nr. 438
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2009
Conform de toezegging gedaan tijdens het plenair debat over de Europese
Raad op 23 juni jl. bied ik u hierbij nadere informatie aan over de uitkomst
van de informele bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken van de
EU te Korfoe 28 juni jl.
De bijeenkomst, die mede op instigatie van Nederland was belegd, stond
in het teken van de laatste ontwikkelingen in Iran, waaronder de aanhouding
van ambassademedewerkers, demonstranten en journalisten alsmede toenemende
andere vormen van repressie en intimidatie.
De Nederlandse inzet voor een eensgezind en solidair optreden van de EU
in reactie op de ontwikkelingen in Iran werd door alle ministers gedeeld.
In de aangenomen verklaring (bijgevoegd) veroordelen de ministers de voortdurende
arrestaties en gevangenhouding van vreedzame demonstranten en journalisten,
alsmede de toenemende restricties op binnen- en buitenlandse media.
De ministers veroordelen voorts de onacceptabele arrestatie van de lokale
staf en de uitzetting van twee diplomaten van de ambassade van het Verenigd
Koninkrijk in Iran. Zij roepen Iran in niet mis te verstane woorden op conform
het Verdrag van Wenen en diplomatieke normen volledige bescherming te bieden
aan werknemers van EU-ambassades. De ministers geven aan dat met vereende
kracht op intimidatie van werknemers van EU-ambassades zal worden gereageerd.
In de besprekingen werd tevens het belang onderschreven van een transparant
en geloofwaardig onderzoek naar de klachten over fraude bij de verkiezingen.
De ministers bevestigden de lijn dat het resultaat van de verkiezingen de
aspiraties en de keuzes van de Iraanse bevolking dienen te weerspiegelen.
De ministers bevestigden nogmaals het tweesporenbeleid en onderschreven
het belang dat Iran met de internationale gemeenschap in overleg
treedt over alle punten van zorg. Noch in de verklaring, noch in contacten
met de media is vooruitgelopen op verdere stappen en maatregelen die de Europese
Unie en lidstaten zullen nemen wanneer de ontwikkelingen in Iran daartoe aanleiding
geven. Consensus bestaat dat daadkrachtig en gezamenlijk optreden noodzakelijk
blijft maar dat het onverstandig (want onproductief) is te speculeren over,
of te dreigen met maatregelen in reactie op onverhoopte maar nog niet gebeurde
zaken.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen