21 501-08 Milieuraad

Nr. 536 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2014

Hierbij informeer ik u over de Informele Ministeriële Raad cohesiebeleid van 10 oktober jl. te Milaan. Deze bijeenkomst werd georganiseerd door het Italiaanse voorzitterschap. Er heeft tijdens deze bijeenkomst geen besluitvorming plaatsgevonden. De geannoteerde agenda heeft u ontvangen op 29 september jl. (Kamerstuk 21 501-08 nr. 526). Er is gesproken over twee onderwerpen: 1. de link tussen cohesiebeleid en gezond economisch beheer in de EU en 2. een eigen raad gewijd aan cohesiebeleid.

Link Cohesiebeleid en gezond economisch beheer

De discussie ging over de inzet van maatregelen om de doeltreffendheid van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) te koppelen aan gezond economisch beheer. Alle aanwezige lidstaten en instanties benadrukten het belang van deze koppeling, die als randvoorwaarde wordt gezien voor (verder) herstel van de economische crisis in Europa.

De verordening die er nu ligt, biedt een aantal concrete mogelijkheden om het cohesiebeleid te verbinden met het bredere economische beleid van de EU. Voorbeelden hiervan zijn: de landenspecifieke aanbevelingen, de link met het Stabiliteits- en groeipact en het Europees semester en de macro-economische conditionaliteit. De verordening bevat op enkele onderdelen ruimte voor nadere interpretatie door de Europese Commissie, in het bijzonder rondom de toepassing van het verzoek tot herprogrammeren.

Er is onder de lidstaten een verschil van mening over de vraag hoe strikt de beschikbare regels en kaders moeten worden toegepast. Lidstaten waaronder Duitsland, Denemarken, VK, Oostenrijk en Nederland willen een strikte toepassing van de bepalingen ten aanzien van de macro-economische conditionaliteit, inclusief herprogrammering en schorsing. Deze lidstaten zien deze mogelijkheden als stok achter de deur voor het bevorderen van structurele hervormingen in de Europese Unie. Cohesiebeleid moet daarom goed worden ingebed in het algemeen economische beleid.

Lidstaten waaronder Griekenland, Roemenië, Hongarije, Spanje, Slovenië, Malta en Tsjechië willen optimale flexibiliteit en stellen dat het cohesiebeleid als belangrijkste investeringsinstrument van de EU niet mag lijden onder de sancties als gevolg van niet opvolgen aanbevelingen in kader o.a. het Europees semester.

Enkele lidstaten, zoals bijvoorbeeld België en Frankrijk, ondersteunden weliswaar de roep om meer flexibiliteit maar meden het trekken van de laatstgenoemde conclusie.

Eigen raad gewijd aan Cohesiebeleid

Alle lidstaten achten meer politieke discussie over de resultaten van cohesiebeleid met de verantwoordelijk ministers gewenst. Over de vormgeving hiervan lopen de meningen echter uiteen. Een meerderheid van de lidstaten is voor het voorstel van het Italiaans voorzitterschap om dit onderwerp te bespreken in een reguliere Raad Algemene Zaken (RAZ) die volledig aan cohesiebeleid wordt gewijd. Daarbij wordt door de meeste lidstaten aangegeven dat, gegeven de macro-economische conditionaliteit, afstemming met ECOFIN hierbij een belangrijke voorwaarde is. Oostenrijk, VK en Nederland riepen op om alleen een formele cohesieraad te organiseren als hiervoor voldoende bespreekpunten zijn en pleitten niet voor bespreking in een reguliere raad.

Samenvatting

De voorzitter gaf samenvattend aan dat er eensgezindheid is over het belang van de link tussen cohesiebeleid en gezond economisch beheer in de EU om te komen tot groei en banen. Ten aanzien van de macro-economische conditionaliteit werd geconstateerd dat er in de verordening een balans is gevonden die gezamenlijk bewaakt moet worden, maar dat de gevolgen nog nader moeten worden bezien en uitgewerkt.

Daarnaast gaf de voorzitter aan dat er een breed gedeelde behoefte is aan formele discussie over cohesiebeleid om de impact ervan op groei en werkgelegenheid te verhogen.

Ten aanzien van overige door lidstaten ingebrachte punten (los van de discussieonderwerpen) constateerde de voorzitter dat er een brede wens is om te komen tot voortvarende uitvoering van het cohesiebeleid en dat het nog niet helder is hoe het door Commissie-voorzitter Juncker aangekondigde investeringsplan zich verhoudt tot structuurfondsen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven