Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 januari 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft mij bij brief van 7 december 2018 verzocht
te reageren op de verklaring van het Contactcomité van de presidenten van de nationale
rekenkamers van de EU en de Europese Rekenkamer over tekortkomingen in de verantwoordings-
en controleregelingen van het toezichtsmechanisme voor banken in de eurozone.1 Hierbij ontvangt uw Kamer de verzochte reactie.
De rekenkamerpresidenten vragen in de verklaring aandacht voor lacunes in de controlebevoegdheden:
nationale rekenkamers die voorheen een mandaat hadden om het toezicht op alle banken
te controleren, zijn met de komst van het Europees bankentoezicht niet meer in staat
om deze rol te vervullen ten aanzien van de zogeheten significante instellingen. Het
verlies van dit controlemandaat wordt niet gecompenseerd door het mandaat van de Europese
Rekenkamer ten aanzien van de Europese Centrale Bank. De rekenkamerpresidenten doen
tegen deze achtergrond een drietal aanbevelingen die overeenkomen met de aanbevelingen
uit het gezamenlijke rapport dat vijf nationale rekenkamers van de EU, waaronder de
Algemene Rekenkamer, in december 2017 presenteerden.2 Nieuw is dat het Contactcomité ook een nadrukkelijk beroep doet op de nationale regeringen
en parlementen, als ook op de relevante organen van de EU, om de lacunes weg te nemen.
Zoals ik uw Kamer in eerdere brieven heb laten weten, vind ik onduidelijkheid over
het mandaat van de Europese Rekenkamer onwenselijk.3 Nederland is voorstander van goed georganiseerde, sluitende publieke controle op
het bankentoezicht, op zowel nationaal als Europees niveau, en zet zich in Europa
actief in voor verduidelijking van het mandaat alsmede verbetering van de informatiepositie
van de Europese Rekenkamer. Bij brief van 6 februari 2017 heeft mijn ambtsvoorganger
de vorige voorzitter van het centrale bankentoezicht, Danièle Nouy, opgeroepen de
juridische mogelijkheden te onderzoeken om de Europese Rekenkamer voldoende toegang
tot informatie te verlenen.4 Ook heeft Nederland in de Eurogroep van 26 en 27 januari 2017 zorgen uitgesproken
over het «controlegat» en de Commissie en de Europese Centrale Bank gevraagd te zoeken
naar een manier om afspraken te maken tussen de Europese Centrale Bank en de Europese
Rekenkamer.5 De Europese Centrale Bank heeft daarbij toegezegd binnen de juridische grenzen hieraan
te gaan werken. Ook heeft de Commissie, in haar mededeling van 11 oktober 2017, de
Europese Centrale Bank en de Europese Rekenkamer uitgenodigd een inter-institutionele
overeenkomst over hun onderlinge informatie-uitwisseling te sluiten in het kader van
de controles van de Europese Rekenkamer.6 Ondanks deze inspanningen is een inter-institutionele overeenkomst nog niet tot
stand gekomen. In dit licht bezie ik de recente oproep van de rekenkamerpresidenten.
De termijn van Danièle Nouy is sinds 1 januari 2019 ten einde; haar opvolger is Andrea
Enria. Hij zal naar verwachting dit voorjaar een Eurogroepvergadering bijwonen. Ik
zal van die gelegenheid gebruik maken om het onderwerp nogmaals bij de voorzitter
van het centrale bankentoezicht, nu in de persoon van de heer Enria, onder de aandacht
te brengen. Ik zal hem daarbij vragen naar de voortgang op dit onderwerp en wijzen
op de inmiddels verstreken tijd.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra