Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2014
Hierbij informeer ik u over de Informele Ministeriële Raad cohesiebeleid van 10 oktober
jl. te Milaan. Deze bijeenkomst werd georganiseerd door het Italiaanse voorzitterschap.
Er heeft tijdens deze bijeenkomst geen besluitvorming plaatsgevonden. De geannoteerde
agenda heeft u ontvangen op 29 september jl. (Kamerstuk 21 501-08 nr. 526). Er is gesproken over twee onderwerpen: 1. de link tussen cohesiebeleid en gezond
economisch beheer in de EU en 2. een eigen raad gewijd aan cohesiebeleid.
Link Cohesiebeleid en gezond economisch beheer
De discussie ging over de inzet van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese
Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) te koppelen aan gezond economisch
beheer. Alle aanwezige lidstaten en instanties benadrukten het belang van deze koppeling,
die als randvoorwaarde wordt gezien voor (verder) herstel van de economische crisis
in Europa.
De verordening die er nu ligt, biedt een aantal concrete mogelijkheden om het cohesiebeleid
te verbinden met het bredere economische beleid van de EU. Voorbeelden hiervan zijn:
de landenspecifieke aanbevelingen, de link met het Stabiliteits- en groeipact en het
Europees semester en de macro-economische conditionaliteit. De verordening bevat op
enkele onderdelen ruimte voor nadere interpretatie door de Europese Commissie, in
het bijzonder rondom de toepassing van het verzoek tot herprogrammeren.
Er is onder de lidstaten een verschil van mening over de vraag hoe strikt de beschikbare
regels en kaders moeten worden toegepast. Lidstaten waaronder Duitsland, Denemarken,
VK, Oostenrijk en Nederland willen een strikte toepassing van de bepalingen ten aanzien
van de macro-economische conditionaliteit, inclusief herprogrammering en schorsing.
Deze lidstaten zien deze mogelijkheden als stok achter de deur voor het bevorderen
van structurele hervormingen in de Europese Unie. Cohesiebeleid moet daarom goed worden
ingebed in het algemeen economische beleid.
Lidstaten waaronder Griekenland, Roemenië, Hongarije, Spanje, Slovenië, Malta en Tsjechië
willen optimale flexibiliteit en stellen dat het cohesiebeleid als belangrijkste investeringsinstrument
van de EU niet mag lijden onder de sancties als gevolg van niet opvolgen aanbevelingen
in kader o.a. het Europees semester.
Enkele lidstaten, zoals bijvoorbeeld België en Frankrijk, ondersteunden weliswaar
de roep om meer flexibiliteit maar meden het trekken van de laatstgenoemde conclusie.
Eigen raad gewijd aan Cohesiebeleid
Alle lidstaten achten meer politieke discussie over de resultaten van cohesiebeleid
met de verantwoordelijk ministers gewenst. Over de vormgeving hiervan lopen de meningen
echter uiteen. Een meerderheid van de lidstaten is voor het voorstel van het Italiaans
voorzitterschap om dit onderwerp te bespreken in een reguliere Raad Algemene Zaken
(RAZ) die volledig aan cohesiebeleid wordt gewijd. Daarbij wordt door de meeste lidstaten
aangegeven dat, gegeven de macro-economische conditionaliteit, afstemming met ECOFIN
hierbij een belangrijke voorwaarde is. Oostenrijk, VK en Nederland riepen op om alleen
een formele cohesieraad te organiseren als hiervoor voldoende bespreekpunten zijn
en pleitten niet voor bespreking in een reguliere raad.
Samenvatting
De voorzitter gaf samenvattend aan dat er eensgezindheid is over het belang van de
link tussen cohesiebeleid en gezond economisch beheer in de EU om te komen tot groei
en banen. Ten aanzien van de macro-economische conditionaliteit werd geconstateerd
dat er in de verordening een balans is gevonden die gezamenlijk bewaakt moet worden,
maar dat de gevolgen nog nader moeten worden bezien en uitgewerkt.
Daarnaast gaf de voorzitter aan dat er een breed gedeelde behoefte is aan formele
discussie over cohesiebeleid om de impact ervan op groei en werkgelegenheid te verhogen.
Ten aanzien van overige door lidstaten ingebrachte punten (los van de discussieonderwerpen)
constateerde de voorzitter dat er een brede wens is om te komen tot voortvarende uitvoering
van het cohesiebeleid en dat het nog niet helder is hoe het door Commissie-voorzitter
Juncker aangekondigde investeringsplan zich verhoudt tot structuurfondsen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
S.A.M. Dijksma