21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 363 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2015

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) van 30 november en 1 december jl. te Brussel.

Tijdens het deel over de interne markt en industrie op 30 november besprak de Raad de zogenaamde «check-up» van het concurrentievermogen. Daarna werd een eerste discussie gevoerd over de recent uitgebrachte internemarktstrategie. Tijdens de lunchdiscussie werd gesproken over Betere Regelgeving, waarbij eerste vicevoorzitter van de Commissie Timmermans aanwezig was. Ook vond er een gedachtewisseling plaats over de Raadsaanbeveling ter oprichting van nationale raden voor concurrentievermogen in de eurozone.

Onder het agendapunt diversen presenteerde de Portugese delegatie de uitkomst van de informele vergadering van de SOLVIT-coördinatiecentra. Daarnaast informeerde de Commissie de Raad over de herziening van de vuurwapenverordening, presenteerde zij de laatste stand van zaken over het onderwerp Real Driving Emissions (RDE, emissiecontroles in de auto-industrie) en de SME envoys (het netwerk van vertegenwoordigers voor het mkb). Het voorzitterschap informeerde de Raad over de aanpak van territoriale leveringsbeperkingen voor de detailhandel in de Benelux.

Na afloop van dit deel van de Raad vond een informele Ruimtevaartraad plaats, waaraan zowel betrokken Ministers van de EU en de European Space Agency (ESA), als de Commissie en de directeur-generaal van ESA deelnamen. Hier werd gesproken over de (evolutie van) de rol van de Ruimtevaartraad, de institutionele markt voor draagraketten en de mogelijkheden voor het gebruik van ruimtevaarttechnologie buiten de sector.

Tijdens het deel van de Raad over onderzoek op 1 december nam de Raad drie sets conclusies aan over wetenschappelijk integriteit, het stimuleren van gendergelijkheid in de Europese Onderzoeksruimte (ERA) en de herziening van de adviesstructuur van de ERA. Daarnaast wisselde de Raad van gedachten over het Europees fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Tijdens de lunch werd in besloten kring gesproken over de link tussen de Europese Onderzoeksruimte en de Europese Hogeronderwijsruimte. Voorafgaand aan de lunch kreeg de Tunesische Minister Bouden kort het woord, omdat hij op de dag van de Raad samen met Commissaris Moedas de associatieovereenkomst voor Horizon 2020 ondertekende.

Onder het agendapunt diversen informeerde de Commissie de Raad over het Europees pensioenfonds voor onderzoeksinstellingen (RESAVER), het «Science4Refugees»-initiatief, de vierde toekomstverkenning van het Permanente Comité voor Landbouwkundig Onderzoek (SCAR) «Duurzame landbouw, bosbouw en visserij in de bio-economie: een uitdaging voor Europa» en de stand van zaken van de Energie Unie.

Daarnaast heeft Nederland bij alle Raadsonderdelen een korte toelichting gegeven op de ambities van het Nederlandse voorzitterschap.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

INDUSTRIE EN INTERNE MARKT

Check-up van het concurrentievermogen

De Raad wisselde van gedachten over de check-up van het concurrentievermogen, mede op basis van een rapport van het voorzitterschap over mainstreaming. Hierin werd een aantal aanbevelingen gedaan voor de verbetering van mainstreaming. Zo wordt een actieve rol voor de RvC bepleit in grote politieke processen gelinkt aan concurrentievermogen, zoals de digitale interne markt en de internemarktstrategie en de inzet van de High Level Group on Competitiveness and Growth (HLG COMPCRO) ter voorbereiding en analyse van mainstreaming-onderwerpen en het monitoren van Raadsconclusies. Ook werd in dit rapport ingegaan op een aantal inhoudelijke aspecten van mainstreaming zoals de algemene beleidsaanpak, uitdagingen voor de energie-intensieve industrie, betere regelgeving, interne markt, toegang tot financiering voor mkb en waardeketens.

Commissaris Bieńkowska gaf een korte presentatie over de externe dimensie van het concurrentievermogen. Zij gaf daarin aan dat het marktaandeel van de EU in de wereldexport weliswaar wat af is genomen, maar minder is gedaald dan bijvoorbeeld dat van Japan en de VS. Zij toonde hoe de EU een stevig comparatief voordeel heeft in hoogwaardige sectoren en activiteiten. Zij gaf verder aan dat export voor de EU een belangrijke driver van economische groei is, maar dat ook binnenlandse factoren (zoals bestedingen en investeringen) voor economisch herstel in toenemende mate van belang zijn.

Alle lidstaten spraken hun steun uit voor de check-up en complimenteerde het voorzitterschap met het mainstreaming rapport. Tevens onderkenden de meeste lidstaten het belang van investeringen en bestedingen voor groeiherstel. Oostenrijk had kort voor de Raad een non-paper naar de lidstaten gestuurd waarin wordt voorgesteld om de check-up te stoelen op een breed aantal vaste indicatoren rondom concurrentiekracht, zoals de internationale investeringspositie (% van bbp), bruto binnenlandse uitgaven aan R&D (% van bbp) en indicatoren op het gebied van arbeidskosten. Veel lidstaten steunden deze oproep van Oostenrijk en gaven aan dat de HLG COMPCRO hierin een rol kan spelen. In het debat werd ook vooral ingegaan op het belang van de interne markt, toegang tot financiering van het mkb en het mkb in het algemeen, waaronder medium- en low-tech bedrijven. Daarnaast werd door een aantal lidstaten, waaronder België en Duitsland het belang van de industrie, waaronder digitalisering van de industrie, benadrukt.

Nederland onderkende het belang van de externe dimensie van concurrentiekracht en wees vooral op de interne markt, betere regelgeving en innovatie als factoren voor groeiherstel. Daarnaast sprak Nederland waardering uit voor het mainstreaming rapport en gaf aan dat gedurende het Nederlandse voorzitterschap hierop zal worden voortgebouwd.

Het voorzitterschap concludeerde dat de Raad brede steun gaf voor de mainstreaming aanpak en noemde verder het belang van de interne markt, versterking van de beleidscoherentie en de behoefte aan verdere analyse van specifieke sectoren, inclusief staal. De Commissaris noemde in haar afsluiting dat er gewerkt wordt aan een high-level bijeenkomst met stakeholders over staal als follow-up van de ingelaste RvC over staal van 9 november.

Internemarktstrategie

Commissaris Bieńkowska introduceerde de internemarktstrategie1. Zij schetste de drie pijlers waarbinnen de verschillende acties van de strategie worden uitgewerkt. Zij gaf hierbij aan dat er gekeken wordt naar wetgevende initiatieven voor de dienstensector in de zakelijke dienstverlening en de bouw, die ondanks de grote potentie een lage productiviteit en grensoverschrijdende integratie hebben, als gevolg van veel barrières. Ook lichtte ze toe dat de strategie, naast het kapitaalmarktuniepakket, aanvullende acties beoogt voor het mkb en start-ups. Dit moeten volgens de Commissaris dwarsdoorsnijdende acties zijn, zoals wetgeving op het terrein van bedrijfsinsolventie en acties om btw-formaliteiten te versimpelen (tevens onderdeel van de digitale internemarktstrategie). Commissaris Bieńkowska gaf voorts aan dat de meeste voorstellen in 2016 zullen verschijnen. Ze merkte op dat het verdiepen van de interne markt een gezamenlijke opgave is voor lidstaten en Commissie en dat het derhalve van essentieel belang is dat lidstaten ook kritisch kijken naar de proportionaliteit en rechtvaardigheid van hun eigen nationale wetgeving.

Tijdens de gedachtewisseling die volgde, verwelkomden alle lidstaten, waaronder Nederland, de strategie. Daarnaast gaven lidstaten voornamelijk aan welke acties binnen de strategie wat hen betreft prioritair zijn, dan wel bij welke acties nadere discussie of reflectie nodig is. Onderwerpen die tijdens de gedachtewisseling met name werden genoemd, waren het belang van acties ten behoeve van het mkb en start-ups, de deeleconomie, verbetering van de interne markt voor diensten en gereglementeerde beroepen, betere handhaving (inclusief het versterken van SOLVIT), en het tegengaan van geografische discriminatie («geo-blocking»).

Nederland gaf aan als inkomende voorzitter goed geluisterd te hebben naar de inbreng van de lidstaten en te bezien hoe deze in mogelijke Raadsconclusies kunnen worden meegenomen om hiermee politieke sturing aan de Commissie te kunnen geven over de nog te verschijnen voorstellen.

Het voorzitterschap concludeerde dat lidstaten steun hadden uitgesproken voor de strategie, met aandacht voor sectorspecifieke maatregelen, het mkb en start-ups, en dat de Commissie is uitgenodigd zo snel mogelijk met concrete voorstellen te komen.

Nationale raden voor concurrentievermogen

Het voorzitterschap lichtte toe dat het voorstel voor het invoeren van nationale raden voor concurrentievermogen deel uitmaakt van het EMU pakket van de Commissie dat in de ECOFIN Raad besproken wordt. Gezien de link met het werkveld van de RvC, stond dit onderwerp ook op de agenda van de Raad. De voorzitter van de RvC zal de voorzitter van de ECOFIN Raad informeren over de uitkomst van het debat.

Vicevoorzitter van de Commissie Dombrovkis lichtte vervolgens het pakket toe. Hij gaf aan dat competitiveness boards een rol kunnen spelen bij het versterken van het aanpassingsvermogen van EU economieën en dat zij structurele hervormingen kunnen ondersteunen op nationaal niveau. Het doel is om in lidstaten onafhankelijke economische expertise te organiseren waarmee beleidsmakers geadviseerd kunnen worden. Hij gaf aan dat het nadrukkelijk niet de bedoeling is dat de boards zich bemoeien met loononderhandelingen.

De lidstaten toonden zich vervolgens kritisch over het voorstel. Er werden vragen gesteld over de scope en de rol van de boards, over de betekenis voor euro- c.q. niet-euro-landen, over dubbeling met al bestaande instellingen in lidstaten, subsidiariteit, toegevoegde waarde en over onnodige bureaucratisering. Ook werd door een aantal lidstaten de vrees uitgesproken dat de boards zich toch zouden bemoeien met loononderhandelingen. Polen vroeg om een impact assessment over dit voorstel.

Lunchdebat betere regelgeving

De besloten lunch over betere regelgeving in de context van de interne markt werd kort plenair teruggekoppeld in de Raad. Eerste vicevoorzitter van de Commissie Timmermans gaf tijdens de lunch aan dat er nog steeds sprake is van veel of tegenstrijdige regelgeving, waar vooral het mkb veel last van heeft. Hij sprak de hoop uit om snel een inter-institutioneel akkoord hierover te kunnen sluiten en complimenteerde het Luxemburgs voorzitterschap met de voortgang hierbij. In de discussie werd onder andere over reductiedoelen voor betere regelgeving gesproken. De vicevoorzitter van de Commissie gaf aan geen tegenstander te zijn van dergelijke targets, maar dat deze wel moeilijk op Europees niveau in te voeren zijn. Hij gaf aan de oplossing te zien binnen het Europese betere regelgevingsprogramma (REFIT) en de herziening van bestaande regelgeving. Binnen REFIT kan de focus gelegd worden op bepaalde terreinen of sectoren en doelen zouden dan op deze terreinen overwogen kunnen worden. Timmermans benadrukte nogmaals dat het bij betere regelgeving niet gaat om een dereguleringsagenda. Hij riep verder de Raad op beter te letten op de impact van eigen amendementen op Commissievoorstellen. Dit ontbreek te vaak volgens de vicevoorzitter van de Commissie.

Nederland gaf tijdens het lunchdebat aan dat betere regelgeving niet hetzelfde is als deregulering. Het is van belang om de betere regelgevingsagenda van mei 2015 verder te brengen en in te zetten op het inter-institutioneel akkoord. Ook is EU regelgeving die «digital proof» is van belang om innovatie te kunnen blijven steunen in de interne markt.

DIVERSEN

Uitkomst van de informele vergadering van de SOLVIT-coördinatiecentra

Dit onderwerp is door de Portugese delegatie opgebracht tijdens het debat over de internemarktstrategie. SOLVIT is een EU-breed netwerk dat in 2003 op initiatief van de Europese Commissie is opgericht. SOLVIT is een handhavings- en nalevingsinstrument dat klachten van burgers en bedrijven over de mogelijk verkeerde toepassing van EU-recht in de Europese interne markt behandelt. In elke lidstaat van de EU is een SOLVIT-centrum gevestigd, zodat het netwerk de gehele EU bestrijkt en in iedere lidstaat problemen die zich voordoen wanneer een overheidsinstantie EU-recht mogelijk verkeerd heeft toegepast opgepakt kunnen worden. De Commissie heeft hierin een coördinerende rol.

De Portugese delegatie ging tijdens het debat in op de informele SOLVIT-vergadering waar is gesproken over inzet op betere follow-up, interactie met andere handhavingsinstrumenten en rapportage. Op dit moment worden veel klachten over de obstakels in de interne markt nog niet goed opgepakt. SOLVIT zou hierbij kunnen helpen. Veel landen, waaronder Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland steunden de vraag om versterking van SOLVIT. Volgens Nederland is de versterking van SOLVIT een belangrijk aspect van de internemarktstrategie, waarbij de Commissie zo snel mogelijk moet overgaan tot concrete invulling.

Ondertekening van de aanbeveling van het Comité van Ministers van de Benelux inzake territoriale aanbodbeperkingen

En marge van de Raad hebben de Ministers van België, Luxemburg en Nederland een Benelux-aanbeveling ondertekend om gezamenlijk territoriale leveringsbeperkingen in de detailhandel in de Benelux-regio te onderzoeken en zo nodig oplossingen te ontwikkelen. Het onderzoek naar deze problematiek betreft een van de actielijnen binnen het Benelux actieplan voor groei en banen zoals vastgesteld tijdens de Benelux-Top van regeringsleiders in april 2015. Hier werd tijdens de Raad in het debat over de internemarktstrategie door het voorzitterschap kort aan gerefereerd.

Herziening vuurwapenrichtlijn

Commissaris Bieńkowska lichtte de geplande wijziging van de vuurwapenrichtlijn toe. Deze herziening, die qua interne afronding is geaccelereerd naar aanleiding van de recente aanslagen in Parijs, heeft sterke internemarktimplicaties. De richtlijn zal striktere regels ten aanzien van het deactiveren van vuurwapens bevatten. Op dit punt zijn er grote verschillen tussen lidstaten en het blijkt dat dergelijke gedeactiveerde vuurwapens zijn gebruikt in de aanslagen in Parijs. Daarom is aanscherping en harmonisatie van belang. Daarnaast wordt gewerkt aan striktere regels ten aanzien van semiautomatische wapens. Deze worden verboden voor persoonlijk gebruik. Ook verzamelaars komen onder de reikwijdte te vallen, hier zal een autorisatiemechanisme voor worden ingevoerd. Ook wordt de traceerbaarheid en handelscontrole aangescherpt. Het is volgens de Commissaris op dit moment te makkelijk om (met name online) onderdelen legaal aan te schaffen die vervolgens tot werkende vuurwapens kunnen worden omgezet. De Commissaris benadrukte de grote weerstand bij wapenbezitters en -handelaren – onder andere uit haar eigen land – die voortkwam uit de voornemens van de Commissie op dit punt, maar achtte de wijzigingen absoluut noodzakelijk en riep de lidstaten op om behandeling met prioriteit op te pakken. Er waren geen opmerkingen vanuit de lidstaten.

Real Driving Emissions (RDE, emissiecontroles in de auto-industrie)

Commissaris Bieńkowska koppelde kort terug over de voortgang rondom RDE, waarbij zij steun van de lidstaten vroeg voor het bereikte akkoord in het technisch comité, waar het Europees parlement sceptisch over is. Ze benadrukte dat het bereikte akkoord de beste deal haalbaar is en dat er jaarlijkse evaluaties plaats zullen vinden. Daarnaast gaf de Commissaris aan gesproken te hebben met de CEO van VW en benadrukte zij dat het van belang is dat de consumenten in Europa dezelfde compensatie ontvangen als in de VS. Een aantal lidstaten, waaronder Duitsland, Italië en België gaven aan dat een balans gevonden moet worden tussen het verbeteren van dieseltests en het concurrentievermogen (inclusief hetgeen technisch mogelijk is).

SME envoys (netwerk van vertegenwoordigers voor het mkb)

Commissaris Bieńkowska koppelde terug over de SME Envoy meeting van november 2015. Er werd gesproken over access to finance, mkb-vriendelijke regelgeving en de implementatie van de internemarktstrategie vanuit mkb-perspectief. Inzicht in de barrières bij mkb voor opschaling is hier volgens de Commissie essentieel.

Werkprogramma aantredende voorzitterschap

Nederland dankte het Luxemburgse voorzitterschap voor het goede werk dat zij in de afgelopen maanden heeft verzet, onder andere ten aanzien van het versterken van de Raad voor Concurrentievermogen en gaf een toelichting op de plannen onder het Nederlandse voorzitterschap binnen deze Raad conform de met uw Kamer gedeelde inzet2. Het zwaartepunt hierbij zal liggen op het organiseren van politieke sturing vanuit de Raad op het gebied van de internemarktstrategie alsook de strategie voor de digitale interne markt.

RUIMTEVAART

Informele Ruimtevaartraad (Space Council)

Na afloop van het interne markt- en industriedeel van de Raad vond een informele Ruimtevaartraad (Space Council) plaats. Dit is een gezamenlijke bijeenkomst van het ruimtevaartdeel van de RvC en de ESA-Raad op ministerieel niveau, met als genodigden betrokken Ministers van de EU en ESA, evenals Commissaris Bieńkowska en directeur-generaal ESA, de heer Wörner. De Ruimtevaartraad kwam ditmaal in informele configuratie bij elkaar. Luxemburg is op dit moment naast voorzitter van de Raad tevens covoorzitter van ESA samen met Zwitserland. Het Luxemburgse voorzitterschap leidde de discussie in over de rol en evolutie van het «forum» Ruimtevaartraad: het enige overleg op ministerieel niveau waarbij zowel de EU als ESA en hun respectievelijke lidstaten een formele rol hebben.

Commissaris Bieńkowska gaf aan in te zetten op de aangekondigde brede Europese ruimtevaartstrategie, waarbij er nog uitgebreide consultatierondes zullen volgen. De Commissaris wil graag komen tot een goede samenwerking met ESA, waarbij het Verdrag van Lissabon het kader is. Ze is voorstander van een grotere rol voor ruimtevaart binnen de Raad voor Concurrentievermogen.

Vrijwel alle lidstaten ondersteunden het belang van een forum waarbij zowel de Commissie als ESA en de respectievelijke lidstaten aan tafel zitten. De meesten zagen het instrument Space Council – formeel dan wel informeel – en het handhaven van (een vorm van) het Framework Agreement waarin in 2004 afspraken tussen EU en ESA zijn vastgelegd, als de manier om de dialoog over ruimtevaartbeleid voort te zetten. Daarnaast stond een kleiner aantal lidstaten open voor een andersoortig forum of een geactualiseerde/hernieuwde vorm van het EU-ESA Framework Agreement.

Verder stond de institutionele markt voor draagraketten (launchers) op de agenda, waar vrijwel de gehele Raad het grote belang van onafhankelijke (Europese) toegang tot de ruimte benadrukte. De verdere ontwikkeling van Europese draagraketten wordt hiervoor als instrument gezien. Diverse lidstaten drongen aan op het gebruik van Europese draagraketten voor lanceringen van satellieten door Europese institutionele partijen zoals de Europese Commissie.

Als laatste sprak de Raad over toepassingen en diensten vanuit de ruimtevaart ten behoeve van publieke en private dienstverlening buiten het ruimtevaartdomein. Deze toepassingen zijn van groot belang voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Ook bij dit onderwerp was de Raad eensgezind over de potentie van het gebruik van deze toepassingen en het opzetten van pilots om best practices op dit onderwerp in beeld te brengen. Nederland zal dit onderwerp verder oppakken als voorzitterschapsprioriteit voor ruimtevaart: de betere benutting van satellietdata (uptake space data).

ONDERZOEK

Wetenschappelijke integriteit

De voorzitter verwees in zijn inleiding naar de informele Raad in juli jongstleden, waar wetenschappelijke integriteit ter bespreking op de agenda stond. Dat was een constructief debat waaruit bleek dat er een goede basis was voor de nu voorliggende Raadsconclusies. Deze conclusies verzekeren een nog professionelere en institutionele integriteit, wat excellent onderzoek weer een stap verder brengt. Ze werden zonder verdere opmerkingen goedgekeurd.

Hierna vertelde Commissaris Moedas dat de Commissie aan de slag zal gaan met deze Raadsconclusies. Integriteit is van het grootste belang voor openheid. De Commissie zal het Model Grant Agreement voor Horizon 2020 aanvullen op dit punt en de European Code of Conduct updaten. Daarnaast zal de Commissie ook uitwisseling van ervaringen en ideeën faciliteren tussen de organen die in Europa betrokken zijn bij wetenschappelijke integriteit.

Stimuleren gendergelijkheid in de Europese Onderzoeksruimte

Ook voor de Raadsconclusies genderbeleid werd de basis gelegd met een discussie tijdens de informele Raad in juli jongstleden. De voorzitter lichtte toe dat de nu voorliggende conclusies een oproep bevatten aan verschillende spelers om de genderbalans en cultuur op dit punt te verbeteren. Commissaris Moedas gaf aan dat de Commissie al werk maakt van een goede genderbalans in het onderzoek. Zo bestaat het onlangs ingestelde Scientific Advisory Mechanism (SAM) uit drie vrouwen en vier mannen en geeft de Commissie richting aanvragers het signaal af dat zij moeten streven naar een genderbalans in hun onderzoeksteams. De Commissie is echter van mening dat de lidstaten nu verder aan zet zijn met bijvoorbeeld financiële prikkels, wetgeving of strategieën.

Enkele landen maakten vervolgens van de gelegenheid gebruik om te benadrukken hoe belangrijk dit onderwerp is en wat zij in eigen land al ondernemen om de genderbalans te verbeteren. De conclusies werden vervolgens vastgesteld.

Herziening adviesstructuur Europese Onderzoeksruimte

De voorzitter leidde de Raadsconclusies kort in. Deze Raadsconclusies geven het antwoord op de vragen die met de Raadsconclusies uit mei jongstleden nog open waren blijven staan. De herziening wordt hiermee dan ook afgerond, waardoor de Raad op een efficiënte en effectieve manier geadviseerd kan worden over de Europese Onderzoeksruimte. Commissaris Moedas en een lidstaat spraken hun tevredenheid uit over de afronding van de herziening, waarna de conclusies werden vastgesteld.

Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI)

De Raad heeft van gedachten gewisseld over de onderzoeks- en innovatiecomponent van het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Vicevoorzitter van de Commissie Katainen gaf allereerst een toelichting op het EFSI en onderbouwde met kwantitatieve gegevens dat het EFSI nu al een succes blijkt. Er wordt nog meer ondernomen om goed functioneren van het EFSI te faciliteren. Er is al een European Investment Advisory Hub van start gegaan die technische ondersteuning biedt en in de lente komt het European Investment Project Portal (EIPP) online, waarop potentiële projecten zichtbaar gemaakt worden voor mogelijke investeerders. Katainen riep de aanwezigen op om dat portaal te vullen en het EFSI nog beter zichtbaar te maken.

Veel lidstaten gaven aan de gedachte achter het EFSI weliswaar te steunen, omdat het een goede aanvulling kan zijn op het huidige instrumentarium, maar zijn nog wel zoekende als het gaat om de onderzoeks- en innovatieprojecten. Veel landen gaven aan behoefte te hebben aan voorbeelden van geschikte projecten om deze ook in eigen land te kunnen identificeren. De landen benadrukten dat kwantitatieve gegevens niet genoeg zijn om te kunnen stellen dat het EFSI nu succesvol is. Men riep dan ook op tot goede monitoring, vooral als het gaat om onderzoek en innovatie, en kijkt uit naar een tijdige evaluatie met vooral ook kwalitatieve informatie. Ook Nederland heeft dit ingebracht. Op de vraag van de voorzitter hoe de leningen van het EFSI zich zouden moeten verhouden tot de subsidies van Horizon 2020 is het unanieme antwoord dat dit complementair zou moeten zijn en niet in de plaats mag komen van. Veel van de doelgroepen van Horizon 2020 hebben immers geen toegang tot EFSI, zo beaamde ook Katainen. Het grootste deel van de subsidies in Horizon 2020 is niet bedoeld voor projecten die gericht zijn op rendement, maar op nieuwe kennis. Die kennis is net zo goed onmisbaar als hetgeen de «close to the market» projecten opleveren die met EFSI-leningen gefinancierd worden.

DIVERSEN ONDERZOEK

Nederlands voorzitterschap

Nederland heeft conform de met uw Kamer gedeelde inzet een toelichting gegeven op de focus van het Nederlandse voorzitterschap als het gaat om onderzoek en innovatie3.

RESAVER

Commissaris Moedas gaf een korte toelichting op RESAVER. Dit is in feite een bedrijfstakpensioenfonds voor de wetenschap op Europees niveau waar al sinds 2011 aan gewerkt wordt en dat de mobiliteit van onderzoekers in de Europese Onderzoeksruimte aanzienlijk moet vergemakkelijken. RESAVER wordt op initiatief van de Commissie door een consortium ontwikkeld en de Commissaris is enthousiast over de inmiddels bereikte voortgang. Op dit moment is een IORP (Institutions for Occupational Retirement Provision), een Europese rechtsvorm voor pensioenfondsen, in oprichting.

Science4Refugees

Commissaris Moedas gaf een korte toelichting op het in oktober door de Commissie gelanceerde initiatief «Science4Refugees». Dit initiatief maakt het mogelijk om vluchtelingen met de juiste wetenschappelijke kwalificaties te koppelen aan onderzoeksinstellingen die het initiatief steunen. De Eurocommissaris riep de aanwezigen op om dit initiatief onder de aandacht te brengen in eigen land om zo het talent van de vluchtelingen optimaal te benutten.

Vierde Toekomstverkenning van SCAR

Commissaris Moedas gaf een korte toelichting op de vierde Toekomstverkenning van het Permanent Comité voor Landbouwkundig Onderzoek (SCAR): «Duurzame landbouw, bosbouw en visserij in de bio-economie, een uitdaging voor Europa.» Dit is de eerste keer dat de lidstaten hebben gekeken naar de uitdagingen over de gehele breedte van de bio-economie. Moedas zal de toekomstverkenning van SCAR benutten voor de programmering van Horizon 2020.

Staat van de Energie-Unie

Vicevoorzitter van de Commissie Šefčovič heeft uitleg gegeven over de Staat van de Energie-Unie, een jaarlijks document waarin ook aandacht wordt besteed aan onderzoek en innovatie. Onderzoek en Innovatie is een van de vijf pijlers van de strategie voor de Energie-Unie. De vicevoorzitter van de Commissie wees op de noodzaak van onderzoek en innovatie om de transitie te kunnen maken, maar ziet dat de (private) investeringen dalen. Hij gaf aan uit te kijken naar de samenwerking met de lidstaten op dit vlak.


X Noot
1

COM(2015)550

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-30 nr. 360

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-30 nr. 360

Naar boven