21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 832 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 augustus 2011

De vaste commissie voor Financiën1 heeft aan de minister van Financien aan aantal vragen en opmerkingen voorgelegd n.a.v. het verslag van de vergadering van de Eurogroep en de Ecofin Raad van 11 en 12 juli 2011 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 817). De minister heeft een deel van deze vragen en opmerkingen beantwoord op 21 juli 2011 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 820).

Bij brief van 8 augustus 2011 heeft de minister de ontbrekende antwoorden aan de Kamer gezonden. Deze vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Dezentjé Hamming-Bluemink

De griffier van de commissie,

Berck

EFSF/ESM/Griekenland

PVV

(1) De drie landen die momenteel steun genieten, te weten Griekenland, Ierland en Portugal, hebben momenteel de junkstatus. Financiële stabiliteit en herstel van het vertrouwen lijken daarmee verder weg dan ooit. Heeft de steunverlening hiermee niet zijn doel gemist? Zo, nee, wanneer is dit dan wel het geval?

Vanaf het moment dat Griekenland steun aanvroeg was duidelijk dat deze lidstaat zich in een heel moeilijke situatie bevond. Ook in Portugal en Ierland was de steun noodzakelijk omdat beide landen in grote problemen verkeerden. Er zijn veel maatregelen nodig om de overheidsfinanciën te saneren, de economie te hervormen, en het vertrouwen van investeerders weer terug te verdienen. Dat kost tijd. Daarom kiezen we ook steeds, samen met het IMF, voor meerjarige programma’s. Dan worden landen van de markt gehouden, zodat ze de tijd hebben om de noodzakelijke maatregelen te nemen. Dat het vertrouwen in deze landen nog niet hersteld is, is dan ook niet verassend. Het onderstreept wel dat het essentieel is dat de beleidsprogramma’s rigoureus moeten worden geïmplementeerd zodat de overheidsfinanciën weer op orde geraken en de economische groei duurzaam wordt hersteld; dit is de enige weg. Door de markten te laten zien dat je daartoe als land in staat bent, kun je geleidelijk het marktvertrouwen herwinnen.

CDA

(2) Deze leden begrijpen dat de eurolanden binnen het ESM wel een preferente status hebben gekregen ten opzichte de private schuldeisers, behalve voor de huidige programmalanden Griekenlanden, Ierland en Portugal. Indien noodzakelijk kan er bovendien worden teruggevallen op de Club van Parijs. Waarom wilden de andere landen de huidige programmalanden dan geen preferente status bieden? Kan de minister bevestigen dat hiermee de kwaliteit van onze schuldpositie gelijk is aan een preferente status vanwege de werking van de Club van Parijs?

Wat is de consequentie van het feit dat de preferente crediteurenstatus wel is opgenomen in het ESM-verdrag, maar dat er een uitzondering is gemaakt voor de steun die volgt op de huidige programma’s aan Griekenland, Ierland en Portugal? Heeft het ESM geen preferente crediteurenstatus bij steun aan die landen? Komt bij een toekomstige schuldenherstructurering voor de andere landen eerst het IMF aan de beurt, dan het ESM en dan de andere crediteuren? Hoe is dat voor Griekenland, Ierland en Portugal? Krijgt het ESM daar voorrang op de private crediteuren? Kan de minister duidelijk de volgorde aangeven waarin nu zal worden uitbetaald?

CDA

In de term sheet van het ESM wordt het mogelijke preferentiële karakter slechts vermeld in paragraaf 10/11 van de preambule en niet in de gedetailleerde verdragstekst. Kan de minister aangeven op welke wijze de soevereine landen hieraan rechten kunnen ontlenen bij het uitlenen van geld?

In het ESM term sheet is vastgelegd dat vanaf juli 2013 het ESM de preferente crediteurenstatus zal claimen conform de praktijk van het IMF. Het IMF heeft een internationaal erkende preferente status en neemt daarom niet deel in herstructureringen. Het IMF legt deze claim echter niet vast. Het ESM doet dat wel, maar om dichtbij de praktijk van het IMF te blijven, is dit opgenomen in de preambule van het ESM-verdrag. Uitzondering op de door het ESM geclaimde preferente status, vormen de huidige programmalanden. Het primaire doel van de steunprogramma’s voor Griekenland, Ierland en Portugal is dat deze landen zo spoedig mogelijk weer op eigen benen kunnen staan. Gezien de specifieke situatie waarin deze lidstaten nu verkeren, en de absolute noodzaak dat zij op middellange termijn weer toegang krijgen tot de markt, zou het in deze context niet wenselijk zijn als het ESM voor deze landen nu een preferente status zou claimen. Voor de gevallen waar het ESM geen preferente status claimt, is de status van het ESM gelijk aan de status van de andere crediteuren. ESM-leningen kunnen bij onverhoopte betalingsproblemen vervolgens terecht komen in de Club van Parijs. De werking van de Club van Parijs tot dusver laat zien dat onze schuldpositie inderdaad kwalitatief goed gewaarborgd is. Hierover ontving u reeds een uitgebreide brief.

SP

(3) Wat zijn de meest recente beschikbare gegevens over de exposure van Nederlandse banken, verzekeraars en pensioenfondsen op Griekse staatobligaties?

De meest gedetailleerde publieke informatie over exposures van Europese banken op Griekse staatsobligaties geven de onlangs gepubliceerde resultaten van de EBA-stresstesten. De exposure cijfers die hierin staan betreffen de exposures per 31 december 2010. Voor de vier grote Nederlandse banken die hebben deelgenomen aan de stresstest gaat het hier om een bedrag van in totaal zo’n 1,2 miljard aan Griekse staatsobligaties. De blootstellingen van de Nederlandse verzekeringssector en pensioensector op de Griekse staat bedragen op basis van de meest recente cijfers van DNB EUR 773 mln en EUR 582 mln.2

De directe uitzettingen van de Nederlandse financiële sector op de Griekse staat zijn afgezet tegen totale activa en eigen vermogen relatief gering. Dat neemt niet weg dat de Griekse problematiek en de risico’s daarvan voor Nederland en de financiële sector uiteraard van een veel grotere orde zijn. De huidige spanningen in de markt, waaronder uitstralingseffecten naar andere perifere landen en financiële instellingen, geven blijk van de potentiële problemen voor bredere exposure, tegenpartijrisico en marktliquiditeit van de financiële sector in geval de Griekse problematiek niet geloofwaardig wordt aangepakt.

SP

(4) Hoeveel Griekse staatsobligaties hebben de pensioenfondsen en hoeveel is afgedekt met credit default swaps?

Zie vraag 3. Over afdekking door credit default swaps zijn geen cijfers bekend.

SP

(5) In de beantwoording op schriftelijke vragen van de SP-fractie beroept de minister zich op toezichtvertrouwelijkheid voor het niet geven van de informatie over de pensioenfondsen. Waarom beroept de minister zich daar op, terwijl er alleen werd gevraagd naar geaggregeerde getallen voor alle pensioenfondsen?

Artikel 204 van de PW ziet toe op geheimhouding van vertrouwelijke gegevens. Dit artikel impliceert dat geaggregeerde gegevens ook een vertrouwelijke karakter kunnen hebben. Ook geaggregeerde getallen kunnen bijvoorbeeld onder omstandigheden herleidbaar zijn tot een of meerdere financiële instellingen, en daarmee vertrouwelijk zijn. Dit dient dus altijd in de afwegingen ter zake betrokken te worden.

Economic governance

VVD

(6) Uit het verslag valt op te maken dat de komende tijd nadere voorstellen worden uitgewerkt die erop gericht zijn de financiële weerbaarheid van het eurogebied te vergroten. Kan de minister toelichten hoe binnen deze voorstellen tevens gewaarborgd wordt dat voldoende prikkels in het systeem blijven bestaan voor landen om hun overheidsfinanciën op orde te houden en economische hervormingen in stand te houden?

Zowel preventief als correctief worden maatregelen genomen die moeten zorgen voor voldoende prikkels voor degelijk budgettair en structureel-economisch beleid. Op het preventieve vlak zijn de Raad en het Europees Parlement in onderhandeling over het governancepakket, met hierin onder andere afspraken over het verscherpte Stabiliteits- en Groeipact en een nieuwe procedure voor het detecteren en corrigeren van (excessieve) macro-economische onevenwichtigheden. Dit biedt de Unie betere mogelijkheden om voortijdig risico’s te signaleren, lidstaten hierop aan te spreken en corrigerende actie te eisen, en om indien nodig op een meer automatische manier dan in het verleden financiële sancties te kunnen uitdelen. Uitgedeelde financiële sancties kunnen daarbij in sommige gevallen worden «terugverdiend», wanneer lidstaten alsnog voldoende corrigerende maatregelen nemen. Correctief zijn binnen de afspraken met Griekenland, alsook binnen de afspraken van het EFSF en het toekomstige ESM, waarborgen ingebouwd zodat prikkels voor het voeren van goed beleid in stand blijven. Zo worden, in samenspraak met het IMF, strenge beleidseisen gesteld. De financiële steun wordt in tranches beschikbaar gesteld, zodat voortgang met de vereiste bezuinigingen en hervormingen kan worden verbonden aan het uitkeren van de tranches. Ook bij de nadere voorstellen uit het verslag waarnaar u verwijst, blijven deze uitgangspunten leidend.

VVD

(7) Ten aanzien van het economic governance pakket vragen de leden van de VVD-fractie wanneer en hoe de Kamer over de invulling van de criteria van het scoreboard – onderdeel van het sixpack – wordt geïnformeerd.

Zodra een akkoord met het Europees Parlement is bereikt over het governancepakket, zal de Raad nadere invulling geven aan de indicatoren, en de grenswaarden van deze indicatoren, die onderdeel zullen worden van het scoreboard. De verwachting is dat dit komend najaar zal gebeuren. De Kamer zal over de voortgang rondom het scoreboard worden geïnformeerd middels de geannoteerde agenda en het verslag van de Eurogroep/Ecofin Raad.

CDA

(8) In het verslag wordt ook aangegeven dat de minister uitziet naar een snelle besluitvorming inzake de «economic governance» in het Europees Parlement. Wat is de mening van de minister over hetgeen nu voorligt? Is dit voldoende of moeten er nog extra maatregelen of verscherpingen aangebracht worden, gelet op de ontwikkelingen die zich de afgelopen weken hebben voorgedaan?

D66

In het verslag wordt gesproken over het verder versterken van de governance. De onderhandelingen met het Europees Parlement lopen op dit moment. Op het punt van «automatismen» is nog geen overeenstemming bereikt. Welke voorstellen van het Europees Parlement over automatische sancties liggen op tafel?

Het governancepakket zoals dat nu voorligt is een significante verbetering ten opzichte van de huidige governance-afspraken in de E(M)U en is zeker een voldoende verbetering. Niet alleen worden de governance-afspraken verbreed (meer aandacht voor schuld, voor de preventieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact en voor macro-economische onevenwichtigheden), ook wordt de sanctiedreiging versterkt door het toepassen van omgekeerde gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming in de Raad wanneer tot een sanctie zou moeten worden besloten. Nederland heeft zich hier steeds hard voor gemaakt. Momenteel speelt nog de discussie met het Europees Parlement over het nog verder aanbrengen van automatisme in de besluitvorming in de preventieve arm van het SGP. Concreet wil het Europees Parlement dat het oordeel van de Europese Commissie over de corrigerende actie die een lidstaat moet nemen wanneer de lidstaat niet voldoet aan de eisen uit de preventieve arm van het SGP, door de Raad wordt overgenomen, tenzij een gekwalificeerde meerderheid in de Raad van het oordeel van de Commissie besluit af te wijken (omgekeerde gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming). Het Poolse Voorzitterschap zal zich de komende tijd inzetten om de verschillen tussen het EP en de Raad op dit punt te overbruggen, gesteund door de belofte van de eurolanden in de verklaring van de Eurotop van 21 juli jl. om het Voorzitterschap bij te staan in het bereiken van een akkoord. Nederland vindt het belangrijk dat een snel akkoord met het Europees Parlement over het governancepakket overeen wordt gekomen, zodat de nieuwe afspraken zo snel mogelijk in werking kunnen treden.

CDA

(9) Ook vragen de leden van de CDA-fractie welk eindmodel de regering voor ogen heeft wat betreft de economic governance. In hoeverre is daarbij sprake van souvereiniteitsoverdrachten?

Met de correcte implementatie en handhaving van het aankomende governancepakket zouden de fundamenten van de E(M)U de komende jaren significant versterkt worden. Omdat het bij het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) slechts gaat om strengere handhaving van afspraken die de lidstaten al eerder overeen waren gekomen, betreft dit geen additionele soevereiniteitsoverdracht. Wel wordt de beleidsvrijheid van de lidstaten om af te wijken van de in het SGP gemaakte afspraken ingeperkt, in lijn met de wens van de Tweede Kamer en het kabinet. Daarnaast is het kabinet van mening dat met de invulling van de nieuwe procedure voor macro-economische onevenwichtigheden, een goed evenwicht is gevonden tussen hetgeen op Europees niveau nodig is om schadelijke macro-economische onevenwichtigheden effectief aan te pakken, en de mate waarin lidstaten zelf aan het roer staan om hiertoe concrete beleidsmaatregelen aan te dragen. Bij eventuele voorstellen voor toekomstige wijzigingen van de structuur van de economische beleidscoördinatie in Europa, zal het kabinet deze toetsen aan noodzaak om de Europese afspraken te doen naleven, in het bijzonder ten aanzien van het SGP, en de beleidsvrijheid die lidstaten moeten behouden om een eigen invulling te geven aan deze afspraken.

D66

(10) Wordt er nog verder nagedacht over het verder versterken van de «governance» op Europees niveau, ook in relatie tot de uitspraken van de heer Trichet van vorige week? Zie ook de volgende link: http://85.112.25.68:6081/fd/economie-politiek/2011/07/10/trichet-pleit-voor-europese-minister-van-financin

De prioriteit van de Raad en het Europees Parlement is om zo snel mogelijk een akkoord te bereiken over het governancepakket. Met dit pakket wordt de economische beleidscoördinatie op Europees niveau significant versterkt: Binnen het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) zal in de toekomst meer aandacht worden besteed aan publieke schulden en aan de preventieve arm van het SGP. Daarnaast zal een nieuwe procedure worden geïnitieerd voor het voorkomen en/of terugdringen van schadelijke macro-economische onevenwichtigheden. Ook zullen de nationale begrotingsraamwerken van de lidstaten aan minimumeisen moeten gaan voldoen. Los van het governancepakket zullen ook de bevoegdheden van Eurostat worden uitgebreid. Het implementeren en effectief handhaven van het governancepakket zal de komende jaren uitermate belangrijk zijn en veel aandacht vergen. De eurozonetop van 21 juli jl. heeft de voorzitter van de Europese Raad verzocht om, in nauw overleg met de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van de Eurogroep, in oktober met concrete voorstellen te komen voor betere werkmethoden en een sterker crisisbeheer in de eurozone. Hierop wordt nader ingegaan bij de beantwoording van de vragen die de Tweede Kamer heeft gesteld naar aanleiding van de uitkomsten van de eurzonetop.

Stresstest

VVD

(11) Ten aanzien van de gepubliceerde resultaten van de stresstesten vragen de leden van de VVD-fractie de minister in te gaan op de recente publicatie van de stresstest uitgevoerd door J.P. Morgan waaruit blijkt dat 20 Europese banken niet door de test komen en € 80 miljard nodig is voor kapitaalversterking van desbetreffende banken. Hoe verhoudt deze test zich tot de test van de Europese Banken Autoriteit (EBA) waarin wordt gesteld dat 8 Europese banken de test niet doorstaan en € 2,5 miljard aan reservekapitaal tekort komen? Wat zeggen deze verschillen over de geloofwaardigheid van de stresstest van de EBA?

De door EBA opgelegde transparantie bij de publicatie van de stresstesten heeft marktpartijen in de gelegenheid gesteld om zelf analyses te maken. De aannames voor deze marktanalyses en dus ook de hoeveelheid benodigd extra kapitaal lopen door verschillende aannames en scenario’s sterk uiteen. Deze transparantie en de op gang gekomen discussie zijn goed, aangezien marktpartijen hierdoor beter geïnformeerd kunnen oordelen over de kapitaalpositie van Europese banken en indien zij dat nodig achten, druk kunnen uitoefenen op deze banken om hun kapitaalspositie te verbeteren.

PVV

(12) Banken in de gevarenzone moeten via private weg hun kapitaal versterken. Als dit niet lukt zal er publiek geld bij moeten? Wanneer is sprake van deze back stop? Moeten banken wederom met publiek geld worden gered door hun risicovol gedrag? In hoeverre kunnen spaargelden worden geringfenced van een probleembank? Zijn voorwaarden voor overheidssteun geformuleerd? Hoe worden banken ondersteund van landen met onvoldoende toegang tot de kapitaalmarkt (zoals Griekenland, Portugal en Ierland)?

Een backstop is van toepassing op instellingen die gezakt zijn. In Nederland zijn er geen banken gezakt dus is er geen sprake van gebruik van een backstop. Banken zijn gezakt indien ze nadat de stresstest is toegepast minder dan 5% core tier 1 kapitaal hebben. Zij worden verplicht hun kapitaalpositie te versterken. Inderdaad in eerste instantie via private wegen en wanneer private oplossingen niet mogelijk zijn via publieke interventie.

Banken in de gevarenzone (veelal banken bij de 5%-grens met veel overheidsblootstelling in de programmalanden) worden niet verplicht hun kapitaalpositie te verbeteren. Wel komen ze onder verscherpt prudentieel toezicht. Het spreekt voor zich dat deze banken en hun toezichthouders zich de vraag moeten stellen of zij er verstandig aan doen om hun kapitaalpositie te versterken.

Voor de discussie over ringfencing verwijs ik u naar de nota «Financiële stabiliteit, bescherming van spaargeld in het depositogarantiestelsel en het combineren van verschillende bancaire activiteiten binnen een bank» die ik uw Kamer 8 juli jl. toezond.3

Europese regels voor staatssteun zijn van toepassing in geval van steun van een overheid aan een in nood verkerende financiële instelling. Dit betekent, conform de huidige staatssteunregels van de EU, dat een instelling een herstructureringsplan moet indienen indien een instelling door publieke middelen moet worden gesteund. Voor alle landen die momenteel steun genieten van EFSF of leningen ontvangen van de eurolanden is in de bestaande programma’s een voorziening voor steun aan de financiële sector opgenomen.

SP

(13) Is er uit de stresstest meer duidelijkheid gekomen over de mate waarin financiële instellingen zouden worden geraakt door een sanering van de Griekse staatsschuld?

De recente Europese stresstest heeft meer duidelijkheid gebracht over de exposure van individuele Europese banken op Griekse obligaties. De totale exposure van de deelnemende banken op de Griekse schuld is per 31 december 2010 zo’n 90mrd. De stresstest heeft uitgewezen dat de Nederlandse financiële instellingen die aan de test deelnamen een gezamenlijke exposure op Griekse staatsobligaties hadden van zo’n 1,2 miljard euro.

Kredietbeoordelaars

PVV

(14) Hoe beoordeelt de minister de uitspraak van eurocommissaris Michel Barnier dat kredietbeoordelaars zich niet zouden moeten uitspreken over eurolanden die een beroep hebben gedaan op het noodfonds voor de euro?

Kredietbeoordelaars vervullen een nuttige rol. Ratings verschaffen beleggers inzicht en bieden een vergelijkingsmaatstaf ten aanzien van de risico’s van financiële instrumenten, waaronder obligaties uitgegeven door landen (landenratings). Deze transparantie is van belang ook ten aanzien van landenrisico’s. Investeerders moeten mijns inziens echter zelf kritisch zijn en zoveel mogelijk meerdere informatiebronnen tot zich nemen en derhalve niet uitsluitend afgaan op het oordeel van de kredietbeoordelaars. Dit geldt naar mijn oordeel te meer als een euroland een beroep heeft gedaan op de noodfaciliteit van de eurozone. In die laatste situatie is er ook bijvoorbeeld het oordeel van het IMF welke bij een programmaland veel meer informatie heeft dan kredietbeoordelaars.

CDA

(15) De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de rol van de rating agencies. Waar zij in het verleden nog wel eens achter de muziek aanliepen, spelen zij nu voortdurend de eerste viool. Het is de vraag of dit wenselijk is. Te snelle oordelen kunnen leiden tot een self fulfilling prophecy. Dit wakkert de onrust aan. De leden van de CDA-fractie vinden dit onwenselijk, hoewel voor hen de onafhankelijkheid van de rating agencies buiten kijf staat. Kan de minister aangeven wat aan deze rol van credit agencies kan en zou moeten worden gedaan?

In vervolg op de kredietcrisis is een groot aantal maatregelen getroffen ten aanzien van kredietbeoordelaars. Zo is in 2009 via een Europese Verordening toezicht op kredietbeoordelaars door nationale toezichthouders ingevoerd en zijn uitgebreide transparantieverplichtingen aan de kredietbeoordelaars opgelegd alsmede maatregelen getroffen om belangenconflicten tegen te gaan teneinde zoveel mogelijk zuivere ratings te borgen. Vanaf 1 juli 2011 houdt ESMA op basis van de tweede generatie van de CRA-verordening (CRA II) direct toezicht op de kredietbeoordelaars (met een delegatiemogelijkheid naar nationale toezichthouders). Deze maatregelen, die ik positief vind, moeten de kans krijgen om daadwerkelijk effect te sorteren. Hier blijft het echter niet bij. De Europese Commissie werkt momenteel aan een voorstel tot verdere aanscherping van de regels voor kredietbeoordelaars. Eén van de voorstellen betreft nog meer transparantie door kredietbeoordelaars, onder meer door te verplichten dat de volledige analyse die ten grondslag ligt aan landenratings openbaar wordt gemaakt. Hierdoor worden marktpartijen in staat gesteld nog kritischer te kijken naar de rating. Ik sta open voor een dergelijke vergroting van de transparantie en zal dit ook in Brussel uitdragen.

CU

(16) Steunt de minister de oproep van bondskanselier Merkel om een Europese rating agency op te zetten? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de oproep van de minister zelf om het IMF een grotere rol te geven in de beoordeling van de kredietwaardigheid van landen?

Het is thans reeds mogelijk om een Europese kredietbeoordelaar op te zetten. Ik sta hier positief tegenover. Wel is de oprichting van een Europese kredietbeoordelaar naar mijn mening voorbehouden aan de private partijen zelf. Dit laat overigens onverlet dat investeerders zelf kritisch moeten zijn en zoveel mogelijk informatiebronnen tot zich moeten nemen. In dit verband heb ik aangegeven dat ingeval een land in het steunprogramma van het IMF is opgenomen met bijbehorende onderzoeken en monitoring door het IMF, het goed zou zijn als investeerders deze bevindingen van het IMF (nadrukkelijker) meewegen in hun oordeel.

Overig

VVD

(17) Ook vragen de leden van de VVD-fractie de regering om ook onder het Poolse voorzitterschap de subsidiariteit- en proportionaliteittoets van de Kamer bij het commissievoorstel voor een geharmoniseerde grondslag voor de vennootschapsbelasting in ogenschouw te blijven nemen.

De regering kan de leden van de VVD fractie verzekeren dat ook onder het Poolse voorzitterschap de regering de subsidiariteit- en proportionaliteittoets van de Kamer ten aanzien van het commissievoorstel voor een geharmoniseerde grondslag voor de vennootschapsbelasting in ogenschouw blijft houden.

CDA

(18) Tot slot wijzen de leden van de CDA-fractie op de problematische situatie in de VS ten aanzien van de schuldhoudbaarheid. Er zijn credit rating agencies die overwegen om de VS te «downgraden». Dat is een historisch volstrekt ongekende situatie. Dit draagt bovendien bij aan de onrust op de markten. Op welke wijze wordt hier binnen de Eurogroep mee om gegaan?

Als lid van de G20 neemt de EU deel aan een proces waarbij de grootste landen elkaar aanspreken op hun bijdrage aan mondiale onevenwichtigheden en financiële stabiliteit, het zogenaamde Mutual Assessment Process (MAP). De VS kan in dit kader worden aangesproken om de noodzakelijke stappen te nemen om de schuldhoudbaarheid te verbeteren. De Europese inzet hiervoor wordt in de Ecofin/Eurogroep en de Europese Raad voorbereid.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), voorzitter, Omtzigt, P.H. (CDA), Irrgang, E. (SP), Knops, R.W. (CDA), Neppérus, H. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Spekman, J.L. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), ondervoorzitter, Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Harbers, M.G.J. (VVD), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Groot, V.A. (PvdA), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Braakhuis, B.A.M. (GL), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Verhoeven, K. (D66), Koolmees, W. (D66), Huizing, M.E. (VVD) en Schouten, C.J. (CU)., Plv. leden: Broeke, J.H. ten (VVD), Werf, M.C.I. van der (CDA), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Hijum, Y.J. van (CDA), Leegte, R.W. (VVD), Haverkamp, M.C. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Veen, E. van der (PvdA), Vacature, SP (), Grashoff, H.J. (GL), Schaart, A.H.M. (VVD), Vermeij, R.A. (PvdA), Smeets, P.E. (PvdA), Beertema, H.J. (PVV), Gent, W. van (GL), Jong, L.W.E. de (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Koşer Kaya, F. (D66), Pechtold, A. (D66), Ziengs, E. (VVD) en Slob, A. (CU).

X Noot
2

Deze geaggregeerde cijfers zijn gebaseerd op de huidige waarderingsgrondslag en dus niet op de nominale aankoopwaarde. Het zijn cijfers op geconsolideerd groepsniveau (dus inclusief de buitenlandse dochters van Nederlandse verzekeraars), en de cijfers betreffen enkel de exposure van de grootste spelers in de markt.

X Noot
3

Zie Kamerstukken II, 2010–2011, 31 980, nr. 51.

Naar boven