21 501-08 Milieuraad

Nr. 374 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 januari 2011

Hierbij doe ik u mede namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, de heer Ben Knapen, de geannoteerde agenda toekomen van de Informele Milieuraad die van 10–12 juli a.s. zal plaatsvinden.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Geannoteerde agenda informele Milieuraad juli 2011

Per 1 juli is Polen Voorzitter van de Europese Unie. Van 10–12 juli organiseert het Pools voorzitterschap een informele Milieuraad. Geagendeerd staan:

  • De evaluatie van het 6e Milieu Actie Programma (MAP) en, voor wat betreft de meest wezenlijke milieubeschermingsacties, een doorkijk naar 2020,

  • Efficiënt gebruik van hulpbronnen, de meest wezenlijke milieubeschermingsacties tot 2020,

  • De implementatie van nationale klimaatadaptatiestrategieën en

  • De voorbereidingen voor de klimaatconferentie die eind dit jaar plaatsvindt in Durban, Zuid-Afrika.

Op moment van dit schrijven zijn de officiële documenten voor deze informele milieuraad nog niet beschikbaar.

Milieu Actie Programma

In december 2010 heeft de Milieuraad raadsconclusies aangenomen die de Commissie oproept een 7e MAP te ontwikkelen. De Commissie is op voorhand niet enthousiast voor een 7e MAP, niet in de laatste plaats omdat ze op dat moment nog bezig was met de eindevaluatie van het 6e MAP. Daarnaast worden in de vorm van verschillende strategieën, vlaggenschepen, routekaarten en actieprogramma’s voortvloeiend uit de EU 2020 een aantal belangrijke thema’s met milieuaspecten geadresseerd en is de Commissie er nog niet uit op welke manier een nieuw MAP het beste zou kunnen aansluiten bij deze programma’s. De eindevaluatie van het 6e MAP wordt, vergezeld van een mededeling van de Commissie, deze zomer verwacht en het Pools voorzitterschap wil hierover in de Informele Raad een eerste richtinggevend debat voeren.

Zonder afbreuk te willen doen aan de omstandigheid dat een meerjarenprogramma op zich helderheid biedt voor het beleid op uitvoeringsniveau en dat het ook kan dienen als een integratiekader voor andere beleidsectoren met een «milieu-impact», steunde Nederland tijdens de Milieuraad van december 2010 de lijn van de Commissie om eerst de evaluatie van het 6e MAP af te wachten en te bezien welke concrete maatregelen werden aangekondigd in bijvoorbeeld het «Vlaggenschip naar een hulpbronefficiënt Europa». De meerwaarde van een 7e MAP moet gelegen zijn in complementariteit. Met de inzichten van nu zou een vervolg op het 6e MAP zich kunnen richten op:

  • 1. Betere implementatie en naleving van bestaande EU-wetgeving in alle EU-lidstaten.

  • 2. Aanvullende maatregelen voor de hardnekkige milieuproblemen uit het 6e MAP als klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit, milieu en gezondheid, en duurzaam gebruik van hulpbronnen. Om deze op te lossen is bijvoorbeeld een beleidsaanpak met andere instrumenten en instituties nodig in aanvulling op de gebruikelijke aanpak via richtlijnen en verordeningen Dit geldt zowel voor de interne als de externe dimensie (mondiaal) van het EU-milieubeleid. Daarbij lijkt de driehoek overheid – wetenschap – bedrijfsleven essentieel om tot goede oplossingen te komen. Wat nu niet nodig is is weer een nieuwe analyse, maar wel convergentie naar concreet beleid en uitvoerbare oplossingen.

Daarbij zijn voor Nederland de algemene kaders van een Europees gelijk speelveld en het verminderen van administratieve lasten voor overheid en bedrijfsleven leidende principes. Ook moet er meer aandacht komen voor effecten op ruimtelijke vraagstukken.

Efficiënt gebruik van hulpbronnen

Tijdens de Maartraad is een oriënterend debat gehouden over de Mededeling over het kerninitiatief van de Commissie over dit onderwerp. De Europese Commissie heeft aangekondigd in september met een «Routekaart naar een hulpbronefficiënt Europa» te zullen komen. Tijdens de Informele Milieuraad zal er dus nog geen Commissiedocument beschikbaar zijn.

De Commissie heeft (onder voorbehoud) als uitwerking van de nog uit te brengen Routekaart onder andere de volgende instrumenten gericht op duurzaam consumeren en produceren genoemd:

  • uitbreiding van de richtlijn «Ecodesign»;

  • actieplan voor eco-innovatie;

  • minimumstandaarden voor recycling;

  • tegengaan van voedselverspilling in de gehele keten;

  • versterken van duurzaam inkopen;

  • duurzaamheidscriteria.

Voor dit kabinet is een aantal punten van belang, zoals reeds is verwoord in het BNC-fiche over de Mededeling. De voornaamste noties daaruit zijn alsvolgt: Beleid gericht op een lange termijntransitie naar een groene economie vraagt flinke investeringen en omschakelingen in de landbouw, industrie, transport, energievoorziening en andere sectoren. Hiervoor zijn of worden aparte Europese beleidstrajecten ingezet. Het kabinet hecht zeer aan consistentie tussen de verschillende trajecten en op de verschillende schaalniveaus.

Het Kabinet beschouwt het gebruik van (eco)innovatie, R&D en een mix van verschillende typen instrumenten, waaronder marktconforme instrumenten (zoals milieubelastingen en subsidies genoemd in het Groenboek over marktconforme instrumenten), noodzakelijk om te komen tot duurzame productie- en consumptiepatronen. Ook is een goede balans tussen bronmaatregelen, die op EU-niveau moeten worden genomen en maatregelen die lidstaten zelf kunnen nemen, noodzakelijk. Bovendien dient de uitvoeringspraktijk (op alle niveaus) voldoende flexibiliteit te bieden om ecologische en economische doelen in de praktijk goed op elkaar af te stemmen.

Tot slot wil het kabinet het belang benadrukken van een duidelijke rol en verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven, samen met maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. Het Initiatief Duurzame Handel is een goed voorbeeld van de wijze waarop het bedrijfsleven initiatief kan nemen om een hulpbronefficiënt Europa dichterbij te brengen.

EU klimaatadaptatie

In het door de Commissie in 2009 uitgebrachte Witboek klimaatadaptatie liet de Commissie zien dat aanpassing aan klimaatverandering een grote uitdaging vormt. In de kabinetsreactie op het Witboek (Kamerstuk 22 112, nr. 865, 28 mei 2009) heeft Nederland zich positief opgesteld ten aanzien van het initiatief van de Commissie om aanpassingsmaatregelen in EU-verband zoveel mogelijk te laten aansluiten bij bestaand instrumentarium.

In de eerste fase (tot en met 2012) wordt door de Commissie gewerkt langs de volgende lijnen:

  • 1. Oprichting van een platform voor kennisuitwisseling en ontwikkeling (Clearing House Mechanism)

  • 2. Integratie van klimaatadaptatie in de relevante EU-beleidsterreinen, ondermeer bij herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en voor wat betreft waterschaarste, droogte en klimaatadaptatie ook in de tweede generatie stroomgebiedbeheersplannen ingevolge de Kaderrichtlijn water

  • 3. Aanpassing en ontwikkeling van (financieel) instrumentarium; zo moet er goed gekeken worden naar de klimaatbestendigheid van Europese investeringen in grootschalige infrastructuur en gebiedsontwikkeling

  • 4. Ontwikkeling van extern beleid, o.a. water in het kader van ontwikkelingssamenwerking.

De Commissie wil in 2013 een Europese Strategie voor klimaatadaptatie presenteren.

Tijdens de Informele Milieuraad zal worden gesproken over barrières bij de implementatie van nationale adaptatieplannen en de rol van locale en regionale overheden. Adaptatie aan klimaatverandering is vooral een zaak van de lidstaten zelf, waarvan de uitvoering samen met het lokale en/of regionale niveau gebiedsgericht en integraal moet worden opgepakt. In Nederland zijn bestendigheid tegen zeespiegelrijzing en overstromingen en de beschikbaarheid van voldoende zoetwater belangrijke prioriteiten. Stedelijke gebieden krijgen te maken krijgen met extreme temperaturen en wateroverlast. De investeringsdynamiek van stedelijke gebieden biedt kansen om steden duurzamer in te richten.

Voorbereidingen voor COP 17 te Durban

De Raad zal spreken over de voorbereidingen voor de VN-klimaatconferentie in december in Durban, Zuid Afrika. Naar verwachting zal de formele Milieuraad in oktober de EU positie voor Durban vaststellen.

Na de conferentie in Cancún, eind 2010, zullen in Durban vervolgbesluiten worden genomen in de onderhandelingen onder het VN-Klimaatverdrag en Kyoto-protocol. De onderhandelingen over deze besluiten richten zich enerzijds op de implementatie van de afspraken uit Cancún, bijvoorbeeld de uitwerking van de spelregels van het in Cancun opgerichte Groen Klimaatfonds en de regels over rapportage van emissies en acties door ontwikkelde en ontwikkelingslanden, en anderzijds op het bereiken van overeenstemming over de onderwerpen waarover in Cancún nog niet besloten kon worden (bijvoorbeeld marktmechanismen). Nederland is, samen met Denemarken, lid van het zogenoemde Transitie Comité dat de regels voor het Groen Klimaatfonds voorbereidt.

Voor Nederland is van belang dat de EU zich, net als in 2010, richt op een stapsgewijze benadering waarbij op deelonderwerpen concrete en haalbare stappen vooruit worden gezet in Durban. Nederland richt zich daarbij op twee prioritaire onderwerpen:

  • de ontwikkeling van internationaal instrumentarium dat de benodigde klimaatinvesteringsstroom van marktpartijen stimuleert en versterkt en

  • integratie van watergerelateerde aspecten en de daarbij behorende Nederlandse expertise en belangen in de discussie over klimaatadaptatie.

Daarnaast probeert Nederland om via andere kanalen vooruitgang te boeken bij het tot stand komen van mondiaal klimaatbeleid. Hiertoe participeert Nederland o.a. in de zogenaamde «Cartagena Dialoog», een informele dialoog van een groep ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden, en is een dialoog gestart met het internationaal opererende bedrijfsleven. Daarnaast ondersteunt Nederland concrete initiatieven in ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld gericht op de totstandkoming van nieuwe marktmechanismen.

Naar verwachting zal de Raad ook stilstaan bij een eventuele verlenging van het Kyoto-protocol, waarvan de eerste verplichtingenperiode afloopt in 2013. De EU heeft reeds aangegeven een nieuwe Kyoto-verplichting te kunnen overwegen als onderdeel van een bredere uitkomst waarin er perspectief is op een mondiaal en allesomvattend klimaatraamwerk waaraan alle grote economieën meedoen. De raad zal dit verder bespreken in het licht van de ontwikkeling van de onderhandelingen en de mitigatie toezeggingen van andere landen.

Naar boven