21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 603 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 mei 2024

Op 23 en 24 mei organiseert het Belgisch voorzitterschap de Raad voor Concurrentievermogen in Brussel. Met deze brief stuur ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur, en Wetenschap de geannoteerde agenda met daarin een beschrijving van de discussiepunten en de Nederlandse inzet.

De Raadsconclusies inzake interne markt hangen samen met de conclusies die tijdens de Europese Raad van 17–18 april1 jl. zijn aangenomen en het rapport van Enrico Letta2, die in opdracht van de Raad een onafhankelijk rapport over het EU-concurrentvermogen heeft opgesteld. Daarom maak ik van dit moment gebruik om u de kabinetsappreciatie van het Letta rapport toe te sturen. Met deze appreciatie is voldaan aan het informatieverzoek van het lid van der Lee in de Regeling van werkzaamheden, 16 april jl.3 Een belangrijk onderwerp voor Nederland bij het verbeteren van de interne markt is het aanpakken van territoriale leveringsbeperkingen. Daarom stuur ik u een non-paper dat Nederland op deze Raad als diversenpunt heeft geagendeerd. Ook stuur ik u een korte appreciatie van de recente stocktaking van de Europese Commissie (hierna: Commissie) over de clean transition dialogues.4

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

Inleiding

De Raad voor Concurrentievermogen (hierna: Raad) op 23 en 24 mei jl. staat in het teken van drie onderdelen: 1. Ruimtevaart en 2. Onderzoek en innovatie op 23 mei en 3. Interne markt en industrie op 24 mei. Deze indeling wordt ook aangehouden in deze geannoteerde agenda.

Ruimtevaart (23 mei 2024)

Versterking van Europa’s concurrentievermogen via de ruimtevaart

Aanname Raadsconclusies

Tijdens deze Raad zullen conclusies worden aangenomen. Deze richten zich op de bijdrage van ruimtevaart aan Europa's concurrentievermogen en maatschappelijke uitdagingen en het stimuleren van de concurrentiekracht van de Europese ruimtevaartsector om onder meer wereldwijde concurrentie en de snelgroeiende commercialisering van de ruimtevaart het hoofd te bieden. Daarnaast is aandacht voor de bevordering van samenwerking tussen het Europees Ruimtevaartagentschap (ESA) en de Europese Unie (EU). Conform Nederlandse inzet benadrukken de Raadsconclusies dat de ruimtevaartsector profiteert van de nauwe samenwerking tussen ESA en de EU. Dit versterkt de positie van de Europese economie op het wereldtoneel en draagt bij aan Europese open strategische autonomie. Ook wordt ingegaan op de uitdagingen die de transitie naar een groener, digitaler en weerbaarder Europa met zich meebrengt. Ten slotte benoemen de conclusies de kansen voor toekomstig succes zoals het belang van ruimtevaartcapaciteiten voor beleidsvorming en internationale samenwerking. Deze Raadsconclusies vormen de gezamenlijke resolutie voor de formele EU-ESA top, die ook op 23 mei plaatsvindt.

Positie Nederland

Nederland zet in Europees verband in op open strategische autonomie en capaciteiten voor de ruimtevaartsector, de infrastructuur en de daarbij behorende toegang tot en gebruik van de ruimte conform het advies van de onlangs gepubliceerde Langetermijn Ruimtevaart Agenda.5 Nederland hecht, onder meer als gastheer van het European Space Research and Technology Centre, in dit kader aan nauwe coördinatie met ESA.

Krachtenveld

De Raadsconclusies zullen naar verwachting unaniem worden aangenomen. De investeringen en belangen in de ruimtevaart nemen wereldwijd toe. Er is daarom brede steun; alle lidstaten staan positief tegenover de essentie van de conclusies. Lidstaten hebben hun investeringen in ruimtevaart verhoogd onder andere in de ESA-programma’s tijdens de Ministeriële Conferentie die plaatsvond in 2022.

EU Ruimtewet

Beleidsdebat

De Raad spreekt tijdens een beleidsdebat over de beoogde EU-ruimtewet. Met de wereldwijde groei van de ruimtevaart en een steeds voller wordende ruimte nemen ook de zorgen over een veilige en duurzame ruimtevaart toe. Daarom bereidt de Commissie ter bevordering van het concurrentievermogen van de EU-ruimtevaartsector een ruimtewet voor met als doel: veilig, weerbaar en duurzaam gebruik van de ruimte, alsook betere bescherming en weerbaarheid van alle ruimtevaartsystemen, diensten en operaties in de EU. Dit moet leiden tot meer coherentie en coördinatie van regels voor ruimtevaartactiviteiten voor alle Europese institutionele ruimtevaartactoren en tot een mondiaal gelijk speelveld.

Positie Nederland

Nederland is voorstander van een normatief en regelgevend kader, bij voorkeur in internationaal verband, voor het veilig en duurzaam gebruik van de ruimte. Een EU-ruimtewet kan hiervoor een eerste goede stap zijn. Een EU-ruimtewet kan bijdragen aan een gelijk speelveld binnen de EU, de convergentie van regelgevende kaders van de lidstaten bevorderen en de onderhandelingspositie van de EU tegenover andere machtsblokken versterken. In lijn met de huidige Wet Ruimtevaartactiviteiten heeft Nederland daarbij een voorkeur voor proportionele regels voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) en technologie-neutrale regulering, vanwege de nog steeds snelle technologische ontwikkelingen in de ruimtevaart.

Krachtenveld

Er is brede steun voor een EU-aanpak voor veilige en duurzame ruimtevaart. De reikwijdte van de wet ten opzichte van partijen uit derde landen vormt nog een discussiepunt.

Onderzoek en innovatie (23 mei 2024)

Dit deel van de Geannoteerde Agenda is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en gaat enkel over het onderzoeks- en innovatiedeel van de Raad.

Regelgeving met betrekking tot het EuroHPC-initiatief

Algemene oriëntatie

Voor het behoud van Europees concurrentievermogen, ten opzichte van de Verenigde Staten en China, is het cruciaal dat Europa blijft investeren in computerkracht en kunstmatige intelligentie. Onderzoekers, innovators en bedrijfsleven moeten toegang krijgen en behouden tot de beste faciliteiten waarmee ze mondiaal kunnen concurreren. In deze context zal de Raad zal naar verwachting een amendering op de EuroHPC (High Performance Computing)-verordening goedkeuren, waarmee het mogelijk wordt om zogenaamde «factories» (oftewel fabrieken) voor kunstmatige intelligentie (AI) op te zetten en te exploiteren. Deze AI-fabrieken kunnen gezien worden als ecosystemen rond Europese publieke supercomputers en bijbehorende datacenters, digitaal verbonden via IT-hogesnelheidsnetwerken. Als cruciale stap voor de versterking ervan, worden in deze ecosystemen het benodigd talent en de bouwstenen samengebracht voor de ontwikkeling en toepassing van generatieve AI-modellen. Een expliciete doelstelling van de amendering is het verbreden van de toegang tot dit ecosysteem voor AI-startups, scale-ups en andere industriële gebruikers. De geamendeerde verordening is in lijn met de Nederlandse standpunten zoals uiteengezet in het betreffende BNC-fiche6 en de overheidsbrede visie op generatieve AI7 en wordt naar verwachting zonder discussiepunten goedgekeurd tijdens de Raad.

Versterken kennisveiligheid

Aanname Raadsaanbeveling

Onderzoek en innovatie van wereldklasse kunnen niet zonder internationale samenwerking en talent van over de hele wereld, met de bescherming van academische vrijheid en een open internationaal karakter van onze Nederlandse kennisinstellingen en economie. Tegelijkertijd moeten we niet naïef zijn. Met de huidige geopolitieke machtsverschuivingen worden kennis en innovatie steeds meer gezien als strategisch machtsmiddel. Daarom spelen de Rijksoverheid en de EU een actieve rol bij beleid rondom kennisveiligheid. In deze context neemt de Raad naar verwachting een aanbeveling aan over het vergroten van kennisveiligheid. De Raadsaanbeveling is onderdeel van een pakket van vijf economische veiligheidsinitiatieven van de Europese Commissie dat op 24 januari jl. is gepubliceerd.

Het doel van de Raadsaanbeveling is om de lidstaten, onderwijsinstellingen en andere publieke en private onderzoeksorganisaties en hun financieringsorganisaties in de EU te ondersteunen en stimuleren bij het identificeren en aanpakken van kennisveiligheidsrisico’s. Zo wil men voorkomen dat via onderzoek en innovatie veiligheidsbelangen van lidstaten en/of de EU aangetast worden of dat ethische normen worden geschonden.

De Commissie stelt dat nationale overheden het best in staat zijn om de kennissector te ondersteunen, ook met het oog op de institutionele autonomie van de kennisinstellingen. Tegelijkertijd is er samenwerking en coördinatie op EU-niveau nodig om te zorgen dat veilige kennisoverdracht binnen de EU en met internationale partners kan worden bevorderd. Daarmee kan een gelijk speelveld op het gebied van kennisveiligheidsbeleid binnen Europa worden gewaarborgd en voorkomt men dat er een waterbedeffect tussen de lidstaten ontstaat.

De Raadsaanbeveling is in lijn met de Nederlandse standpunten en het Nederlandse beleid, en de lidstaten zijn het in grote lijnen eens. In de onderhandelingen is het Nederlandse kabinetsstandpunt, in lijn met het BNC-fiche8, uitgebracht. Nederland heeft daarbij sterk gepleit voor een ambitieuze aanpak met een coördinerende rol voor de Commissie door onder andere de mogelijkheden te onderzoeken voor het opzetten van een European Centre of Expertise over kennisveiligheid.

De door Nederlandse ingebrachte punten zijn op een goede manier verwerkt en dankzij de Nederlandse inzet heeft de Raadsaanbeveling zijn ambitieuze karakter behouden, ook al gaven lidstaten die nog niet begonnen zijn met kennisveiligheidsbeleid aan dat zij meer tijd nodig hebben om te onderzoeken welke onderdelen van het beleid het beste werken in hun nationale context.

Dit betekent dat Nederland kan instemmen met de Raadsaanbeveling.

Versterken van kennisvalorisatie als tool voor een veerkrachtige en competitieve industrie en open strategische autonomie

Aanname Raadsconclusies

De urgentie voor kennistoepassing is groter dan ooit. Het is dan ook de ambitie van dit kabinet om de positieve impact van Nederlandse kennis te vergroten zodat die ten goede komt aan welvaart en welzijn. Daarom is het noodzakelijk kennis beter te valoriseren, oftewel wetenschappelijke kennis beter in de praktijk te benutten.

Kennisvalorisatie is ook een aandachtspunt op Europees niveau en de Raad zal naar verwachting Raadsconclusies aannemen over het versterken van kennisvalorisatie. Binnen de EU is het de ambitie om valorisatie van onderzoek sterker in te zetten als tool voor economisch herstel, een veerkrachtige en competitieve industrie en open strategische autonomie. De geopolitieke context noodzaakt tot verhoogde EU-inspanning op dit terrein, valorisatie is cruciaal voor het versterken van het concurrentievermogen van de EU en draagt bij aan de groene en digitale transities.

Het is echter nog een uitdaging om de resultaten van onderzoek en innovatie te vertalen naar maatschappelijke en economische impact. Om deze uitdaging aan te pakken, noemen de conclusies als handelingsopties: ondersteunend beleid voor valorisatie, het bij elkaar brengen van verschillende partijen die hierin een rol vervullen en maatregelen voor het creëren van een cultuur voor kennisvalorisatie bij universiteiten en bedrijven. Zo onderstrepen de conclusies onder andere de rol van onderzoeks- en technologie-infrastructuur bij valorisatie en het versterken van samenwerking tussen universiteiten, onderzoeksorganisaties en bedrijfsleven en het belang van investeringen over de hele kennisketen, van fundamenteel onderzoek naar toegepast onderzoek innovatie en markttoegang.

Ook het belang van beroepsonderwijs, transversale vaardigheden en ondernemerschap wordt benadrukt. Verder noemen de conclusies het consolideren van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen in de EU voor het versterken van kennisvalorisatie en het belang van toegang tot risicofinanciering en groeikapitaal voor spin-offs, startups en scale-ups. Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies.

Ex-post evaluatie Horizon 2020

Aanname Raadsconclusies

Horizon 2020 (looptijd 2014–2020) is het 8ste Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en de voorganger van huidige kaderprogramma Horizon Europe. Nederland nam zeer succesvol deel aan Horizon 2020: Nederlandse deelnemers ontvingen in totaal 5,37 miljard euro voor de uitvoering van baanbrekend onderzoek en innovatieve projecten9.

De Europese Commissie heeft eind januari 2024 de ex-post evaluatie van Horizon 2020 gepubliceerd. Uit deze evaluatie blijkt onder meer dat het programma enorme aandacht trok, met meer dan een miljoen individuele aanmeldingen uit 177 landen. Er werden bijna 35.000 onderzoeks- en innovatieprojecten gefinancierd. Voor elke euro aan kosten onder Horizon 2020, wordt ingeschat dat het programma vijf tot elf euro aan voordelen voor EU-burgers oplevert.

De evaluatie identificeert ook gebieden voor verdere verbetering: verbreden van deelname; verder vereenvoudigen en verminderen van de administratieve lasten; resultaten beter verspreiden, exploiteren en inzetten; ondersteunen van de participatie van vrouwen; versterken van synergieën met ander beleid op EU-, nationaal en regionaal niveau.

De Raadsconclusies die in reactie op de evaluatie zijn opgesteld, onderstrepen het belang van excellentie en impact als basisprincipes voor het Europese O&I-beleid. Ze gaan in op de wetenschappelijke, maatschappelijke en economische impact van het kaderprogramma, waarbij onder meer wordt opgeroepen tot nauwere samenwerking tussen de Commissie, lidstaten en belanghebbenden. De Raadsconclusies beschrijven het belang van het verder overbruggen van de onderzoeks- en innovatiekloof tussen lidstaten, maar benadrukken ook dat voor echte verandering nationale investeringen in onderzoek en innovatie en nationale hervormingen noodzakelijk zijn.

De Raad neemt naar verwachting conclusies aan over de ex-post evaluatie van Horizon 2020. Nederland kan instemmen met deze Raadsconclusies.

Geavanceerde materialen

Beleidsdebat

Net als vele andere lidstaten onderkent Nederland het grote belang van geavanceerde materialen voor de digitale en groene transities en Europa’s economische veiligheid, weerbaarheid en concurrentievermogen, door hun speciale eigenschappen in vergelijking met conventionele materialen. Het Belgische voorzitterschap heeft er dan ook voor gekozen om hier een beleidsdebat tijdens de Raad aan te wijden.

De discussie zal zich richten op de aansluiting tussen Europees en nationaal beleid, inhoudelijke prioriteitsgebieden en het delen van goede praktijken. De thema’s die tijdens het beleidsdebat aan bod komen, sluiten nauw aan bij de Mededeling van de Europese Commissie van 27 februari jl. over geavanceerde materialen. Dit voorstel benadrukt de ambitie van de EU om middels strategische keuzes industrieel leiderschap te tonen op het gebied van geavanceerde materialen.

In lijn met de kabinetspositie over dit voorstel10 zal Nederland tijdens haar interventie benadrukken dat het bevorderen van een onderzoeks- en innovatie-ecosysteem rondom geavanceerde materialen belangrijk is, evenals het stimuleren van private investeringen via het bevorderen van markttoepassingen en valorisatie.

Nederland onderschrijft de keuze voor de vier strategische gebieden (energie, mobiliteit, bouw en elektronica) en doorsnijdende thema’s die als prioriteiten voor onderzoek en innovatie worden aangemerkt en zal pleiten voor complementariteit tussen lidstaten wat betreft uit te voeren nationale activiteiten, zodat er geen duplicatie plaatsvindt en nationale inspanningen elkaar versterken.

Op nationaal niveau zal Nederland de Nationale Technologiestrategie11 als uitgangspunt nemen voor uit te voeren activiteiten, waarbij met name de agenda’s rondom energy materials (zoals hernieuwbare koolstof) en semiconductor technologies logische aanknopingspunten bieden. Nederland zal daarnaast aangeven dat het voorgestelde partnerschap binnen Horizon Europe een impuls zou kunnen geven aan de onderzoeks- en innovatie-activiteiten, op basis van de selectiecriteria excellentie & impact. Over het voorgestelde Important Project of Common European Interest (IPCEI) zal Nederland aangeven dat er scherp gekozen moet worden, zodat de IPCEI niet de volledige inhoudelijke breedte zal omvatten. De voorgestelde aandacht voor vaardigheden is positief, mits deze aansluit bij de bestaande onderwijs- en opleidingsstelsels van de lidstaten. Tot slot zal Nederland het belang van betrokkenheid en zeggenschap van lidstaten benadrukken in relatie tot de voorgestelde Technologieraad.

Diversenpunt

Er staat een diversenpunt op de agenda met betrekking tot het inkomend Hongaars voorzitterschap. Hongarije zal een toelichting geven op de prioriteiten van het voorzitterschap.

Interne markt en industrie (24 mei 2024)

Interne markt

Aanname Raadsconclusies

Naar verwachting zal de Raad conclusies over de interne markt aannemen. Deze Raadsconclusies gaan in op het in april jl. gepubliceerde Letta-rapport, «Much more than a Market», en de prioriteiten van de Raad voor de komende Commissieperiode. Het Letta-rapport bevat een uitgebreide lijst met aanbevelingen om de Europese interne markt te verbeteren waarvan er een aantal ook een plek hebben gekregen in de Raadsconclusies. Het kabinet verwelkomt dit rapport en de hernieuwde focus die het legt op de interne markt en trekt deze focus graag door in de Raadsconclusies.

Op het moment van schrijven wordt er nog gewerkt aan de Raadsconclusies en is er nog geen definitieve versie. In ieder geval gaan de Raadsconclusies in op de behoefte naar een nieuwe en horizontale strategie voor de interne markt, het verbeteren van het regelgevend kader van de EU en verminderen van administratieve lasten, de noodzaak om investeringen te mobiliseren voor de groene en digitale transities in het kader van duurzame groei van de EU, het adresseren van strategische afhankelijkheden en economische zekerheden en tot slot het belang van onderzoek, innovatie en onderwijs in de interne markt.

Inzet Nederland

Nederland heeft punten meegegeven waarvan een aantal zijn geland in de conclusies. Zo staat het kabinet achter het belang van de interne markt voor het Europees concurrentievermogen, de aandacht voor betere regelgeving en het verminderen van administratieve lasten en de noodzaak voor publieke en private investeringen om de transities en het groeipotentieel van Europese bedrijven aan te pakken. Voortbouwend op de oproep van de Europese Raad in de conclusies d.d. 18 april12 om een nieuwe horizontale interne-marktpresentatie van de Commissie zet het kabinet in op: het beter meenemen van concrete actiepunten om de belemmeringen op de interne markt op te lossen, politiek commitment te krijgen op alle beleidsterreinen voor zowel genoemde acties als het meewegen van het interne marktperspectief en het toevoegen van een verwijzing naar het verdiepen van de kapitaalmarktunie zoals ook omschreven in het Letta-rapport. Over de definitieve uitkomst van de onderhandelingen zal ik u via het verslag van deze Raad informeren.

Krachtenveld

Hoewel sommige lidstaten vraagtekens stellen bij de toegevoegde waarde van de raadsconclusies ten opzichte van de conclusies die zijn aangenomen tijdens de Europese Raad van 17–18 april (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2085) pleit een brede groep lidstaten voor meer ambitie. Ze vinden het belangrijk dat de Raad via deze conclusies nadere input geeft voor genoemde nieuwe horizontale marktstrategie.

Een concurrerende Europese industrie als motor voor onze groene, digitale en veerkrachtige toekomst

Aanname Raadsconclusies

Naar verwachting zal deze Raad conclusies aannemen over industrie. Deze gaan in op de kansen en uitdagingen voor de industrie en blikken terug op de behaalde resultaten van de afgelopen Commissieperiode. De conclusies benadrukken, langs de lijnen van de Nederlandse inzet, dat een coherente en tijdige implementatie van de Green Deal, de Net Zero Industry Act (NZIA), de Critical Raw Materials Act (CRMA), en de ontwikkeling van de circulaire economie cruciaal is voor het Europese concurrentievermogen en het behalen van de klimaatdoelen. Daarnaast gaan de conclusies in op het belang van een gelijk speelveld binnen de EU maar ook met derde landen, en de belangrijke rol van innovatie- en onderzoeksbeleid. Ontwikkelingen in innovatie en het toepassen van technologieën zijn essentieel voor een toekomstbestendige industrie.

In de Raadsconclusies roepen lidstaten de Commissie op om industriebeleid en het versterken van het Europese concurrentievermogen een integraal onderdeel te maken van de agenda voor de volgende Commissieperiode. Hierbij onderstrepen de Raadsconclusies de prioriteit van het veiligstellen van een leidende positie in technologiegebieden die van cruciaal belang zijn voor de Europese economische veiligheid.

Verder wordt in de conclusies verwezen naar de conclusies die zijn aangenomen tijdens de Europese Raad van 17 en 18 april jl.13 waarin wordt opgeroepen om de strategische afhankelijkheden te verminderen waaronder op energie, kritieke grondstoffen, halfgeleiders, biotechnologie en kritieke technologieën. Hierin wordt ook ingegaan op de belangrijke rol van de circulaire economie met betrekking tot het verminderen van de vraag naar kritieke grondstoffen.

Inzet Nederland

De Nederlandse positie ten aanzien van de belangrijkste punten is goed opgenomen in de conclusies. De onderhandelingen over de Raadsconclusies industrie worden momenteel nog afgerond. Over de definitieve uitkomst van de onderhandelingen zal ik u via het verslag van deze Raad informeren.De aandacht in de Raadsconclusies voor het versterken van de Europese positie in strategische technologiegebieden sluit goed aan bij de Nederlandse inzet voor de promote pijler van de Europese Economische Veiligheidsstrategie door meer focus aan te brengen in Europees industriebeleid langs de lijnen van de Nationale Technologie Strategie en Groeimarkten rapport14.

Ook zet Nederland zich in dit kader in voor simpelere en snellere IPCEI procedures zodat bedrijven tijdig duidelijkheid hebben. Dit punt is opgenomen in de Raadsconclusies. Het instrument IPCEIs speelt een belangrijke rol in grootschalige grensoverschrijdende projecten voor de ontwikkeling en toepassing van sleuteltechnologieën. Het kabinet is van mening dat de huidige doorlooptijd van IPCEI procedures te lang duurt. Dit sluit ook aan op de lessen die zijn getrokken uit het nationale traject rond de IPCEI Waterstof. Tevens is Nederland van mening dat de Raadsconclusies industrie niet vooruit moet lopen op de onderhandelingen voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK). Dit punt is in de Raadsconclusies overgenomen.

Krachtenveld

Meerdere zuidoostelijke lidstaten zien graag een uitgebreidere tekst over gezamenlijke financiering. Noord- en Noordwest-Europese lidstaten zijn terughoudend op dit punt.

Aanbesteden

Aanname Raadsconclusies

De Raad zal naar verwachting conclusies over aanbesteden aannemen. Deze conclusies zijn opgesteld naar aanleiding van een rapport van de Europese Rekenkamer.15 In dit rapport beoordeelt de Europese Rekenkamer het concurrentieniveau voor overheidsopdrachten in de interne markt over een periode van tien jaar. Het rapport bevat ook aanbevelingen. De algemene conclusie is dat het concurrentieniveau voor overheidsopdrachten de afgelopen tien jaar is gedaald. Ook zijn de doelstellingen van de aanbestedingsrichtlijnen nog niet behaald. De Raad concludeert dat het van belang is dat de oorzaken voor de daling in concurrentie voor overheidsopdrachten nader onderzocht worden door een grondige analyse van het aanbestedingskader. Uit de analyse moet blijken of een herziening van de aanbestedingsrichtlijnen nodig is, mede ook gezien de duurzaamheidsdoelstellingen voor 2030 van de Commissie. De conclusies noemen verder dat onderzocht moet worden hoe de generieke aanbestedingsrichtlijnen zich tot elkaar verhouden, hoe ze zich verhouden tot sectorale wetgeving en tot International Procurement Instrument en de Foreign Subsidies Regulation. Tevens worden duurzaam inkopen en economische veiligheid als belangrijke prioriteiten genoemd in de conclusies.

Inzet Nederland

Aanbesteden is een centraal element van de interne markt. Het zorgt ervoor dat ondernemers een gelijke toegang hebben tot de Europese markt van overheidsopdrachten. Voor Nederland is het vooral van belang dat de doelstellingen voor de interne markt niet ondermijnd worden, maar juist geborgd blijven. Het kabinet verwelkomt de Raadsconclusies, omdat belangrijke punten worden geadresseerd die reeds lange tijd een onderwerp van gesprek zijn. Het kabinet steunt een grondige analyse van het huidige aanbestedingskader. Er is focus nodig om gezamenlijk de kern van de problematiek duidelijk te krijgen alvorens gekeken wordt welke maatregelen getroffen moeten worden. In dit verband gaf de Commissie aan dat herziening van richtlijnen alleen succesvol zou zijn als ze gefocust worden aangepakt. Het kabinet is met name geïnteresseerd in hoe veiligheidsoverwegingen een rol kunnen krijgen bij aanbestedingen en hoe de uitvoeringspraktijk zo eenvoudig mogelijk kan blijven voor bedrijven en aanbestedende diensten. Daarnaast vindt het kabinet het ook van belang dat in de verdiepende analyse aandacht wordt besteed aan hoe er voldoende ruimte blijft voor maatschappelijk verantwoord inkopen binnen aanbesteden.

Krachtenveld

Er is brede steun in de Raad voor de conclusies. Zowel de Commissie als de lidstaten zijn het erover eens dat eerst een grondige analyse moet plaatsvinden om een gezamenlijk beeld te krijgen van de problematiek. Voor sommige lidstaten geeft het rapport van de Europese Rekenkamer aanleiding om te pleiten voor verregaande versoepelingen, die mogelijk de interne markt ondermijnen. Dit kan Nederlandse bedrijven beperken in hun mogelijkheden om ook in het buitenland aanbestedingen te winnen. Ook zijn er lidstaten die juist meer regulering in het kader van strategisch aanbesteden willen. Dit begrenst de bewegingsruimte van aanbestedende diensten.

Verordening inzake bestrijding van late betalingen in handelstransacties

Voortgangsrapportage

De Commissie publiceerde op 12 september 2023 een voorstel voor een Verordening inzake bestrijding van late betalingen in handelstransacties, als vervanging van de huidige Richtlijn.16 Er was eerder een beleidsdebat over de Verordening in de Raad van 7 maart jl.17 De voortgang hierin wordt besproken aan de hand van een Voortgangsrapportage.

Positie Nederland

Nederland zet zich, conform het BNC-fiche18, in de lopende onderhandelingen in op een aanpassing van de reikwijdte van de voorgestelde maximale betaaltermijn van 30 dagen voor alle handelstransacties. Nederland pleit voor EU-brede invoering van het Nederlandse model: een 30 dagen betaaltermijn voor grootbedrijven aan het mkb. Ook zet Nederland zich om de verplichting om een toezichthouder aan te wijzen te schrappen uit het voorstel.

Tegenover de keuze voor het instrument (verordening) zal Nederland een gewijzigd standpunt innemen. Ten tijde van publicatie van het BNC-fiche achtte het kabinet een verordening een geschikt instrument om de doelstellingen uit het voorstel te bereiken. Het krachtenveld in de Raad biedt echter aanleiding om dit standpunt te herzien: een meerderheid van de lidstaten vindt een verordening onacceptabel, en pleit voor een richtlijn. Hun voornaamste zorgen liggen in de impact die een verordening heeft op nationale rechtsstelsels. Het kabinet erkent die zorgen: een verordening op het terrein van privaatrecht zorgt voor fragmentatie van wetgeving, en kan daarmee leiden tot rechtsonzekerheid. Het kabinet zal voortaan inzetten op een richtlijn met maximumharmonisatie. Daarmee kunnen de doelstellingen van het voorstel ook worden bereikt, evenals een gelijk speelveld.

Krachtenveld

Een Raadspositie is voorlopig nog niet in zicht. Hoewel een meerderheid van lidstaten het erover eens is dat een betaaltermijn van 30 dagen voor alle commerciële transacties te strikt is, lijkt er nog geen compromis in beeld die op brede steun kan rekenen (zoals uitzonderingen op basis van bedrijfsgrootte of voor bepaalde sectoren). CWel is een grote meerderheid van lidstaten het erover eens dat de verplichting een toezichthouder in te stellen onwenselijk is, en dat een richtlijn de voorkeur geniet boven een verordening.

Op 23 april jl. heeft het Europees Parlement (EP) een officiële positie ingenomen, bestaande uit een aantal amendementen. Ten eerste is de standaardbetaaltermijn voor G2B-betalingen19 30 dagen, voor B2B-transacties20 60 dagen en voor «slow moving» of seizoensgebonden goederen 120 dagen. Ook stelt het EP dat er een EU observatory moet worden ingericht waaraan lidstaten moeten rapporteren over hun betaaltermijnen.

Speelgoed verordening

Algemene oriëntatie

Eind 2021 is het herzieningstraject voor de Speelgoedrichtlijn21 uit 2009 van start gegaan naar aanleiding van een evaluatie door de Commissie. In deze evaluatie zijn een aantal tekortkomingen vastgesteld bij de praktische toepassing van de Richtlijn, met name bij de waarborging van een hoog niveau van bescherming van kinderen tegen mogelijke risico’s van speelgoed (vooral risico’s op schadelijke chemische stoffen) en handhaving van de Richtlijn – deze was niet doeltreffend genoeg, voornamelijk in de context van onlineverkoop, want er is nog steeds veel onveilig speelgoed op de interne markt aanwezig.

Het herzieningstraject heeft uiteindelijk op 28 juli 2023 geresulteerd in de publicatie van het voorstel voor een Speelgoedverordening22 waarin werd voorgesteld om de huidige Speelgoedrichtlijn in te trekken en om te zetten in een verordening. Het doel van het voorstel is de gezondheids- en veiligheidseisen voor speelgoed in alle lidstaten te harmoniseren ter waarborging van een hoog niveau van bescherming van kinderen tegen mogelijke risico’s van speelgoed, met name tegen blootstelling aan gevaarlijke chemicaliën, en om ervoor te zorgen dat er geen belemmeringen zijn voor het vrije verkeer van speelgoed tussen de lidstaten.

Positie Nederland

Nederland is voorstander van harmonisatie van gezondheids- en veiligheidseisen voor speelgoed in alle lidstaten en om zo een hoog mogelijk niveau van bescherming te bieden aan kinderen tegen mogelijke risico’s van speelgoed, met name tegen blootstelling aan gevaarlijke chemicaliën, en om ervoor te zorgen dat er geen belemmeringen zijn voor het vrije verkeer van speelgoed tussen de lidstaten. Nederland ondersteunt dan ook dit voorstel tot herziening. Nederland pleit met name voor: 1) het verruimen van de mogelijkheden voor vaststelling van specifieke grenswaarden voor speelgoed, onafhankelijk van de leeftijd van de kinderen en de route waarlangs zij worden blootgesteld; 2) verlaging van de bestaande grenswaarden voor een aantal stoffen; en 3) herziening van de afwijkingen van de algemene verbodsbepalingen inzake CMR's (Carcinogeen, Mutageen en Reprotoxisch) om op risico gebaseerde grenswaarden toe te staan.

Krachtenveld

Naar verwachting kunnen alle lidstaten akkoord gaan met de tekst die in de Raad voorligt.

Diversenpunten

Het Belgisch voorzitterschap zal een update geven over lopende wetgevingsdossiers. Hongarije zal verder een toelichting geven op de prioriteiten van het voorzitterschap. Verder licht ik nog twee diversenpunten nader toe omdat deze door Nederland of met steun van Nederland zijn ingebracht.

Territoriale leveringsbeperkingen

Op initiatief van Nederland is een position paper over territoriale leveringsbeperkingen (TLB)23 geagendeerd als diversenpuntagendapunt tijdens de Raad. In het position paper wordt de Commissie opgeroepen om oneerlijke praktijken in Business-to-Business relaties, waarbij een retailer wordt gediscrimineerd op grond van zijn vestigingsplaats, te adresseren. Daarnaast wordt de Commissie opgeroepen te onderzoeken in welke mate fabrikanten gedifferentieerde talen op etiketten en verpakkingen gebruiken. Bijvoorbeeld om te rechtvaardigen waarom dezelfde producten niet in alle lidstaten verkocht kunnen worden.

Nederlandse positie

Onderzoeksbureau Ecorys heeft in opdracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat de reikwijdte van TLB onderzocht in Nederland. De Tweede Kamer is op 27 november 2023 geïnformeerd over de onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat TLB’s zich in Nederland voordoen en over het belang om dit onderwerp in Europees verband te agenderen.24 Vanwege het grensoverschrijdend karakter van TLB’s is volgens het kabinet een Europese oplossing het meest opportuun.

Krachtenveld

Het Nederlands position paper is medeondertekend door België, Luxemburg, Tsjechië, Slowakije, Kroatië en Denemarken. De komende tijd probeer ik nog meer steun te krijgen vanuit andere lidstaten voor het position paper.

Sustainable Carbon

Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, is voornemens een Joint Statement on a European Sustainable Carbon Policy Package for the Chemical Industry te agenderen als diversenpuntagendapunt tijdens de Raad. Dit Joint Statement werd op 16 april jl. gepubliceerd en roept de Commissie op om het gebruik van duurzame koolstof in de chemische sector effectief te stimuleren door een beleidspakket te introduceren dat focust op marktcreatie, grondstoffenbeschikbaarheid en het waarborgen van een gelijk speelveld.

Nederlandse positie

In het non-paper The Importance of Sustainable Carbon, dat u heeft ontvangen op 19 september 202325, wordt het belang van duurzaam koolstofgebruik in de chemie en de tekortkomingen van het Europese beleid op dit vlak beschreven. Om de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie te behouden en tegelijkertijd de transitie naar een toekomstbestendige, duurzame industrie te bewerkstelligen, is het kabinet van mening dat een Europees beleidspakket het meest opportuun is.

Krachtenveld

Het Joint Statement, geïnitieerd door Nederland, is mede opgesteld en ondertekend door Frankrijk, Ierland en Tsjechië. Meerdere lidstaten hebben aangegeven grote interesse in het onderwerp te hebben, maar kunnen (nog) geen formele positie op het onderwerp bepalen. De komende tijd probeer ik nog steun van andere lidstaten te krijgen voor het Joint Statement.

Overig

The clean transition dialogues – stocktaking

De Voorzitter van de Commissie heeft in haar Staat van de Unie aangekondigd met industriële partijen in gesprek te gaan om te bezien welke obstakels zij tegenkomen bij de transitie naar een gedecarboniseerde economie. In deze transitie speelt de industrie een belangrijke rol en de Commissie wil in deze dialogen drie zaken bespreken, namelijk 1) klimaatneutraliteit in 2050; 2) verhoogd concurrentievermogen van de Europese industrie; 3) een sociale en inclusieve transitie. Recent heeft de Commissie ineen mededeling de uitkomsten van deze gesprekken gedeeld. Deze mededeling omvat geen nieuw beleid en daarom is geen BNC-fiche opgesteld.

De Commissie bespreekt ten eerste effectieve en vereenvoudigde regelgeving: goede en uniforme regelgeving zorgt voor voorspelbaarheid en stabiliteit en maakt het aantrekkelijker te investeren. De Commissie kondigt een platform aan op basis van bestaande data om objectief concurrentievermogen en vooruitgang van de industrietransitie in de EU te monitoren, te meten en te presenteren. Ook komt er een platform waar stakeholders knelpunten op de interne markt kunnen aangeven. Daarnaast dient regeldruk met 25% verlicht worden (er is nog niet geëxpliciteerd hoe), moet in gesprek worden gegaan met stakeholders op lokaal niveau en kan meer samengewerkt worden in industriële allianties. Nederland acht vereenvoudigde regelgeving en processen van belang bij vergunningverlening en realisatie energietransitie. Dat komt het concurrentievermogen en duurzame investeringsbeslissingen ten goede. Een extra element dat de Commissie zou kunnen monitoren is de middelen die lidstaten, industrieën uitgeven aan realisatie energietransitie ten behoeve van een eventueel cost sharing principe.

Ten tweede behandelt de Commissie het voor handen hebben van voldoende betaalbare energie. In de mededeling wordt duidelijk dat zowel hernieuwbare als low-carbon energie onderdeel uitmaken van de energiemix. De Commissie constateert dat hoge energieprijzen en nettarieven een probleem blijven vormen en wil met betrokken partijen in debat hoe de transitie betaalbaar en competitief gerealiseerd kan worden. Industrie geeft aan dat industriële clusters, bijvoorbeeld Hydrogen Valleys, het aanbod van hernieuwbare en low carbon energie kan verbeteren. Daarnaast roept de industrie op tot dialogen over belastingen en heffingen op energie. Nederland pleit zelf in EU verband al voor een gelijkspeelveld voor nettarieven voor versnelling van vergunningprocedures en voor het verminderen van bureaucratie. Nederland zoekt naar een oplossing met zo min mogelijk marktverstoring en behoud van prijsprikkels. Hier kan energiebesparing ook een grote rol spelen.

Infrastructuur is het derde punt dat de Commissie aansnijdt. De aanleg van (energie-)infrastructuur in Europa moet gecoördineerder. Daarbij moeten private investeringen aangetrokken en ingezet worden (mismatch investeringen en beschikbare fondsen). De Commissie kondigt aan de dialogen hierover voort te zetten. Ook roept de Commissie op tot snelle implementatie van de Grid Action Plan. Nederland roept zelf ook op tot actieve coördinatie op energie infrastructuur, aangezien interconnectie ook zorgt voor lagere prijzen en meer flexibiliteit bij aanlevering energie. Een planning voor de lange termijn is hierbij wenselijk waarbij ook DSO’s betrokken moeten worden bij het opstellen hiervan.

Ten vierde komt de financiering van de transitie aan bod. De Commissie benoemt het belang van mobiliseren privaat kapitaal, onder andere door ontwikkelen kapitaalmarktunie, en aanvullend daarop noodzaak van (additionele) publieke middelen om marktfalen te adresseren. De Commissie roept op tot versnelde toegang fondsen/financiële instrumenten. Daarnaast beschrijft het stuk vooral huidig beleid/investeringen voor de transitie (Emmissions Trading System, Strategic Technologies European Platform, Herstel- en veerkrachtfaciliteit, MFK-fondsen etc.). Het mobiliseren van privaat kapitaal en ontwikkelen kapitaalmarktunie zijn ook voor Nederland prioritair. Stroomlijning, versimpeling en standaardisering van Europese fondsen en financiële instrumenten (en aanvraagprocedures) zijn van belang. EU-niveau coördinatie van bestedingen kan helpen gelijk speelveld te waarborgen. Nederland is geen voorstander van zogeheten matching steun uit het tijdelijk crisis-en transitiekader vanwege verstorende werking voor gelijk speelveld.

Het laatste punt ziet toe op Transitie in een globaal competitieve markt. De Commissie stelt dat de interne markt de grootste kracht is en ziet met name een rol bij aanbestedingen en gezamenlijke inkoop voor schaalvergroting en marktmacht. De Commissie roept op tot snelle implementatie van de NZIA en CRMA. Het globale gelijke speelveld staat onder druk door overheidsingrijpen en subsidies en Commissiet roept tot inzet van bestaand instrumentarium om oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Nederland acht een internationaal gelijk speelveld van belang ten behoeve van de bescherming van EU belangen en investeringsbeslissingen binnen de EU, en erkent de noodzaak van adressering van oneerlijke handelspraktijken met het instrumentarium dat daar nu Europees voor handen is.


X Noot
1

Kenmerk 2024Z06705

X Noot
3

kenmerk 2024Z06705

X Noot
4

COM (2024) 163

X Noot
6

Kamerstuk 22 112, nr. 3907

X Noot
7

Kamerstuk 26 643, nr. 1125

X Noot
8

Kamerstuk 22 112, nr. 3906

X Noot
9

Bron: Europese Commissie – country profile

X Noot
10

Kamerstuk 22 112, nr. 3926

X Noot
11

Kamerstuk 33 009, nr. 140

X Noot
13

Ibid

X Noot
14

Kamerstuk 22 112, nr. 3761, Kamerstuk 33 009, nr. 140 en Kamerstuk 33 009, nr. 137

X Noot
16

Richtlijn inzake bestrijding van late betalingen in handelstransacties 2011/07/EU.

X Noot
17

Kamerstuk 21 501-30, nr. 600

X Noot
18

Kamerstuk 22 112, nr. 3819

X Noot
19

Government-to-Business

X Noot
20

Business-to-Business

X Noot
21

(2009/48/EG)

X Noot
22

Kamerstuk 22 112, nr. 3795

X Noot
23

TLB’s zijn beperkingen die producenten of leveranciers/distributeurs opleggen aan hun afnemers, die daardoor alleen in een bepaald geografisch gebied producten kunnen inkopen.

X Noot
24

Kamerstuk 27 838, nr. 29.

Naar boven