21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 331 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2014

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 26 mei 2014. De Raad bestond uit een deel over interne markt en industrie, een deel over ruimtevaart en een deel over onderzoek.

Tijdens het deel over interne markt en industrie werden er algemene oriëntaties aangenomen over de richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen en de verordening type-goedkeuringseisen voor de uitrol van het eCall- boordsysteem. Daarnaast presenteerde het voorzitterschap twee voortgangsrapportages; over de modernisering van het merkenrechtstelsel en over pakketreizen en geassisteerde reisarrangementen. De Raad heeft Raadsconclusies aangenomen over de aanpassing van het besturingsmodel van de Douane-unie. Het Griekse voorzitterschap had geen lunchdiscussie ingepland.

De Raad heeft in het deel over ruimtevaart conclusies aangenomen over de relaties tussen de Europese Unie en de European Space Agency (ESA).

Tijdens het onderzoeksdeel heeft de Raad conclusies aangenomen over ESFRI (Europees Strategie Forum voor Onderzoeksinfrastructuren). Verder voerde de Raad een beleidsdebat over de Euro-Mediterrane samenwerking.

Onder het punt diversen in het deel over interne markt en industrie heeft het voorzitterschap de Raad geïnformeerd over het unitair octrooi en het eengemaakt octrooirecht en het handelsbeschermingsinstrumentarium. De Commissie heeft de Raad geïnformeerd over de sleuteltechnologieën en grondstoffen. Nederland heeft, samen met Zweden namens acht andere gelijkgezinde staten, het Frontrunnersinitiatief voor de interne markt gepresenteerd.

De Commissie heeft in het deel over ruimtevaart de Raad onder het punt diversen geïnformeerd over de lancering van de Copernicus Sentinel 1A- satelliet.

Het voorzitterschap heeft tijdens het onderzoeksdeel onder het punt diversen de Raad geïnformeerd over het Innovatie Investeringspakket, en samen met de Commissie de stand van zaken geschetst met betrekking tot de Europese Innovatiepartnerschappen (EIP). De Commissie heeft de Raad geïnformeerd over innovatie in de publieke sector. Verder is een rapport van het Strategisch Forum voor Internationale Wetenschaps- en Technologiesamenwerking (SFIC) gepresenteerd door de voorzitter van SFIC. Tot slot heeft de Italiaanse delegatie de Raad geïnformeerd over het werkprogramma van het inkomend voorzitterschap.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

INTERNE MARKT EN INDUSTRIE

Richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen

De Raad heeft een algemene oriëntatie aangenomen aangaande het voorstel voor een richtlijn betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte kennis en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan.

Commissaris Barnier (Interne Markt) complimenteerde het voorzitterschap. Alle lidstaten steunden het idee om de regels ten aanzien van bedrijfsgeheimen te harmoniseren. Dit betekent een sprong naar versterking van het concurrentievermogen en innovatie in Europa, want een goede bescherming van bedrijfsgeheimen vormt een cruciaal onderdeel van de concurrentiekracht van onze bedrijven. Het doel van de richtlijn is een heldere definitie van bedrijfsgeheim af te spreken, wanneer deze onrechtmatig zijn verkregen, en regels vast te leggen waardoor vertrouwelijkheid tijdens rechtszaken wordt beschermd. Daarbij is een goede balans waarbij de rechten van alle betrokken partijen worden gerespecteerd van belang.

Een aantal lidstaten gaf aan nog wensen te hebben ten aanzien van delen van het compromis. Het merendeel van de lidstaten gaf aan het compromis te steunen zoals dit nu voorligt. Het Griekse voorzitterschap, bij monde van Minister Hatzidakis, concludeerde dat de algemene oriëntatie ongewijzigd is goedgekeurd en dat de onderhandelingen met het nieuwe Europees Parlement kunnen worden aangegaan.

Voorstellen van de Europese Commissie voor een modernisering van het bestaande nationale en EU-merkenstelsel (wijziging Gemeenschapsmerkenverordening en herschikking merkenrichtlijn)

Het voorzitterschap heeft een tweede voortgangsrapport gepresenteerd ten aanzien van de op 27 maart 2013 gepubliceerde voorstellen tot wijziging van de Gemeenschapsmerkenverordening en de herschikking van de Merkenrichtlijn. Deze voorstellen maken deel uit van één pakket waarmee de Europese Commissie beoogt het bestaande merkenstelsel, zowel in de EU als op nationaal niveau, te moderniseren. Doel is om de verschillende merkenstelsels in de lidstaten doeltreffender, efficiënter en meer samenhangend te maken.

Plaatsvervangend Directeur Generaal DG Markt, Pierre Delsaux, benadrukte namens de Commissie het grote belang van dit dossier. Het Europees Parlement heeft reeds haar positie bepaald. Binnen de Raad zijn nog een aantal punten waarover de lidstaten overeenstemming moeten bereiken. Dit betreft met name de onderwerpen goederen in transit, samenwerking Europese en nationale bureaus, vergoedingen en de governance van het Bureau voor Harmonisatie binnen de Interne Markt (BHIM).

De Commissie drong aan de beleidsdiscussie hierover op het niveau van Coreper te starten zodat op constructieve wijze politieke besluitvorming plaatsvindt. De meeste lidstaten gaven aan het compromis zoals het er nu ligt te steunen.

Hoewel geen discussie was voorzien, namen een paar lidstaten toch het woord en benadrukten nogmaals het belang van goede afstemming en samenwerking tussen de nationale bureaus en het Europese bureau. Het voorzitterschap concludeerde dat de Raad nota heeft genomen van de vooruitgang die geboekt is.

Richtlijn pakketreizen en geassisteerde reisarrangementen

Het voorzitterschap heeft een voortgangsrapport gepresenteerd over de richtlijn pakketreizen en geassisteerde reisarrangementen. De voorgestelde richtlijn moderniseert de huidige Europese regelgeving voor pakketreizen. Daarnaast wordt de reikwijdte van de richtlijn uitgebreid. Naast de «klassieke pakketreizen», vallen ook online geboekte «klassieke pakketreizen», «pakketreizen op maat» en zogenaamde «geassisteerde reisarrangementen» onder het nieuwe toepassingsbereik.

Plaatsvervangend Directeur Generaal DG Markt, Pierre Delsaux, benadrukte het belang van modernisering van de richtlijn om zo een hoog beschermingsniveau voor consumenten te garanderen. Deze herziening betekent dat 120 miljoen extra consumenten worden beschermd. Dit leidt tot meer rechtszekerheid voor consument en de reisbranche, wat grensoverschrijdende transacties zal vergemakkelijken. De Raad werd opgeroepen om tijdens het Italiaans voorzitterschap tot een akkoord te komen.

Twee landen namen het woord. Zij benadrukten dat de harmonisatie van regels niet tot een lager beschermingsniveau voor de consument mag leiden. De Commissie gaf aan dat harmonisatie niet per definitie leidt tot een lager beschermingsniveau. Internet is nu eenmaal grensoverschrijdend. De Commissie riep de lidstaten op onder het Italiaans voorzitterschap een goed evenwicht te vinden tussen harmonisatie en het beschermingsniveau voor consumenten.

Voorstel voor een besluit en verordening Emergency Call (eCall)

De Raad heeft een algemene oriëntatie bereikt over het op 13 juni 2013 gepubliceerde pakket inzake eCall. Vicepresident Tajani (Industrie) gaf aan dat dit voorstel een belangrijke stap vooruit is. eCall is een systeem dat in voertuigen kan worden ingebouwd en dat na een ernstig ongeval automatisch 112 belt. De Europese Commissie schat in dat dit systeem in de EU 2.500 verkeersdoden per jaar kan voorkomen (ongeveer 10–15 verkeersdoden in Nederland) door kortere aanrijtijden van hulpdiensten. Invoering van eCall zou ook de vervolgschade voor andere verkeersdeelnemers beperken (met name voertuigverliesuren), doordat ongeval locaties eerder beveiligd en opgeruimd worden.

Twee lidstaten uitten hun zorgen ten aanzien van de gegevensbescherming. Met uitzondering van één lidstaat konden alle lidstaten, sommigen onder voorbehoud, hun steun geven aan deze algemene oriëntatie.

RUIMTEVAART

Namens het Griekse voorzitterschap opende Secretaris Generaal Vasilakos het Ruimtevaartdeel van de Raad. Op de agenda stond het aannemen van Raadsconclusies met betrekking tot de relaties EU-ESA. Namens de Europese Commissie gaf vicepresident Tajani aan een verbeterde samenwerking, dan wel een EU-kolom binnen ESA, als de meest realistische opties te zien (opties 2 en 3). Een goede governance en een lange termijn strategie achtte hij hierbij van belang.

Een viertal lidstaten, waaronder Nederland, intervenieerden. Aangegeven werd vooral dat men het verder uitwerken van de opties 2 en 3 ondersteunde, optie 4 (ESA als agentschap van de EU) nadrukkelijk verwierp en wederzijds vertrouwen van beide organisaties van belang vond. De Raadconclusies werden daarna aangenomen.

ONDERZOEK

Raadsconclusies European Strategy Forum on Research Infrastructures (ESFRI)

Namens het Griekse voorzitterschap leidde Secretaris Generaal Vasilakos dit agendapunt in. Er lagen Raadsconclusies voor waarin de aanbevelingen werden omarmd van het Europees Strategie Forum voor Onderzoeksinfrastructuren (ESFRI) voor het prioriteren van mogelijk te bouwen grote onderzoeksfaciliteiten. Daarbij wordt aan drie projecten prioriteit gegeven. Vanuit de Commissie wees Commissaris Geoghegan-Quinn op het grote belang van goede onderzoeksfaciliteiten en dan met name van het voorkomen van versnippering van financiering daarvoor. De roadmap van ESFRI kan goed gebruikt worden als handleiding om die tegen te gaan. Na goedkeuring door de Raad zal de Commissie op basis van de Raadsconclusies binnen het werkprogramma 2014–2015 van Horizon 2020 geld beschikbaar stellen voor de prioritaire projecten, zodra lidstaten hun deel van de financiering rond hebben.

Hoewel er geen debat was voorzien, intervenieerden er toch enkele lidstaten. Zij waren het weliswaar eens met de voorgestelde Raadsconclusies, maar vinden dat maximaal 50 procent van de middelen die de Commissie beschikbaar zal stellen naar de drie faciliteiten met topprioriteit mag gaan. Hierover was geen consensus binnen de Raad, waardoor dit niet in de Raadsconclusies is opgenomen. Een aantal landen heeft ervoor gekozen om met een aparte gezamenlijke verklaring te komen. Nederland heeft aangegeven het idee van de maximering te ondersteunen, maar vond een verklaring in de Raad niet het juiste middel om dat te bereiken en wil dit in het desbetreffende programmacomité bepleiten. Secretaris Generaal Vasilakos concludeerde daarna dat de Raadconclusies waren goedgekeurd.

Euro-Mediterrane samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie

Namens het Griekse voorzitterschap verwees Secretaris Generaal Vasilakos naar de eerdere bespreking van dit onderwerp tijdens de informele Raad in Athene op 12 en 13 mei jl. Volgens hem was er brede steun voor het initiatief «PRIMA»1, dat rijp is om uit te groeien tot een Artikel 185-initiatief2. Zo kunnen de maatschappelijke uitdagingen die in het Middellandse Zeegebied spelen beter worden aangepakt. De focus zou moeten liggen op water en voedsel, in het bijzonder waar die thema’s aansluiten op de in Horizon 2020 gedefinieerde maatschappelijke uitdagingen.

Commissaris Geoghegan-Quinn bevestigde het belang van versterkte samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie in de landen rond de Middellandse Zee, ook met landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Zij herhaalde echter ook haar standpunt zoals verwoord tijdens de informele Raad: Een dergelijk initiatief moet aansluiten bij bestaande regelgeving en andere initiatieven en moet vooral gericht worden op zaken die de meeste impact hebben. Pas als aan deze voorwaarden wordt voldaan zal de Commissie deelname – en daarmee financiering uit Horizon 2020 – overwegen.

In het daaropvolgende debat bleken de lidstaten verdeeld. De lidstaten die bij het initiatief waren betrokken waren positief en ambitieus. Zij vonden de bestaande samenwerking rijp genoeg om snel verder te gaan met de omvorming tot een Artikel 185-initiatief en vroegen de Commissie om assistentie bij het maken van de plannen. Met name Centraal- en Oost-Europese lidstaten waren positief vanwege de mogelijkheden die zij zagen om andere samenwerkingsverbanden die er zijn, in het stroomgebied van de Donau en rond de Zwarte Zee, aan te haken bij PRIMA. Vooral Noord- en West-Europese landen waren kritischer. Zij erkenden dat het bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen in het gebied rond de Middellandse Zee en het versterken van de samenwerking met derde landen op onderzoeksterrein weliswaar meerwaarde heeft voor de EU als geheel, maar vinden dat de plannen tot nu toe nog niet duidelijk genoeg omschreven zijn. Zij zouden graag een onderbouwing zien van de EU-meerwaarde, een duidelijke focus, en een goede omschrijving van de relatie met bestaande programma’s, initiatieven en budgetten. Nederland heeft zich, net als tijdens de informele Raad, langs deze kritische lijn uitgelaten en riep de landen die het initiatief nemen op om te komen met een dergelijk onderbouwd plan, op basis waarvan de meerwaarde van een Artikel-185-initiatief kan worden beoordeeld.

Ook de Commissie liet, bij monde van Commissaris Geoghegan-Quinn, een dergelijk geluid horen. De betrokken landen, zowel lidstaten als niet-lidstaten, zullen eerst een gezamenlijk onderzoeksprogramma moeten opzetten en een uitvoerend orgaan moeten aanwijzen, waarna een voorstel kan worden gedaan op basis waarvan de Commissie deelname kan overwegen. Secretaris Generaal Vasilakos concludeerde dat de betrokken landen in de tweede helft van 2014 verder moeten werken aan een definitief voorstel. Iedereen moet daaraan wat hem betreft medewerking verlenen, ook de Commissie.

DIVERSEN

Diversepunt «Frontrunnersinitiatief»

Nederland had samen met Denemarken, Zweden, Verenigd Koninkrijk, Tsjechië, Litouwen, Ierland, Malta, Estland en Letland een discussienotitie over het Frontrunnersinitiatief op de agenda van de Raad geplaatst. Nederland heeft een toelichting gegeven op inhoud en de beoogde resultaten en benadrukte het open karakter van het initiatief. Voorts werd de complementariteit van het initiatief met de bestaande rol van Commissie, Raad en het Europees Parlement benadrukt en aangegeven dat een nadere uiteenzetting van een van de projecten (Single Market Centers) tijdens de High Level Group van 13 juni zou kunnen plaatsvinden. Zweden benadrukte ook nog eens de complementariteit en het open en flexibele karakter van het initiatief en de projecten en riep andere lidstaten op om na te denken over deelname aan één of meer projecten.

Een aantal lidstaten sloot zich bij Nederland en Zweden aan en sprak hun steun uit voor dit initiatief. Het aankomend Italiaans voorzitterschap gaf aan dit initiatief graag op te nemen en hier verder aan te werken. Ook Commissaris Barnier sprak zijn steun uit. Hij gaf aan dat Brussel het niet alleen redt. Vandaar dat het nodig is dat lidstaten bottom-up zaken oppakken. Hij verwelkomde dit intelligente initiatief en spoorde lidstaten aan actief deel te nemen. Daarnaast sprak hij de hoop uit input vanuit het veld via dialoog te ontvangen.

Staatssteun

Vicepresident Almunia informeerde de Raad over de stand van zaken rond de modernisering van het staatssteunkader. Hij benadrukte daarbij het belang van eerlijke concurrentie. De Commissie heeft een groot deel van de modernisering reeds vastgesteld. In de komende periode volgen nog enkele onderdelen zoals de mededeling over belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun en de mededeling over het begrip staatssteun. Ook de landbouw, visserij en bosbouwkaders moeten nog door de Commissie worden vastgesteld. Het proces binnen de Commissie is erop gericht de inwerkingtreding van alle nieuwe staatssteunkaders in te laten gaan op 1 juli 2014.

Een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, sprak steun uit voor de aanpak van de Commissie en benadrukte daarbij de rol van de overheid om een kader te stellen. De kaders moeten zorgen voor minder en beter gerichte staatssteun en een gelijk speelveld. Disproportionele lasten en kosten moeten worden voorkomen. Een aantal andere lidstaten wees op een sleutelrol die staatssteun zou moeten spelen bij regeneratie van de industrie en behoud van een level playing field voor strategische industrieën. Het recent vastgestelde milieu- en energiesteunkader zou daar bijvoorbeeld onvoldoende ruimte voor laten. Diverse lidstaten benadrukten het belang van een intensieve dialoog met de Commissie, ook in de toekomst. Sommige lidstaten wezen daarbij nog op mogelijke knelpunten voor de nog te verschijnen onderdelen. Zo wezen Nederland en enkele andere lidstaten op het belang van een goede definitie van bedrijven in moeilijkheden. Voorkomen moet worden dat deze definitie leidt tot uitsluiting van gezonde bedrijven van staatssteun.

Vicepresident Almunia benadrukte in reactie op de interventies de uitvoerige consultaties die de Commissie voorafgaand aan vaststelling van de kaders heeft gehouden. Ook het concurrentievermogen met andere landen is daarbij meegenomen. Hij bevestigde dat de onderlinge samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie inderdaad beter en intensiever zal moeten zijn dan voorheen om goede resultaten te boeken. Verder werd aangegeven dat de Commissie bereid is om uitleg te geven over onduidelijkheden in de nieuw vastgestelde steunkaders.

Handelsbeschermingsinstrumentarium

Het voorzitterschap gaf aan dat dit onderwerp door Frankrijk op de agenda is geplaatst naar aanleiding van zorgen binnen de Raad over de koers die de Commissie vaart ten aanzien van de richtsnoeren die de Commissie wil publiceren als onderdeel van het moderniseringsproces van het handelsdefensief-instrumentarium. Deze richtsnoeren zijn het niet-wetgevende deel van de modernisering, naast een wetgevingsproces om te komen tot wijziging van de Antidumping en Antisubsidie verordeningen.

Commissaris De Gucht (Handel) benadrukte dat de formulering van richtsnoeren een bevoegdheid van de Commissie is, maar dat de Raad in deze uitgebreid is geconsulteerd. Hierbij gaf hij aan dat er genoeg tijd is geweest voor lidstaten om te reageren. De meest recente inhoudelijke discussie heeft in mei in de raadswerkgroep handelsvraagstukken plaatsgevonden en de Commissie beziet momenteel hoe deze opmerkingen verwerkt worden. De Commissie is voornemens de richtsnoeren nog voor de zomervakantie uit te brengen. De richtsnoeren liggen er nu reeds 13 maanden, het is tijd om ze te finaliseren. Daarbij hoeft niet op de hervorming van andere onderdelen gewacht te worden, omdat er geen overlap is tussen de richtsnoeren en de voorgestelde wetswijzigingen. Voorts gaf De Gucht aan de het wetgevingsproces tot wijziging van de Antidumping en Antisubsidie verordeningen en de richtsnoeren nooit als één pakket aangeduid te hebben.

Als de wetgeving op tijd zou zijn zou het één pakket kunnen vormen, maar de Raad heeft na een jaar nog altijd geen positie. De Commissie zal met de publicatie van de richtsnoeren niet wachten op de wetgeving. Dit was wel de wens van een groot aantal lidstaten. Een groep lidstaten nam daarom het woord. Velen gaven aan de voorkeur te hebben voor een pakketbenadering. Commissaris De Gucht gaf aan dat de Commissie zich nooit heeft gecommitteerd aan een pakketbenadering en gaf nogmaals aan dat de Commissie de richtsnoeren voor de zomer zal uitbrengen.

Unitair octrooi en eengemaakt octrooigerecht

Het voorzitterschap lichtte de voortgang ten aanzien van het unitair octrooigerecht toe. Het nieuwe unitaire octrooipakket vervangt het bestaande stelsel van nationale en Europese octrooien niet, maar komt ernaast te bestaan. Commissaris Barnier (Interne Markt) benadrukte het belang van het dossier en gaf aan dat een diepgaande discussie nodig is onder Italiaans voorzitterschap om voortgang te boeken. Alle lidstaten namen nota van de voortgang. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, wees erop dat kwaliteit boven snelheid dient te gaan. De Commissie is het hiermee eens en denkt dat kwaliteit en snelheid hand in hand kunnen gaan.

Sleuteltechnologieën (KETs)

Het onderwerp sleuteltechnologieën (Key Enabling Technologies) stond als informatiepunt op de agenda. Vicepresident Tajani (Industrie) benadrukte dat de conclusies van de Europese Raad van 20-21 maart 2014 het belang van sleuteltechnologieën voor industrie onderstreept hebben. Hij gaf aan dat werk moet worden gemaakt om toegang van het mkb tot technologische platformen te stimuleren en multidisciplinaire vaardigheden te ontwikkelen. Eén lidstaat intervenieerde en gaf aan dat sleuteltechnologieën moeten worden ondersteund omdat financiering hiervan lastig is. Volgens deze lidstaat worden onderzoeksresultaten binnen de KETs nu onvoldoende vertaald richting de markt, dus aandacht voor valorisatie is van belang. Er is financiering nodig voor het stimuleren van commercialisering van die oplossingen en die ondersteuning zou moeten komen uit Horizon2020.

Grondstoffen

Vicepresident Tajani (Industrie) gaf een update over de mededeling European Innovation Partnership (EIP) Raw Materials en de lijst met kritieke materialen. Het EIP Raw Materials brengt EU-lidstaten en andere belanghebbenden zoals Europese bedrijven, Europese onderzoekers en Europese NGO’s bij elkaar om innovatie langs de gehele waardeketen van grondstoffen te bevorderen. Dit wordt gedaan door technologie en innovatie te ondersteunen, het beleidskader rond grondstoffen te verbeteren en internationale samenwerking te bevorderen. Vicepresident Tajani lichtte de lijst toe van cruciale grondstoffen die is aangenomen. In totaal zijn 54 grondstoffen onderzocht. De mededeling gaat over 14 kritieke grondstoffen. Een Europees partnerschap voor grondstoffen is van groot belang.

De komende jaren zal dit partnerschap worden vormgeven. Vicepresident Tajani gaf aan dat de samenwerking tussen Commissie, lidstaten en industrie nu verder uitgewerkt moet worden.

Lancering van de Copernicus Sentinel 1A-satelliet

Secretaris-Generaal Vasilakos gaf aan dat de eerste Copernicus-satelliet is gelanceerd. Commissaris Tajani liet de eerste beelden zien van Sentinel 1a en gaf uitleg over de mogelijkheden van deze radarbeelden, bijvoorbeeld ten behoeve van de wetenschap en klimaatonderzoek.

Innovatie Investeringspakket

Namens het voorzitterschap gaf Secretaris Generaal Vasilakos aan dat de onderhandelingen over het Innovatie Investeringspakket, waarin besloten wordt tot de oprichting van diverse publiek-publieke (Artikel 185-initiatieven) en publiek-private (Artikel 187-initiatieven, de zogenaamde Joint Technology Initiatives) partnerschappen, succesvol zijn afgerond.

Innovatie in de publieke sector

Namens het voorzitterschap wees Secretaris Generaal Vasilakos op het belang van dit onderwerp. Hij verwees daarbij ook naar de discussie tijdens een eerdere Raad onder Litouws voorzitterschap. Commissaris Geoghegan-Quinn lichtte een informatiedocument van de Commissie toe met het belang van dit onderwerp, waarop volgens de Commissie nog veel te winnen valt. De Commissie zal aandacht besteden aan innovatie in de publieke sector in een mededeling die zij binnenkort publiceert over de rol van onderzoek en innovatie voor economische groei.

Europese Innovatiepartnerschappen (EIP’s)

Commissaris Geoghegan-Quinn lichtte een informatiedocument van de Commissie toe over de activiteiten in het kader van de Europese Innovatiepartnerschappen (EIP’s). Binnen EIP’s ontmoeten stakeholders, waaronder publieke en private partijen, elkaar rond een thema om zo te komen tot meer innovatie. De Commissie was tevreden met de impact die de EIP’s hebben, maar zag ook wel mogelijkheden tot verbetering. De aanbevelingen van een expertgroep onder leiding van de Finse oud-premier Eski Aho zullen daarbij ter harte worden genomen. Secretaris Generaal Vasilakos vulde aan met een kort verslag van de behandeling van dit onderwerp tijdens de informele Raad in Athene op 12 en 13 mei. Daar heeft Aho zijn rapport toegelicht en hebben de meeste lidstaten die intervenieerden weliswaar het belang van de EIP’s bevestigd, maar ook gezegd dat ze het eens zijn met het rapport wat betreft de noodzaak tot veranderen. Pas als veranderingen zijn doorgevoerd, kan worden gedacht aan het opstarten van nieuwe EIP’s.

Jaarlijkse rapportage van het Strategisch Forum voor Internationale Wetenschaps- en Technologiesamenwerking (SFIC)

De voorzitter van het Strategisch Forum voor Internationale Wetenschaps- en Technologiesamenwerking (SFIC) vertelde over de activiteiten van dit gremium. Hij riep de lidstaten op meer gebruik te maken van de expertise van SFIC, bijvoorbeeld bij onderwerpen als Euro-Mediterrane samenwerking.

Aanstaand Italiaans voorzitterschap

Italië benadrukte dat het voorzitterschap valt in een institutionele overgang naar een nieuw Europees Parlement en een nieuwe Commissie. Italië wil op het terrein van de interne markt en industrie prioriteit geven aan werkgelegenheid en groei. De verwachting is dat er niet veel wetgeving zal worden aangenomen. Dit biedt de gelegenheid om te werken aan een krachtig industriebeleid. Focus zal liggen op de actualisering van de Europa 2020-strategie, in het bijzonder ten gunste van het mkb. Doelstelling is om opnieuw de Europese industrie aan te zwengelen, toegang tot financiering te verbeteren, energiekosten te verminderen, toegang tot internationale markten te verbeteren en innovatie te stimuleren. In juli is een informele Raad ten behoeve van industriële herlancering voorzien, die naar verwachting in september met een duidelijke politieke boodschap zal komen aan de nieuwe Commissie. De planning is om in december de bijdrage aan de Europese voorjaarsraad te consolideren.

Namens het komende Italiaanse voorzitterschap gaf Minister Giannini aan dat het voorzitterschap zich in relatie tot ruimtevaart wil concentreren op verbeteren van EU-ESA relaties, zoals aangegeven in de Raadsconclusies. Daarnaast wacht het inkomende voorzitterschap op een te publiceren richtlijn op gebied van high-resolution satelliet data en wil dan uiteindelijk komen tot een algemene oriëntatie van de Raad op dat onderwerp.

Minister Giannini gaf verder een overzicht van de prioriteiten voor onderzoek voor het komende halfjaar. Zij noemde onder andere: de rol van onderzoek en innovatie voor het bereiken van economische groei; «blue growth» waarbij het gaat om aan oceanen gerelateerde innovatie; Euro-Mediterrane samenwerking; voortgang van de Europese Onderzoeksruimte (ERA) en grote onderzoeksfaciliteiten.


X Noot
1

Partnership on Research and Innovation in the Mediterranean Area

X Noot
2

Hierbij zet aan aantal landen samen geld in voor publiek-publieke onderzoekssamenwerking op een bepaald thema, waarna de Commissie kan besluiten dit aan te vullen met een zogenaamde top-up.

Naar boven