21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 237 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2021

Hierbij bied ik u het verslag aan van de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 29 april 2021.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

VERSLAG INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN 29 APRIL 2021

Europese financiële architectuur voor ontwikkeling (EFAD)

Op 29 april nam de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking deel aan een extra informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking. De Raad vond virtueel plaats. De Raad stond in het teken van de toekomstige vormgeving van de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling (EFAD), naar aanleiding van de recent verschenen haalbaarheidsstudie.

In navolging op het Wise Persons Group1 uit 2019 is op verzoek van de Raad een haalbaarheidsstudie uitgevoerd door onafhankelijke consultants. Zij onderzochten drie mogelijke opties voor de toekomst van de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling: Scenario A – een Europese ontwikkelingsbank met als basis de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD); Scenario B – een Europese ontwikkelingsbank met als basis een dochteronderneming van de Europese Investeringsbank (EIB) voor EU-externe activiteiten; en Scenario C – verbeteren van de huidige architectuur («status quo +»). De bespreking in de Raad over de opvolging van dit rapport diende mede als input voor nog aan te nemen Raadsconclusies.

In de Raad was er brede steun voor Scenario C en de inzet op een ambitieuze uitwerking van de huidige architectuur waarbij «business as usual» voorkomen moet worden. De Hoge Vertegenwoordiger Borrell leidde de bespreking in en plaatste de rol van de ontwikkelingsbanken binnen het bredere EU-buitenlandbeleid. Commissaris Urpilainen benadrukte dat de «status quo +» het meest efficiënt is en het beste gebruik maakt van het collectieve potentieel. Ze lichtte toe dat de Commissie een uitwerking van de «+» ziet op een viertal thema’s: 1) de ontwikkeling van Team Europe platforms waar alle EU actoren regelmatig samenkomen om de samenhang tussen investeringen en EU-externe prioriteiten te bevorderen; 2) het creëren van prikkels («incentives») om samenwerking tussen de betrokken actoren te verbeteren; 3) het benutten van het EU-externe financieringsinstrument voor het Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI) als katalysator voor betere beleidssturing en coördinatie; en 4) het bevorderen van de zichtbaarheid van de gezamenlijke inspanningen op het gebied van Europese ontwikkelingsfinanciering, onder meer door de ontwikkelingsbanken beter te betrekken bij de Team Europe benadering en gezamenlijke communicatie. Daarnaast constateerde Commissaris Urpilainen dat besluitvorming over eventuele institutionele wijzingen bij de EIB en EBRD door respectievelijk de Raad van Bewindvoerders van de Europese Investeringsbank (EIB) en Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) zal moeten geschieden.

EBRD President Renaud-Basso benadrukte dat de COVID-19 crisis het belang van maximale impact van de beperkte ontwikkelingsfinanciering verder heeft versterkt. Ze sloot zich aan bij Commissaris Urpilainen in de oproep voor betere prikkels («incentives») voor samenwerking en zag daarnaast ruimte voor een sterkere taakverdeling tussen de Europese actoren. Voorts lichtte ze comparatieve voordelen van de EBRD toe: een sterke focus op de private sector gekoppeld aan inzet op beleidshervormingen, de lokale kennis en vertegenwoordiging in landen waar de EBRD actief is, en de brede aandeelhoudersbasis van de EBRD. De EBRD is in gesprek met de EIB en European Development Finance Institutions (EDFI) over versterkte samenwerking alsmede met de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AfDB) op het gebied van klimaat.

EIB President Hoyer presenteerde de EIB als een wereldwijd actieve bank, inclusief in lage inkomenslanden. De EIB is in zijn ogen een voorloper op klimaatactie en met zowel investeringen in de publieke als de private sector. Hij ziet ruimte voor verbetering door een toename van aanwezigheid in partnerlanden, de ontwikkeling van specifieke strategieën op EU-externe thema’s of regio’s en een verdere specialisatie. Hij benadrukte dat de voorgestelde hervormingen geen additioneel kapitaal vergen maar wel moeten leiden tot meer ontwikkelingsimpact. Hierbij wil de EIB niet concurreren met ontwikkelingsbanken maar de eigen effectiviteit verhogen, aldus Hoyer.

Nederland sprak steun uit voor de «status quo +», de uitwerking moet worden gebaseerd op de comparatieve voordelen van de Europese financiële instellingen, het maximaliseren van de ontwikkelingsimpact met beperkte publieke middelen en daarmee het mobiliseren van de private sector. Ambitieuze verbeteringen zijn nodig langs de gehele linie, met een focus op de regio’s waar de noden het hoogst zijn: de minst ontwikkelde landen en fragiele staten. De open architectuur is hierbij wat Nederland betreft essentieel. Verder riep Nederland de Commissie op een sterk sturende rol te spelen en concrete maatregelen te vatten in een «roadmap» voor de implementatie van de «status quo +». Over de voortgang op een dergelijke «roadmap» zou jaarlijks moeten worden gerapporteerd door de Commissie en de Europese financiële instellingen. Daarnaast benadrukte Nederland het belang van voldoende aandacht voor het creëren van een pijplijn van investeringsprojecten om te borgen dat financieringsinstellingen voor ontwikkeling en de private sector voldoende aanbod hebben om de beschikbare middelen optimaal in te zetten.

Verschillende andere EU-lidstaten noemden eveneens het belang van concrete voorstellen in de uitwerking van de «+» en refereerden aan een coördinerende rol van de Commissie. De EIB en EBRD moeten daarnaast in de Raadsconclusies worden uitgenodigd voorstellen voor de uitwerking van de «status quo +» te doen, zo onderstreepten verscheidene EU-lidstaten. Veel EU-lidstaten, waaronder Nederland, drongen erop aan dat de Banken binnen hun bestaande business model en expertise hun activiteiten aanscherpen gericht op het optimaliseren van ontwikkelingsimpact en de mobilisatie van private sector financiering. Waar verschillende EU-lidstaten het belang van de open architectuur en ontwikkelingsimpact benadrukten, vroegen andere EU-lidstaten aandacht voor EU-zichtbaarheid en aansluiting bij (geo)politieke prioriteiten. De Hoge Vertegenwoordiger Borrell concludeerde dat er overeenstemming is over de inzet op de «status quo +», met aandacht voor het tegengaan van fragmentatie, het versterken van ontwikkelingsimpact en afstemming met het EU buitenlandbeleid. Hij hoopte dat vanaf nu over Team Europe scenario zou worden gesproken in plaats van over «status quo +».

Overig

Commissaris Urpilainen wees op de ernstige COVID 19 situatie in India en de tijdelijke stopzetting van levering van in India geproduceerde vaccins aan COVAX. Zij riep EU-lidstaten om naast financiële bijdragen aan COVAX ook vaccindonaties te overwegen, via het EU Vaccin Sharing Mechanism voor een wereldwijde solidaire verdeling van vaccins. Nederland heeft inmiddels 70 miljoen euro bijgedragen aan COVAX. Verder is er via het Nederlandse en Internationale Rode Kruis 2,5 miljoen euro beschikbaar gesteld voor coronahulp wereldwijd, waarvan 1 miljoen euro voor India bestemd is. Aanvullend stuurt het kabinet beademingsapparaten, zuurstof concentratoren en Remdisvir via het EU Civil Protection Mechanism aan India.

Toezeggingen

In het Schriftelijk Overleg voor deze Raad (Kamerstuk 21 501-04, nr. 236) zegde ik uw Kamer, n.a.v. een vraag van de leden van de CDA-fractie, toe verder in te gaan op de link tussen het NDICI en de drie scenario’s voor de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling. Het NDICI is het nieuwe EU-externe financieringsinstrument. Een uitgebreide kabinetsappreciatie van dit instrument ging uw Kamer op 26 april toe (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 44).

Zoals beschreven in deze brief is het European Fund for Sustainable Development + (EFSD+) een onderdeel van het NDICI. Dit is het primaire instrument voor de samenwerking met, en financiering aan, ontwikkelingsbanken. Het EFSD+ bestaat uit verschillende onderdelen: financiering van de activiteiten van de EIB (waaronder publieke sector financiering) en daarnaast een open architectuur waar alle ontwikkelingsbanken projectvoorstellen voor kunnen indienen. Deze structuur onder NDICI is op hoofdlijnen een voortzetting van structuur die onder het vorige Meerjarige Financiële Kader bestond, met het extern leenmandaat aan de EIB vanuit de Commissie en daarmee een belangrijke rol voor de EIB. Deze wordt nu voortgezet door specifiek geld voor de EIB te reserveren. Ook de financiële middelen uit de ACP Investment Facility, voorheen in beheer bij de EIB, worden onder NDICI gebracht. Daarnaast vormt de open architectuur onder het EFSD+ een voortzetting en versterking van het EFSD, dat in 2016 werd opgericht. Hiermee kunnen ontwikkelingsbanken als de EBRD of FMO financiële steun ontvangen voor projecten waarvan een hoge impact wordt verwacht in partnerlanden.

De huidige inrichting van het EFSD+ sluit dus aan bij het «status quo +» scenario aangezien, met name onder de open architectuur, de expertise van de verschillende Europese financiële instellingen voor ontwikkeling optimaal wordt benut. Met de totstandkoming van het NDICI worden de eerste belangrijke stappen richting de «status quo +» gezet. Zo bevordert de inrichting van het NDICI de versterkte coördinatie door de Europese Commissie, de samenwerking tussen de Europese financiële instellingen voor ontwikkeling en de harmonisatie van standaarden. Met de specifieke financiering voor de EIB binnen het EFSD+ was de totstandkoming van het scenario A, de EBRD als basis voor een EU-ontwikkelingsbank, onder dit Meerjarig Financieel Kader complex geworden. Daarnaast zouden ook onder scenario B, een EIB-dochter als EU-ontwikkelingsbank, de andere Europese banken via de open architectuur een rol blijven spelen.

Naar boven