21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 304 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2013

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 18 en 19 februari 2013.

Tijdens het onderzoeksdeel op 18 februari wisselde de Raad van gedachten over de onderzoeks- en innovatieaspecten van de Annual Growth Survey, die de Commissie op 28 november 2012 heeft gepubliceerd. Daarnaast vond er een oriëntatiedebat plaats over de mededeling van de Commissie over betere toegang tot wetenschappelijke informatie.

Tijdens het interne markt- en industriedeel op dinsdag 19 februari spraken de lidstaten over de evaluatie van de REACH-verordening en het actieplan ondernemerschap 2020. In het kader van de Annual Growth Survey werd gesproken over het versterken van het groeivermogen van de Europese Unie, met specifieke aandacht voor de stand van zaken van de integratie van de interne markt.

Onder het agendapunt «diversen» informeerde de Commissie de Raad over de stand van zaken van het kernfusieproject ITER. Vervolgens presenteerde De High Level Group voor gezamenlijk programmeren van onderzoek haar tweejaarlijkse rapport aan de Raad. Daarnaast informeerde de Commissie de Raad over het wetgevingspakket op het gebied van productveiligheid en markttoezicht, de missies voor groei en de stand van zaken van de onderhandelingen over het Douanewetboek. De Belgische delegatie vroeg vervolgens aandacht voor de situatie van de Europese staalindustrie en de Poolse delegatie voor het Commissievoorstel over de herziening van de richtlijn tabaksproducten.

En marge van de Raad werd de overeenkomst betreffende het Eengemaakt Octrooigerecht getekend (ook wel het unitair octrooigerecht of rechtspraakverdrag genoemd). Behalve Spanje, Polen en Bulgarije hebben alle lidstaten het verdrag ondertekend. In tegenstelling tot Spanje, zullen Polen en Bulgarije het verdrag naar verwachting ook ondertekenen. Italië tekende het verdrag, ondanks de bezwaren die het eerder aantekende tegen de nauwere samenwerking op het terrein van het unitair octrooi.

Indien het rechtspraakverdrag door minstens dertien landen, waaronder in ieder geval Frankrijk, Duitsland en Verenigd Koninkrijk, wordt geratificeerd, treedt het verdrag in werking.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

VERSLAG VAN DE RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN VAN 18–19 FEBRUARI 2013

ONDERZOEK

Europees Semester; onderzoek en innovatie

Als onderdeel van het Europees Semester wilde het voorzitterschap aanvankelijk de Innovatie Unie en de nieuwe innovatie-indicator bespreken. Aangezien de Commissie de mededeling hierover nog niet gepubliceerd had, werd er van gedachten gewisseld over de bijdrage van het onderzoeks- en innovatiebeleid aan het creëren van duurzame groei en banen. Het voorzitterschap nodigde de lidstaten uit te discussiëren aan de hand van drie thema’s: de manier waarop Europa een leiderschapspositie kan bereiken; de rol die publiek-private samenwerking heeft bij de versterking van investeringen in onderzoek en innovatie; en de wijze waarop de resultaten van onderzoek en ontwikkeling kunnen worden vertaald naar producten en diensten.

Namens de Commissie gaf Commissaris Geoghegan-Quinn aan dat het herstel van de economische crisis nog niet in zicht is. De eerste prioriteit is om per land een gedifferentieerde groeistrategie op te stellen om de overheidsbudgetten op orde te brengen. Deze mag echter niet ten koste gaan van publieke uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling. De Commissaris constateerde dat de totale uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling voor het eerst zijn afgenomen en zij riep de lidstaten dan ook op om deze te blijven beschermen.

De meeste lidstaten bevestigden het belang van het op peil houden van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Nederland legde hierbij de nadruk op productiviteitsgroei en verwees naar de uitkomsten van de afgelopen Europese Raad over de EU-begroting voor 2014–2020. Nederland gaf aan te zullen blijven pleiten voor een modernere EU-begroting. Daarnaast moeten de uitgaven van private partijen aan onderzoek en ontwikkeling omhoog. In aansluiting op een aantal andere lidstaten onderstreepte Nederland het belang van investeringen in fundamenteel onderzoek voor de langetermijngroei. Een aantal lidstaten gaf aan dat investeringen in de generieke sleuteltechnologieën essentieel zijn voor het concurrentievermogen van de Europese Unie. Behalve investeringen in onderzoek en innovatie noemden verschillende lidstaten, waaronder Nederland, het belang van goede randvoorwaarden. Hieronder vallen onder andere de beschikbaarheid van kapitaal en lage administratieve lasten. Nederland legde daarnaast de nadruk op de randvoorwaarden die met de verdere uitbouw van de Europese Onderzoeksruimte ERA op orde gebracht moeten worden. Ook onderstreepte Nederland het belang van investeringen in sociale innovatie, die het beheer en de commerciële exploitatie van kennis kunnen verbeteren.

Publiek-private samenwerking werd door de meeste lidstaten, waaronder Nederland, beschouwd als een goede manier om technologieontwikkeling naar de markt te brengen. De samenwerking tussen excellente onderzoekers en ambitieuze ondernemers kan leiden tot innovatieve oplossingen voor economische en maatschappelijke uitdagingen. Toegang tot financiering en de betrokkenheid van het mkb werden genoemd als belangrijke aandachtspunten bij de vertaling van R&D-resultaten naar producten en diensten. Diverse lidstaten, waaronder Nederland, legden daarbij de nadruk op excellentie: het beste onderzoek en de meest innovatieve bedrijven moeten worden gestimuleerd. Nederland gaf aan dat in een geïntegreerd valorisatiebeleid – van idee naar markt – naast voornoemde aspecten vooral een goed onderwijs- en human capital-beleid van belang zijn. Het voorzitterschap rondde de discussie af met de aankondiging dat het met een samenvattend rapport zal komen.

Toegang tot wetenschappelijke informatie

De Raad wisselde van gedachten over toegang tot wetenschappelijke informatie die het resultaat is van publiek gefinancierd onderzoek. Het voorzitterschap lichtte toe dat het debat aansloot op de mededeling uit juli 2012 over betere toegang tot wetenschappelijke informatie en een hoger rendement op publieke onderzoeksuitgaven. Bij die mededeling hoorde ook een aanbeveling voor de lidstaten over toegang en bewaring van wetenschappelijke informatie.

Namens de Commissie benadrukte Commissaris Geoghegan-Quinn dat open toegang tot gegevens cruciaal is om mensen en ideeën bijeen te brengen. De verspreiding van wetenschappelijke kennis onder de belangrijkste belanghebbenden op het gebied van het Europees onderzoek moet worden geoptimaliseerd. Dit is volgens de Commissie van essentieel belang voor economische groei en draagt bij aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen.

Alle lidstaten erkenden het belang van een meer open toegang tot wetenschappelijke informatie. Met name het streven naar open toegang als basisprincipe in Horizon 2020 voor publicaties die voortkomen uit publiek gefinancierd onderzoek werd breed gesteund. Enkele lidstaten benadrukten het belang van open toegang van zowel artikelen als onderzoeksdata voor het bedrijfsleven. Andere lidstaten, waaronder Nederland, legden wat betreft onderzoeksdata juist de nadruk op een behoedzame aanpak, zodat de legitieme belangen van wetenschappers en bedrijven niet geschaad worden. Hierbij moet, aldus Nederland,het uitgangspunt zijn: «open als het kan, beschermd als het moet». Nederland legde daarnaast nadruk op het feit dat men in de verschillende vakgebieden vaak het beste weet op welke wijze data opgeslagen en toegankelijk gemaakt moet worden. Het belang van gezamenlijke standaarden en e-infrastructures voor opslag werd door alle lidstaten breed gesteund. Het voorzitterschap sloot zich in de afsluiting nadrukkelijk bij het Nederlandse uitgangspunt: «open als het kan, beschermd als het moet» aan.

Lunchdiscussie

Tijdens de informele lunch van het onderzoeksdeel van de Raad is gesproken over de strategieën voor smart specialisation. In deze strategie formuleren landen en regio's hoe zij onderzoek en innovatie willen stimuleren voor het versterken van het concurrentievermogen. Het voorzitterschap ziet 2013 als een cruciaal jaar voor de ontwikkeling van deze «slimme specialisatie» in de lidstaten en wilde daarom de discussie over dit onderwerp aangaan. Nederland is in dit proces al ver gevorderd.

INTERNE MARKT- EN INDUSTRIE

Europees Semester; interne markt en industrie

De Raad wisselde van gedachten over de interne markt- en industrieaspecten van het Europees Semester. In een korte inleiding gaf het voorzitterschap aan te werken aan een succesvolle uitwerking van het Europees semester, die zal bijdragen aan het creëren van economische groei en banen. Hierbij vroeg het voorzitterschap aandacht voor de stand van zaken ten aanzien van de integratie van de interne markt. Dit naar aanleiding van de interne markt-bijlage bij de Annual Growth Survey. Het voorzitterschap nodigde de lidstaten uit te discussiëren aan de hand van drie thema’s: het Europese industriebeleid; de interne markt voor diensten en de governance van de interne markt. Er zijn volgens het voorzitterschap nog extra maatregelen nodig om de barrières in de dienstensector te slechten en de implementatie van de dienstenrichtlijn te verbeteren. Daarnaast dient de governance van de interne markt versterkt te worden. Ook benadrukte het voorzitterschap dat het Europese industriebeleid meer gericht moet zijn op opkomende markten en nieuwe technologieën.

Commissaris Barnier gaf aan dat het Europees Semester minder over bezuinigingen moet gaan en meer over groei en concurrentievermogen. De Commissaris vroeg met name aandacht voor de voltooiing van de Single Market Act I en beklemtoonde het belang van overeenstemming over het aanbestedingspakket, de herziening van de richtlijn beroepskwalificaties en de jaarrekeningenrichtlijn. Tevens onderstreepte hij het belang van de voorstellen onder de Single Market Act II. De wijziging van de insolventieverordening, het nieuwe voorstel voor een horizontale verordening markttoezicht en een nieuwe verordening algemene productveiligheid en het vierde spoorwegpakket vormen daarvan belangrijke onderdelen. Daarnaast wees de Commissaris op het belang van een goede implementatie. Hij complimenteerde de lidstaten met het goede resultaat op het jaarlijkse Scoreboard, dat dezelfde dag door hem was gepresenteerd.1 Tegelijkertijd benadrukte hij het belang van een blijvende goede implementatie in de toekomst. De Commissie kondigde aan in oktober 2013 aandacht te vragen voor de interne markt door met burgers en sociale partners in debat te gaan. De Commissie riep de lidstaten tenslotte op om de daad bij het woord te voegen om samen te komen tot een solide basis voor de interne markt.

Alle lidstaten verwelkomden de Annual Growth Survey en de bijlage daarbij over de interne markt. Veel lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang van structurele hervormingen voor versterking van het Europese concurrentievermogen. Nederland benadrukte in deze context opnieuw het belang van het doen van en vervolgens het uitvoeren van landenspecifieke aanbevelingen. Deze zou kunnen bijdragen aan een betere governance van de interne markt. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang van groeibevorderende maatregelen op Europees niveau, zoals versterking van de interne markt, vermindering van regeldruk, stimulering van onderzoek en innovatie en verbetering van de toegang tot financiering.

Naar aanleiding van de introductie van het voorzitterschap onderstreepten verschillende lidstaten dat het industriebeleid met name een nationale bevoegdheid is. Andere lidstaten pleitten daarentegen voor een actief Europees industriebeleid ter bescherming van de Europese industrie. Ten aanzien van de interne markt noemden de meeste lidstaten, waaronder Nederland, de dienstensector, de transportsector en de digitale interne markt als prioritaire sectoren. De dienstenrichtlijn werd door bijna alle lidstaten als cruciaal element voor de interne markt aangemerkt: een betere implementatie werd breed gesteund. De meeste lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten dat reguliere monitoring van de interne markt een belangrijk instrument vormt om de governance van de interne markt te verbeteren.

Het voorzitterschap concludeerde dat er veel voortgang is geboekt ten aanzien van de integratie van de interne markt en dat er overeenstemming bestaat over de nog bestaande obstakels. Het voorzitterschap constateerde echter dat er geen consensus is over de rol die Europa moet spelen in het industriebeleid.

Actieplan ondernemerschap 2020

De Raad wisselde van gedachten over de stimulering van het ondernemersklimaat in Europa. Het voorzitterschap benadrukte het belang van een vruchtbaar klimaat voor ondernemers, waarin nieuwe banen gecreëerd kunnen worden. Aansluitend presenteerde de vicevoorzitter van de Europese Commissie Tajani zijn actieplan ondernemerschap 2020, dat op 9 januari 2013 is gepubliceerd. De Commissie onderstreepte dat Europeanen meer aarzeling hebben om ondernemer te worden dan mensen in andere regio’s. Uit onderzoek van de Europese Commissie blijkt dat 51 procent van de ondervraagde Amerikanen en 56 procent van de Chinezen liever zelfstandig ondernemer zijn dan werknemer in loondienst. Dit percentage blijkt in Europa slechts 37 procent te bedragen. Vicevoorzitter Tajani riep lidstaten daarom op om actie te ondernemen op drie prioritaire terreinen. Ten eerste nodigde hij lidstaten uit om scholieren tijdens hun opleiding meer in aanraking te laten komen met ondernemerschap. Ten tweede werden lidstaten aangespoord om onder specifieke groepen, zoals jongeren, vrouwen, migranten en ouderen, potentiële ondernemers te stimuleren,. Ten slotte moedigde de Commissie de lidstaten aan om het ondernemersklimaat te versterken door betere toegang tot kapitaal en stimulering van innovatie.

Een groot aantal lidstaten benadrukte het belang van de stimulering van ondernemerschap, in het bijzonder tijdens deze moeizame economische tijden. Een meerderheid van de lidstaten gaf aan ondernemerschapsbeleid primair een nationale bevoegdheid te vinden. De rol van de Unie dient zich in het bijzonder te concentreren op versterking van de interne markt, uitvoering van de digitale agenda, vermindering van de regeldruk en verbetering van de toegang tot kapitaal. Nederland merkte op dat sommige suggesties van de Commissie een te gedetailleerd karakter hebben, zoals op fiscaal gebied, waar de lidstaten een exclusieve bevoegdheid hebben, en ten aanzien van het onderwijs. Daarnaast noemde een aantal lidstaten, waaronder Nederland, het belang van de uitwisseling van best practices. Sommige lidstaten onderstreepten dat uitvoering van dit actieplan dient plaats te vinden in samenhang met andere Europese initiatieven op dit terrein, zoals de Small Business Act. Het voorzitterschap gaf ter afsluiting aan dat tijdens de informele Raad voor Concurrentievermogen in Dublin, op 2 en 3 mei 2013, een vervolg op deze gedachtewisseling zal plaatsvinden.

REACH

De Raad wisselde van gedachten over de evaluatie van de REACH-verordening. Deze verordening uit 2007 verplicht onder andere fabrikanten en importeurs chemische stoffen die in de EU geproduceerd of geïmporteerd worden, te testen en te registreren. Als een stof al eerder getest is, moeten die resultaten worden gedeeld tegen een redelijke vergoeding.

De Commissie, bij monde van haar vicevoorzitter Tajani, presenteerde allereerst de resultaten van de evaluatie van de REACH-verordening. Hierin concludeert de Commissie dat REACH goed functioneert en het gebruik van chemische stoffen in Europa veiliger is geworden. Een grondige herziening van de wetgeving is dan ook niet noodzakelijk. Wel dient de uitvoering van REACH te worden geoptimaliseerd door de kwaliteit van de registratiedossiers te verbeteren, de coördinatie tussen nationale instanties te versterken en zowel de financiële als de administratieve lasten voor het mkb te verminderen. De Commissie ging vervolgens ook kort in op de regelgeving inzake nanomaterialen. Er worden in hoog tempo andere nieuwe nanomaterialen en nieuwe toepassingen ontwikkeld en veel van deze materialen kennen innovatieve toepassingen, zoals katalysatoren, elektronica, zonnepanelen en biomedische toepassingen. Nanomaterialen kunnen dus bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen en kennen ook een belangrijke economische component. Zo werken naar schatting binnen de EU tussen de 300.000 en 400.000 mensen in deze sector met een jaaromzet van ongeveer 20 miljard euro. De Commissie wil echter niet aan de risico's voorbijgaan. Risicobeoordeling voor nanomaterialen is daarom noodzakelijk en REACH biedt het best mogelijke kader voor risicobeheersing van nanomaterialen wanneer deze voorkomen als stoffen of mengsels. Tot slot stipte de Commissie de Roadmap inzake zeer ernstige zorgstoffen aan. Deze Roadmap moet er toe leiden dat in 2020 alle voor de Europese Unie relevante stoffen van zeer ernstige zorg zijn geïdentificeerd. Op dit moment zijn er 138 nieuwe stoffen geïdentificeerd. Op termijn moet beoordeeld worden voor welke stoffen uiteindelijk risicobeperkende maatregelen nodig zijn.

De lidstaten, waaronder Nederland, verwelkomden de evaluatie van de Commissie en deelden de positieve conclusie van de Commissie dat REACH in algemene zin goed functioneert en positief uitwerkt op gestelde doelstellingen als bescherming van de volksgezondheid en het milieu. De verordening hoeft dan ook niet geheel te worden herzien. Tegelijkertijd uitten vrijwel alle lidstaten, waaronder Nederland, hun zorgen over de administratieve lasten en kosten voor bedrijven, met name het mkb, die volgen uit de verplichtingen van REACH. Het mkb moet beter in staat worden gesteld om deel te nemen aan het registratiesysteem en registratie ook op tijd af te ronden. Enkele lidstaten gaven aan dat te strenge regelgeving er niet toe mag leiden dat bedrijven in de problemen komen of hun activiteiten buiten de EU gaan ontplooien, waar minder strenge wetgeving geldt. Daarnaast zou er in het handelsbeleid een beperking moeten worden opgenomen voor de import van stoffen om zo een level playing field te houden. Met betrekking tot de kosten voor het bedrijfsleven merkte Nederland op dat deze met name veroorzaakt worden door de kosten die bedrijven elkaar onderling in rekening brengen. Nederland riep op tot een discussie op Europees niveau over hoe tot kostenverlaging te komen.

Alle lidstaten spraken steun uit voor de mededeling over nanomaterialen, waarin de Commissie concludeert dat REACH het beste kader blijft voor het risicobeheer van nanomaterialen, maar dat binnen dit kader specifiekere voorschriften voor nanomaterialen noodzakelijk zijn. De Commissie overweegt in dit licht een aantal REACH-bijlagen te wijzigen. Ook Nederland benadrukte het belang van een goed werkend registratiesyteem voor nanomaterialen op EU-niveau. Nederland sprak zijn zorg uit over de ontwikkeling van nationale registratiesystemen die de werking van de interne markt kunnen belemmeren. Nederland pleitte voorts, in aanvulling op de noodzakelijke aanpassing van de bijlagen, voor een juridisch bindende definitie van nanomaterialen en riep de Commissie op met voorstellen hiertoe te komen.

Vicevoorzitter Tajani concludeerde dat er al stappen zijn ondernomen om het mkb tegemoet te komen. De verbetering van vertalingen van de verschillende registratieformulieren is hier een goed voorbeeld van. Verder zegde de Commissie voor het mkb een verlaging toe van de registratiekosten die in rekening worden gebracht door het ECHA, het Europees Agentschap voor chemische stoffen. De Commissie kijkt verder hoe het mkb hierbij geholpen kan worden.

Lunchdiscussie

Tijdens de informele lunch van het industrie- en interne marktdeel van de Raad wisselden de Raad en Commissaris Almunia van gedachten over de modernisering van het staatssteunbeleid. Hierbij gaf de Commissaris een toelichting op het door de Commissie gepubliceerde pakket bestaande uit drie voorstellen, namelijk de procedureverordening, de machtigingsverordening en de groepsvrijstellingsverordening. Nederland gaf hierbij aan het streven van de Commissie om de regels voor staatssteun te vereenvoudigen te steunen. Nederland benadrukte dat dit moet leiden tot een beter functionerende interne markt en tot minder administratieve lasten.

DIVERSEN

Productveiligheid en markttoezicht

De Commissie bij monde van vicevoorzitter Tajani en Commissaris Borg presenteerden het nieuwe productveiligheidspakket, dat op 13 februari 2013 is gepubliceerd. Dit betreft een horizontale verordening voor markttoezicht en een verordening voor algemene productveiligheid. Het pakket moet bijdragen aan heldere informatie voor consumenten, meer eenduidige regelgeving en vermindering van illegale handelsstromen. Hoewel er geen discussie was voorzien, vroegen enkele lidstaten, waaronder Nederland, aandacht voor de verplichte vermelding van het land van oorsprong bij goederen. Een dergelijk voorstel verhoogt de lasten voor het bedrijfsleven en overheden en de kosten voor consumenten zonder dat het bijdraagt aan grotere transparantie voor de consument. Er waren andere lidstaten die de verplichting juist verwelkomden.

Douanewetboek

Het voorzitterschap informeerde de Raad over de stand van zaken van de onderhandelingen over het nieuwe douanewetboek van de Unie. Tussen de lidstaten lijkt een grote mate van overeenstemming te bestaan over de inzet van de Raad voor de onderhandelingen met het Europees Parlement en de Commissie. De Commissie, bij monde van Commissaris Šemeta benadrukte het belang van spoedige voortgang op dit dossier, omdat op 25 juni 2013 het huidige Europese douanewetboek afloopt. Met name het tijdschema van het Europese Parlement baart de Commissie zorgen.

Nederland nam als enige lidstaat het woord en gaf aan dat de compromistekst niet in alle opzichten een modernisering van de huidige regels is, en in bepaalde gevallen tot verhoging van de administratieve lasten leidt. Nederland verzocht de Commissie en de Raad deze punten nogmaals in overweging te nemen. De Commissie gaf aan de Nederlandse bezwaren te kennen en bereid te zijn om verbeteringen van de tekst tijdens de onderhandelingen met het Europees Parlement te bespreken.

Missies voor groei

Vicevoorzitter Tajani informeerde de Raad over de missies die de Europese Commissie organiseert. Doel van deze missies is het internationale ondernemen van bedrijven te stimuleren en Europa te promoten als interessante regio voor buitenlandse investeringen. Deze handelsmissies zijn complementair aan de handelsmissies die de lidstaten organiseren. Hoewel er geen discussie was voorzien, nam een aantal lidstaten het woord. De lidstaten onderstreepten het belang van internationalisering van het mkb. Enkele lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten daarbij het belang om de Raad tijdig te betrekken bij eventuele intentieverklaringen die worden afgesloten met derde landen. De Commissie zegde toe de Raad voortaan geregeld te informeren over deze missies.

Staalindustrie

De Belgische delegatie had verzocht om een informatiepunt over de slechte situatie van de staalindustrie in Europa. België benadrukte het belang van deze industrie voor het concurrentievermogen van Europa en riep de Commissie op zo spoedig mogelijk met een integraal actieplan te komen. Vicevoorzitter Tajani gaf aan de zorgen van de lidstaten te delen. De Commissie is vorig jaar de High Level Roundtable on the future of the European Steel Industry gestart die medio 2013 met een advies aan de Commissie komt over mogelijke maatregelen. De Commissie brengt op basis daarvan een mededeling uit. De Commissaris benadrukte het belang van gezamenlijke actie en riep de lidstaten op niet eenzijdig tot actie over te gaan.

Hoewel er geen discussie was voorzien, nam een aantal lidstaten het woord. Een aantal lidstaten vroeg daarbij aandacht voor de verslechtering van de concurrentiepositie van Europese bedrijven door de stijging van de Europese energieprijzen, zeker wanneer straks het EU Emissions Trading System wordt aangescherpt. De meeste lidstaten riepen de Commissie op te werken aan een kader waarbinnen eerlijke concurrentie mogelijk is. Enkele lidstaten vroegen in dit verband om herziening van de Europese milieueisen en mogelijke compensatie voor energie-intensieve industrieën. Zij achtten dit noodzakelijk om de toekomst van de Europese industrieën te garanderen, de concurrentiepositie te bewaken en de werkgelegenheid te waarborgen.

Herziening tabaksrichtlijn

De Poolse delegatie vroeg aandacht voor de impact van de herziening van de richtlijn tabaksproducten op het concurrentievermogen en de interne markt. Commissaris Borg gaf aan met dit voorstel de volksgezondheid in Europa te willen beschermen en in het voorstel rekening te hebben gehouden met alle belangen, waaronder de effecten op het concurrentievermogen van Europa. Een aantal landen reageerde op het Poolse voorstel en gaf aan bezorgd te zijn over de mogelijke negatieve economische effecten van de voorgestelde richtlijn. Deze lidstaten riepen daarom op tot een meer gedegen economische kosten-batenanalyse om zo de economische effecten van de richtlijn beter te kunnen inschatten.

Gezamenlijk programmeren van onderzoek

De High Level Group voor Gezamenlijk Programmeren presenteerde haar tweejaarlijkse rapport aan de Raad. Door middel van het gezamenlijke programmeren van onderzoek tussen de lidstaten wordt beoogd nationaal onderzoeksbeleid op het gebied van een aantal maatschappelijke uitdagingen op Europees niveau af te stemmen. Inmiddels zijn er zes strategische agenda’s goedgekeurd, vijf proefprojecten gestart en negen initiatieven gestart waarin de lidstaten op basis van een gezamenlijke agenda samenwerken. Eind februari 2013 vindt in Dublin een conferentie plaats over gezamenlijk programmeren.

ITER

De Commissie, bij monde van Commissaris Oettinger, gaf een korte update van de stand van zaken rond het kernfusieproject ITER. Hiermee wordt voldaan aan de eerder door de Raad geformuleerde wens om voortaan regulier op de hoogte te worden gehouden van de voortgang. De Commissie gaf aan dat diverse belangrijke stappen in het bouwproces zijn gemaakt. Ook zijn er binnen de ITER organisatie stappen gezet om de controle op de kosten en het verloop van de bouw te verbeteren. De Commissie heeft daarbij duidelijk naar voren gebracht dat de Europese bijdrage binnen budget moet blijven. Ook binnen de Europese aanbestedingsorganisatie (Fusion for Energy, F4E) zijn stappen gezet om het management van de Europese bijdragen aan ITER te verbeteren. De Commissaris kondigde aan in september 2013 een ministeriele conferentie te willen organiseren waarvoor de ministers van verschillende partnerlanden uitgenodigd zullen worden.

Naar boven