21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 808 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag. 13 juni 2011

In mijn brief van 6 juni (kamerstukken 21 501-07, nr. 806) heb ik de Kamer geïnformeerd over de overeenstemming die bereikt is over een omvattend beleidspakket tussen enerzijds het IMF, de Europese Commissie en de ECB (de Trojka) en anderzijds de Griekse overheid. Deze brief biedt, mede op basis van informatie uit de teleconferentie van de Eurogroep ministers op 8 juni en een voorlopige voortgangsrapportage van de Trojka, nadere informatie en een Nederlandse appreciatie.

Inleiding

Het Nederlandse kabinet ziet zich met de ernstige Griekse financieel-economische situatie voor een moeilijke keuze gesteld. Als gevolg van inadequaat economisch beleid in de afgelopen tien jaar is de Griekse economie in zeer zwaar weer terecht gekomen en is het vertrouwen van de andere eurolidstaten ernstig beschadigd. Na het besluit van de eurolidstaten in mei 2010 om in samenwerking met het IMF een leningenprogramma op te starten voor Griekenland is nu, een jaar later, de vraag opnieuw hoe de problemen voor Griekenland en het eurogebied het beste kunnen worden aangepakt. Er kunnen verschillende opties worden onderscheiden. De eerste optie is dat er geen steun meer wordt verleend aan Griekenland. Een andere optie is dat Nederland samen met de Europese partners en het IMF steun blijft verlenen aan Griekenland, maar met een substantiële bijdrage van de private sector. Een derde optie is dat de eurolidstaten en het IMF alle middelen, die nodig zijn omdat Griekenland niet medio 2012 terug naar de markt kan, bijeen brengen.

In deze brief zal ik eerst een terugblik geven op de stand van zaken van het Griekse programma en de maatregelen die Griekenland reeds heeft genomen om de problemen aan te pakken. Vervolgens schets ik u de nieuwe, aanvullende elementen die deel uitmaken van het omvattende beleidspakket waarover de Trojka en de Griekse regering overeenstemming hebben bereikt. Daarna zal ik nader ingaan op de bovengenoemde opties en de gevolgen die deze verschillende opties hebben.

Het Griekse leningenprogramma en de aanvullende elementen

Terugblik

Sinds de start van het Griekse leningenprogramma in mei vorig jaar is een aantal omvangrijke maatregelen doorgevoerd. Op budgettair gebied constateert de Trojka dat, hoewel Griekenland in het afgelopen jaar belangrijke vorderingen heeft gemaakt, de reductie van het begrotingstekort zich in het laatste kwartaal niet voldoende heeft voortgezet. Het is essentieel dat Griekenland zo snel mogelijk een primair overschot realiseert. Hoewel het tekort in 2010 – bij een terugvallende economische ontwikkeling – met nagenoeg 5% BBP is gedaald ten opzichte van 2009 en er tot en met het eerste kwartaal van 2011 is voldaan aan de kwantitatieve targets voor tekortreductie, stokt het tempo recentelijk, waardoor het tekort over 2011 hoger uit dreigde te vallen dan voorzien in het strikte tekortreductiepad dat in het Griekse programma is opgenomen. In de bijlage bij deze brief treft u een overzicht aan van de maatregelen die Griekenland tot dusver heeft genomen.

Aanvullingen op het Griekse leningenprogramma

Om de overeengekomen doelen te realiseren is een aanvullend beleidspakket nodig. De aanvullende elementen zijn terug te brengen tot drie pijlers: budgettair, structureel en maatregelen voor de financiële sector. Een nieuw element is het privatiseringsprogramma.

– Budgettair

Aanpassing van het tekortreductiepad is geen optie. Om te zorgen dat Griekenland weer op het oorspronkelijke, ambitieuze tekortreductiepad terecht komt, heeft de Trojka met de Griekse regering gesproken over nieuwe, harde budgettaire maatregelen. Er is overeenstemming bereikt dat de Griekse regering nog in 2011 2,9% BBP aan maatregelen neemt. Dit zal ertoe leiden dat het Griekse tekort in 2011 zal dalen naar 7,6% BBP, conform de strikte doelstelling in het oorspronkelijke programma. Tot en met 2014 is er voor 10% BBP aan maatregelen voorzien, en voor de periode tot en met 2015, 11% BBP. Bij een rigoureuze implementatie van deze maatregelen zal het tekort volgens het IMF, de Commissie en de ECB in 2014 uit komen op 2,6% BBP.

Het aanvullende pakket bevat een veelheid aan maatregelen die Griekenland zal treffen om te zorgen dat de tekortreductie zoals voorzien in het programma, bereikt wordt: een verdere verlaging van de loonuitgaven van de publieke sector, een verlaging van het aantal ambtenaren met 20% in de periode 2010–2015, het snijden in operationele uitgaven, defensie-uitgaven, zorg en sociale zekerheid. Aan de inkomstenkant zijn verdere belastingverhogingen voorzien alsmede het afschaffen van verschillende belastingvrijstellingen.

De achterstand die Griekenland het afgelopen jaar opliep bij de reductie van het tekort is voor een belangrijk deel te wijten aan het niet realiseren van de doelstellingen op het gebied van belastinginning. Hiervoor is veel aandacht in dit pakket van aanvullende maatregelen. Om de robuustheid van het programma te vergroten, zijn in de tekortprojecties voor 2011 en 2012 de effecten van de maatregelen op dat gebied (bijvoorbeeld ten aanzien van het tegengaan van belastingontduiking en fraude), evenwel niet meegenomen. Er is immers een kans dat het meer tijd vergt, voordat dergelijke maatregelen hun vruchten afwerpen. Dit laat echter onverlet dat Griekenland maatregelen op het gebied van belastinginning zo snel mogelijk moet verscherpen.

– Structurele hervormingen

Daarnaast is duidelijk dat Griekenland de achterstand moet inhalen die is ontstaan op het terrein van de structurele hervormingen die het economische groeivermogen van het land moeten versterken. Nadat Griekenland vanaf mei 2010 een aantal belangrijke hervormingen op de arbeidsmarkt en ten aanzien van het pensioenstelsel implementeerde, en daarmee liet zien dat het in staat is vergaande hervormingen door te voeren, is in de laatste maanden onvoldoende voortgang geboekt. Het schortte hierbij niet zozeer aan het doorlopen van de noodzakelijke wetgevingsprocedures als aan de concrete implementatie van de beleidsmaatregelen. Griekenland zal hier dus koste wat kost harder aan moeten werken. De Griekse regering heeft aangegeven op zoek te zijn naar technische assistentie om de implementatie te versterken. De mogelijkheden hiertoe worden momenteel bekeken. Nederland heeft reeds aangegeven bereid te zijn technische assistentie te verlenen. Op deze manier kan Nederland meer invloed uitoefenen op een zorgvuldige implementatie.

– Financiële sector

De situatie in de financiële sector blijft zorgelijk. Griekse banken hebben nauwelijks toegang tot de kapitaalmarkten en zijn aangewezen op de liquiditeit van de ECB. Ter versterking van de financiële sector zullen de kapitaaleisen voor Griekse banken verder worden verhoogd. In het uiterste geval blijft hiervoor het stabiliteitsfonds voor de Griekse bancaire sector, dat in het oorspronkelijke programma is opgezet, beschikbaar als vangnet.

– Privatiseringen

Een cruciale uitkomst van de onderhandelingen is dat er een ambitieus en onomkeerbaar privatiseringsprogramma wordt opgezet. Daartoe zal een onafhankelijk agentschap worden opgericht dat los staat van de politiek en dat ten doel heeft voor 50 miljard euro aan Griekse staatseigendommen te privatiseren. Door de opzet van dit agentschap wordt een onomkeerbaar privatiseringsproces in gang gezet. De Europese Commissie en de Eurogroep zullen twee zogenaamde observers nomineren die zitting krijgen in de Board. Dat de verantwoordelijkheid voor de privatisering in onafhankelijke handen komt, volledig los van de politiek, is mijn inziens cruciaal voor een succesvol verloop van dit programmaonderdeel. Er is reeds een lijst staatseigendommen geïdentificeerd welke aan het agentschap zullen worden overgedragen. Duidelijk is dat nu onverkort gestart kan worden met de verkoop van Griekse staatsbedrijven. Dat van Griekenland gevraagd wordt een deel van het eigen tafelzilver te verkopen om zoveel mogelijk zelf de broek op te houden, lijkt mij volkomen redelijk. Griekenland heeft hiervoor inmiddels een eerste concrete stap gezet met de verkoop van een 10% aandeel in een telecom bedrijf. Zeker zo belangrijk is dat de verdergaande privatisering en marktwerking de economie kan versterken en de overheid ontlast.

Dialoog met de Griekse politieke oppositie

De Trojka heeft in Ierland en Portugal nadrukkelijk de politieke oppositiepartijen betrokken in de totstandkoming van het pakket beleidscondities, om hen zo te laten delen in de verantwoordelijkheid voor de implementatie. Ook in Griekenland is intensief contact gezocht met de belangrijkste oppositiepartij. Hoewel deze partij geen belastingverhogingen ondersteunt, onderschrijft deze partij overige belangrijke elementen van het programma, waaronder de structurele hervormingen, de bezuinigingsmaatregelen en het privatiseringsprogramma. Het Griekse kabinet heeft de Medium Term Fiscal Strategy, waarin de maatregelen zijn opgenomen die met de Trojka zijn overeengekomen, inclusief de belastingmaatregelen, reeds aangenomen. Eind deze maand zal deze wet ter goedkeuring aan het parlement worden voor gelegd. De regeringspartij PASOK heeft daar een absolute meerderheid. Daarom zal, ondanks het gebrek aan steun van de oppositie voor de belastingmaatregelen, het gehele pakket naar verwachting door het parlement worden goedgekeurd. Parlementaire goedkeuring voor al deze maatregelen is een voorwaarde om over te gaan tot de uitkering van een volgende tranche van het Griekse leningenprogramma.

Voorliggende opties

Ik wil benadrukken dat het kabinet tot op heden nog geen besluit heeft genomen over verdere steun aan Griekenland. Het IMF, alsook de Europese Commissie en de ECB geven aan dat nieuwe middelen nodig zijn voordat het Griekse programma kan worden voortgezet. Dat komt omdat Griekenland, in tegenstelling tot de aanname in het oorspronkelijke programma, zichzelf medio 2012 naar alle waarschijnlijkheid niet op de markt zal kunnen financieren. Het IMF geeft aan dat, tenzij hier een oplossing voor komt, het een volgende leningentranche niet kan uitkeren.

Er ligt daardoor op dit moment een helder keuzemoment voor ons. Mijn inziens zijn daarbij drie opties te onderscheiden die een weloverwogen afweging vereisen.

Optie 1. Er komen geen verdere leningen aan Griekenland

In deze optie komt er geen nieuw geld voor Griekenland voor het dichten van het financieringsgat in het programma. Leningen van de eurolanden vragen unanimiteit. Indien Nederland (of een van de andere eurolanden) niet instemt, komt er dus geen lening. In dat geval zal ook het IMF niet tot uitkering kunnen overgaan. Dit zal leiden tot een wanordelijke default van de Griekse overheid. Dit betekent dat Griekenland binnen enkele weken niet meer aan haar betalingsverplichtingen zal kunnen voldoen. Snel daarna zal een faillissement van de Griekse banken volgen. De kans is aanzienlijk dat Griekenland zich dan gedwongen voelt om de Euro te verlaten om met de eigen centrale bank de Griekse banken toch overeind te kunnen houden.

Omdat de exposure van de Nederlandse financiële sector op Griekenland beperkt is, zijn de direct te verwachten verliezen via die route beperkt1. Dit scenario zal echter wel tot omvangrijke verliezen voor de ECB leiden en in het verlengde daarvan voor Nederland, via de winstafdracht van DNB. Door DNB zijn deze verliezen voor Nederland in een dergelijk scenario geschat op circa 4 miljard euro.

Het risico op besmetting is groot, doordat beleggers bij een default van Griekenland het vertrouwen kunnen verliezen in andere (perifere) eurolanden. Ierland en Portugal zullen daar naar verwachting zeker last van krijgen, maar ook problemen voor Spanje zijn zeker niet uit te sluiten. Besmetting naar Spanje zou een ernstige bedreiging vormen voor de financiële stabiliteit van het eurogebied, inclusief voor de financiële sector in Nederland.

Een dergelijke brede besmetting zal ook via de reële economie grote financiële consequenties voor Nederland met zich meebrengen. De Nederlandse economie zou mogelijk weer terugschieten in een recessie, terwijl voor 2011–2013 momenteel wordt uitgegaan van een jaarlijks gemiddelde groei van zo'n 1,5%. Een periode van krimp zou een behoorlijke verslechtering van de overheidsfinanciën en de arbeidsmarkt tot gevolg hebben. Dat heeft gevolgen voor de belastingbetaler. Ook pensioenen zouden geraakt worden doordat de beleggingen van pensioenfondsen minder waard worden. Bovendien zou bij een bredere besmetting de stabiliteit van de euro ernstig in gevaar komen.

Deze indirecte effecten komen bovenop de directe verliezen die op Nederland af zouden komen via de Nederlandse financiële instellingen de ECB. Over de exacte gevolgen van een ongecontroleerde default kunnen geen uitspraken worden gedaan. Gelet op de verwevenheid en fragiliteit van het financiële systeem in Europa zijn de risico’s moeilijk te overzien, maar deze zijn hoogstwaarschijnlijk zeer substantieel.

De directe effecten voor Nederland van een ongecontroleerde default en de daarbij horende brede besmetting bedragen vele tientallen miljarden. Het gaat hierbij met name om forse afwaarderingen op vermogenstitels in Nederlandse handen. De indirecte kosten door wegvallen van de economische groei zouden daarbij deze directe kosten vele malen overtreffen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit schattingen zijn, die met een zeer grote mate van onzekerheid zijn omgeven.

Een variant op dit scenario is dat Griekenland bewust, en met steun van de overige landen, de Drachme opnieuw invoert. In dit scenario zouden de EU en het IMF na invoering van de Drachme Griekenland blijven ondersteunen bij de financiering van het tekort. Hierdoor zou de klap in Griekenland minder hard zijn dan wanneer ze helemaal geen steun meer zouden krijgen. Griekenland moet een aantal zaken aanpakken, om na uittreding te overleven. In ieder geval moeten er bij de overgang tijdelijk strenge capital controls worden ingevoerd omdat anders consumenten en bedrijven hun euro’s naar het buitenland zullen sluizen. De effecten in de rest van Europa zouden ernstig zijn mede omdat de schuld van Griekenland in euro blijft luiden, terwijl de koers van de Drachme sterk zou devalueren (noot: hierdoor zou de schuld als percentage van het nationaal inkomen sterk stijgen). In dit scenario dient men rekening te houden met afwaarderingen op de Griekse schuld van 70 tot 80 procent. Hiermee zouden de kosten van de Griekse crisis voor een belangrijk deel bij de andere eurolidstaten komen te liggen, terwijl de eurolidstaten wel door zouden moeten gaan met het verlenen van steun aan Griekenland. Ook in dit scenario is brede besmetting naar andere eurolidstaten waarschijnlijk. Daarmee komen de effecten al snel in de buurt van het hierboven beschreven scenario.

Optie 2. Er komt een aanvullend programma voor Griekenland, met private sector betrokkenheid.

In deze optie komt er een aanvullend programma waarbij er sprake is van significante betrokkenheid van de private sector, bijvoorbeeld doordat met de private sector wordt overeengekomen dat de bestaande private schulden van Griekenland worden verlengd met een aantal jaren. Wanneer zoveel mogelijk van de aflopende schulden van de Griekse overheid aan private partijen wordt verlengd, neemt de behoefte van Griekenland aan extra steun van de eurolanden en het IMF sterk af.

In deze optie blijft de druk op Griekenland hoog om hervormingen door te voeren conform het IMF-programma. Tegelijkertijd biedt het tijd voor Griekenland om de benodigde hervormingen te implementeren en het privatiseringsprogramma op poten te zetten. Het biedt banken en andere eurolanden de tijd om extra reserves op te bouwen of hun budgettaire situatie te verbeteren waardoor de besmettingsrisico’s geleidelijk kleiner worden. In deze optie betaalt Griekenland zijn schulden volledig terug, waardoor Europese banken, verzekeraars en pensioenfondsen niet hoeven af te schrijven op de hoofdsom en rente van hun leningen.

De meest vergaande vorm van private sector betrokkenheid is harde herstructurering van de bestaande schulden, door middel van een afslag (schuldvermindering). Dit verkleint de door de Griekse bevolking terug te betalen schuld, en kan leiden tot een lagere belastingdruk in de toekomst. Hierbij passen echter belangrijke kanttekeningen. In de eerste plaats is het niet zo dat herstructurering een alternatief voor het verstrekken van steun is. Een herstructurering zou met grote onmiddellijke kosten voor de ECB, voor banken en voor pensioenfondsen gepaard gaan. In de tweede plaats is het risico op besmetting naar andere eurolanden aanzienlijk. De economische en financiële situatie in Europa is nog steeds zeer fragiel en een dergelijke schok kan grote gevolgen hebben. In de derde plaats worden de financieringsproblemen van Griekenland niet opgelost. Griekenland moet nu doorgaan met hervormen en het tekort wegwerken. Ook na een eventuele herstructurering zal een aanzienlijke financieringsbehoefte blijven bestaan waarvoor Griekenland geen toegang tot de markt zal hebben. Tot slot geldt ook hier: afspraak is afspraak. Geld dat in goed vertrouwen geleend is, hoort gewoon netjes te worden terugbetaald. Om al deze redenen is geen van de lidstaten van het eurogebied, noch de Commissie, noch de ECB, noch het IMF voorstander van een scenario waarin schulden worden kwijtgescholden. Indien Nederland zijn steun afhankelijk zou maken van een eis tot herstructurering, zou dit al snel uitmonden in een ongecoördineerde uitkomst gelijk aan optie 1 (een wanordelijke default).

Optie 3. Er komt een aanvullend programma voor Griekenland gefinancierd door de eurolidstaten en het IMF

Dit scenario doet zich voor als de private sector uiteindelijk niet of nauwelijks bijdraagt aan een aanvullend Grieks programma. De risico’s op besmetting worden in dit scenario geminimaliseerd. Daar staat tegenover dat de omvang van de benodigde steun van de eurolanden en het IMF aanzienlijk groter wordt, recht evenredig met de ontbrekende private sector betrokkenheid. In dit geval daalt de exposure van private schuldhouders op Griekenland in de komende jaren sterk, terwijl de publieke exposure flink toe zou nemen.

Risico’s voor de Nederlandse belastingbetaler

Zoals hierboven in kaart is gebracht, brengen alle genoemde scenario’s risico’s voor de Nederlandse belastingbetaler met zich mee. Het grootste risico voor de Nederlandse belastingbetaler is een wanordelijke default van Griekenland (scenario 1). Tegelijkertijd dient erkend te worden dat Nederland ook risico loopt op de leningen die verstrekt worden aan Griekenland. Daarom is de vraag relevant wat er gebeurt als het programma onverhoopt niet het gewenste effect heeft en Griekenland problemen krijgt met het terugbetalen van de steun.

Betalingsproblemen die ontstaan op leningen tussen landen onderling worden besproken in de Club van Parijs. De Club van Parijs heeft eigen afspraken en een methodologie waarmee deze problemen worden opgelost. Het is nog niet voorgekomen dat een, in de basis, welvarend land dat in een schuldencrisis terecht is gekomen, schuldkwijtschelding heeft gekregen in de Club van Parijs. Bijvoorbeeld Turkije en Mexico hebben, in de regeling die ze met de Club van Parijs hebben getroffen, de gehele schuld met rente afbetaald. Ook niet wanneer private schuldeisers (obligatiehouders) wel een afslag op hun schulden hebben moeten accepteren. Uiteraard geldt ook hier dat ervaringen uit het verleden geen garanties voor de toekomst bieden, maar het veel gehoorde «we kunnen fluiten naar onze centen» wordt niet ondersteund door ervaringen in de afgelopen decennia en behoeft echt nuancering.

Positie Nederland

Ik heb hierboven verschillende opties geschetst en de scenario’s die daaruit kunnen volgen. Ik benadruk dat er in deze situatie geen gemakkelijke opties zijn. Evenals een aantal collega’s vind ik het absoluut geen aantrekkelijk vooruitzicht om verdere steun aan Griekenland te verstrekken. Nog minder aantrekkelijk is echter de optie dat niet te doen en de risico’s die daarmee gepaard gaan. Desalniettemin is het geen gegeven dat Nederland verdere steun verstrekt. Ik stel strikte voorwaarden aan verdere steun. Voor mij staat het onlosmakelijk vast dat ik een aanvullend steunprogramma aan Griekenland pas wil overwegen mits:

  • Er een geloofwaardig en uitermate streng beleidsprogramma ligt. Griekenland moet zo snel mogelijk naar een primair overschot. Dat is stap één om te zorgen dat Griekenland minder geld nodig heeft. In cijfers betekent dit 2,9% BBP aan maatregelen dit jaar en 11% tot 2015. Daarnaast zijn er significante structurele hervormingen nodig. Het is duidelijk dat het succes van het Griekse programma geheel afhankelijk is van een rigoureuze implementatie van de overeengekomen maatregelen. Dit zal, zoals gebruikelijk is in IMF programma’s, nauwlettend gemonitored moeten worden vóór de uitkering van elke volgende tranche, waarbij er met unanimiteit door de eurolanden ingestemd moet worden voordat een tranche wordt uitgekeerd.

  • Er een geloofwaardig, onomkeerbaar en ambitieus privatiseringsprogramma ligt. Met de opbrengsten kan een deel van het Griekse financieringsgat gedicht worden zodat minder steun nodig is. Ik hecht hierbij sterk aan de nauwe betrokkenheid van experts van externe partijen, zoals het IMF, de Europese Commissie en andere lidstaten.

  • Er volledige IMF betrokkenheid is, zowel financieel als wat betreft de expertise.

  • De private sector substantieel bijdraagt. Het gaat hierbij niet om kwijtschelding van schulden van Griekenland aan private partijen, maar om verlenging van looptijden door private partijen die exposure hebben. Dit verkleint de noodzaak voor extra steun vanuit het IMF en de eurolanden. Het is mijn inziens ook terecht te verwachten dat de private sector een reële bijdrage levert, aangezien juist de financiële sector een enorm belang bij de waarborging van de financiële stabiliteit in het eurogebied heeft. Daarnaast kan met betrokkenheid van de private sector de Nederlandse exposure zo klein mogelijk blijven om de risico’s voor de belastingbetaler te beperken.

Nederland is niet de enige eurolidstaat die worstelt met de moeilijke keuze tussen de verschillende opties. Met gelijkgezinde lidstaten zal ik alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat aan een eventueel aanvullend steunprogramma strikte voorwaarden worden gesteld. Nederland hecht sterk aan handhaving van de voorwaarden en zal anders niet met een eventueel aanvullend programma instemmen.

Ik wijs er overigens op dat de voorwaarden die ik hierboven heb geformuleerd sterke overeenkomst vertonen met de voorwaarden die het Duitse parlement heeft geformuleerd. Strikte voorwaarden voor Duitsland zijn:

  • zekerheid over de financiële bijdrage van het IMF, ook in de toekomst

  • gepaste deelname van de private schuldeisers, zodat de schuldhoudbaarheid van Griekenland wordt gewaarborgd en sprake is van een eerlijke lastenverdeling tussen publieke en private partijen;

  • een ambitieus en op korte termijn te realiseren privatiseringsprogramma, dat een belangrijke bijdrage aan de verlaging van de totale schuld waarborgt en waarvan de implementatie door internationale expertise wordt veilig gesteld

  • regelmatige evaluatie van de maatregelen en hun implementatie door de Trojka om op ieder moment door aanpassing het succes van het programma te kunnen garanderen. Hierbij hoort bereidheid van Griekse regering om hulp van internationale experts te aanvaarden.

Tot slot, wat van Griekenland gevraagd wordt is uitzonderlijk en uitermate streng in termen van budgettaire consolidatie en structurele hervormingen. Het EU-IMF programma zal ervoor zorgen dat de beleidsvrijheid van Griekenland sterk wordt beknot. Griekenland wordt immers de facto door de deelnemende internationale gemeenschap gedwongen om orde op zaken te stellen. Het is essentieel dat Griekenland als lid van het eurogebied deze aanpassingen doorvoert. Er is geen andere optie dan dat Griekenland rigoureus hervormt en bezuinigt.

Voordat in de Eurogroep mogelijke besluitvorming plaatsvindt over het Griekse leningenprogramma heeft de Kamer uiteraard de gelegenheid met mij hierover te debatteren, in ieder geval tijdens het reeds geplande Algemeen Overleg aanstaande dinsdag 14 juni.

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De minister van Financiën,

J.C. de Jager

Bijlage: Maatregelen in Griekenland Mei 2010–Mei 2011

Bijgaand vindt u een samenvatting van de belangrijkste maatregelen die Griekenland heeft genomen onder het leningenprogramma. Ook de periodieke rapportages van de Commissie bieden inzicht in de voortgang. De rapportages zijn te vinden op de website van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/economy_finance/sgp/deficit/countries/greece_en.htm).

Resultaten

Budgettair

  • Een tekortreductie van nagenoeg 5% BBP in 2010 (van 15,4% in 2009 naar 10,5% in 2010) bij een economische krimp van 4,5%.

  • Het primair tekort is gedaald met 5,4% BBP in 2010 (van 10,3% in 2009 naar 4,9% in 2010).

  • Primaire uitgaven zijn gedaald van 47,6% BBP in 2009 tot 44,0% in 2010.

  • Totale opbrengsten zijn gestegen van 37,8% in 2009 tot 40,6% in 2010.

Reële economie

  • Reële arbeidskosten per eenheid product zijn gedaald met 3,5%. Als gevolg hiervan is de Griekse concurrentiepositie verbeterd. De Griekse uitvoer is in 2010 met 2 miljard euro gestegen. Het tekort op de lopende rekening is gedaald; van 14% in 2009 tot 11,8% in 2010.

Maatregelen

Uitgavenkant

  • Lonen in de publieke sector zijn met 15% gedaald.

  • Lonen van medewerkers van staatsbedrijven zijn met 30% gedaald.

  • Pensioenen (publiek en privaat) zijn met 10% gekort

  • Het aantal tijdelijke contracten in de publieke sector is met 38% (of wel 29 500 personen) gedaald in 2010.

  • Het totaal aantal werknemers in de totale publieke sector is in 2010 met 10% gekrompen; dit komt overeen met een netto reductie van 82,400 personen

  • De tekorten bij de staatsbedrijven zijn met 20% teruggebracht in 2010, in het eerste kwartaal van dit jaar komt daar 35% bij.

  • De sociale zekerheid is met 3,4 miljard euro gekort (wat neer komt op 1,5% BBP) in 2010.

Inkomstenkant

  • BTW is over de gehele linie gestegen.

    • 19% tarief is gestegen tot 23%

    • 11% tarief is gestegen tot 13%

    • 5,5% tarief is gestegen tot 6,5%

  • Accijnzen op benzine, sigaretten en alcohol zijn met 33% gestegen.

  • Er is een speciale belasting ingesteld voor winstgevende bedrijven, vermogende individuen en onroerend goed.

Structureel

  • Hervorming van het pensioenstelsel: zo wordt o.a. de effectieve pensioenleeftijd met 2 jaar verhoogd, zijn er 40 werkjaren noodzakelijk voor een volledig pensioen en worden uitkeringen afhankelijk gemaakt van de levensverwachting.

  • Voor verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt zijn verschillende maatregelen aangenomen, zoals: een reductie in de ontslagvergoeding van 50%, de bonus bij overwerk wordt afgeschaft, verlenging van de proeftijd van 2 naar 12 maanden, verlenging van de toegestane periode voor tijdelijk werk van 1 jaar naar 3 jaar, stijging van de toegestane ontslagen van 2% tot 5% per maand en maatregelen ter stimulering van deeltijdwerk.

  • Er zijn verschillende maatregelen in gang gezet ter verbetering van het budgettair raamwerk.

  • Hervorming van het belastingstelsel; nieuw informatiesysteem, verkorting van de beroepsprocedures, stijging van 182% t.o.v. 2009 van boetes bij belastingontduiking, verzesvoudiging van het aantal audits en voorbereiding van een driejarig plan tegen belastingontduiking. Ondanks dat de overheidsontvangsten gestegen zijn (zie resultaten) is de achterstand die Griekenland het afgelopen jaar opliep bij de reductie van het tekort voor een belangrijk deel te wijten aan het niet realiseren van de doelstellingen op het gebied van belastinginning. Hier is dan ook nog een grote slag te slaan.

  • Op lokaal niveau is o.a. het aantal gemeenten teruggedrongen van 1 034 tot 325 en is verder gesneden in het ambtelijk apparaat.

  • De gezondheidszorg wordt structureel hervormd. Door middel van o.a. het verhogen van de eigen bijdrages, het grondig herstructureren en liberaliseren van de farmaceutische industrie, het verlagen van vergoedingen en het samenvoegen van ziekenhuizen moeten de kosten van de gezondheidszorg onder de 6% BBP blijven.

  • Liberalisering en herstructurering van de energie en transportsector. Ook is een begin gemaakt met openen van zo’n 150 gesloten beroepen.


X Noot
1

De exposure van Nederlandse banken was, volgens de meest recente openbaar beschikbare gegevens, zo’n 3,7 mrd euro (Bank for International Settlements, December 2010). Over de additionele exposure van Nederlandse pensioenfondsen en verzekeraars zijn publiekelijk geen cijfers beschikbaar, maar tezamen bedraagt de exposure van deze instellingen enkele miljarden euro.

Naar boven