21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 278 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 januari 2012

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda aan van de informele Raad voor Concurrentievermogen op 1 tot en met 3 februari a.s. in Kopenhagen. Vanwege het informele karakter van deze Raad zal een vrije gedachtewisseling plaatsvinden zonder besluitvorming.

De informele Raad voor Concurrentievermogen bestaat uit twee delen. Tijdens het deel over de interne markt staat de digitale interne markt centraal. Het onderzoeksdeel van de Raad zal ingaan op Horizon 2020, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie. In de bijlage treft u een nadere toelichting op de agenda en de Nederlandse positie.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

INFORMELE RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN 1–3 FEBRUARI

Digitale interne markt

Het voorzitterschap wil een eerste gedachtewisseling houden over de digitale interne markt. Het doel van deze bijeenkomst is te komen tot een prioritering van de concrete acties die nodig zijn voor het creëren van een goed functionerende digitale interne markt. Hiermee wil het voorzitterschap invulling geven aan de conclusie van de Europese Raad van oktober jl. om de digitale interne markt per 2015 te voltooien. Het voorzitterschap heeft daarbij aangegeven deze discussie te willen gebruiken als inbreng voor Raadsconclusies tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 30–31 mei a.s..

Het versterken van de digitale interne markt vormt een van de pijlers van de Digitale Agenda die de Commissie in mei 2010 heeft uitgebracht. Over de Nederlandse inzet ten aanzien van de Digitale Agenda waaronder ook de digitale interne markt heeft het kabinet uw Kamer in diverse brieven geïnformeerd (o.a.TK 21 501-33, nr. 274 én TK 21 501-33, nr. 294). De Europese Commissie heeft onlangs een mededeling uitgebracht waarin men de acties schetst voor de voltooiing van de digitale interne markt, namelijk de mededeling E-Commerce. Over deze mededeling en de Nederlandse inzet zal uw Kamer via een BNC-fiche worden geïnformeerd.

Nederland acht de digitale interne markt van belang voor het versterken van het Europese groeivermogen. De digitale interne markt wordt momenteel gekenmerkt door een zeer gefragmenteerde regelgeving die resulteren in hoge kosten om daaraan te voldoen, hoge administratieve lasten en markten die zich beperken tot de nationale grenzen. Er is een toenemend verschil te zien tussen het nationale aandeel van e-commerce in de nationale markten en het aandeel van e-commerce in het grensoverschrijdende handel. Dit moet worden aangepakt om te zorgen dat burgers en bedrijven kunnen profiteren van een echte digitale interne markt. Een recente studie van het European Policy Centre laat zien dat het economisch potentieel van het verder ontwikkelen van de digitale interne markt enorm is, oplopend tot zo’n 4% van het BNP tegen 2020. Nederland acht daarom versnelde actie noodzakelijk om de beoogde voltooiing van de digitale interne markt per 2015 te verwezenlijken.

De prioriteit ligt voor Nederland bij maatregelen gericht op het moderniseren van het auteursrecht en het verhogen van het vertrouwen van burgers en bedrijven in elektronische handel.

Van een aantrekkelijk en substantieel legaal aanbod van online content, zoals muziek en video’s, is op dit moment geen sprake. Consumenten richten zich op dit moment daarom vooral op illegale bronnen. Het is daarbij met name van belang dat er nieuwe business modellen voor online content komen. Onderzoek laat zien dat consumenten onder voorwaarden bereid zijn om te betalen voor content komen.

Voorts vormt het huidige systeem voor auteursrecht een belangrijke belemmering voor de goede werking van de digitale interne markt. Door territoriale restricties in het auteursrecht zijn rechten nationaal vastgelegd en moet een gebruiker die EU-breed content wil aanbieden in iedere lidstaat een licentie aanvragen. Nederland acht het van belang om de territoriale beperkingen voor het verlenen van licenties binnen het systeem van auteursrechten terug te dringen en zo te komen tot pan-Europese licenties. Een mogelijk startpunt kan zijn een collectieve beheersorganisatie in iedere lidstaat, waar gebruikers een EU-brede licentie kunnen krijgen (one-stop shop). Nederland zal er daarom op aandringen dat de Commissie zo spoedig mogelijk komt met de reeds lang aangekondigde richtlijn inzke de harmonisatie van collectieve beheersorganisaties.

Daarnaast acht Nederland het van belang om het consumentenvertrouwen in de interne digitale markt te versterken. Dit sluit goed aan bij die doelstellingen van het de onlangs aangenomen richtlijn consumentenrechten. Door te streven naar één set duidelijke regels voor consumentenrechten voor de hele EU, inclusief voor de online situatie, kan de huidige versnippering van markten worden tegengegaan. Ook de door de Commissie gepresenteerde voorstellen voor online betalen en elektronische handtekeningen moeten hier aan bijdragen.

Horizon 2020: het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

De Raad zal van gedachten wisselen over het toekomstige Europese programma voor onderzoek en innovatie vanaf 2014, «Horizon 2020». De Commissie heeft de mededelingen en verordeningen betreffende Horizon 2020 uitgebracht op 30 november 2011. Uw Kamer is hierover geïnformeerd middels een BNC-fiche (TK 22 112 nr. 1310).

Horizon 2020 zal een belangrijk instrument zijn voor de implementatie van het vlaggenschipinitiatief Innovatie Unie en de overige doelstellingen van de Europa-2020 strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en banen. In Horizon 2020 worden het Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling (voormalig KP7), het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) en de innovatiegerelateerde onderdelen uit het Kaderprogramma voor Concurrentiekracht en Innovatie (CIP) samengevoegd tot één programma voor de financiering van onderzoek tot toepassing in de markt. De Commissie gaat uit van een bedrag van € 80 miljard voor de periode van 2014 tot en met 2020.

Horizon 2020 zal opgebouwd worden langs drie prioriteiten: 1) excellente kennisbasis, 2) industrieel leiderschap, en 3) maatschappelijke uitdagingen. Horizon 2020 zal gebaseerd blijven op het bevorderen van excellentie zodat alleen de beste onderzoekers en de meest innovatieve bedrijven in aanmerking komen voor financiering. De Commissie beoogt vereenvoudiging ten opzichte van eerdere programma’s via een 1) eenvoudiger vormgeving van het programma, 2) één enkele set van regels, 3) minder administratieve lasten door een gemakkelijk model voor de vergoeding van kosten, 4) één loket voor deelnemers, 5) minder papierwerk, 6) minder controle en audits en 7) de gemiddelde termijn voor subsidietoekenning met 100 dagen in te korten. Verder kenmerkt Horizon 2020 zich door een integratie van onderzoek en innovatie via een gestroomlijnde en coherente financiering van idee naar markt, meer ondersteuning van innovatie en activiteiten dicht bij de markt, een sterkere focus op het creëren van kansen voor bedrijven op de maatschappelijke uitdagingen en meer mogelijkheden voor nieuwkomers en jonge veelbelovende onderzoekers. Horizon 2020 zal een integrale benadering kennen voor het MKB.

Nederland staat positief tegenover het samenbrengen van onderzoek en innovatie in één strategisch kader. Daarbij is Nederland voorstander van een overzichtelijk en transparant landschap van instrumenten op Europees niveau. Hiervoor moet er synergie zijn tussen de instrumenten en dienen de administratieve lasten gereduceerd te worden. Nederland staat positief tegenover de ambities van de Commissie om de administratieve lasten binnen Horizon 2020 te verminderen. Nederland mist echter de keuzemogelijkheid voor gebruikers die hun financieel management op orde hebben om, via certificering, subsidie te ontvangen op basis van een integrale kostprijs. Nederland wil deze prikkel tot transparantie, die in het huidige Zevende Kaderprogramma goed werkt, in tegenstelling tot de Commissie, graag ook in Horizon 2020 terugzien. Ook verdere verbetering ten aanzien van de overzichtelijkheid van het geheel aan instrumenten op Europees niveau is volgens Nederland mogelijk.

Nederland is verheugd over de versterkte investeringen in thema’s met grote maatschappelijke en/of economische impact. De door het kabinet vastgestelde economische topsectoren sluiten thematisch goed aan op de maatschappelijke uitdagingen en de industriële technologieën in Horizon 2020. De innovatiecontracten die binnen deze topsectoren gesloten gaan worden zullen voor Nederland leidraad zijn bij de onderhandelingen over de verdere invulling van deze programmaonderdelen.

Horizon 2020 moet volgens Nederland meer gericht zijn op waardecreatie uit kennis. Hiervoor is het vooral van belang dat de deelname van het bedrijfsleven, in het bijzonder van het MKB, wordt bevorderd. De stappen die de Commissie zet om innovatie in Horizon 2020 te bevorderen kunnen op Nederlandse instemming rekenen. Hieronder vallen onder andere de aandacht voor MKB-specifieke maatregelen zoals precommercieel aanbesteden en de kapitaalmarktinstrumenten. Nederland acht het verder vooral van belang dat publiekprivate samenwerking de grootste component van Horizon 2020 blijft, dat MKB-deelname aan de publiekprivate samenwerkingsconsortia bevorderd wordt en dat er meer flexibiliteit komt. Hierdoor komt er bijvoorbeeld ruimte voor kleinschalige en kortdurende consortia. Op deze punten biedt het voorstel nog onvoldoende zekerheid.

Nederland steunt de maatregelen die de Commissie neemt om de excellente kennisbasis te versterken. Hieronder valt ook de versterking van de Europese Onderzoeksraad (ERC) voor grensverleggend niet-thematisch onderzoek. Nederland is ook met de Commissie van mening dat het principe van excellentie gehandhaafd moet worden als criterium bij het verdelen van onderzoeksmiddelen binnen Horizon 2020. Daarbij vindt Nederland wel dat bij het beoordelen van meer toepassingsgerichte calls een zwaardere weging gegeven moet worden aan maatschappelijke en economische impact of dat de drempelwaarde voor deze impact verhoogd wordt. Nederland acht synergie tussen Cohesiebeleid en Horizon 2020 van belang. De doelstellingen van beide programma’s moeten echter in stand blijven en elkaar aanvullen.

De beleidsmatige inzet van Nederland ten aanzien van Horizon 2020 zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK), te weten een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten aan de EU en een hervormde begroting die is toegespitst op de prioriteiten van dit decennium. In dit licht bezien, is het wenselijk dat er voldoende middelen worden vrijgespeeld om binnen het krappere budgettaire kader meer te kunnen investeren in concurrentievermogen en innovatie, in het bijzonder op Horizon 2020. Wat het kabinet betreft zijn extra investeringen nodig voor:

  • 1) grensoverschrijdende publiekprivate en publiekpublieke samenwerking op thema’s met grote maatschappelijke en/of economische impact;

  • 2) kapitaalmarktinstrumenten gericht op risicokapitaal en kredieten;

  • 3) de Europese Onderzoeksraad (ERC) voor grensverleggend niet-thematisch onderzoek.

Deze prioriteiten worden in het voorstel van de Commissie versterkt. Voor Nederland is het wel van belang dat het merendeel van de middelen uit de onderdelen «maatschappelijke uitdagingen» en «leiderschap in ondersteunende en industriële technologieën» wordt ingezet voor publiekprivate samenwerking. Daarnaast dient het MKB minimaal 15% van deze middelen te kunnen verwerven. Volgens Nederland zouden bedrijven minimaal een derde van het budget van Horizon 2020 moeten kunnen verwerven.

Naar boven