21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 323 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2014

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag aan voor de Raad voor Concurrentievermogen van 20 en 21 februari 2014. De Raad bestond uit een deel over interne markt en industrie (20 februari), een deel over ruimtevaart (21 februari) en een deel over onderzoek (tevens 21 februari).

Tijdens het deel over interne markt en industrie vond er een beleidsdebat plaats over industrieel concurrentievermogen ter voorbereiding op de thematische bespreking over industriebeleid tijdens de Europese Raad van 20 en 21 maart 2014. Verder voerde de Raad een beleidsdebat over de interne markt- en industrieaspecten van het Europese Semester, aan de hand van de Annual Growth Survey 2014 en het rapport van de Commissie over de staat van de integratie van de Europese interne markt. Er heeft geen lunchdiscussie plaatsgevonden.

Tijdens het deel over ruimtevaart vond er een gedachtewisseling plaats over de relaties tussen de Europese Unie en de European Space Agency (ESA) naar aanleiding van een voortgangsrapportage van de Commissie. Ook tijdens de lunch is hierover gesproken.

Tijdens het onderzoeksdeel voerde de Raad een debat over de onderzoek- en innovatieaspecten van het Europees semester, eveneens aan de hand van de Annual Growth Survey 2014. Ook nam de Raad raadsconclusies aan over de voortgangsrapportage van de Europese Onderzoeksruimte (ERA).

Onder het punt diversen in het deel over interne markt en industrie informeerde het voorzitterschap de Raad over de richtlijn elektronische facturering bij overheidsopdrachten. De Commissie heeft de Raad onder dit agendapunt geïnformeerd over modernisering van het staatssteunkader, een statuut voor de Europese Stichting, aanbevelingen voor kwaliteitsprincipes voor Europees toerisme, een Europese strategie voor kust- en maritiem toerisme en het Europees patent. Ook heeft de Commissie een korte terugkoppeling gegeven van de bijeenkomst over Euro-Mediterrane industriële samenwerking, die voorafgaand aan de Raad op 19 februari in Brussel plaatsvond. De Italiaanse delegatie heeft haar standpunt over systemen voor het labelen van voedsel toegelicht.

Tijdens het deel over ruimtevaart heeft het voorzitterschap de Raad onder het punt diversen geïnformeerd over het programma voor Ruimtebewaking en Monitoring en heeft de Commissie informatie verstrekt over het forum over ruimte-exploratie.

Tijdens het onderzoeksdeel heeft het voorzitterschap onder het punt diversen de stand van zaken toegelicht van de voorgestelde publiek-publieke partnerschappen op basis van artikel 185 (VWEU) en de voorgestelde Gemeenschappelijke Technologie Initiatieven op basis van artikel 187 (VWEU). De Commissie heeft de Raad geïnformeerd over het vernieuwen van overeenkomsten met Rusland en de VS op het terrein van onderzoek en de associatieverdragen bij Horizon 2020.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

INTERNE MARKT EN INDUSTRIE

Industrieel Concurrentievermogen

De Raad voerde een beleidsdebat over vier mededelingen van de Commissie, die op 22 januari zijn verschenen: de industriemededeling, de mededeling over de interne markt voor industrieproducten, de mededeling over de effecten van hoge energieprijzen, en de mededeling over energie- en klimaatbeleid. Het Griekse voorzitterschap, bij monde van Minister Hatzidakis, legde in zijn inleiding het accent op de horizontale betekenis van concurrentievermogen en het belang om dit op krachtige en coherente manier te borgen. Energie en klimaatbeleid zijn hier in de Griekse visie belangrijke aandachtspunten. De informele Raad voor Concurrentievermogen in mei in Athene zal verder op industriebeleid ingaan.

Vicepresident van de Commissie, de heer Tajani (industrie), lichtte de mededelingen van de Commissie kort toe. Hij benadrukte dat de Europese Unie binnen het Meerjarig Financieel Kader voor de periode tot 2020 stevig zal investeren in versterking van het concurrentievermogen, waarbij hij vooral het belang van het mkb benoemde. Tajani hekelde het idee dat Europa een postindustriële samenleving is, en beklemtoonde het belang van de industrie. De Commissie blijft daarom streven naar een aandeel van de industrie in het Europese bbp van 20 procent als politieke doelstelling, hetgeen volgens Tajani juist ook belangrijk is voor de dienstensector omdat volgens de Commissie elke baan in de industrie goed is voor twee banen in de dienstensector.

Alle lidstaten onderstreepten het belang van het concurrentievermogen van de industrie. Diverse lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte daarbij het belang van versterking van de interne markt, het terugdringen van de regeldruk en het stimuleren van innovatie. Een groot aantal lidstaten onderschreef de doelstelling van de Commissie om ernaar te streven dat per 2020 20 procent van het bbp wordt gegenereerd door de industrie. Een kleiner aantal lidstaten, waaronder Nederland, gaf aan de focus te willen houden op algemene versterking van het concurrentievermogen. Hierbij werd benadrukt dat diverse toonaangevende industriële bedrijven hard op weg zijn om de helft van hun omzetten juist uit dienstverlening te halen en dat het derhalve een kunstmatige doelstelling betreft. Een groot aantal lidstaten wees op het belang van een goed evenwicht tussen de klimaatdoelstelling voor 2030 en het belang van een concurrerende industrie. Daarbij wordt met name gerefereerd aan de hoogte van de energieprijzen en de kosten van het emissiehandelssysteem, ETS. Een aantal lidstaten wil dat het ambitieniveau van de EU afhankelijk wordt gemaakt van het welslagen van verdere internationale afspraken hierover. Ook het belang van een gelijk speelveld werd door veel lidstaten genoemd, met name in relatie tot de energiekosten. Bijna alle lidstaten wezen op het creëren van een gelijk speelveld. Nederland benadrukte daarbij het belang van een meer systematische toepassing van competitiveness proofing. Hiermee wordt getoetst in welke mate voorgenomen Europese wetgeving de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven internationaal zal gaan beïnvloeden. Deze oproep voor een betere effectbeoordeling van nieuwe wetgeving werd door diverse lidstaten ondersteund. Tevens vroeg een groot aantal landen aandacht voor de modernisering van het staatssteunkader. Een aantal lidstaten vroeg om ruimte om internationale concurrentie blootgestelde industrieën te kunnen ondersteunen. Diverse lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte daarentegen het belang van minder en beter gerichte staatssteun met een kader dat zich richt op het creëren van een gelijk speelveld in de EU.

De voorzitter kondigde ter afsluiting aan dat hij op basis van de discussie een brief zal schrijven aan de voorzitter van de Europese Raad voor de discussie over het industrieel concurrentievermogen tijdens de Europese Raad van 20 en 21 maart.

Europees Semester 2014

Het voorzitterschap leidde het beleidsdebat in door te verwijzen naar de jaarlijkse analyse van de groeiprioriteiten die de Commissie op 13 november 2013 uitbracht waarin werd verwezen naar het belang van verdere verdieping van de interne markt en de vraag hoe duurzaamheids- en groeiambities met elkaar kunnen worden verenigd.

Volgens Commissaris Barnier (interne markt) is in Europa niet langer sprake van stagnatie, maar van groei. Toch is de groei nog lang niet hoog genoeg om de werkgelegenheid duurzaam te doen stijgen. Het concurrentievermogen moet teruggewonnen worden door de interne markt voor goederen en diensten te verdiepen. Daarbij benadrukte Barnier het belang van de verschillende maatregelen onder de Single Market Act I & II, waaronder de richtlijn elektronische facturering bij aanbestedingen, de detacheringsrichtlijn, de verordening elektronische identificatie en de verordening kostenreductie aanleg breedband. Daarnaast werd het belang van de bankenunie genoemd. Commissaris Barnier wees voorts op de nog altijd talrijke obstakels op de dienstenmarkt. Sectorale dialogen kunnen helpen de knelpunten in kaart te brengen en aan te pakken. De Commissie denkt daarbij in eerste instantie aan professionele diensten, de detailhandel en de bouwsector.

Een groot aantal lidstaten benadrukte het belang van het interne markt integratie rapport, dat onderdeel uitmaakt van het Europees Semester. Daarnaast benadrukte het merendeel van de lidstaten dat een volledige implementatie van de dienstenrichtlijn en een verdere verdieping van de interne markt voor diensten van essentieel belang is voor het groei- en concurrentievermogen van de Unie. In de discussie die volgde was aandacht voor de hervormingen die lidstaten reeds in gang hebben gezet, al dan niet in het kader van landenspecifieke aanbevelingen. Nederland onderschreef de analyse van de Commissie en wees erop dat de dienstenmarkt gehinderd wordt door verschillen in sectorspecifieke regelgeving tussen lidstaten. Nederland gaf aan dat lidstaten meer werk moeten maken van nationale hervormingen om hun dienstenmarkten te openen. Het rapport over de integratie van de interne markt is een goede manier om nationale vereisten in kaart te brengen. Nederland vindt dat de Commissie deze nationale vereisten mee moet nemen in het kader van landenspecifieke aanbevelingen. Daarnaast moet er tijdens de implementatie goed toezicht op de nationale vereisten worden gehouden en dienen deze op proportionaliteit te worden getoetst. Nederland gaf aan dat een sterkere evaluatie van de implementatie van de landenspecifieke aanbevelingen door lidstaten nodig is. De discussie over de implementatie van de aanbevelingen van 2013 tijdens de Europese Raad in maart biedt hiervoor een goede start. Nederland vroeg de Commissie een duidelijk tijdpad uit te stippelen voor acties ter verbetering van de dienstenrichtlijn. Daarvan zouden landenspecifieke aanbevelingen onderdeel moeten zijn, alsmede een analyse van sectoren om in kaart te brengen waar de grootste stappen kunnen worden gezet.

Commissaris Barnier bedankte de lidstaten voor de hervormingen die zijn ingezet. Hij onderstreepte het belang van volledige implementatie van de dienstenrichtlijn en gaf aan dat dit verdere stappen van lidstaten vereist. Hij merkte op dat bilaterale dialogen moeten worden blijven gevoerd en dat het van belang is best practices uit te blijven wisselen. De Commissaris stond niet afwijzend tegenover het idee om een scoreboard per sector te introduceren en onderkende het belang van aandacht voor niet-reglementaire belemmeringen.

Het voorzitterschap concludeerde dat het belang van het Europees semester opnieuw duidelijk is geworden. Het voorzitterschap zal naar aanleiding van dit debat een brief opstellen aan de voorzitter van de Europese Raad waarin de conclusies van dit debat terug zijn te vinden.

RUIMTEVAART

EU-ESA relaties

Het onderdeel Ruimtevaart begon met een lunch waarbij zowel Vicepresident van de Commissie Tajani als Directeur-Generaal Dordain van de European Space Agency (ESA) aanwezig waren. Tijdens de lunch werd een presentatie gegeven door de heer Dordain en is een begin gemaakt met de gedachtewisseling over de verschillende opties die het voorzitterschap gepresenteerd had over de relaties EU-ESA.

Vicepresident Tajani verwees na de lunch naar het door het voorzitterschap opgestelde voortgangsrapport en de eerder door de Commissie uitgezette analyse over de relaties EU-ESA. In het voortgangsrapport worden vier opties genoemd. De discussie richtte zich met name op optie 2 (verbeterde samenwerking) en optie 3 (een zogenaamde EU-kolom binnen ESA). Optie 1 (geen verandering in de manier van samenwerking) en optie 4 (ESA als agentschap onder de Europese Commissie) bleven goeddeels onbesproken.

Vrijwel alle lidstaten, waaronder Nederland, spraken zich uit voor een verbeterde samenwerking op korte termijn (optie 2), gebaseerd op vertrouwen en met oog en respect voor elkaars kwaliteiten. Daarnaast wilden vele lidstaten een gezamenlijke analyse door EU, ESA en lidstaten inzetten om de mogelijkheden van optie 3, een EU-kolom binnen ESA, te verkennen. Een groot aantal lidstaten gaf verder aan het belangrijk te vinden dat Galileo en Copernicus goed geïmplementeerd worden en dat de ruimtevaartindustrie en het beleid goed op elkaar zijn afgestemd. Volgens een aantal lidstaten zou hiertoe een aparte Space Council moeten worden opgericht.

Het voorzitterschap concludeerde dat het belang van concurrentievermogen van deze sector niet uit het oog moet worden verloren; de huidige sterke positie is niet vanzelfsprekend. ESA wordt gezien als een belangrijke organisatie bij de uitvoering van het ruimtevaartbeleid. Een gezamenlijke analyse moet de basis zijn voor de discussie over EU-ESA relaties. Opties 2 en 3 moeten in samenhang verder worden onderzocht, zodat eind 2014 een goede discussie kan plaatsvinden tijdens de ESA Ministerial Council. Het voorzitterschap is van plan om toe te werken naar Raadsconclusies, aan te nemen in de RvC van mei 2014.

ONDERZOEK

Europees Semester 2014: Onderzoek- en innovatie-aspecten

Namens het Griekse voorzitterschap leidde Minister Vasilakos het onderwerp in. Eind 2013 heeft de Commissie haar Jaarlijkse Groeistrategie gepubliceerd waarmee het startschot is gegeven voor alweer het vierde Europees Semester van economische en budgettaire beleidscoördinatie. Via de Nationale Hervormingsprogramma’s zullen de lidstaten aangeven hoe in het komende jaar invulling wordt gegeven aan de landenspecifieke aanbevelingen en de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. In de Groeistrategie beveelt de Commissie de lidstaten aan om verder te gaan met de in de afgelopen jaren geïdentificeerde beleidsprioriteiten. Daaronder valt dat lidstaten dienen te investeren in onderzoek en ontwikkeling en dat zij werken aan de ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte, om bij te dragen aan het efficiënt en effectief oplossen van maatschappelijke problemen. Als we nu investeren in onderzoek en innovatie plukken we daarvan in de toekomst de vruchten.

EU-commissaris Geoghegan-Quinn merkte daarbij op dat de economische situatie inmiddels ook de ruimte biedt om te investeren, niet alleen door de overheid maar ook door het bedrijfsleven. Zij vroeg aandacht voor de achterblijvers: zij zullen hun onderzoeks- en innovatiesysteem structureel moeten hervormen. Excellent onderzoek en een goede opleiding zijn essentieel om de omvorming tot een Europese kenniseconomie te realiseren. Bijzondere aandacht verdient de afstemming van vaardigheden op de behoefte, zoals de behoefte aan technisch geschoolde mensen. Datzelfde geldt voor publiek-private samenwerking, met name in de regio, omdat het effect van overheidsinvesteringen daarmee gemaximaliseerd kan worden.

Het belang van onderzoek en innovatie in den brede werd door alle lidstaten onderschreven. Onderzoek en innovatie is van groot belang voor het vooruitbrengen van de wetenschap, economie en de maatschappij en kan kortetermijnoplossingen bieden voor acute problemen. Maar de lange termijn mag uiteraard ook niet uit het oog worden verloren: ook investeringen in «nieuwsgierigheidsgedreven» onderzoek zijn van belang. Die liggen namelijk aan de basis van de innovaties van morgen. Datzelfde geldt voor het onderwijs, dat het menselijk kapitaal levert voor de Europese kenniseconomie. De investeringen van de private sector en de betrokkenheid van het mkb zijn volgens de lidstaten onmisbaar voor onderzoek en innovatie in Europa, evenals innovatie in de publieke sector. Een aantal lidstaten gaf aan dat onderzoekers en ondernemers nog onvoldoende gebruikmaken van reeds beschikbare middelen en methoden, zoals de structuurfondsen in de regio’s, innovatief inkopen en het risicokapitaal voor bijvoorbeeld het opzetten van living labs of demonstratieprojecten. De lidstaten delen het besef dat de beleidscoördinatie beter moet. Verdere ontwikkeling van de gezamenlijke Europese Onderzoeksruimte, via onder andere open toegang tot wetenschappelijke publicaties, is van belang.

Nederland benoemde het belang van een goede balans tussen onderzoek voor de korte en lange termijn en de ontwikkeling van de ERA. Daarnaast benadrukte Nederland dat in geen geval het perspectief van de onderzoekers en de ondernemers zelf uit het oog verloren mag worden. Uiteindelijk gaat het niet alleen om goede beleidskaders, maar moeten de beleidsinstrumenten eenvoudig en bruikbaar zijn voor de onderzoekers en ondernemers in het veld. Europa moet niet doorslaan in het streven naar onderlinge synergie op de verschillende beleidsterreinen. Gebruik van structuurfondsen mag bijvoorbeeld niet als voorwaarde gesteld worden voor deelname aan Horizon 2020.

Namens het voorzitterschap zegde Minister Vasilakos toe de uitkomsten van de discussie te zullen bundelen in een verslag aan de Europese Raad.

Europese Onderzoeksruimte (ERA)

De Raad sprak vervolgens over het voortgangsrapport van de Europese Commissie over de Europese Onderzoekruimte, met het oog op het aannemen van raadsconclusies. Namens het voorzitterschap constateerde Minister Vasilakos dat de lidstaten het erover eens zijn dat de continue doorontwikkeling van de ERA van groot belang is, omdat met een goed functionerende gezamenlijke Europese Onderzoeksruimte antwoorden kunnen worden geboden op de vragen en uitdagingen die ons wachten. Bovendien levert de ERA tegelijkertijd een bijdrage aan de groei in Europa.

Onder andere Nederland vroeg het woord, om te benadrukken dat het belang van de ERA groot is en dat het zeker niet voldoende is om alleen in eigen land belemmeringen voor onderzoek weg te nemen. Er zijn thema’s die alleen aangepakt kunnen worden door gezamenlijk, op Europese schaal, actie te ondernemen. Dat geldt in het bijzonder voor de bestaande ERA-prioriteiten gericht op het tot stand brengen van grote en kostbare onderzoeksfaciliteiten, het gezamenlijk programmeren van nationaal publiek gefinancierd onderzoek («Joint Programming») en met name voor het bereiken van open toegang tot wetenschappelijke publicaties. Nederland deed daarom een oproep aan de andere lidstaten om gezamenlijk op te trekken en een Roadmap te ontwikkelen om het beleid van de lidstaten op deze terreinen prioriteit te geven. Alleen zo kunnen doelen daadwerkelijk worden bereikt. De in de raadsconclusies voor medio 2015 voorziene Roadmap moet zich in de eerste plaats richten op dit soort doelen, inclusief de bijbehorende planning, aldus Nederland.

Commissaris Geoghegan-Quinn bedankte het voorzitterschap en de lidstaten voor hun steun voor de Europese Onderzoeksruimte. 2014 was de deadline voor de realisatie van de ERA en die is wat haar betreft ook daadwerkelijk tot stand gebracht. Nu moet de ERA concreet ingevuld en geïmplementeerd worden door de lidstaten. Zij moeten in samenwerking met de kennisinstellingen ervoor zorgen dat de ERA ook echt gaat functioneren. De Roadmap is daarvoor een belangrijk instrument, waaraan de Commissie graag haar bijdrage levert. Deze Roadmap hoeft geen nieuwe prioriteiten te formuleren dan de Commissie in haar mededeling van 2012 al heeft gedaan, maar moet daarop voortbouwen en concreet identificeren wie wat moet gaan doen. Rapportage over de bijdrage aan de ERA is onderdeel van het Europees Semester en de raadsconclusies benadrukken opnieuw dat lidstaten bij nationale initiatieven voldoende oog moeten houden voor de ERA. Wetgeving om de Europese Onderzoeksruimte beter te doen functioneren is slechts een laatste redmiddel, hoewel de enkele jaren eerder tot stand gekomen ERIC-verordening, een Europese rechtsbasis voor het oprichten van gezamenlijke grote onderzoeksfaciliteiten, al haar nut bewijst.

Het Griekse voorzitterschap concludeerde dat de Commissie zich constructief opstelt. Minister Vasilakos riep de lidstaten op om individueel én samen het beste beentje voor te zetten om het doel van een goed functionerende Europese Onderzoeksruimte te halen. De conclusies zijn vervolgens door de Raad aangenomen.

DIVERSEN

E-facturering

Na een korte inleiding van het voorzitterschap informeerde Commissaris Barnier de Raad over het verloop van de onderhandelingen tussen het Europees Parlement en de Commissie inzake de richtlijn e-facturering. De Commissaris benadrukte dat reeds veel werk is verzet. Het voorstel maakt deel uit van de Single Market Act II die op 3 oktober 2012 door de Commissie is gepresenteerd. In verschillende lidstaten, waaronder Nederland, is het indienen van e-facturen bij overheidsopdrachten verplicht gesteld en reeds succesvol. Aangezien deze initiatieven zijn gebaseerd op nationale normen, die in de meeste gevallen niet inter-operabel zijn, hetgeen kosten met zich mee brengt, wordt de werking van de interne markt belemmerd. In de voorgestelde richtlijn wordt een verplichte Europese vorm voor e-facturering bij overheidsopdrachten vastgesteld. Op 11 maart zal het Europees Parlement, tijdens een plenaire vergadering, stemmen over het compromis zoals in triloog is overeengekomen.

Staatssteun

Vicepresident Almunia informeerde de Raad over de stand van zaken rond de modernisering van het staatssteunkader, waarbij hij wees op de nieuwe richtsnoeren voor luchtvaart die op 20 februari door de Commissie zijn uitgebracht. In de komende periode volgen nog twee pakketten: de innovatierichtsnoeren en het pakket inzake hernieuwbare energiebronnen en de ondersteuning van de nieuwste technieken daaromtrent. Het proces binnen de Commissie is er nu op gericht deze laatste pakketten tegen 1 juli 2014 te kunnen afronden.

Europese stichting

De stand van zaken rond het voorstel voor een statuut voor een Europese Stichting werd kort toegelicht door het voorzitterschap. Dit onderwerp is in het verleden door verschillende voorzitterschappen opgebracht maar er is nooit overeenstemming over bereikt. Nu zijn de fiscale componenten uit het voorstel geschrapt en lijkt het er volgens de Commissie op dat er voortgang zou kunnen worden geboekt op dit onderwerp.

Toerisme: Kwaliteitsprincipes en een strategie voor Kust- en maritiem toerisme

De Commissie gaf een korte stand van zaken van de voorstellen voor aanbevelingen voor kwaliteitsprincipes voor Europees toerisme en de strategie voor kust- en maritiem toerisme. Inmiddels zijn op 21 februari beide mededelingen gepubliceerd door de Commissie. Uw Kamer zal hier in een BNC-fiche nader over worden geïnformeerd.

Unitair octrooi

Commissaris Barnier (interne markt) herinnerde de Raad aan het historisch akkoord over het unitair octrooi. Via twee commissies wordt momenteel gewerkt aan de voorbereiding van de inwerkingtreding zodat het eerste unitair octrooi begin 2015 uitgegeven kan worden. Bijna alle lidstaten hebben het verdrag inmiddels ondertekend. De Commissie riep lidstaten op het verdrag zo snel mogelijk te ratificeren.

Euromed

Commissaris Tajani gaf een korte terugkoppeling van de bijeenkomst over Euromediterrane industriële samenwerking die voorafgaand aan de Raad op 19 februari in Brussel plaatsvond.

Labelling van voedsel

De Italiaanse delegatie vroeg aandacht voor het Britse «stoplicht»-systeem voor het labellen van voedsel, dat voeding classificeert op basis van een kleurcode. Volgens de Italiaanse delegatie, gesteund door enkele lidstaten, heeft dit systeem negatieve effecten op het vrije verkeer van goederen in de interne markt. EU-commissaris Borg (gezondheid) gaf aan dat er op verschillende Raden al over dit onderwerp is gesproken. Europese regelgeving staat het invoeren van vrijwillige systemen voor voedseletikettering toe. De Commissie zal onderzoeken of het Britse systeem voldoet aan de vereisten van de regels voor de interne markt.

International Space Exploration Forum

Commissaris Tajani gaf een korte terugkoppeling over het ISEF een forum voor landen die betrokken zijn bij ruimte-exploratie activiteiten, dat plaatsvond van 9 – 10 januari 2014 in Washington.

Space Surveillance and Tracking Support Programma (SST)

Het voorzitterschap gaf aan dat er in de triloog tussen Raad, Europees Parlement en Commissie een akkoord is bereikt over het programma voor ruimtebewaking en monitoring (SST).

Stand van zaken voorgestelde publiek-publieke partnerschappen op basis van artikel 185 (VWEU) en Gemeenschappelijke Technologie Initiatieven op basis van artikel 187 (VWEU)

Het voorzitterschap gaf een korte toelichting op de stand van zaken van de onderhandelingen. Na moeizame onderhandelingen over met name de ex post-audit en budgetten, is er een compromis bereikt met het Europees Parlement over de publiek-publieke en publiek-private partnerschappen. Dat pakket wordt binnenkort aan de lidstaten voorgelegd voor akkoord. Wanneer ook het Europees Parlement formeel instemt zijn de voorstellen definitief en kunnen de initiatieven van start gaan.

Vernieuwen van overeenkomsten met Rusland en de VS op het terrein van onderzoek en de associatieverdragen bij Horizon 2020

EU-commissaris Geoghegan-Quinn informeerde de Raad over de onderhandelingen over de zogenaamde «Science and Technology Agreements» van de EU met de VS en Rusland, en de associatieverdragen in relatie tot Horizon 2020 met verschillende geassocieerde of nabuurschapslanden. De totstandkoming van de verdragen met de VS en met Rusland ligt op schema en de verwachting is dat in de loop van 2014 alle associatieverdragen zullen zijn afgerond. De Commissie heeft de onderhandelingen met Zwitserland over associatie met Horizon 2020 voorlopig opgeschort in verband met de onduidelijkheid over de Zwitserse goedkeuring van de overeenkomst tussen de EU en Kroatië over het vrije verkeer van personen.

Naar boven