21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 784 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 februari 2011

Hierbij zend ik u het verslag van de vergadering van de Ecofin Raad van 14 en 15 februari 2011 te Brussel.

De voorlopige agenda van de Eurogroep en de Ecofin Raad van 14 en 15 maart 2011 te Brussel is nog niet bekend. Kort voor het AO en de Ecofin Raad zal zoals gebruikelijk de geannoteerde agenda aan uw Kamer worden gezonden.

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

Verslag van de Eurogroep en de Ecofin Raad van 14 en 15 februari 2011 te Brussel

Op maandag 14 februari vond de Eurogroep plaats met hieraan aansluitend een bijeenkomst onder deelname van alle lidstaten over de vormgeving van het toekomstige Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Op dinsdag 15 februari kwam de Ecofin Raad bijeen. Minister de Jager was namens Nederland aanwezig.

De Eurogroep en de Ecofin Raad stonden wederom hoofdzakelijk in het teken van de bestrijding van de eurocrisis. Er heeft een uitvoerige, verkennende discussie plaats gehad over het totaalpakket van maatregelen ter voorbereiding van de hierover voorziene besluitvorming bij de Europese Raad op 24 en 25 maart. Over aspecten betreffende steunfaciliteiten is de Kamer op 16 februari reeds geïnformeerd doormiddel van een aparte brief (kamerstuk 21 501-07, nr. 778). In het kader van het beoogde totaalpakket van maatregelen is van gedachten gewisseld over verschillende elementen van de voorstellen ter versterking van de economic governance waarbij bijzondere aandacht uitging naar de invoering van een uitgaven benchmark ter versterking van de preventieve arm van het SGP en de operationalisering van het schuldcriterium. Bovendien werden er Raadsconclusies aangenomen over de analyse van de Europese Commissie van prioriteiten voor groeiversterking (annual growth survey). Ook gaf de Raad zijn goedkeuring voor het dechargeadvies aan het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2009. Nederland, Zweden en VK onthielden zich hierbij van stem en gaven een stemverklaring af.1 Hierin riepen de drie landen op tot een verplichting van lidstaten om zich op nationaal niveau te verantwoorden voor EU-uitgaven. Tenslotte kan vermeld worden dat de Ecofin Raad de heer Peter Praet aanbeveelt voor de positie als nieuw directielid van de ECB.

Het officiële verslag van de Ecofin Raad door het Voorzitterschap vindt u via onderstaande link:

http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/ecofin/119316.pdf

Eurogroep en Ecofin Raad

1. Financiële stabiliteit en brede aanpak eurocrisis

In de Eurogroep is gesproken over de verdere uitwerking van het brede pakket van maatregelen waartoe de Europese Raad van 16 en 17 december had besloten met als doel de financiële stabiliteit in het eurogebied te waarborgen. Zoals aan uw Kamer al is medegedeeld in een brief van 16 februari (kamerstuk 21 501-07, nr. 778) heeft bij de Eurogroep en de Ecofin Raad geen besluitvorming plaatsgevonden over onderdelen van dit maatregelenpakket. Dit kan ook niet omdat het bij dit maatregelenpakket gaat om een samenhangend geheel. Essentieel onderdeel daarvan zijn de preventieve maatregelen die de kans op toekomstige crises minimaliseren. Als sluitstuk dient een effectief instrumentarium om onontkoombare crises op een ordentelijke manier op te lossen. Nederland heeft wederom duidelijk gemaakt dat, als onderdeel van het geheel, strikte maatregelen op het terrein van crisis preventie, via betere economische en budgettaire coördinatie voorwaarde zijn om in te kunnen stemmen met een totaalpakket.

Voor wat betreft steunfaciliteiten in het pakket, is wederom in verkennende zin gesproken over het EFSF en mogelijkheden om de effectieve leencapaciteit van het EFSF op de oorspronkelijk bedoelde 440 miljard euro te brengen, conform de eerder met de Kamer gedeelde lijn. Voor een verhoging van de maximale garantieverlening voor Nederland aan het EFSF is uiteraard, zoals eerder aan de Kamer gemeld, reguliere parlementaire goedkeuring nodig.

Zoals eerder beschreven in brief aan de Tweede Kamer (kenmerk BFB 2011-508M) wordt de opzet van de huidige EFSF als referentiekader beschouwd in discussies over het permanente crisismechanisme (ESM) dat het sluitstuk moet vormen van een integrale aanpak van de eurocrisis. De bespreking had het karakter van een voortgangsrapportage van de werkgroep die zich buigt over het ESM. Ook de besluitvorming over de exacte vormgeving van het ESM is onderdeel van het totaalpakket waarover de Europese Raad van 24 en 25 maart een besluit neemt. Zoals eerder gesteld, vormen versterking van de regels van het SGP en de procedure omtrent de macroeconomische onevenwichtigheden wat betreft Nederland onderdeel van dit pakket. Ook voor de Nederlandse bijdrage aan ESM (in welke vorm dan ook) is uiteraard parlementaire goedkeuring noodzakelijk.

2. Beleidsvoorstellen economic governance

De wetsvoorstellen ter versterking van de economische beleidscoördinatie (economic governance) in de E(M)U zijn ook onderdeel van het tijdens de Europese Raad van 16 en 17 december door regeringsleiders voorgestelde brede pakket van maatregelen om de financiële stabiliteit in het eurogebied te waarborgen. Hierover wordt dus eveneens in de ER van 24 en 25 maart besloten.

Uit de omzetting van de aanbevelingen van de Werkgroep van Rompuy naar de zes Commissievoorstellen zijn een aantal specfieke bespreekpunten naar voren gekomen. Deze zijn in de Ecofin Raad besproken om zo de werkzaamheden in de werkgroep sturing te geven. De bespreking is een tussenstand: in maart zal de Raad een gezamenlijke positie innemen en vervolgens met het Europees Parlement onderhandelen over de definitieve teksten, aangezien het Europees Parlement bij vier van de wetsvoorstellen medebeslist.

Een deel van de discussie in de Ecofin Raad ging over de vraag of een ongewenst hoge uitgavengroei uiteindelijk moet kunnen leiden tot sancties in de preventieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact. Hoewel er nog een enkele lidstaat bezwaar maakte, was een overgrote meerderheid van mening dat naast een ongewenste ontwikkeling in het structureel overheidssaldo, ook een ongewenste ontwikkeling in de uitgaven zou moeten kunnen leiden tot sancties. Ook Nederland sprak zich sterk uit voor de zogeheten uitgavenbenchmark om de preventieve arm van het Stabiliteits- en groeipact te versterken: op uitgaven is beter te sturen en het structureel saldo is lastig te meten.

In de discussie over de operationalisering van het schuldcriterium tekende zich een overgrote meerderheid af voor de numerieke schuldbenchmark zoals voorgesteld door de Europese Commissie: lidstaten met een schuld van boven de 60% BBP moeten dit afbouwen met gemiddeld 1/20e per jaar. Nederland gaf aan dat een numerieke schuldbenchmark cruciaal is zodat lidstaten op basis van een ongewenste schuldontwikkeling in een buitensporigtekortprocedure kunnen worden geplaatst omdat zonder een numerieke schuldbenchmark de versterking van het Stabiliteits- en Groeipact niet compleet en niet geloofwaardig is: we moeten niet alleen regels hebben voor tekort en uitgaven, maar ook voor schuldontwikkeling. Naast de numerieke benchmark zoals voorgesteld door de Europese Commissie, pleitte Nederland tezamen met een aantal andere lidstaten voor verankering van het principe dat lidstaten met een hoge schuldquote of grote risico’s in termen van schuldhoudbaarheid sneller naar hun Medium Term Objective moeten bewegen.

Tegen de Richtlijn aangaande minimumeisen aan nationale begrotingsraamwerken maakte slechts één lidstaat bezwaar: niet zozeer tegen de inhoud als tegen de juridische vorm van een richtlijn.

Ten aanzien van de nieuwe macro economische onevenwichtigheidsprocedure was er overeenstemming dat het niet naleven van aanbevelingen om onevenwichtigheden te corrigeren uiteindelijk kan leiden tot sancties. Een enkele lidstaat pleitte voor differentiatie binnen het eurogebied van macro-economische indicatoren (en de grenswaarden hiervan). Een overgrote meerderheid van de lidstaten maakte hiertegen bezwaar en vindt dat het huidige voorstel voldoende ruimte biedt om rekening te houden met lidstaatspecifieke factoren.

De voorzitter concludeerde dat er zich duidelijke contouren aftekenen hoe op specifieke punten de versterking van de economische beleidscoördinatie zou moeten plaatsvinden. De werkgroep werd opgeroepen de werkzaamheden voort te zetten zodat de Raad in maart een gezamenlijke positie kan innemen.

3. Macro-economische en budgettaire guidance

De Ecofin Raad heeft zonder discussie de conclusies aangenomen over de analyse van de Europese Commissie van prioriteiten voor groeiversterking (annual growth survey). In de conclusies onderstreept de Raad de bevinding van de Commissie dat het herstel richting gezonde overheidsfinanciën de beleidsprioriteit vormt en dat budgettaire consolidatie enkel effectief kan zijn als zij vergezeld wordt door aanvullende structurele en groeiversterkende maatregelen. De Raad riep de Commissie op om – naar aanleiding van de in april in te dienen definitieve Nationale Hervormingsprogramma’s en Stabiliteits- en Convergentieprogramma’s – met ambitieuze landenspecifieke aanbevelingen te komen.

4. Benoeming nieuw bestuurslid ECB

De Ecofin Raad heeft unaniem zijn voorkeur uitgesproken voor Peter Praet als nieuw directielid van de ECB. Op aanbeveling van de Ecofin en na raadpleging van het Europees Parlement en de Raad van Bestuur van de ECB zal de Europese Raad op 24 en 25 maart het nieuwe directielid op basis van gekwalificeerde meerderheid van stemmen benoemen. De termijn van het huidige directielid, Gertrude Tumpel-Gugerell, loopt af op 31 mei 2011.

5. Richtlijn spaartegoeden en anti fraude verdragen met derde landen

Het Hongaarse voorzitterschap wenste de onderwerpen binnen de spaartegoeden richtlijn en de anti fraude verdragen verder op te splitsen als aparte onderwerpen. Ook al was het merendeel van de lidstaten voorstander van deze werkwijze, kon hierover geen overeenstemming worden bereikt omdat in de spaartegoedenrichtlijn de voorwaarden worden benoemd over de afschaffing van het bankgeheim in de EU. De belangrijkste benoemde voorwaarde hierbij is het sluiten van anti fraude verdragen die zien op het uitwisselen van fiscale informatie op verzoek met derde landen (Andorra, Liechtenstein, Monaco, San Marino en Zwitserland). Voor landen met een bankgeheim zijn de onderwerpen daarom niet splitsbaar. Het Voorzitterschap heeft aangegeven de discussie op raadswerkgroepniveau te vervolgen.

6. Implementatie SGP: beoordeling effectieve actie EDP Cyprus, Finland, Denemarken en Bulgarije

Tijdens de Ecofin Raad is gesproken over de beoordeling van effectieve actie voor Bulgarije, Cyprus, Denemarken en Finland. Deze landen hebben op 13 juli 2010 een aanbeveling gekregen in het kader van de buitensporigtekortprocedure om hun buitensporige tekorten terug te dringen tot onder de referentiewaarde van 3% BBP. De Commissie concludeert dat Bulgarije, Cyprus, Denemarken en Finland effectieve actie hebben genomen. De Raad stemde zonder discussie in met het oordeel van de Commissie.

7. Voorbereiding van G20 deputies en Ministers en Governors meeting 17–18 februari 2011

De Raad heeft zonder discussie de Terms of Reference aangenomen van de back-to-back» vergaderingen van de G20 deputies en ministers en governors van 17 tot 19 februari in Parijs. De EU Terms of Reference (ToR) geeven aan wat de prioriteiten voor de EU als geheel zijn bij deze meetings en dient als leidraad voor de EU-vertegenwoordiging en de lidstaten die individueel op G20-niveau vertegenwoordigd zijn. De ToR begint met een overzicht van de economische situatie, waarin wordt geconcludeerd dat het herstel zich doorzet en meer in evenwicht is vanwege de versterking van de binnenlandse vraag. Vervolgens wordt ingegaan op de vijf sessies die op de agenda staan: 1. Raamwerk voor sterke, duurzame en evenwichtige groei, 2. Hervorming van het internationale monetaire systeem, 3. Financiële regelgeving, 4. Commodities, 5. Andere zaken/follow-up rapport Advisory Group on Climate Finance (AGF) en ontwikkelingsvraagstukken.

8. Decharge begroting 2009

De Ecofin Raad gaf zijn goedkeuring aan het dechargeadvies voor het begrotingsjaar 2009 aan het Europees Parlement. Nederland gaf – gesteund door het VK en Zweden – geen goedkeuring aan het advies door zich te onthouden van stemming. Als reden hiervoor gaf Nederland aan dat een grondige verantwoording door lidstaten over EU-uitgaven juist in deze tijd essentieel is. Verder gaf Nederland aan teleurgesteld en bezorgd te zijn dat de Europese Rekenkamer voor de 16e keer op rij geen goedkeurende verklaring over EU-uitgaven heeft kunnen afgeven. Hierbij heeft Nederland erom gevraagd een gemeenschappelijke verklaring van Nederland, Zweden en het VK toe te voegen aan het raadsadvies. In deze verklaring geven de drie landen uitdrukking aan hun zorgen en vragen om het nemen van concrete stappen, waaronder de verplichting van lidstaten om zich op nationaal niveau te verantwoorden voor EU-uitgaven.

9. Begrotingsrichtsnoeren 2012

De Ecofin Raad stelt ieder jaar begrotingsrichtsnoeren vast waaraan de begroting volgens hem zou moeten voldoen. Bij de afgelopen Ecofin Raad zijn zonder discussie de richtsnoeren aangenomen voor de begroting van 2012. In de richtsnoeren wordt benadrukt dat bij het opstellen van de begroting van de Europese Unie voor 2012 rekening gehouden moet worden met het feit dat de Europese lidstaten zich ook in dat jaar weer geconfronteerd zien met substantiële ombuigingsinspanningen. Over de gedetailleerde inzet van het kabinet ten aanzien van de Europese begroting 2012 zal de Kamer worden geïnformeerd nadat de Commissie hiertoe in het voorjaar een voorstel heeft gedaan.

Antwoord op vragen van uw Kamer met betrekking tot de Commissiemededeling over het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector

Na aanleiding van het BNC fiche over de mededeling van de Europese Commissie met betrekking tot het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector heeft uw Kamer tijdens het AO Ecofin van 10 februari de vraag gesteld of Nederland bereid is zich te blijven inzetten voor de totstandkoming van Europees toezicht op de financiële sector en in het bijzonder of het voorliggende Commissievoorstel tot gevolg zou hebben dat de straffen van lidstaten nog van elkaar kunnen verschillen.

Zoals blijkt uit onder meer de kabinetsreactie op het rapport De Wit, is de regering in algemene zin een warm voorstander van verdere Europese harmonisatie van toezicht op de financiële sector. Wat betreft handhavingsvraagstukken is het enthousiasme van de regering wat meer getemperd aangezien dit wel de grenzen van het subsidiariteitsbeginsel opzoekt. Traditioneel is handhaving ook een nationale aangelegenheid. Echter ziet het kabinet in dit geval wel voordelen in het gelijk trekken van de sanctiemogelijkheden die ter beschikking staan aan de toezichthouder en een minimaal niveau van de boetes die een toezichthouder kan opleggen.

Het gaat in het Commissievoorstel om een minimaal niveau van boetes voor eenzelfde overtreding in alle EU lidstaten. Dat wil zeggen dat een financiële instelling waar ook in de EU een boete krijgt voor een bepaalde overtreding van minimaal het bedrag dat voor overtredingen van Europees gestelde normen wordt voorgeschreven. De maximale hoogte van boetes blijft echter in de visie van de regering bij uitstek een nationale aangelegenheid. Hiervoor zal Nederland zich ook inzetten. De toezichthouder moet dus, indien het Commissievoorstel uiteindelijk wordt aanvaard, straks per individuele overtreding het bedrag van de (bestuurlijke) boete bepalen binnen de bandbreedte waarvan het minimum door Europa is bepaald en het maximum per land verschilt. Het Commissievoorstel kan er dan ook niet toe leiden dat de boetes in Nederland naar beneden zouden gaan.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven