferenties aanhoren.

c) Werkprogramma inkomend Voorzitterschap

Aard van de bespreking

Informatie door het inkomende Zweedse Voorzitterschap over het werkprogramma en prioriteiten.

Nederlandse opstelling

Nederland kan de informatie van het inkomende Voorzitterschap aanhoren.

BIJLAGE II Verslag van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid op 9 maart 2009

De vergadering werd voorgezeten door de Tsjechische minister, de heer Petr Necas. Aanwezig waren vertegenwoordigers van de 27 EU Lidstaten. De Europese Commissie werd vertegenwoordigd door Commissaris Vladimir Špidla. Tevens waren de voorzitters van het Werkgelegenheidcomité en het Sociaal Beschermingscomité aanwezig.

1. Voorbereiding van de Voorjaarsraad

De Raad hield tegen de achtergrond van de financieel-economische crisis aan de hand van vragen van het Voorzitterschap een debat over de inbreng van de Raad WSB voor de Voorjaarsraad. Het Voorzitterschap drong erop aan vast te houden aan de Lissabon-strategie omdat juist de meer flexibele economieën nu goed gepositioneerd zouden zijn om de crisis te doorstaan. Ook riep hij op om elke vorm van protectionisme te vermijden en om de roep te weerstaan om bedrijven die al langere tijd niet meer mee kunnen komen in de globale concurrentieslag nu met overheidsgeld overeind te houden.

Commissaris Spidla stelde dat de crisis ernstig is maar dat de EU gezamenlijk de crisis te boven kan komen. Hij gaf aan dat uit analyses van de Commissie blijkt dat er in 2009 3,6 miljoen banen verloren zullen gaan en in 2010 1,1 miljoen banen. De werkloosheid zal daarbij oplopen van 7% in 2008 naar 8,7% en 9,5% in respectievelijk 2009 en 2010. Hij riep de EU en lidstaten op te focussen op drie speerpunten:

1. behoud van mensen in of nabij hun baan door onder meer werktijdverkorting of tijdelijke scholing;

2. verzachten van de gevolgen van de crisis voor groepen die getroffen worden zoals oudere werknemers, jongeren maar ook vrouwen. Ook dienen de gevolgen van de ontwikkelingen op de financiële markten voor gepensioneerden zo mogelijk verzacht te worden;

3. met de vele initiatieven die lidstaten nu op nationaal niveau nemen wordt een goede coördinatie op EU-niveau steeds belangrijker. Protectionistische reflexen dienen te worden voorkomen omdat het verleden keer op keer bewezen heeft dat deze destructief uitwerken. De EU dient de verdere vervolmaking van de interne markt versneld ter hand te nemen en daarnaast dient snel een akkoord bereikt te worden over de herziening van het Europees Sociaal Fonds en het Globaliseringsfonds, aldus Commissaris Spidla.

Commissaris Spidla gaf tot slot aan uit te zien naar de aparte Top Werkgelegenheidsbeleid in mei en gaf aan dat het van groot belang is om de sociale partners en andere stakeholders actief bij de organisatie van de Top te betrekken.

De voorzitter van het Werkgelegenheidscomité gaf aan dat sprake is van een zeer snelle verdieping van de crisis. Hij sprak van een atypische recessie omdat naast jongeren ook andere groepen op de arbeidsmarkt nu al geraakt worden en omdat de crisis niet enkel zwakke maar ook gezonde bedrijven in problemen brengt. Tot slot waarschuwde hij de lidstaten om oude fouten te herhalen zoals het vervroegd pensioneren van oudere werknemers. De voorzitter van het Sociaal Beschermingscomité toonde zich bezorgd over de druk op sociale beschermingssystemen in veel lidstaten en over de klappen die pensioensystemen te verwerken krijgen.

In het debat riep een groot aantal lidstaten op om ondanks de huidige crisis en de focus op oplossingen op korte termijn, de middellange termijn hervormingen waaraan de lidstaten zich in het kader van de Lissabon-strategie hebben gecommitteerd, niet uit het oog te verliezen. Van deze middellange termijn hervormingen werd vooral het belang van een inzet op flexicurity beleid breed benadrukt. Ook het tegengaan van protectionisme en het juist vervolmaken van de interne markt, werd door veel lidstaten aangemerkt als een belangrijk vereiste voor behoud en creatie van banen. Daarnaast werd door een paar lidstaten ook om aandacht voor de lange termijn houdbaarheid van de overheidsfinanciën gevraagd.

Meerdere lidstaten benadrukten het belang van het alvast vooruitkijken over de economische cyclus heen. Na economisch herstel kunnen als gevolg van de vergrijzing al snel weer arbeidsmarkttekorten optreden. Ook zal een overgang naar een groene economie vragen om nieuwe vaardigheden waar nu met (her)scholing alvast op kan worden ingespeeld.

Lidstaten gingen ook kort in op hun korte termijn maatregelen om de crisis te beteugelen. Veel lidstaten benadrukten hierbij het belang van het mensen in hun baan of nabij de arbeidsmarkt te houden bijvoorbeeld door tijdelijke scholing. Enkele lidstaten gaven aan dat de sociale aspecten van de crisis evenveel aandacht moeten krijgen als de werkgelegenheidsaspecten en dat hier even snel en doortastend op moet worden gereageerd als op het voorkomen van de financiële crisis. Er werd opgeroepen om tijdens de bijzondere Werkgelegenheidstop in mei naast aandacht voor werkgelegenheid evenveel aandacht aan de sociale aspecten te besteden.

Tot slot riep een aantal lidstaten op tot een spoedig akkoord over de wijzigingsvoorstellen voor het ESF waarmee de aanvraagprocedure versneld en vereenvoudigd zal worden. Commissaris Spidla toonde zich verheugd over de grote mate van consensus onder de lidstaten. Hij stelde dat lidstaten en de Commissie het er over eens zijn dat er een goed evenwicht nodig is tussen enerzijds korte en middellange termijn maatregelen en anderzijds tussen werkgelegenheid- en sociaal beleid.

Het Voorzitterschap sloot zich hierbij aan en concludeerde dat een akkoord werd bereikt over de inzet voor de Voorjaarsraad.

2. Europees Globaliseringsfonds (voortgangsverslag en openbare beraadslaging)

Het Voorzitterschap gaf aan, met het oog op de huidige economische situatie, uit te zijn op een akkoord in eerste lezing over het Globaliseringsfonds dat mede bedoeld is om mensen die als gevolg van de crisis hun baan verliezen, bij te staan. Tijdens het (informele) lunchoverleg presenteerde het Voorzitterschap onaangekondigd (mondeling) een compromisvoorstel. Kern van het voorstel is dat het Commissievoorstel voor de herziening van de Verordening grotendeels wordt gevolgd (met daarin de horizonbepaling op de uitbreiding van de reikwijdte van het fonds) maar dat in afwijking van dit voorstel wijzigingen worden overgenomen uit een eerder gepresenteerd compromisvoorstel van het Voorzitterschap, met als belangrijk element dat de mate van cofinanciering gehandhaafd blijft op maximaal 50% (gelijk de bestaande Verordening). Commissaris Spidla drong, gezien de huidige crisis aan op een eerste lezing akkoord en gaf aan dat de Commissie het compromis van het Voorzitterschap kan steunen.

In het debat gaf een tiental lidstaten aan vast te houden aan een cofinanciering van 75%. Tevens werd door een enkele gevraagd om verlenging van de horizonbepaling voor aanwending van het Fonds als crisisinterventie-instrument met een jaar (tot eind 2011 in plaats van eind 2010). Daarentegen stelden andere lidstaten eventueel het compromis van het Voorzitterschap om de cofinanciering op 50% te handhaven, te kunnen steunen.

Het Voorzitterschap sloot af met de opmerking dat na de stemming op 31 maart in de EP EMPL commissie, de onderhandelingen met het Parlement, begin april, direct zullen worden ingezet.

3. Nieuw Vaardigheden voor nieuwe banen (raadsconclusies)

De ontwerp Raadsconclusies zijn unaniem aangenomen. Commissaris Spidla sprak steun uit voor de Raadsconclusies en stelde dat het verhogen van het niveau van scholing van de beroepsbevolking mensen een steviger arbeidsmarktpositie geeft. Tegelijk kan een beter geschoolde beroepsbevolking sneller inspelen op nieuwe technologieën. Commissaris Spidla riep op ook tijdens de crisis de aandacht voor scholing centraal te laten staan en de sociale partners nauw bij scholingsinitiatieven te betrekken.

4. Beroeps- en geografische mobiliteit van de beroepsbevolking en het vrije verkeer van werknemers binnen de EU (raadsconclusies)

De ontwerp Raadsconclusies zijn unaniem aangenomen. Het Voorzitterschap verwelkomde de Raadsconclusies en wees erop dat vrije verkeer van werknemers een fundamentele vrijheid is binnen de EU. Hij stelde dat vrij verkeer bijdraagt aan een betere concurrentiepositie voor de EU als geheel en ook aan het voorkomen van xenofobie. Commissaris Spidla sloot zich bij deze woorden aan en wees erop dat vrij verkeer ook in de huidige crisis belangrijk is omdat het mensen in staat stelt werk te zoeken in regio’s waar een kans op een baan zich voordoet.

5. Zwangerschapverlof (beleidsdebat)

Commissaris Spidla benadrukte de noodzaak van een dubbele rechtsbasis: aan dit onderwerp zitten zowel aspecten van veiligheid en gezondheid van moeder en kind als aspecten gelijke behandeling tussen mannen en vrouwen. Het voorstel om het verlof te verlengen van 14 naar 18 weken is gebaseerd op aanbevelingen van de ILO en de WHO. Op dit moment kennen 11 lidstaten een verlof van meer dan 18 weken en in deze lidstaten was volgens de Commissie geen sprake van negatieve gevolgen voor de arbeidsparticipatie van vrouwen. Verder was gebleken dat vrouwen hun verlof vooral na de bevalling willen opnemen, wat ervoor pleit om zo min mogelijk voor te schrijven wanneer het verlof moet worden opgenomen, met dien verstande dat de door Commissie voorgestelde 6 weken verplicht na de bevalling noodzakelijk zijn vanuit overwegingen van veiligheid en gezondheid.

Nederland meende dat opgepast moet worden met het mixen en verwarren van verschillen doelen. De ratio van deze richtlijn is veiligheid en bescherming, voor de combinatie van arbeid en zorg is het ouderschapsverlof geschikter. Een aantal lidstaten liet zich kritisch uit over de mate waarin het voorstel ingrijpt in de nationale gebruiken en nationale verhouding tussen zwangerschap- en bevallingsverlof en ouderschapsverlof, alsmede het moment waarop het verlof wordt opgenomen. De Scandinavische landen benadrukten hun traditie om zwangerschap- en bevallingsverlof vooral als een recht in plaats van als een plicht te benaderen en daar past een regel dat zes weken verlof verplicht na de bevalling moeten worden opgenomen niet bij.

De meeste lidstaten benadrukten de nauwe band die bestaat tussen dit voorstel en de richtlijn over ouderschapsverlof. Over herziening van deze laatste richtlijn zijn sociale partners nu aan het onderhandelen en de uitkomst daarvan zou moeten worden afgewacht alvorens tot besluitvorming over te gaan over de wijziging van de richtlijn zwangerschap- en bevallingsverlof. Een aantal lidstaten gaf aan akkoord te kunnen gaan met 18 weken verlof, maar de extra vier weken moeten dan zowel voor de vader als de moeder beschikbaar zijn.

Een aantal lidstaten sprak zich echter uit tegen de verlenging van 14 naar 18 weken. Er werd geopperd om als minimum 14 weken aan te houden en de weken 14 tot 18 slechts in de vorm van een aanbeveling toe te voegen of anders als gulden middenweg van16 weken te kiezen. Enkele lidstaten meenden dat verlenging wel degelijk schadelijk kan zijn voor de arbeidsmarktpositie van vrouwen maar lidstaten die een langer verlof dan 18 weken kennen, spraken dit uitdrukkelijk tegen. Enkele lidstaten wezen tevens op de financiële gevolgen van de voorstellen.

Een aantal lidstaten gaf aan erg te hechten aan de nationale wetgeving die verplichte opname van een deel van het verlof voorafgaand aan de uitgerekende bevallingsdatum voorschrijft. Deze lidstaten vinden dat bescherming van de gezondheid en veiligheid van moeder en kind ook het enige of in elk geval het belangrijkste doel van de richtlijn moet zijn en blijven.

Commissaris Spidla concludeerde na afloop van de tafelronde dat er nog veel werk te doen is, vanwege de verschillen in benadering tussen lidstaten. Hij meende dat zwangerschapsverlof pas een negatieve impact heeft op de arbeidsmarktpositie van vrouwen als het verlof langer dan een jaar duurt.

6. Diversen (informatie)

De voorzitters van het Comité voor de werkgelegenheid (EMCO) en het Comité voor sociale bescherming (SPC) lichtten de werkprogramma’s voor hun Comités kort toe. Beiden gaven aan dat veel aandacht zal worden besteed aan het volgen en reageren op de financieel economische crisis. Ook zullen beide Comités zich bezighouden met een nieuwe opzet voor de Lissabon-strategie na 2010. De voorzitter van EMCO gaf aan dat dit Comité verder de nodige aandacht zal besteden aan het thema vaardigheden. De voorzitter van SPC stelde dat zijn Comité zal focussen op de thema’s sociale huisvesting en ongelijkheid in de gezondheidszorg.

Tevens gaf het Voorzitterschap een korte terugkoppeling van de uitkomsten van een drietal conferenties. Hij benadrukte met betrekking tot conferentie over kinderopvang en werkgelegenheidsbeleid dat de Barcelona-doelstellingen voor kinderopvang nog steeds actueel zijn maar dat de invulling moet worden gelaten aan de lidstaten. Met betrekking tot de twee conferenties over migratie en uitbreiding van de EU benadrukte het Voorzitterschap dat vrij verkeer van werknemers volgens analyses van de Commissie voordelig is voor de EU als geheel.

Voorbereiding informele Top Werkgelegenheidsbeleid (lunch debat)

Tijdens een besloten lunch is gesproken over de te organiseren Top Werkgelegenheidsbeleid in mei. Het Voorzitterschap gaf aan dat het goed zou zijn als de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan dezeTop zouden deelnemen. Een aantal delegaties heeft op het afbreukrisico gewezen van de Top. De Top zou concrete initiatieven moeten opleveren. Ter voorbereiding op de Top organiseert de Commissie drie seminars: over structurele hervorming van de arbeidsmarkt (in Spanje), over actieve insluiting (in Zweden) en over flexicurity (in Tsjechie).

Naar boven