21 501-30
Raad voor Concurrentievermogen

nr. 220
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 januari 2010

Mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bied ik u hierbij de geannoteerde agenda aan van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 7–9 februari a.s. te San Sebastián (Spanje). Vanwege het informele karakter van deze Raad zal er een vrije gedachtewisseling plaatsvinden zonder besluitvorming.

De bijeenkomst valt uiteen in twee delen: een onderzoeksdeel en een deel over industrie. De discussie tijdens het onderzoeksdeel zal gaan over de bijdrage van wetenschap aan economisch herstel en groei. Daarnaast zal worden gesproken over de «integratie, betrokkenheid en inclusie» van wetenschap en innovatie in de Europese Unie. Het industriedeel staat volledig in het teken van de elektrische auto.

De rol van wetenschap voor economische groei en herstel in Europa

Op de eerste dag zal de Raad in een eerste sessie informeel van gedachten wisselen over de rol van wetenschap bij economisch herstel en economische groei.

Naast de grote opgave waarvoor Europa staat vanwege de economische crisis, zijn er grote maatschappelijke opgaven, zoals vergrijzing, mondialisering, klimaatverandering en uitputting van natuurlijke hulpbronnen. Wat betreft Nederland is, naast maatregelen gericht op de korte(re) termijn, vooral ook een structurele aanpak van deze opgaven vereist. Voor een structurele aanpak zijn voortdurende ontwikkeling en benutting van nieuwe kennis een absolute voorwaarde. Nederland zet voor de EU2020-strategie (de opvolger van de Lissabonstrategie) dan ook in op kennis en innovatie als één van de prioriteitsthema’s in deze strategie.

Naast het stellen van input- en outputdoelstellingen voor de investeringen in onderzoek en ontwikkeling, is het noodzakelijk om de verbinding tussen onderwijs, onderzoek en innovatie te versterken. Deze zogenaamde kennisdriehoek is cruciaal voor het vinden van oplossingen voor de maatschappelijke uitdagingen en om te komen tot duurzaam economisch herstel.

Voor wat betreft het Europese onderzoeksbeleid is in 2008 de ERA-visie 2020 opgesteld, waarin is vastgelegd hoe de Europese Onderzoeksruimte (ERA) er in 2020 idealiter moet uitzien. In deze visie staat een Europese benadering gericht op excellentie in onderzoek en concurrentievermogen centraal, waarbij er veel aandacht is voor de bijdrage van onderzoek aan de maatschappelijke uitdagingen. Voor de implementatie van de visie is een aantal processen in gang gezet. Nederland wil met name inzetten op het behouden en verder ontwikkelen van een stevige kennisbasis, het bevorderen van de mobiliteit van onderzoekers, het opzetten van grootschalige onderzoeksinfrastructuren en het gezamenlijk programmeren van onderzoek.

Integratie, betrokkenheid en inclusie van wetenschap en innovatie in de Europese Unie

Tijdens deze tweede sessie van het onderzoeksdeel zal de Raad een informele discussie voeren over «integratie, betrokkenheid en inclusie» van wetenschap en innovatie in de Europese Unie. Het Spaanse Voorzitterschap wil op deze drie punten verder bouwen aan de Europese onderzoeksruimte (ERA).

Nederland vindt dat onderzoek en innovatie van cruciaal belang zijn voor de toekomstige concurrentiepositie van de EU in de wereld, en voor de aanpak van mondiale uitdagingen. Daarom moet de aandacht van de EU gericht zijn op het in stand houden en versterken van de positie op het gebied van wetenschap en innovatie.

Wat betreft het punt «integratie» doelt het Voorzitterschap op een verdere integratie van het onderzoeks- en innovatiebeleid. Nederland is hier voorstander van. Dit vereist betere verbindingen tussen de drie onderdelen van de kennisdriehoek (onderwijs, onderzoek en innovatie), wat er onder andere toe zal bijdragen dat ons onderzoek nog meer leidt tot nieuwe producten en processen. Nederland ziet daarom graag stroomlijning van het huidige versnipperde Europese onderzoeks- en innovatiebeleid en verdere vereenvoudiging van de Kaderprogramma’s. Dit laatste is vooral van belang voor het verhogen van de deelname vanuit de industrie, met name het mkb. Voor de verdere vereenvoudiging van de instrumenten in het Kaderprogramma is de herziening van het financieel reglement belangrijk. In de Raad van december sprak Nederland al de wens uit om bij de aanpassing van het financieel reglement voor onderzoek en innovatie het high trust-principe te hanteren. Uitgangspunt hiervan is dat subsidieverlening meer op basis van vertrouwen verloopt. Een ander aandachtspunt is een betere benutting van geproduceerde kennis in commerciële toepassingen en bij de oplossing van maatschappelijke vraagstukken.

Met «betrokkenheid» doelt het Voorzitterschap op de relatie van wetenschap en innovatie met maatschappelijke uitdagingen, zoals vergrijzing, mondialisering, klimaatverandering en uitputting van natuurlijke hulpbronnen. Nederland sluit zich aan bij de gedachte dat onderzoek en innovatie van groot belang zijn voor het ontwikkelen van oplossingen voor deze vraagstukken.

Onder het punt «inclusie» legt het Spaanse Voorzitterschap het verband met sociale samenhang. Nederland onderschrijft dat wetenschap een rol kan spelen in de strijd tegen sociale uitsluiting en armoede, en wat Nederland betreft maakt dit onderdeel uit van de grote maatschappelijke uitdagingen. Nederland is ook voor het verkleinen van verschillen in ontwikkeling tussen lidstaten onderling en tussen staten in het algemeen, maar wel met daarvoor bestemde instrumenten. In de samenwerking tussen EU-lidstaten op het gebied van wetenschap en innovatie moet de focus wat betreft Nederland op excellentie blijven liggen.

Elektrisch rijden

Tijdens het industriedeel zal de Raad informeel van gedachten wisselen over elektrisch rijden. Het is voor het eerst dat in EU-verband op politiek niveau zo uitgebreid over dit onderwerp wordt gesproken. Centraal in de discussie zal staan de toekomst van elektrische auto’s vanuit het perspectief van de industrie, en vanuit het perspectief van de Europese instellingen.

Op basis van deze discussie wil het Voorzitterschap de Commissie uitnodigen een Mededeling over elektrisch rijden op te stellen. Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 25–26 mei wil het Voorzitterschap conclusies aannemen over elektrisch rijden, op basis van een Mededeling van de Commissie.

Nederland acht de inzet op elektrisch rijden van groot belang. Juist in tijden van economische neergang zet het kabinet alles op alles om de economie weer te laten groeien en Nederland in beweging te houden. Dat kan alleen als economische belangen en het klimaat met elkaar worden verenigd. Elektrisch rijden is een kansrijke optie om onze toekomstige automobiliteit duurzaam te maken, onze energiepositie te versterken en onze economie een structurele impuls te geven. Hoewel Nederland geen omvangrijke automobielindustrie kent, beschikt Nederland wel over een grote toeleveringsindustrie en -potentie. Deze inzet is ook weergegeven in het Plan van Aanpak Elektrisch Rijden (Kamerbrief 2008–2009, 31 305, nr. 145) en met uw Kamer besproken tijdens het AO van 9 december jl. Nederland is dan ook verheugd over de aandacht die het Spaanse Voorzitterschap geeft aan dit thema. Elektrisch rijden is een ultiem voorbeeld van eco-innovatie. Ontwikkeling van deze techniek kan zowel een stimulans geven aan onze economie als aan onze energie- en klimaatdoelstellingen. Hiervoor is het van belang dat ook op EU-niveau het juiste kader wordt gecreëerd. Het gaat om de volgende elementen:

Standaardisatie

De belangrijkste actie op Europees niveau is, wat Nederland betreft, te komen tot standaardisatie van onder meer stekkers en de oplaadinfrastructuur. Standaardisatie is een essentiële voorwaarde voor een grootschalige uitrol van elektrische auto’s. Het is een publiek belang dat er een Europese standaard stekker komt en dat laadpalen toegankelijk zijn voor alle automobilisten. De primaire verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de markt. Momenteel worden afspraken gemaakt tussen marktpartijen op Europees niveau over de comptabiliteit van stekkers en oplaadsystemen. Echter, daar waar het publieke belang in het geding is, bijvoorbeeld doordat marktpartijen niet of niet snel genoeg tot afspraken komen, is de overheid aan zet. Nederland wil de Commissie dan ook oproepen om, op basis van ontwikkelingen in de markt, een regelgevend kader te formuleren.

Veiligheid

Ook op het terrein van veiligheid zijn Europese normen en standaarden gewenst. Het ligt in de lijn der verwachting dat de elektrische auto andere veiligheidsrisico’s kent dan conventionele auto’s. Er dient dan ook onderzocht te worden hoe en waar de eisen in de Europese Type Goedkeuring (ETG) moeten worden aangepast.

Batterijontwikkeling

Daarnaast liggen er voor Europa nadrukkelijk economische kansen op het gebied van de ontwikkeling van batterijen met een hoge energiedichtheid. Hiermee kan de actieradius van de elektrische auto aanmerkelijk worden verhoogd. Nederland is dan ook voorstander van Europese samenwerking op dit punt, om zo een sterke rol van de EU in de wereld mogelijk te maken bij het ontwikkelen en produceren van deze geavanceerde batterijen.

Voorts is van belang dat de afgedankte batterijen een second life-toepassing krijgen, bijvoorbeeld door ze in te zetten als een opslagmogelijkheid van elektriciteit. Ook moet er nagedacht worden over Europese normering van recycling van batterijen. Tenslotte zal er aandacht moeten zijn voor het terugwinnen van lithium en andere waardevolle componenten uit afgedankte batterijen die niet meer voor een second life-toepassing in aanmerking komen. Ook op dit punt is nader onderzoek in EU-kader gewenst.

Samenwerking onderzoek en ontwikkeling en kennisuitwisseling

Tot slot acht Nederland samenwerking op het terrein van onderzoek en ontwikkeling en kennisuitwisseling op het brede vlak van elektrisch rijden van groot belang. Deels gebeurt dit al in het kader van onder meer het «Green Cars Initiative» en het kaderprogramma. Speciale aandachtsgebieden hierbij zijn naast batterijontwikkeling ook smart grids. Tevens is van belang dat de Commissie en de Raad aansluiting zoeken bij de ontwikkelingen in het kader van de International Energy Agency (IEA), waar eveneens veel aandacht is voor de ontwikkeling en toepassing van elektrische auto’s.

Europese regelgeving

Nederland is verheugd dat elektrisch rijden reeds meegenomen wordt in bestaande Europese regelgeving, bijvoorbeeld doordat het meetelt in de doelstelling van 10% biobrandstoffen, in de eis voor vermindering van de levenscyclus broeikasgasemissies in de richtlijn Brandstofkwaliteit en in de CO2-norm voor personenauto’s. Nederland is voorstander van intensivering, bijvoorbeeld door de normering naar beneden bij te stellen. Nederland zal de Commissie verzoeken de mogelijkheden hiertoe nader te onderzoeken.

Een eerlijk speelveld

Nederland acht het van belang dat zorg wordt gedragen voor een eerlijk speelveld. Maatregelen dienen niet alleen de gevestigde orde maar ook nieuwe spelers ten goede te komen. Voor de Nederlandse toeleveranciers is het van belang dat zij niet benadeeld worden door voorwaarden in nationale programma’s.

Waar het gaat om steun van lidstaten aan de automotive sector moet die voldoen aan de regels van de interne markt en staatssteun. Steun mag alleen worden gegeven vanuit bedrijfseconomische redenen en niet om werkgelegenheid in één van de lidstaten overeind te houden.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven