21 501-03 Begrotingsraad

Nr. 68 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2013

Met deze brief wil ik, naar aanleiding van het verzoek van de heer Omtzigt namens de fracties van CDA, ChristenUnie en de PVV aan de minister van Buitenlandse Zaken op 18 april jongstleden (Handelingen II 2012/13, nr. 77, Regeling van werkzaamheden), uw Kamer informeren over extra middelen die nodig zouden zijn voor de begroting van de Europese Unie voor het jaar 2013.

Ik heb uw Kamer op 2 april jongstleden geïnformeerd over het verzoek van de Commissie voor aanvullende middelen van 11,2 miljard euro (Kamerstuk 21 501-03, nr. 67). In deze brief heb ik toegelicht op basis waarvan de Commissie tot dit voorstel komt.

De Commissie wijst in haar verzoek onder meer op een bedrag van ruim 16 miljard euro aan betalingclaims die in 2012 zijn binnengekomen maar pas in 2013 zullen worden uitbetaald. Dit zijn claims die laat in het vorige begrotingsjaar zijn ingediend en waarvan het, gelet op een zorgvuldige afhandeling, niet ongebruikelijk is dat ze pas in het daar opvolgende jaar worden betaald.

Of de afgesproken EU-begroting voor 2013 daadwerkelijk ontoereikend is om aan alle verplichtingen te kunnen voldoen, valt nu nog niet met zekerheid te zeggen. Er is, na 2 april, geen nieuwe informatie beschikbaar gekomen over het bedrag dat aan betalingsclaims te verwachten is in 2013. Ook heeft de Commissie niet duidelijk aangegeven op welke manier ze binnen de bestaande middelen ruimte heeft gezocht voor deze betalingsclaims. Om die reden ben ik – zoals ook aangegeven in mijn eerdere brief – vooralsnog niet overtuigd van de noodzaak voor een aanvullende begroting van deze omvang.

Uiteindelijk besluiten de Raad en het Europees Parlement over een aanvullende begroting. Het Europees Parlement heeft aangegeven de onderhandelingen over deze aanvullende begroting nadrukkelijk in samenhang te zien met de onderhandelingen tussen Raad en Europees Parlement over het Meerjarig Financieel Kader (MFK).

Tot een bedrag van 11,2 miljard euro (het bedrag wat nog beschikbaar is tot het MFK-plafond) kan in de Raad met gekwalificeerde meerderheid worden besloten. Daarboven geldt unanimiteit. Mijn inzet heb ik u in bovengenoemde brief gemeld en reeds met uw Kamer besproken tijdens het AO Ecofin van 9 april jongstleden.

Zoals toen gemeld impliceert een aanvullende begroting van 11,2 miljard euro circa 520 miljoen euro aan extra afdrachten van Nederland aan de Europese Unie.

Ik zal u op de hoogte houden van de onderhandelingen en hoop u voor nu middels deze brief voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven