21 501-20 Europese Raad

Nr. 509 MOTIE VAN HET LID SCHOUW C.S.

Voorgesteld 9 maart 2011

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat een hogere toestroom van asielzoekers en vluchtelingen kan ontstaan als gevolg van bijvoorbeeld een regimewisseling zoals in Libië;

overwegende, dat ieder mens die vlucht voor gevaarlijke situaties recht heeft om zijn toevlucht te zoeken in een veilige omgeving;

constaterende, dat de zuidelijke landen van de Europese Unie moeite hebben met een adequate opvang van vluchtelingen die bij hen binnenkomen en dat een soortgelijke situatie als in Griekenland voorkomen moet worden;

overwegende, dat de sleutel tot Europa en dus ook Nederland in handen ligt van de zuidelijke lidstaten:

overwegende, dat dit kabinet bij monde van de premier zich beroept op de Dublin-verordening, ondanks de uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 21 januari 2011, waarin zij ten aanzien van Griekenland aangaf dat de situatie daar dermate slecht is dat asielzoekers niet naar Griekenland mogen worden gestuurd;

overwegende, dat solidariteit op het terrein van asiel en immigratie van belang is voor regulatie van migratiestromen naar het Europese vaste land;

verzoekt de regering om, rekeninghoudend met de huidige situatie rond de Dublinverordening, de zuidelijke lidstaten hulp aan te bieden bij een goede opvang van vluchtelingen uit Libië,

en gaat over tot de orde van de dag.

Schouw

Albayrak

Van den Berge

Naar boven