Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 21501-04 nr. 224 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 21501-04 nr. 224 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 mei 2019
Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 16 mei 2019.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
2019 – Behouden momentum voor de 2030 agenda en klimaatdoelstellingen
De Raad heeft gesproken over de noodzaak momentum te behouden voor het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) en de klimaatdoelstellingen van Parijs. De Hoge Vertegenwoordiger (HV) beoogde met de discussie de EU-inzet voor te bereiden voor een aantal VN-bijeenkomsten, namelijk het High-Level Political Forum on Sustainable Development (HLPF) in juli, en de SDG-Top en de Climate Action Summit in september.
Lidstaten spraken zich uit voor een leidende rol van de EU bij de aanstaande VN-toppen. Ook Nederland heeft gepleit voor het formuleren van sterke en concrete EU-boodschappen bij deze bijeenkomsten ter bevordering van de wereldwijde implementatie van de SDG’s, en heeft daarbij het belang van opschalen van de inzet van de private sector onderstreept.
Lidstaten verwelkomden het Joint Synthesis Report 1, dat 10 mei jl. door de Europese Commissie gepubliceerd werd, als een goede manier om over de voortgang van de ontwikkelingsprogramma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten te communiceren. Verder benadrukten verscheidene lidstaten dat de implementatie van SDG’s in de EU-lidstaten intern op orde moest zijn. Hierbij werd gerefereerd aan de noodzaak van opvolging van de discussienota «Naar een duurzaam Europa in 2030»2 en de Raadsconclusies daarover.
Ten aanzien van klimaatverandering benadrukte Nederland dat de EU een leidende rol moet spelen in het motiveren en assisteren van landen buiten de EU om meer klimaatactie te ondernemen en ambities te verhogen. Enkele lidstaten ondersteunden het standpunt dat de EU dit kan doen door het EU-ontwikkelingsinstrumentarium in lijn te brengen met de Parijs agenda en de financiële ondersteu-ning aan fossiele activiteiten te beëindigen. De Raad besprak de financiering van klimaatactiviteiten in ontwikkelingslanden. Nederland riep, met steun van enkele lidstaten, op tot een hoog ambitieniveau voor de financiering van adaptie en mitigatie, en herhaalde daarbij voorstander te zijn van de verhoging van de doelstelling hiertoe binnen het Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI). Veel lidstaten benadrukten tenslotte de noodzaak van het betrekken van de private sector, «slimme» verduurzaming en gebruik van European Investment Plan (EIP).
Jeugd en Ontwikkeling
In aanwezigheid van de gezant voor jeugd van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties Jayathma Wickramanayake voerde de Raad een brede discussie over het thema jeugd en ontwikkeling. Commissaris Mimica, de Hoge Vertegenwoordiger en EU Lidstaten benadrukten dat jongeren een prioritaire doelgroep zijn en dat jongeren in besluitvorming betrokken moeten worden: niet over jongeren maar met jongeren. EU lidstaten gingen verder in op verschillende relevante thema’s: SRGR, gender, gezondheid en onderwijs.
Nederland gaf aan dat jongeren ook voor het Nederlandse buitenlandbeleid prioritair zijn. Zo heeft Nederland recent een Ambassadeur voor Jongeren benoemd. De Minister legde nadruk op betere kansen voor jongeren op werk en inkomen, vooral in fragiele staten en regio’s en met bijzondere aandacht voor meisjes. Minister Kaag pleitte vervolgens voor adequate financiering voor jongeren, voor onder andere creëren van werkgelegenheid en het vergroten van hun participatie in besluitvormingsprocessen.
De VN-gezant benadrukte het belang van een integrale benadering en van het betrekken van jongeren in politieke instituties en politiek, en noemde daarbij de Nederlandse jeugdraad als goed voorbeeld.
Sahel: Versterken EU-inzet
De Raad sprak over het versterken van de EU inzet in de Sahel. Hierover was in de Raad Buitenlandse Zaken op 13 mei en tijdens de bijeenkomst van Europese Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie en hun collega’s uit de G5-Sahel landen (Burkina Faso, Mali, Mauritanië, Niger en Tsjaad) ook gesproken3. De Hoge Vertegenwoordiger (HV) blikte hier kort op terug en wees op het belang van een samenhangende inzet van de EU beleidsinstrumenten en de inzet van de juiste mix van ontwikkelings-instrumenten in fragiele regio’s. Daarnaast noemde de HV de noodzaak van goede coördinatie van de ontwikkelingsinzet. Zij verwees naar de meerwaarde van gezamenlijke programmering met EU-partners (Joint Programming) door EU lidstaten. Commissaris Mimica benoemde vervolgens de zorgen over mensenrechtenschendingen door verschillende troepen in de Sahel en benadrukte het belang van versterking van lokale autoriteiten en terugkeer van de staat in fragiele gebieden.
Lidstaten waren eensgezind over het belang van de Sahel voor Europa en noemden daarbij de noodzaak van een integrale aanpak en focus op grondoorzaken van instabiliteit. Ook door Nederland werd gesteld dat de Sahel niet alleen door een veiligheidsbril moet worden bekeken maar een bredere aanpak vergt. De Nederlandse inzet richt zich naast veiligheids- en migratiesamenwerking ook op het bevorderen van (beroeps)onderwijs, seksuele en reproductieve rechten en gezondheid (SRGR) toegang tot natuurlijke hulpbronnen en Security Sector Reform, waaronder versterking van de gehele strafrechtketen. Nederland kreeg steun voor diens pleidooi voor een lange termijn aanpak waarin ook goed bestuur, mensenrechten en capaciteitsopbouw centraal staan. Meerdere lidstaten lichtten hun geïntensiveerde inzet in de Sahel toe, met onder andere aandacht voor onderwijs, jeugdwerk-gelegenheid in rurale gebieden en vrouwelijk ondernemerschap. De Raad sprak ook over de samenwerking met bestaande internationale en regionale partners (zoals de VN en ECOWAS) en de mogelijkheden voor samenwerking met bijvoorbeeld vrouwenorganisaties. Lidstaten noemden verder de zorgen over de verslechterende situatie in de regio, met name in Mali en Burkina Faso, en het gevaar van het spill-over effect. Ook de link tussen veiligheid, ontwikkeling en het tegengaan van klimaatverandering werd aangehaald, met aandacht voor de droogteproblematiek in de regio. De noodzaak van het leveren van basisvoorzieningen voor de bevolking (zoals gezondheidszorg, water, voedselzekerheid, toegang tot het recht en onderwijs) werd breed onderkend door de Raad.
De toekomstige financiële architectuur voor duurzame ontwikkeling en het nabuurschap
De Raad wisselde tijdens de lunch van gedachten over de toekomstige financiële architectuur voor duurzame ontwikkeling en het nabuurschap. De lunch werd voorafgegaan door een presentatie van de Europese Investeringsbank (EIB). De EIB ging daarbij onder meer in op de ideeën die er leven over de mogelijke vormgeving van een Europese ontwikkelingsbank binnen de EIB, om bestaande en nieuwe externe financieringsactiviteiten samen te brengen, zodat sterker kan worden ingezet op de coördinatie tussen verschillende stakeholders en om de lokale aanwezigheid van de EIB te vergroten en om zo meer impact te bereiken. De EIB gaf aan deze plannen de komende maanden verder uit te werken met EU-lidstaten en andere relevante actoren. De EIB presenteerde al eerder vergelijkbare ideeën. Op 19 januari 2018 ging u hierover een Kamerbrief toe (Kamerstuk 21 501–04, nr. 205).
Nederland kreeg tijdens de informele discussie in de Raad steun voor het betoog om het ontwikkelingsimpact een leidend principe te laten zijn binnen het voorziene European Fund for Sustainable Development+ (EFSD+) onder het NDICI. Daarbij benadrukte Nederland dat het niet alleen van belang is om investeringen te mobiliseren, maar ook om in te zetten op het verbeteren van het investeringsklimaat. Duurzame inclusieve economische ontwikkeling kan alleen worden behaald wanneer er eerlijke en transparante wet- en regelgeving is en deze worden gehandhaafd. Daarnaast ontving Nederland bijval voor het standpunt om binnen het NDICI gebruik te maken van de expertise van de verschillende (nationale) ontwikkelingsbanken.
De Commissie en de EU-lidstaten zullen de komende tijd verder spreken over de vormgeving van de financiële architectuur voor duurzame ontwikkeling en het nabuurschap. Veel lidstaten, waaronder Nederland, riepen op om daarin de aanbevelingen van de «Group of Wise Persons» te betrekken. Zoals aangegeven in de Geannoteerde Agenda bij deze Raad analyseert deze groep van wijze personen hoe de toegevoegde waarde van de Europese ontwikkelingsfinancieringsarchitectuur geoptimaliseerd kan worden, via inzet van diverse actoren zoals de Europese Investeringsbank (EIB), de EBRD en nationale ontwikkelingsbanken zoals FMO.
Openstaande Motie van de leden Stoffer (SGP) en Voordewind (CU) die is voorgesteld tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 29 november 2018 (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 49).
Graag maak ik mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken van deze gelegenheid gebruik om u te informeren over de Nederlandse inzet om straffeloosheid tegen te gaan en goed bestuur (SDG 16) te bevorderen naar aanleiding van de motie van de leden Stoffer (SGP) en Voordewind (CU) (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 49) zoals voorgesteld tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 29 november 2018 jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 30, item 8) Het kabinet beschouwt de motie als ondersteuning van beleid. De bevordering van vrede, veiligheid en rechtvaardigheid (SDG 16) is een belangrijke doelstelling in zowel de beleidsnota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) als in de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS). Het tegengaan van straffeloosheid en het vergroten van accountability vormen hiervan belangrijke aspecten die actief worden uitgedragen en ondersteund via de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen. Voorbeelden zijn de Nederlandse steun aan het Internationaal Strafhof, het IIIM (de bewijzenbank voor Syrië), het International Center for Transitional Justice (ICTJ) en Impunity Watch.
Daarnaast ontvangen 75 posten wereldwijd financiering uit het Mensenrechtenfonds voor door hen geïdentificeerde projecten van ngo’s op het gebied van bescherming van mensenrechten en bevorde-ring van gerechtigheid. Verder ontvangen 12 posten in de prioritaire regio’s van het BHOS-beleid een gedelegeerd Veiligheid en Rechtsorde budget waaruit programma’s van nationale en internationale partners worden ondersteund die het opbouwen en versterken van bestuurlijke en juridische systemen beogen.
Ten slotte kan worden gewezen op het co-voorzitterschap van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van de internationale Task Force on Justice, die in het kader van SDG16 toegang tot recht en gerechtigheid bevordert. De Task Force brengt op unieke wijze vertegenwoordigers van overheden, het maatschappelijk middenveld, de private sector en internationale experts bij elkaar. Nederland organiseerde als co-voorzitter in februari jl. een internationale conferentie van de in Den Haag. De conferentie sloot af met een verklaring voor meer betrokkenheid bij en toezeggingen voor toegang tot recht. Deze verklaring werd aangenomen door (plaatsvervangende) ministers van 22 landen en vijf vertegenwoordigers van internationale organisaties.
Een appreciatie van de discussienota is middels het BNC-fiche «Naar een duurzaam Europa in 2030» verzonden op 15 maart 2019 (Kamerstuk 22 112, nr. 2784)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-04-224.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.