21 501-20 Europese Raad

Nr. 602 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2011

Graag bieden wij u hierbij, mede namens de minister-president, het verslag aan van de Europese Raad die op 8 en 9 december 2011 te Brussel plaatsvond.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

B. Knapen

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

Verslag van de Europese Raad op 8 en 9 december 2011

De Europese Raad vond plaats op donderdagavond 8 december en vrijdagochtend 9 december. Op donderdagavond sprak de Europese Raad informeel over de situatie op de financiële markten en de schuldencrisis in de eurozone.

Europese Raad 8 december

Voortbouwend op de bijeenkomst van 26 oktober zijn de regeringsleiders en staatshoofden van de landen van de eurozone twee belangrijke stappen overeengekomen:

  • 1. Versterking van de begrotingsdiscipline en de juridische verankering daarvan en

  • 2. Uitbouw van onze stabilisatie-instrumenten EFSF/ESM en IMF middelen uitbreiding om de korte termijn uitdagingen het hoofd te bieden.

1. De versterking van de begrotingsdiscipline behelst het volgende:

• Nieuwe begrotingsregels

De lidstaten hebben zich op Europees niveau gecommitteerd aan het belang van een begrotingsevenwicht en zullen dit principe in nationale wetgeving omzetten. Lidstaten dienen hier ook een automatisch correctiemechanisme aan toe te voegen dat in werking treedt zodra van de regel wordt afgeweken. Het Europees Hof van Justitie in Luxemburg zal bevoegd zijn toe te zien op de omzetting van deze afspraak in nationaal recht. Deze afspraak vormt een aanvulling op het huidige Verdrag waarin de aandacht vooral uitgaat naar het terugdringen van een buitensporig tekort in plaats van het belang van het hebben van een begrotingsevenwicht.

De Nederlandse middellange termijndoelstelling in het kader van de preventieve arm van het SGP is op dit moment een structureel saldo van – 0,5% BBP. Dit sluit aan op de afspraken die tijdens de Europese Raad zijn gemaakt (het structurele tekort dient in de regel maximaal 0,5% BBP te zijn). Het kabinet heeft een wet in voorbereiding om de afspraken in Nederlandse wetgeving te verankeren (Wet Houdbare Overheidsfinanciën).

• Aanscherping regels van de buitensporige tekortprocedure voor lidstaten van de eurozone.

In lijn met de kabinetsvisie toekomst EMU (zie kamerbrief d.d. 7 september jl. met kenmerk 3106274) is tijdens de Raad bereikt dat de besluitvorming in de correctieve arm van het SGP voor euro-lidstaten meer automatisch wordt. Dit is door Nederland steeds bepleit. Bovendien wordt hiermee de positie van de Commissaris verder versterkt ten opzichte van de euro-lidstaten, omdat voorstellen van de Commissie in het vervolg slechts met een gekwalificeerde meerderheid terzijde kunnen worden geschoven.

Concreet is afgesproken dat, waar in de huidige procedures de Raad degene is die besluit of er sprake is van een buitensporig tekort in een lidstaat en over vervolgstappen, er voortaan na vaststelling door de Commissie van overschrijding van de 3% tekort waarde, automatisch gevolgen zullen zijn, tenzij een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten van de eurozone zich hiertegen verzet. Ook de vervolgstappen zoals maatregelen en sancties die de Commissie voorstelt, worden in het vervolg vastgesteld tenzij een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten van de eurozone zich hiertegen verzet (omgekeerde gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming onder eurolanden). Hiermee wordt de buitensporige tekortprocedure voor de lidstaten van de eurozone nader aangescherpt ten opzichte van het «six-pack». In het «six-pack» worden immers nog veel van de besluiten in de Raad met normale (in plaats van omgekeerde) gekwalificeerde meerderheid genomen, zoals de constatering van een buitensporig tekort tot de constatering dat lidstaten wel of niet voldoende corrigerende actie nemen.

• Juridische verankering

De afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst die in maart zal worden ondertekend (of eerder indien mogelijk) waarna aan het parlement een wetsvoorstel tot goedkeuring van de overeenkomst zal worden voorgelegd. In het debat met de Tweede Kamer heeft de minister-president gezegd dat de inhoud voorop stond en dat Nederland pragmatisch was ten aanzien van de vorm. Het spreekt voor zich dat de voorkeur uitging naar een verdrag van allen in plaats van alle lidstaten minus één. Echter, het Verenigd Koninkrijk wilde hieraan eisen stellen die het gelijke speelveld op de interne markt op het terrein van de financiële dienstverlening zouden hebben aangetast en waarmee het op dit terrein meer nationale bevoegdheden zou krijgen. Hiermee konden de andere lidstaten inclusief Nederland niet akkoord gaan. Voor het kabinet was het onaanvaardbaar als er op dit terrein concessies zouden worden gedaan. Nederland is voorstander van meer Europese harmonisering op het gebied van financieel toezicht. Regulering van de financiële markten wordt vaak besproken tijdens de Ecofin en de Europese Raad. Nederland zal zich actief blijven inzetten voor versterking van de interne markt en is – zoals bekend – groot voorstander van goede regulering van de financiële markten in Europa. Nederland zet zich hiervoor in alle Europese gremia dan ook actief in.

Belangrijk voor Nederland is dat het doel blijft de nieuw te maken afspraken zo snel mogelijk op te nemen in de reeds bestaande verdragen van de Unie. Deze ambitie is in de conclusies ook vastgelegd. Daartoe is het belangrijk om in het nieuwe verdrag zoveel mogelijk de EU-verdragen als uitgangspunt te nemen en gebruik te maken van de EU-instellingen zoals de Commissie.

• Versterkte coördinatie economisch beleid

Tot slot zijn afspraken gemaakt langs de lijn van de Europa 2020 strategie en het Europees semester. Er komt een procedure die ervoor moet zorgen dat de plannen van de lidstaten van de eurozone ten aanzien van economisch beleid worden besproken en gecoördineerd teneinde de beste praktijken vast te stellen. Dit laatste element van de benchmark is er op verzoek van Nederland aan toegevoegd. Daarnaast is de afspraak van 26 oktober jl. herbevestigd, namelijk om twee keer per jaar een Eurotop te houden.

2. Noodfonds en IMF middelenuitbreiding

De regeringsleiders en staatshoofden hebben daarna gesproken over de mogelijkheden om de zogenoemde «firewall» te versterken, d.w.z. over het geld dat op korte termijn beschikbaar is om de druk van de financiële markten op kwetsbare landen te verminderen. Over de conditionaliteit die aan het gebruik van deze gelden hangt, was al in een eerder stadium overeenstemming bereikt (zie Kamerverslag Europese Raad en Eurozone Top d.d. 26 oktober 2011 met kenmerk DIE 1361/11). Door de besluiten van de regeringsleiders en staatshoofden zijn nu de beschikbare middelen uitgebreid langs drie wegen: 1) de al bekende hefboomopties van het EFSF; 2) de vervroegde inwerkingtreding van het ESM; en 3) de toezegging van extra bilaterale leningen aan het IMF.

• EFSF

Tijdens de bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone van 26 oktober jl. zijn twee hefboomopties voor het EFSF overeengekomen. Dit betreft enerzijds het verzekeringsmodel waarin een verzekering wordt aangeboden aan investeerders bij de uitgifte van een obligatie door een euroland. De tweede modaliteit betreft het bijeenbrengen van private en publieke middelen om de slagkracht van het EFSF te vergroten. De Eurogroep heeft vervolgens verder gesproken over de uitwerking van deze twee modaliteiten. Zoals vermeld in het verslag van de Eurogroep van 29 november (BFB2011-2774M) kan volgens het EFSF het eerste model in december en het tweede model in januari operationeel zijn. De omvang van de hefboom die bereikt kan worden, is afhankelijk van het marktsentiment op het moment dat middelen moeten worden aangetrokken.

De regeringsleiders en staatshoofden hebben bevestigd dat de twee modaliteiten snel worden geïmplementeerd. Daarnaast heeft de ECB aangegeven bereid te zijn als agent op te treden voor het EFSF. Dit betekent dat de ECB een aantal operationele taken voor het EFSF uitvoert op het moment dat de laatste intervenieert in de markt.

• ESM

Middels dit verslag wil het kabinet tevens reageren op het verzoek van de Tweede Kamer inzake de laatste stand van zaken ESM verdrag (zie verzoek D60863 ingezonden op 8 december 2011).

De regeringsleiders en staatshoofden hebben uitgebreid gesproken over het permanente crisismechanisme ESM en daarbij aangegeven ten doel te hebben om het ESM in juli 2012 in werking te laten treden in plaats van in juli 2013. Met inwerkingtreding van het ESM in juli 2012 is reeds dan een gecombineerde capaciteit (met het EFSF) van 500 miljard euro beschikbaar. Daarnaast hebben de regeringsleiders en staatshoofden besloten dat zij in maart 2012 zullen evalueren of de gecombineerde capaciteit van het EFSF en het ESM van 500 miljard euro toereikend is. Nederland heeft hierbij aangegeven dat versnelde inwerkingtreding afhankelijk is van de goedkeuringsprocedure in het parlement. Het kabinet wil hierbij benadrukken dat voor een versnelde inwerkingtreding van het ESM een spoedige goedkeuring van het parlement noodzakelijk is, zonder daarbij af te doen aan het belang van een adequate beoordeling door het parlement.

Zodra de technische vertaling van de besluiten van de regeringsleiders en staatshoofden in het ESM verdrag gereed is, zal de goedkeuringsprocedure worden hervat. Het ESM verdrag zal uiteindelijk van kracht kunnen worden wanneer lidstaten met 90% van de kapitaalinleg het verdrag geratificeerd hebben. Het volgestort kapitaal voor het ESM van 80 miljard euro zou aanvankelijk in vijf gelijke delen gestort worden vanaf 2013. Bij vervroegde inwerkingtreding van het ESM zal het eerste deel reeds in 2012 gestort worden in plaats van in 2013. De budgettaire gevolgen hiervan zullen tijdens de Voorjaarsnota 2012 aan de Kamer worden voorgelegd.

De regeringsleiders en staatshoofden hebben in dit kader, vergelijkbaar met het oorspronkelijke ESM verdrag, tevens de bereidheid uitgesproken om de inleg van het volgestort kapitaal te versnellen indien blijkt dat dit noodzakelijk is om de ratio tussen het volgestort kapitaal en de aangegane verplichtingen van het ESM op 15% te behouden. Een versnelde inleg kan ook nodig zijn om een gecombineerde, effectieve leningencapaciteit van 500 miljard euro te garanderen.

Met betrekking tot de besluitvormingsprocedure van het ESM is besloten dat in eventuele noodsituaties, wanneer de Europese Commissie en de ECB concluderen dat de financiële en economische houdbaarheid van de eurozone wordt bedreigd, de mogelijkheid bestaat dat er met een gekwalificeerde meerderheid van 85% besloten kan worden tot het verlenen van financiële steun in plaats van op basis van onderlinge overeenstemming. Dit onder voorbehoud van bevestiging door het Finse parlement alwaar nog expliciet wordt nagegaan of deze noodprocedure juridisch verenigbaar is met de Finse grondwet. De Nederlandse regering acht een dergelijke noodprocedure gewenst om de effectiviteit van het noodfonds te waarborgen. Eventuele ophoging van het maatschappelijk kapitaal van het ESM zal gepaard gaan met parlementaire goedkeuring en geen afbreuk doen aan het budgetrecht van de Kamer.

De staatshoofden en regeringsleiders hebben tevens gesproken over de wijze waarop in het ESM verdrag de betrokkenheid van de private sector (PSI) wordt vormgegeven. Daarbij is benadrukt dat PSI strikt conform de IMF praktijk wordt toegepast. Dit uitgangspunt zal als zodanig zijn weerslag vinden in het ESM Verdrag. Het kabinet heeft dit steeds gesteund omdat daarmee wordt aangesloten bij de internationaal gangbare praktijk van het IMF. Aan de hand van een schuldhoudbaarheidsanalyse stelt het IMF de ernst van het schuldenprobleem vast. Bij solvabiliteitsproblemen en een onhoudbare schuld is betrokkenheid van onder andere de private sector benodigd om de schuldhoudbaarheid te herstellen. In de verklaring van de regeringsleiders en staatshoofden wordt tevens verklaard dat Griekenland een uniek en exceptioneel geval is. Het kabinet hecht er aan om te benadrukken dat Griekenland in die zin een uniek en exceptioneel geval is omdat het uitzonderlijk is dat een euroland en hoog inkomensland een dusdanig solvabiliteitsprobleem kent.

• IMF middelenuitbreiding

De regeringsleiders en staatshoofden zijn voornemens tot 200 miljard euro aan bilaterale leningen aan het IMF beschikbaar te stellen, mede op aandringen van Nederland. De niet-eurolanden in de EU zullen hieraan ook een bijdrage leveren. De Nederlandse regering heeft altijd aangedrongen op de betrokkenheid van het IMF zowel in technische als financiële zin bij het oplossen van de schuldencrisis. Deze bijdragen zullen binnen 10 dagen worden bevestigd. De additionele middelen moeten het IMF in staat stellen om de crisis het hoofd te bieden. De regeringsleiders en staatshoofden hebben aangegeven uit te kijken naar parallelle contributies van andere niet-EU landen.

DNB zal voor het Nederlandse aandeel hierin een bilaterale leenovereenkomst afsluiten met het IMF. De Nederlandse Staat zal tegelijkertijd de staatsgarantie aan DNB ten behoeve van het IMF verhogen. DNB kan deze garantie alleen inroepen in het geval het IMF niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, hetgeen onder meer door de preferred creditor status van het IMF niet in de lijn der verwachting ligt. De verhoging van de staatsgarantie aan DNB wordt op korte termijn separaat ter goedkeuring aan de Kamer voorgelegd.

Europese Raad 9 december

Op vrijdag begon de vergadering van de Europese Raad met een toespraak van de voorzitter van het Europees Parlement (EP), de heer Jerzy Buzek (zie bijlage)1. De conclusies over groei alsmede over energie werden zonder discussie aangenomen.

Schengen

De Europese Raad heeft de Raad opgeroepen het besluit betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het Schengengebied zo spoedig mogelijk vast te stellen. Indien nodig, zal de Europese Raad in maart 2012 op dit onderwerp terugkomen. De minister-president heeft duidelijk gemaakt dat er voor Nederland tenminste twee positieve CVM-rapportages moeten liggen om akkoord te kunnen gaan. Er bestaat bij de Europese Raad geen misverstand over het Nederlands standpunt.

Uitbreiding

• Kroatië

In de marge van de Europese Raad werd op 9 december het toetredingsverdrag met Kroatië getekend. Verschillende sprekers benadrukten de grote vooruitgang die Kroatië de laatste jaren heeft geboekt bij het doorvoeren van politieke en economische hervormingen.

De indicatieve toetredingsdatum van Kroatië is 1 juli 2013. De definitieve toetredingsdatum is afhankelijk van de nationale goedkeuringen van het toetredingsverdrag. De Raad zal toezien op implementatie van de hervormingen, in het bijzonder op het vlak van de rechterlijke macht en fundamentele rechten via versterkt toezicht door de Commissie tussen nu en daadwerkelijke toetreding. In Kroatië vindt naar verwachting in het begin van 2012 een referendum plaats over EU-toetreding. Als gevolg van de ondertekening van het toetredingsverdrag neemt Kroatië vanaf vandaag als waarnemer deel aan vergaderingen van de Raad.

• Montenegro

De Europese Raad nam het principebesluit om de toetredingsonderhandelingen met Montenegro te openen. De Europese Commissie is gevraagd een onderhandelingsraamwerk op te stellen, waarin ook de nieuwe en verscherpte methodiek voor de onderhandelingshoofdstukken 23 (rechtstaat, fundamentele vrijheden) en 24 (justitie, vrijheid, veiligheid) zal zijn verankerd. De daadwerkelijke onderhandelingen met Montenegro zullen pas in juni 2012 starten. De Europese Commissie zal in de eerste helft van 2012 een nader rapport opstellen over de voortgang die Montenegro heeft geboekt bij het verder opbouwen van de track record op het gebied van rechtsstaat (fundamentele rechten, strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad).

• Servië

De Europese Raad heeft de Raad Algemene Zaken gevraagd in februari een oordeel te vellen over de vraag of Servië een geloofwaardige inzet is blijven tonen en verdere vooruitgang heeft geboekt in de dialoog met Kosovo (te goeder trouw uitvoeren van afspraken die eerder zijn gemaakt, onder meer over het geïntegreerd grensbeheer) en actief is blijven meewerken met de EU-missie in Kosovo (EULEX) en KFOR. In het licht van die analyse zal de Raad in februari 2012 een besluit nemen over het verlenen van de status van kandidaat-lidstaat aan Servië, dat in maart door de Europese Raad zal worden bekrachtigd.

Buitenlands beleid

De Europese Raad herhaalde zijn zorgen over het Iraanse nucleaire programma en riep de Raad op het werk aan extra sancties tegen Iran in januari a.s. af te ronden. De Europese Raad wees erop dat alle leden van de VN Veiligheidsraad nu snel hun verantwoordelijkheid moeten nemen in relatie tot de situatie in Syrië.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven