21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 289 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2012

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 30 en 31 mei 2012. De Raad bestond uit een deel over interne markt en industrie, en een onderzoeksdeel.

Tijdens het deel over interne markt en industrie bereikte de Raad een gedeeltelijke gemeenschappelijke benadering over het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en het mkb 2014–2020. Verder is overeenstemming bereikt over een algemene benadering over alternatieve en online geschillenbeslechting. Daarnaast is er een oriënterend debat gehouden over de voorstellen voor het gunnen van overheidsopdrachten en de erkenning van beroepskwalificaties. De Raad nam tevens conclusies aan over de digitale interne markt en de governance van de interne markt. Tot slot informeerde het voorzitterschap de Raad over de onderhandelingen voor het unitair octrooi. Tijdens de lunch sprak de Raad over de interne markt akte.

Tijdens het onderzoeksdeel bereikte de Raad een gedeeltelijk gemeenschappelijke benadering over de algemene verordening van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie 2014–2020 (Horizon2020). Tevens nam de Raad conclusies aan over de Europese Innovatiepartnerschappen (EIP’s). Tenslotte informeerde het voorzitterschap de Raad over de onderhandelingen over de onderhandelingen over de Strategische Innovatie Agenda en het programma van het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Over het Europees Insitituut voor Innovatie en Technologie werd ook tijdens de lunch gesproken.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

INTERNE MARKT EN INDUSTRIE

Het programma voor versterking van het concurrentievermogen van bedrijfsleven en MKB

Het voorzitterschap onderstreepte het belang van het MKB voor het versterken van het groeivermogen van de Europese Unie. Het MKB is een belangrijke motor voor groei en banen. Met name de toegang tot financiering is van groot belang voor het MKB. Het verbeteren daarvan is dan ook een belangrijk doel van dit programma.

De Commissie, bij monde van Commissaris Tajani, onderstreepte de bijdrage van dit programma voor groei. Zowel door het verlagen van administratieve lasten als het verbeteren van toegang tot financiering. Daarnaast ziet hij een belangrijke rol voor het Enterprise Europe Network (EEN). Dit netwerk van nationale instanties heeft een belangrijke bijdrage bij het ondersteunen van het bedrijfsleven dat de grens over gaat en bij het tot stand brengen van partnerschappen over de nationale grenzen. Tenslotte onderstreepte Commissaris Tajani het belang van de toeristische sector.

Alle lidstaten, inclusief Nederland, onderstreepten het belang van de bijdrage van het MKB voor groei. Nederland voegde hieraan toe dat het programma zich moet richten op groei en banen. Hiervoor is het met name van belang dat de toegang tot financiering wordt verbeterd. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, pleitte dan ook voor een grotere focus van het programma op de toegang tot financiering.

Het voorzitterschap concludeerde dat er overeenstemming is bereikt over de algemene benadering. De financiële aspecten van dit voorstel, inclusief de verdeling binnen het programma, zijn door het voorzitterschap tussen haken geplaatst in afwachting van de uitkomsten van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020. De onderhandelingen met het Europees Parlement, Commissie en de Raad zullen onder het aankomende voorzitterschap plaatsvinden.

Alternatieve en online geschilbeslechting

Het voorzitterschap onderstreepte het belang van deze beide voorstellen voor de digitale interne markt. De richtlijn en de verordening zorgen ervoor dat de consument beter beschermd is wanneer een geschil over een product of dienst ontstaat. Hierbij is van belang dat de waardevolle ADR systemen die in verschillende lidstaten reeds jarenlang dienst doen in stand kunnen blijven. Dit laatste heeft naar de mening van het voorzitterschap geleid tot een evenwichtige compromistekst voor beide voorstellen. Het voorzitterschap gaf aan een breed toepassingsbereik van belang te achten. Door alleen aanbieders van hoger onderwijs die geheel of gedeeltelijk door de overheid worden gefinancierd uit te sluiten is dit gehandhaafd.

Commissaris Dalli gaf aan van mening te zijn dat een evenwichtig voorstel op tafel ligt. De Commissie zal in de komende periode, tijdens de onderhandelingen tussen Raad, Commissie en Europees Parlement aandacht vragen voor verdergaande maatregelen voor de informatieverstrekking aan consumenten. De Commissie onderstreepte tevens het belang dat consumenten in zoveel mogelijk sectoren van de consumentenmarkt de mogelijkheid wordt geboden een geschil buitengerechtelijk te laten beslechten. De Commissie zal er dan ook voor waken dat in de verdere onderhandelingen dit niet wordt afgezwakt.

Diverse lidstaten, waaronder Nederland, onderstreepten het belang van een laagdrempelige mogelijkheid om eventuele geschillen te laten beslechten. Dit zal een impuls geven aan de interne markt en daarmee het groeivermogen van de Europese Unie. Nederland wees daarbij op het goedwerkende systeem in Nederland en onderstreepte het belang van behoud van dit goed werkende systeem. De voorliggende teksten geven Nederland het vertrouwen dat dit het geval is. Een aantal lidstaten onderstreepte het belang dat lidstaten zelf kunnen bepalen welke geschilbeslechtingsinstellingen zij aanmelden als «Alternative Dispute entity» bij de Europese Commissie. Twee lidstaten onthouden zich van stemming. Duitsland meende dat er meer sectoren zouden moeten worden uitgesloten (o.a. woninghuur en sociale dienstverlening), omdat alternatieve geschilbeslechting daar geen goede oplossing kan bieden. Roemenië is van mening dat een goed werkend ADR systeem in Europa slechts bewerkstelligd kan worden wanneer bedrijven verplicht worden zich bij een ADR instelling aan te sluiten.

Het voorzitterschap concludeerde dat er brede overeenstemming binnen de Raad bestaat over de voorliggende compromisteksten voor de concept richtlijn alternatieve geschilbeslechting en de verordening online geschilbeslechting. Het voorzitterschap nam nota van het onthouden van stemming van de twee lidstaten. De onderhandelingen tussen het Europees Parlement, de Commissie en de Raad zullen onder het aankomende Cypriotisch voorzitterschap plaatsvinden.

Beroepskwalificaties

De Raad voerde een debat over de herziening van de richtlijn beroepskwalificaties, de beroepskaart en de zogenaamde proportionaliteitstoets ten aanzien van gereglementeerde beroepen. De Europese Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, benadrukte dat het voorstel tot één van de prioriteiten van de interne markt akte behoort. Het streven is om dit jaar tot een akkoord te komen. Doel van de beroepskaart is om in belangrijke sectoren de verificatie en vertaling van diploma’s en werkervaring te vergemakkelijken en daarmee mobiliteit voor belangrijke sectoren te stimuleren. Commissaris Barnier wees erop dat het niet gaat om erkenning van diploma’s. Dat zou te hoge kosten met zich meebrengen aangezien lidstaten die het betreffende beroep niet hebben gereglementeerd daar geen bevoegde autoriteit voor hebben.

Vermindering van het aantal gereglementeerde beroepen

Veel lidstaten, waaronder Nederland, markeerden het belang van de herziening van deze richtlijn voor de Europese groeiagenda. Er is veel winst te behalen voor de interne markt van beroepsbeoefenaars door het wegnemen van belemmeringen, met name door de vermindering van het aantal gereglementeerde beroepen. Een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, steunde daarom het voorstel voor de proportionaliteitstoets. Een paar lidstaten benadrukte hierbij wel dat publieke belangen goed moeten worden beschermd. Deze lidstaten gaven aan dat het moet gaan om het wegnemen van ongerechtvaardigde belemmeringen en dat het aan de lidstaten is om beroepseisen te bepalen op eigen grondgebied. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, gaf aan dat het belangrijk is dat lidstaten zo spoedig mogelijk met de evaluatie te beginnen en prees de lidstaten die hier al vrijwillig mee waren begonnen. Een aantal lidstaten was kritisch over de proportionaliteitstoets. Deze lidstaten wezen op het risico van onnodige werklast en rapportageverplichtingen vanwege de decentrale structuur in hun landen.

Het voorzitterschap concludeerde dat er veel steun is bij de lidstaten voor de proportionaliteitstoets. Wel constateerde het voorzitterschap een verschil in de mate van ambitieniveau. Sommige lidstaten wensen vergaande dereglementering op het terrein van gereglementeerde beroepen, terwijl andere lidstaten minder ambitieus zijn. Een aantal lidstaten al bezig met de evaluatie. Het voorzitterschap concludeerde dan ook dat onder andere de reikwijdte en objectieve criteria van rechtvaardiging moeten worden uitgewerkt en markeerde de wens van spoedige behandeling van het voorstel gezien het belang voor de economische groei.

Beroepskaart

Veel lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan kritisch te staan tegenover de beroepskaart. De kosten moeten opwegen tegen de baten. Deze lidstaten markeerden dat juist voor lidstaten met weinig gereglementeerde beroepen de beroepskaart extra administratieve lasten met zich mee brengt. Lidstaten die een beroep niet hebben gereglementeerd mogen niet gestraft worden met extra lasten die door reglementering in andere lidstaten veroorzaakt wordt. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, merkte hierbij op dat het uiteindelijk gaat om de daadwerkelijke toegang van een beroepsbeoefenaar tot de arbeidsmarkt in een andere lidstaat. In de beoordeling van het voorstel moet het effect op economische groei en mobiliteit van beroepsbeoefenaars centraal staan. Extra administratieve lasten staan hier haaks op.

Commissaris Barnier toonde begrip voor lidstaten met bezwaren ten aanzien van de beroepskaart, maar markeerde dat het niet de bedoeling is extra lasten te creëren. Doel van de kaart is juist te besparen op ingewikkelde procedures. Het is niet de bedoeling nieuwe structuren op te zetten. Uitdaging is nu te bepalen hoe en voor welke beroepen de beroepskaart zou gaan gelden. Het voorzitterschap concludeerde vervolgens dat veel lidstaten het idee van de beroepskaart wel steunen, maar wensen de werking van de kaart te verbeteren en te voorkomen dat er onnodige administratieve lasten ontstaan. De lidstaten hebben vooral vragen hoe om te gaan met de kaart in geval beroepen niet gereglementeerd zijn.

Opleidingsduur verpleegkundigen

Nederland vroeg aandacht voor het voorstel van de Commissie om de minimum opleidingseisen voor automatische erkenning van de opleiding tot verpleegkundige te verhogen, door de eis aan de vooropleiding te verhogen van 10 naar 12 jaar. Nederland benadrukte daarbij dat het moet gaan om de inhoud van de vooropleiding en niet om het aantal jaren. De Nederlandse interventie werd door een aanzienlijk aantal lidstaten gesteund.

Richtlijn overheidsopdrachten

Het voorzitterschap onderstreepte het belang van dit voorstel voor het versterken van het groeivermogen van de Europese Unie. Door flexibilisering van de huidige richtlijn kan veel geld bespaard worden. Het is van het belang om voor eind van dit jaar tot overeenstemming te komen. Het voorzitterschap had twee discussiepunten geagendeerd, namelijk elektronisch aanbesteden en de oprichting van een toezichtorgaan. Elektronisch aanbesteden kan een belangrijke bijdrage leveren bij het verlagen van de administratieve lasten en het beter toegankelijk maken van overheidsopdrachten. Het voorzitterschap onderstreepte dan ook het belang om hier snel werk van te maken. Wat betreft het oprichten van een toezichthoudend orgaan gaf het voorzitterschap aan dat de richtlijn zich moet richten op de taken die moeten worden uitgevoerd en de wijze van invulling moet overlaten aan de lidstaten.

De Commissie onderstreepte het belang dat de aanpassing van de richtlijn zorgt voor voldoende toegang van het bedrijfsleven tot overheidsopdrachten. Met name de toegang voor het MKB moet verbeterd worden. Elektronisch aanbesteden kan grote besparingen met zich meebrengen. De voorziene overgangstermijn van 2 jaar na implementatie zou de lidstaten voor het opzetten van elektronisch aanbesteden afdoende tijd moeten geven om goede systemen op te zetten. De Commissie zou daarbij zorgen voor goede ondersteuning bij deze overgang. Wat betreft het verbeteren van het toezicht wees de Commissie op het grote belang dat de regels in de praktijk goed worden nageleefd. Hiervoor is extra toezicht nodig. Tenslotte onderstreepte de Commissie het belang van verdere opening van markten buiten de Europese Unie. Om de druk op deze partijen te vergroten heeft de Commissie een voorstel gedaan om partijen die uit landen komen die onvoldoende toegang bieden te kunnen uitsluiten.

Vele lidstaten, waaronder Nederland, onderstreepten het belang van de richtlijn overheidsopdrachten voor het groeivermogen van Europa. Voor elektronisch aanbesteden onderstreepten diverse lidstaten, waaronder Nederland, de bijdrage van elektronisch aanbesteden aan verlaging van de lasten en toegang tot overheidsopdrachten. Deze lidstaten steunden dan ook de overgangstermijn voor verplichting tot elektronisch aanbesteden van twee jaar na implementatie van de richtlijn. Nederland onderstreepte daarbij het belang van voldoende standaardisatie van de aanbestedingsprocessen. Een aantal andere lidstaten gaf aan graag een langere termijn te willen voor de overgang naar elektronisch aanbesteden met name vanwege technische redenen. Ten aanzien van toezicht gaf een groot deel van de lidstaten, waaronder Nederland, aan de aanpak van het voorzitterschap ten aanzien van het toezicht te kunnen steunen. De richtlijn zou zich moeten richten op de taken voor de lidstaten. De verdere invulling van de organisatie van het toezicht is een nationale aangelegenheid. Diverse lidstaten, waaronder Nederland, wijzen daarbij ook op het voorkomen van disproportionele rapportageverplichtingen. Een paar lidstaten steunt het voorstel van de Commissie waarbij lidstaten worden verplicht een toezichthouder in te stellen. Tenslotte geven een paar lidstaten, waaronder Nederland, aan het voorstel voor het bij aanbestedingen kunnen uitsluiten van partijen die uit landen komen die onvoldoende toegang bieden niet de juiste weg te vinden. Het voorstel geeft een verkeerd signaal aan andere landen en doet afbreuk aan de consequente inzet van de Europese Unie voor open markten.

Het voorzitterschap concludeerde dat de meeste lidstaten de overgangstermijn voor elektronisch aanbesteden van twee jaar na implementatie kunnen steunen. De technische punten kunnen mede met toegezegde steun vanuit de Commissie en de goede voorbeelden in een aantal lidstaten worden opgelost. Ook zag het voorzitterschap veel steun voor de taakgerichte aanpak van het toezicht. Op basis van deze uitkomsten zal dit voorzitterschap en het aankomende voorzitterschap werken aan een verdere uitwerking.

Interne Markt Akte

De Raad nam zonder discussie conclusies aan over de digitale interne markt en over de governance van de interne markt. De Europese Commissie heeft op 8 juni een mededeling uitgebracht over de governance van de interne markt. Uw Kamer zal hierover separaat worden geïnformeerd. Tevens sprak de Raad tijdens een informele lunch verder over de interne markt. Veel lidstaten markeerden dat versterking van de interne markt een belangrijke motor is voor economische groei. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, drong aan op snelle besluitvorming over de eerste reeks prioriteiten van de Interne Markt Akte. In het najaar zal de Europese Commissie een tweede reeks prioriteiten van de Interne Markt Akte aanwijzen. Het creëren van economische groei en banen moet volgens Nederland in die tweede reeks voorop staan. Met name de dienstenmarkt en de digitale interne markt worden gezien als belangrijke prioriteiten. De Europese Commissie heeft op 8 juni een mededeling uitgebracht over de interne markt voor diensten. Uw Kamer wordt hierover separaat geïnformeerd.

Unitair Octrooi

Het voorzitterschap gaf de laatste stand van zaken weer. Het Deense voorzitterschap heeft samen met het aankomende Cypriotische voorzitterschap een roadmap opgesteld met daarin de werkzaamheden die in gang moeten worden gezet zodra er een akkoord is bereikt. Tot op heden is nog geen akkoord bereikt over het nog openstaande punt; de huisvesting van de zetel van de centrale divisie van het octrooigerecht. Het voorzitterschap drong aan op een akkoord uiterlijk eind juni zoals tijdens de Europese Raad van 1 maart is afgesproken. Het voorzitterschap benadrukte het belang hiervan voor het versterken van het Europese concurrentievermogen, maar ook voor de geloofwaardigheid van de EU. De Europese Commissie sloot zich hierbij aan en wees daarbij op het groeiend aantal octrooiaanvragen in China. De Commissie riep de lidstaten op alle flexibiliteit te betrachten teneinde een akkoord te bereiken.

De lidstaten spraken steun uit voor het streven om uiterlijk tijdens de Europese Raad in juni a.s. tot een akkoord te komen. Dat is van belang voor de economische groei in de EU. Nederland benadrukte dat er een inhoudelijk goed pakket ligt dat werkbaar is voor de gebruikers en dat behouden moet blijven. Het is aan het bedrijfsleven niet te verkopen dat de EU niet tot een akkoord kan komen vanwege een zetelkwestie. Nederland bood hierbij de huisvesting van de zetel van de centrale divisie in Den Haag aan als eventueel compromis. Nederland prees daarnaast het tijdpad van het voorzitterschap.

Het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk steunden nadrukkelijk ook de ambitie om een finale akkoord te bereiken in juni. Frankrijk gaf aan dat het compromisvoorstel van december 2011 evenwichtig is. Frankrijk heeft daarvoor compromissen gedaan in ruil voor de zetel van de centrale divisie in Parijs. Duitsland benadrukte dat geen sprake is van een evenwichtig compromisvoorstel en gaf aan in eerdere fase al veel compromissen te hebben gedaan. Op een aantal punten is aanpassing nodig, waaronder de te sterke positie van de centrale divisie. Duitsland gaf aan vast te willen houden aan de claim voor de zetel in München. Het Verenigd Koninkrijk gaf aan vast te houden aan de claim van de zetel van de centrale divisie in Londen.

Het voorzitterschap concludeerde dat er vooralsnog geen akkoord mogelijk blijkt, maar dat er brede steun is om een finale akkoord te bereiken tijdens de Europese Raad van 28 en 29 juni.

ONDERZOEK

Horizon 2020: het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

Het voorzitterschap gaf aan dat er op verzoek van de lidstaten drie grote wijzigingen zijn aangebracht in de algemene verordening ten behoeve van Horizon 2020. Een van de wijzigingen heeft betrekking op het splitsen van voorgestelde maatschappelijke uitdaging «een inclusieve, innovatieve en veilige maatschappij» in een aparte uitdaging «Europa in een veranderende wereld» (vooral gericht op de sociale en geesteswetenschappen) en een aparte uitdaging «veilige samenlevingen» (gericht op aspecten van veiligheid). Daarnaast hebben de lidstaten een aantal zaken expliciet gemaakt die binnen alle onderdelen van Horizon 2020 aandacht verdienen. Hieronder vallen duurzaamheid, waardecreatie uit kennis, deelname van bedrijven (in het bijzonder het MKB), betrokkenheid van de sociale en geesteswetenschappen, internationale samenwerking en het verbreden van deelname aan het programma in het algemeen.

Commissaris Geoghegan-Quinn benadrukte namens de Commissie het belang van Horizon 2020 voor economische groei. Zij riep daarbij de lidstaten op zich in te zetten voor een ambitieus budget voor Horizon 2020 in de onderhandelingen over het Meerjaren Financieel Kader (MFK), de EU-begroting voor 2014–2020. Vervolgens wees de Commissaris op het belang van vereenvoudiging vooral ten behoeve van de deelname van MKB. Op verzoek van enkele lidstaten zegde de Commissaris toe na de onderhandelingen over Horizon 2020 een verklaring af te geven dat in Horizon 2020 dezelfde regels zullen gelden als in het zevende kaderprogramma voor wat betreft stamcelonderzoek. Ten aanzien van het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) benadrukte de Commissaris dat een evaluatie halverwege de financieringsperiode is ingebouwd. Op basis daarvan zal bepaald worden of het EIT voor een in de plannen aangekondigde tweede financieringsronde in aanmerking komt. Tot slot benadrukte de Commissaris het belang van flexibiliteit in het programma.

Vrijwel alle lidstaten verwelkomden de aangebrachte wijzigingen in de algemene verordening van Horizon 2020. Het merendeel van de lidstaten gaf aan in te kunnen stemmen met een gedeeltelijke algemene benadering. Meerdere lidstaten benadrukten daarbij het belang van deelname van het MKB aan het programma en verwelkomden de ambitie dat het MKB in staat moet worden gesteld 20% van het budget van de onderdelen met betrekking tot de maatschappelijke uitdagingen en industriële technologieën moet kunnen verwerven. Enkele lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten daarnaast ook het belang van deelname van het bedrijfsleven in den brede aan het kaderprogramma. Nederland pleitte daarbij in het bijzonder voor het vastleggen van een concrete ambitie die aangeeft dat de bedrijfsdeelname als geheel moet stijgen. Meerdere lidstaten waren hier tegen, omdat zij vreesden dat dit ten koste zou gaan van aandacht voor het MKB. Nederland benadrukte daarop dat er in de verdere onderhandelingen adequate maatregelen overeengekomen moeten worden die ervoor kunnen zorgen dat de bedrijfsdeelname daadwerkelijk stijgt.

Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, wezen daarnaast op het belang van het behoud van de regelgeving uit het zevende kaderprogramma ten aanzien van stamcelonderzoek. Zij onderstreepten dat hiermee de wetgeving in de lidstaten gerespecteerd wordt. Enkele lidstaten waren echter van mening dat stamcelonderzoek op embryonale stamcellen niet toegestaan moet zijn in Horizon 2020.

Enkele voornamelijk Oost-Europese lidstaten benadrukten het belang van het in algemene zin verbreden van deelname aan Horizon 2020. Deze landen willen dat in Horizon 2020 maatregelen genomen worden om lidstaten tegemoet te komen, zoals het mogelijk maken van meer kleine en middelgrote projecten en het harmoniseren van salarissen van onderzoekers in Horizon 2020. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang van het behoud van het excellentieprincipe voor Horizon 2020 en gaven aan dat niet Horizon 2020, maar de cohesiefondsen ingezet moeten worden voor het opbouwen van een excellente kennisbasis. Deze landen keerden zich ook tegen maatregelen om salarissen van onderzoekers te harmoniseren door middel van Horizon 2020.

Het voorzitterschap concludeerde dat er overeenstemming is bereikt over de gedeeltelijke algemene benadering over Horizon 2020.

Europese Innovatiepartnerschappen (EIP’s)

Het voorzitterschap merkte op dat in de Europese Innovatiepartnerschappen (EIP’s) diverse stakeholders werken aan een gezamenlijke stakeholders agenda om ervoor te zorgen dat de innovaties sneller in de maatschappij toegepast worden. Voor de nieuw te vormen EIP’s moet nog een aantal praktische aspecten verder uitgewerkt worden, zoals een transparante governance en implementatie via de juiste politieke en bestaande coördinatiekanalen. De raadsconclusies leggen hiertoe een aantal belangrijke uitgangspunten vast. De Commissie, bij monde van Commissaris Geoghegan-Quinn, onderschreef het belang van een goede governancestructuur. In 2013 zal er een evaluatie plaatsvinden van de EIP’s zodat de ervaring en kennis tussen de EIP’s gedeeld wordt. De conclusies werden vervolgens zonder discussie door de Raad aanvaard.

Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT)

Het voorzitterschap presenteerde het voortgangsrapport met daarin de stand van zaken van de onderhandelingen over het programma van het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) en de Strategische Innovatie Agenda (SIA) van het EIT. De SIA bevat de strategie voor het EIT voor 2014 tot 2020. Het voortgangsrapport biedt een goede basis voor het volgende voorzitterschap om de onderhandelingen voort te zetten.

Namens de Commissie benadrukte Commissaris voor Onderwijs, Vassiliou, dat de uitgesproken ambities met betrekking tot innovatie nu omgezet moeten worden in concrete actie en een bijbehorend budget voor het EIT. Het EIT zorgt ervoor dat onderwijs wordt opgenomen in het innovatiesysteem zodat er wordt geïnvesteerd in de ondernemers van de toekomst. Er zal aandacht zijn voor de synergie van de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIC’s) van het EIT met de andere Europese onderzoek- en innovatie-instrumenten. Ten slotte gaf de Commissaris aan dat de hele EU moet kunnen profiteren van de resultaten van het EIT, bijvoorbeeld via een beurzenprogramma en bredere geografische spreiding van co-locaties van de KIC’s.

De Hongaarse staatssecretaris Cséfalvay gaf, als gastheer van de uitvoeringsorganisatie van het EIT in Boedapest, aan zeer tevreden te zijn met de voortgang die tot nu toe is geboekt. Het voortgangsrapport werd door de Raad voor kennisgeving aangenomen. Tijdens een informele lunch werd verder gesproken over het EIT. Tijdens die lunch markeerde Nederland voorstander te zijn van synergie tussen de verschillende Europese initiatieven vanwege de mogelijkheden van onderlinge versterking en het voorkomen van fragmentatie en duplicatie. Ook pleitte Nederland voor een reductie van administratieve lasten.

Diversen

Modernisering van het staatsteunbeleid

Commissaris voor mededingingsbeleid, Almunia, gaf een presentatie over haar mededeling over de modernisering van het staatssteunbeleid (doc.10266/12). Commissaris Almunia wees op de exclusieve bevoegdheid van de Europese Commissie inzake staatsteunbeleid. De afgelopen jaren heeft de Commissie enorm veel zaken behandeld. Dit heeft de Commissie enorme werklast bezorgd, maar ook ervaring geboden. De Commissie wil deze ervaring benutten voor de hervorming van het staatssteunbeleid. Doel van de Commissie is zich te richten op de grote, meest verstorende steun, zodat een efficiëntieslag kan worden gemaakt. Ook richt de Commissie zich op een betere samenwerking en verdeling van de werkzaamheden tussen Commissie en lidstaten. Daarnaast wenst de Commissie via staatssteuncontrole de stabiliteit in begrotingen in de lidstaten in de gaten te houden, zodat steun zich richt op de doelstellingen van Europa 2020 en economische groei.

De richtsnoeren voor staatssteun, het regionale steunkader, het milieusteunkader, de risicokapitaalregeling en herstructureringssteun zullen worden herzien. Deze herziening zal regels meer in lijn brengen met de doelstellingen voor economische groei. De Commissie zal de zogenaamde de-minimus regeling evalueren om te bezien of de huidige drempel kan worden afgeschaft of kan worden opgehoogd teneinde zich te richten op de meest verstorende staatssteun. Onder deze drempel hoeven maatregelen niet te worden gemeld en is geen goedkeuring van de Commissie nodig, maar moet wel worden voldaan aan de regels. De groepsvrijstellingsverordening zal in ieder geval worden aangepast. Ditzelfde geldt voor de procedureverordening ten behoeve van snellere en eenvoudigere procedures. Herziening van de instrumenten is voorzien voor eind 2013.

Nederland steunt het streven van de Commissie om de regels voor staatssteun te vereenvoudigen en te verduidelijken en de procedures beter te stroomlijnen. Tevens acht Nederland het van belang dat de Commissie haar capaciteit efficiënter gaat inzetten door zich bij de uitoefening van haar controlerende taak vooral te richten op de steunmaatregelen die grote -potentieel verstorende- invloed hebben op de concurrentieverhoudingen op de interne markt.

Onderzoeksgerelateerde conferenties en ministeriele bijeenkomsten

Het Deens voorzitterschap informeerde de Raad over de onderzoeksgerelateerde conferenties van hun voorzitterschap.

Jaarlijkse rapportage van het strategisch forum voor internationale samenwerking in onderzoek en innovatie (SFIC) en over samenwerking met India

EU Strategic Forum on International Cooperation (SFIC) informeerde de Raad over de activiteiten in het kader van de EU bilaterale samenwerking met derde landen op gebied van wetenschap en technologie. Daarnaast werd de Raad geïnformeerd over een strategische agenda voor bilaterale samenwerking tussen EU en India.

Naar boven