21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1052 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2013

In het plenair debat over het leningenprogramma voor Cyprus, dat plaatsvond op dinsdag 23 april jl. heeft de heer Van Hijum een motie ingediend met het verzoek aan de regering om zich te verzetten tegen de koppelverkoop van verblijfsvergunningen door Cyprus (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1037). In het plenair debat heb ik aangeraden de motie aan te houden, in afwachting van een schriftelijke reactie van het kabinet. Hierbij stuur ik, mede namens de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de toegezegde reactie.

De toelating van vermogende vreemdelingen behoort formeel tot de bevoegdheid van de lidstaten zelf en niet tot die van de EU. Verschillende EU-landen kennen een regeling voor de toelating van vermogende vreemdelingen of investeerders. Ook de Tweede Kamer heeft in 2010 ingestemd met het opnemen van een regeling voor de toelating van vermogende vreemdelingen in de Wet modern migratiebeleid. De regeling wordt op dit moment uitgewerkt en de Tweede Kamer zal binnen enkele maanden hier over worden geïnformeerd. Ook dient te worden opgemerkt dat personen met een dergelijke verblijfsvergunning weliswaar vrij mogen reizen naar andere EU-lidstaten, maar dat zij op grond van deze vergunning geen recht hebben om in ieder geval de eerste vijf jaar te wonen en te werken in een andere EU-lidstaat. Op grond van bovenstaande ontraad ik deze motie.

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven