Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 21501-02 nr. 2516 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 21501-02 nr. 2516 |
Vastgesteld 26 juli 2022
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 6 juli 2022 inzake de geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2510) en over de brief van 24 juni 2022 inzake het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juni 2022 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2507).
De vragen en opmerkingen zijn op 12 juli 2022 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 18 juli 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Westerhoff
Inhoudsopgave
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen |
2 |
II |
Volledige agenda |
24 |
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken. Zij hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Raad Buitenlande Zaken van 18 juli 2022 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2510). Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden lezen dat de Minister van Buitenlandse Zaken is verhinderd en dat de Nederlandse Permanent Vertegenwoordiger bij de EU Nederland zal vertegenwoordigen. Deze leden vragen waarom er niet voor is gekozen om een andere Minister naar de Raad Buitenlandse Zaken af te vaardigen.
Indien de Minister wegens omstandigheden niet aanwezig kan zijn tijdens de Raad Buitenlandse Zaken is het gebruikelijk dat de Minister zich laat vervangen door de Permanent Vertegenwoordiger of een andere ambtelijke vertegenwoordiger van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is niet gebruikelijk dat Ministers zich door andere Ministers laten vervangen.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken. Zij hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de Volt-fractie hebben nog enkele vragen over de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken en zien daarin de volgende aandachtspunten.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse zaken en heeft nog enkele vragen.
Russische agressie jegens Oekraïne
De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van het kabinet om Oekraïne maximaal te steunen en maximale druk op Rusland uit te oefenen. Deze leden zijn dan ook voorstander van het verder verhogen van de sanctiedruk op Rusland. Het kabinet geeft aan dat alle opties op tafel liggen, maar welke type sancties is op korte termijn realistisch? Bij het vorige sanctiepakket zagen we al dat het draagvlak en de eensgezindheid in de EU rondom meer sancties beperkter aan het worden is. Wat is in het licht van deze situatie de huidige positie van het kabinet ten aanzien van importtarieven op gas (om Russisch gas stapsgewijs uit de markt te prijzen en onze consumenten te kunnen compenseren)? Welke sanctiemogelijkheden ziet het kabinet ten aanzien van financiële producten, zoals verzekeringen en garanties? Tot slot, welke concrete mogelijkheden ziet het kabinet om Rusland diplomatiek verder te isoleren?
Gezien de lopende onderhandelingen in EU-verband is het in dit stadium nog niet mogelijk aan te geven welk type sancties kan worden aangenomen. Het kabinet sluit op voorhand geen enkele optie uit.
Ten aanzien van de importtarieven op gas (om Russisch gas stapsgewijs uit de markt te prijzen en onze consumenten te kunnen compenseren) verwacht het kabinet dat de voordelen van een invoerheffing op Russisch gas niet opwegen tegen de nadelen, zoals eerder met uw Kamer gedeeld1. Reden hiervoor is dat de alternatieven voor Russisch gas op korte termijn te beperkt zijn voor de EU, waardoor de Russische overheid de heffing middels hogere prijzen kan afwentelen op de afnemers van Russisch gas. In dit geval zouden de gasbaten van de Russische overheid door een invoerheffing niet dalen en zouden de gasprijzen in de EU voor consumenten en bedrijven juist verder stijgen. Het kabinet blijft ook oog houden voor de mogelijke gevolgen voor de leveringszekerheid.
Het kabinet bepleit actief verdere aanscherpingen van het verbod op diensten door trustkantoren aan Russische natuurlijke en rechtspersonen, alsook aan rechtspersonen met Russische eigenaren of belanghebbenden, maar staat daarnaast ook open voor het invoeren van andere potentiële maatregelen gericht op financiële producten.
Het kabinet spant zich in voor maximale druk op Rusland, inclusief door het verder verhogen van de sanctiedruk op Rusland. Nederland zal, in samenwerking met gelijkgezinden (EU, VS, Canada, Japan, Australië, Nieuw-Zeeland en anderen) al het mogelijke in het werk stellen om Rusland zo veel mogelijk te blijven isoleren in fora als de VN (zoals is gebeurd door het steunen van resoluties die de Russische invasie en de oorlogsmisdaden daarbij begaan veroordelen en door uitsluiting van Rusland uit de VN-Mensenrechtenraad). Ook bij de recente G20 bijeenkomst van de Ministers van Buitenlandse Zaken op Bali is, in coördinatie met EU-lidstaten en andere likeminded, het contact met Rusland gemeden. Belangrijk is de dialoog te blijven aangaan met Afrikaanse, Aziatische en Zuid-Amerikaanse landen om de ernstige gevolgen van de Russische inval voor de bevolking van Oekraïne, de negatieve repercussies voor de internationale rechtsorde, de veiligheidsordening in Europa en de mondiale voedselzekerheid te benadrukken. Daarom vindt ook in EU-verband voortdurend dialoog plaats met deze landen over de Russische oorlog tegen Oekraïne.
Deze leden vinden het goed dat het kabinet wil inzetten op het doorvoeren van technische aanpassingen om deze sancties effectiever te maken. Kan de Minister nader toelichten wat deze technische aanpassingen inhouden en voor welke maatregelen het kabinet zal pleiten? Daarnaast zal het kabinet zich inzetten om te voorkomen dat derde landen bijdragen aan het ontwijken van de sancties door Rusland. Een oproep doen lijkt niet genoeg. Welke maatregelen is het kabinet bereid (in EU-verband) tegen deze derde landen in te zetten? Zal het kabinet pleiten voor secundaire sancties, met name als het gaat om export naar Rusland in het militair domein?
Het kabinet zet in op maatregelen die de effectiviteit van de sancties, inclusief de handhaving daarvan, vergroten. Bijvoorbeeld door te zorgen voor een sterkere grondslag voor de gegevensuitwisseling tussen de bevoegde instanties die betrokken zijn bij de sanctienaleving, zoals aanbevolen door de nationaal coördinator sanctienaleving en handhaving, en het verder aanscherpen van importverboden op bepaalde productcategorieën om daarmee de impact te vergroten. Ook heeft Nederland tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juni jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2507) aandacht gevraagd voor de implementatie van reeds aangenomen sanctiepakketten en het dichten van eventuele loopholes, zoals met de Kamer besproken tijdens het Commissiedebat op 15 juni jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2508).
Het is van groot belang dat de internationale gemeenschap een gezamenlijk front blijft vormen tegen de Russische oorlog in Oekraïne. Het kabinet en de EU spreken derde landen er op aan om EU-sancties niet te ondermijnen en om sanctieontwijking door Rusland te voorkomen. Voorts wijzen het kabinet en de EU derde landen erop dat het onder de huidige sanctieverordening niet alleen verboden is om direct, maar ook om indirect, goederen en technologie te leveren die zouden kunnen bijdragen tot de militaire en technologische versterking van Rusland of tot de ontwikkeling van de defensie- en veiligheidssector. Het kabinet heeft verschillende keren in de Raad en bij EU-lidstaten gepleit voor secundaire sancties. Hiertegen bestaat bij veel lidstaten weerstand, zoals reeds gemeld in het verslag van de RBZ in mei 20222. Lidstaten hebben in het bijzonder zorgen over de rechtmatigheid van de extraterritoriale toepassing van de Amerikaanse sancties tegen Iran. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden om secundaire sancties toe te passen binnen de mogelijkheden van het internationaal recht, maar deze mogelijkheden zijn hoogstwaarschijnlijk beperkt. Wel bestaat er veel bereidheid onder lidstaten om gezamenlijk te kijken naar manieren om sanctieontwijking tegen te gaan. Mede op aandringen van Nederland is het tegengaan van sanctieontwijking een centraal element in de Europese outreach, zoals ook is terug te lezen in de conclusies van de Europese Raad van 30-31 mei jl. (Kamerstukken 21 501-20 en 36045, nr. 1805) Op aandringen van Nederland brengt de EU dit punt ook op in dialogen met derde landen, waaronder in de recente politieke- en veiligheidsdialoog van de EU met Centraal-Azië. Het kabinet blijft hierover met EU-partners in gesprek.
Ook geeft het kabinet aan dat de militaire steun aan Oekraïne verder moet worden opgevoerd via de Europese Vredesfaciliteit (EVF). Voor welk type wapens vindt het kabinet dat de EVF meer moet worden ingezet? En hoe wil het kabinet de EVF inzetten om ervoor te zorgen dat de Europese industrie ook structureel meer wapens kan produceren, die vervolgens ten dele aan Oekraïne kunnen worden geleverd?
Er wordt in eerste instantie steun verleend vanuit het EVF in reactie op een door OEK gestelde behoefte. Het kabinet stelt al het mogelijke in het werk om Oekraïne te ondersteunen in het zichzelf verdedigen tegen de Russische agressie. Om informatie over deze behoeften en de levering van militaire steun vanuit EU-lidstaten bijeen te brengen, heeft de EU een coördinatieplatform ingericht (Clearing House Cell, CHC). De CHC prioriteert, op basis van de vraag van Oekraïne, de militaire steun die voor vergoeding in aanmerking komt. EU-lidstaten fungeren hier als uitvoerende partij en bepalen zelf welke materiële steun zij leveren. De vergoeding uit de EVF kan door lidstaten worden ingezet om de voorraden weer aan te vullen. Het stimuleren van de Europese defensie-industrie speelt hierbij geen rol en dit is ook geen onderdeel van de doelstellingen van de EVF. Wel heeft de Commissie in het kader van de ondersteuning van de Europese defensie-industrie voorstellen gedaan in de Gezamenlijke mededeling lacunes defensie-investeringen. De Defence Joint Procurement Task Force brengt bijvoorbeeld in kaart wat de behoeftes van de lidstaten zijn en wijst op samenwerkingsmogelijkheden bij aanschaf. Het kabinet is voorstander van een gezamenlijke aanpak waar mogelijk, omdat op deze manier schaalvoordelen kunnen worden bereikt en de interoperabiliteit wordt verbeterd.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de implementatie, naleving en handhaving van de Europese sanctiepakketten. Zo komt deze leden ter ore dat Rusland via derde landen nieuwe handelsroues opent. Wat kan het kabinet hierover kwijt en welke oplossingen voorziet het kabinet om deze nieuwe routes via derde landen aan te pakken? Wat voor afspraken worden er tussen de EU en derde landen gemaakt (zoals landen in Centraal-Azië en het Midden-Oosten) om samenwerking tegen de Russische agressie te verbeteren? Zijn hier diplomatieke initiatieven op gericht? Zo nee, kan dit deel van de Nederlandse inzet zijn?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juni jl. heeft Nederland aandacht gevraagd voor de implementatie van reeds aangenomen sanctiepakketten en het dichten van eventuele loopholes, zoals met de Kamer besproken tijdens het Commissiedebat op 15 juni jl.. Nederland heeft ook het belang van concrete actie richting derde landen benadrukt en de EU opgeroepen hierbij een aanjagende rol te spelen. Mede op aandringen van Nederland is het tegengaan van sanctieontwijking een centraal element in de Europese outreach, zoals ook is terug te lezen in de conclusies van de Europese Raad van 30–31 mei jl. Op aandringen van Nederland brengt de EU dit punt ook op in dialogen met derde landen, waaronder in de recente politieke- en veiligheidsdialoog van de EU met Centraal-Azië.
Een ander aspect van de sanctiehandhaving betreft Europese bedrijven die de sanctieverordeningen van de Europese Commissie niet goed naleven. Dit kan zijn doordat ze gebrekkige informatie hebben, maar het komt ook voort uit financieel gewin en daarmee overtreden deze bedrijven de wet. Hoe gaat het kabinet concreet aan de slag met het voorstel van de Europese Commissie dat de overtredingen van sancties opneemt in de lijst van misdrijven? En hoe apprecieert het kabinet het tweede voorstel op dit punt om bevroren goederen te confisqueren? Worden er reeds nationale voorbereidingen getroffen, mocht dit voorstel worden aangenomen?
Een overtreding van een sanctieregeling is binnen Nederland momenteel een overtreding of misdrijf in Wet Economische Delicten (WED). De Europese Commissie heeft recent een voorstel gedaan voor een herziening van de confiscatierichtlijn.3 Tevens heeft de Commissie een voorstel gedaan om de overtreding van EU-sancties toe te voegen aan de strafbare feiten zoals genoemd in art. 83, lid 1, VWEU. Hierdoor kan de confiscatierichtlijn ook van toepassing worden op de overtreding van de EU-sancties. Het uitvoering geven aan dit voorstel van de Europese Commissie is in Nederland reeds mogelijk onder de WED (strafrecht). Zolang de sancties niet worden overtreden en er dus geen strafvorderlijke basis bestaat, bieden ook deze bevoegdheden geen soelaas ten aanzien van confiscatie van bevroren tegoeden. Uw Kamer is op de gebruikelijke manier nader geïnformeerd over deze Commissievoorstellen.4
De leden van de D66-fractie constateren dat er verschillen aan te wijzen zijn tussen de sanctie-implementatie en sanctiecoöperatie van verschillende Europese landen. Is bij het kabinet bekend welke landen het minst voorspoedig sancties implementeren en welke landen het goed doen? Welke handhavings- of strafmaatregelen volgen als een land de sanctiepakketten maar deels of niet goed implementeert? Hoeveel tijd krijgen landen om de sancties te implementeren en zit hier ook een tijdspad en een deadline aan vast? Zo nee, waarom niet? Is het kabinet bereid dit punt actief uit te dragen in de Raad?
De Commissie maakte op 12 juli jl. bekend dat er door alle lidstaten gezamenlijk inmiddels € 13,8 miljard aan tegoeden en bezittingen bevroren is. Nadere informatie, bijvoorbeeld uitgesplitst per type goed of per lidstaat, verstrekt de Commissie niet. Het kabinet blijft wel aandringen op een dergelijk overzicht. Sanctiebesluiten en -verordeningen zijn van kracht op de dag van publicatie of de dag na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie. Verordeningen zijn bindend en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Als hoedster van de Verdragen monitort de Commissie en verzamelt zij informatie over mogelijke inbreuken op EU-recht door lidstaten. Met een «whistleblower tool» is het mogelijk om mogelijke schendingen anoniem te melden. De Commissie heeft de mogelijkheid om een inbreukprocedure te starten. In geval van stelselmatige niet-naleving van EU-sancties kunnen zaken voor het Hof van Justitie van de Europese Unie worden gebracht. Wat betreft het tijdspad geldt dat de sancties direct van kracht zijn als de verordening is aangenomen. Het kabinet zet zich in de EU actief in om bij vormgeving en aanscherping van nieuwe maatregelen en met verzoeken om guidance de uitvoering en naleving van sancties te verbeteren, mede op basis van het rapport van nationaal coördinator Sanctienaleving Blok. Naleving is daarmee een zaak van de EU, haar lidstaten en de partners die vergelijkbare sancties toepassen.5
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over specifieke onderdelen van de sanctiepakketten, waaronder het embargo op technologische producten en diensten naar Rusland. Is het nu zo dat er geen technologische producten meer naar Rusland gaan? Zo nee, wat wordt er nog wel geëxporteerd naar Rusland en waarom?
Onder Verordening 833/2014 gelden verboden voor het leveren van een grote hoeveelheid goederen en technologieën. Deze zijn genoemd in de bijlagen van de verordening. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om dual use goederen, technologie die kan bijdragen aan de ontwikkeling van de defensie- en veiligheidssector, technologie in de olie- en gassector, de lucht- of de ruimtevaartsector, de zeescheepvaart, reactiemotorbrandstoffen en brandstofadditieven en goederen die in het bijzonder kunnen bijdragen tot de versterking van de industriële capaciteit van Rusland.
Klopt het dat Rusland chips uit civiele gebruiksproducten zoals koelkasten haalt om deze te gebruiken in zijn wapensystemen? Kan Nederland pleiten om haast te maken met het zevende sanctiepakket en daar een volledige boycot van technologische producten en diensten aan Rusland aan toevoegen? Deze leden lezen dat de sancties nieuwe illegale handelsroutes richting Rusland hebben aangewakkerd. Zijn deze bekend? Worden deze besproken en wat is de Nederlandse inzet daarop? Daarnaast maken deze leden zich zorgen over de Europese schepen die tot de dag van vandaag Russische olie van A naar B brengen. Is het de Nederlandse inzet om een stop hierop op te nemen in het zevende pakket? Kan het kabinet deze leden daarnaast een update verschaffen over het verzekeringsverbod, dat opgenomen is in het zesde pakket? Is dit reeds van kracht en wat is hiervan de impact?
Het kabinet heeft geen concrete aanwijzingen dat Rusland chips uit civiele gebruiksproducten voor wapensystemen gebruikt. Technisch gezien zou dit weliswaar mogelijk zijn, maar vooropgesteld staat dat dit niet de meest geavanceerde halfgeleiders betreft (en daarmee van beperkt nut voor de meest geavanceerde wapensystemen).
Het kabinet is voorstander van aanvullende sanctiemaatregelen, maar doet geen uitlatingen over specifieke voorstellen voor nieuwe sancties. Zie verder ook het tweede deel van het antwoord op vraag 3.
In de sanctieverordening6 is een verbod opgenomen voor het direct of indirect leveren van technische bijstand, tussenhandeldiensten of financiering of financiële bijstand te verlenen, in verband met het vervoer, ook door middel van schip-tot-schiptransfers, naar derde landen van ruwe olie of aardolieproducten, als vermeld in bijlage XXV, die van oorsprong afkomstig zijn uit Rusland of die uit Rusland worden uitgevoerd. Onder financiering of financiële bijstand wordt ook het verzekeren of herverzekeren verstaan7. Het verbod is in werking getreden per 3 juni jl., toen het zesde pakket is gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie, maar er wordt een uitzondering gemaakt voor de uitvoering tot en met 5 december 2022 van reeds voor 4 juni 2022 afgesloten contracten.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet om een update van de confiscatie van Russische tegoeden. Wat voor voorstellen liggen er nu bij de Europese Commissie om hier werk van te maken? Kunt u hier een appreciatie van aan de Kamer sturen?
Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer van 6 juli jl.8 is er moreel veel voor te zeggen om bevroren tegoeden in te zetten voor een herstelfonds voor Oekraïne. Hierbij dient aangetekend te worden dat er grote juridische hordes zijn, gelet op de sterke verankering van het eigendomsrecht in de rechtsordes van de lidstaten van de EU. Tegoeden van personen en entiteiten kunnen enkel op strafvorderlijke titel in beslag worden genomen, dus als er (minimaal) een verdenking is van een strafbaar feit. De Europese Commissie publiceerde op 25 mei 2022 twee voorstellen omtrent confiscatie: een herziening van de confiscatierichtlijn en een voorstel om overtreding van EU-sancties toe te voegen aan de lijst van EU-misdrijven. Over deze voorstellen is uw Kamer via de gebruikelijke weg geïnformeerd.
Een eerste appreciatie is dat het toevoegen van overtreding van EU-sancties aan de lijst met EU-misdrijven het in de praktijk niet makkelijker maakt om bevroren tegoeden van personen of entiteiten op de EU-sanctielijst te confisqueren. Wel wordt door deze toevoeging aan de lijst met EU-misdrijven, de confiscatierichtlijn ook van toepassing op de overtreding van de EU-sancties. Overtreding en ontwijking van sancties is in Nederland reeds strafbaar onder de Wet op de economische delicten (WED). Het voorstel van de Europese Commissie zal er toe bijdragen dat het in alle lidstaten mogelijk wordt om overtreding of ontwijking van EU-sancties strafbaar te stellen. De effectiviteit van sancties staat of valt met de naleving ervan. Naleving is een zaak van de EU, haar lidstaten en de partners die vergelijkbare sancties toepassen. Het kabinet is hierover intensief in gesprek met de EU-lidstaten en -instellingen.
Deze leden blijven opmerken dat Oekraïne het statuut van Rome nog niet geratificeerd heeft en vragen het kabinet hier nogmaals toe op te roepen in de Raad. Wat is hierbij het politieke speelveld en lukt het om hier een eenduidige Europese oproep van te maken? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft Oekraïne eerder opgeroepen het statuut van Rome te ratificeren. Het kabinet zal deze boodschap blijven uitdragen. Meerdere Europese lidstaten hebben Oekraïne eenzelfde boodschap afgegeven.
De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda nog niets over meer structurele middellange tot lange termijn steun aan Oekraïne. Deze leden zijn van mening dat er een meer systematische structuur opgetuigd moet worden om Oekraïne te helpen deze oorlog te winnen. Wapenleveranties zijn nu nog op initiatief van individuele lidstaten en daarom sporadisch van aard. De Europese Vredesfaciliteit heeft nu voor 2 miljard aan wapens gefinancierd, maar zou beter gebruikt kunnen worden om dit centraler en structureler aan te pakken. Wat is op dit punt de inzet van het kabinet? Wat vindt het kabinet van het idee om een langdurig financiële (leen)faciliteit op te zetten voor Oekraïne, naast de «Rebuilding Ukraine» faciliteit?
De Clearing House Cell die de EU heeft ingericht in het kader van de EVF zorgt ervoor dat steun op een gecoördineerde wijze tegemoet komt aan door Oekraïne zelf geïdentificeerde behoeften (zie antwoord op vraag 3). Het kabinet is het met de fractie van D66 eens dat er moet worden nagedacht over structurele oplossingen voor de financiering van wapens in het kader van het EVF om te verzekeren dat de steun aan Oekraïne gecontinueerd kan worden. Nederland zet hier dan ook actief op in tijdens gesprekken in Brussel.
In het algemeen zet het kabinet in op een effectieve en inclusieve coördinatie van de toekomstige wederopbouwsteun en steunt het kabinet in dit kader het initiatief van de Commissie voor de voorstellen uit de mededeling Ukraine Relief and Reconstruction, zoals beschreven in de kabinetsappreciatie.9 Deze voorstellen, zoals de «Rebuild Ukraine» faciliteit, zijn nog in ontwikkeling en de oprichting van een tweede financiële faciliteit biedt nu nog geen meerwaarde.
De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het kabinet voorstander is van aanvullende sanctiemaatregelen jegens Rusland. Aan welke maatregelen denkt het kabinet, zo vragen deze leden. En hoe staat het kabinet tegenover de oproep van het Oekraïense parlement om het belastingbeleid ten aanzien van Rusland te herzien?
Het kabinet is voorstander van aanvullende sanctiemaatregelen, maar doet geen uitlatingen over specifieke voorstellen voor nieuwe sancties. Dit ondermijnt immers mogelijk de effectiviteit van dergelijke maatregelen gelet op onder andere het verrassingseffect.
Het kabinet stelt al het mogelijke in het werk om belastingheffing op Russische natuurlijke en juridische personen uit te voeren conform het sanctiebeleid, zoals bijvoorbeeld het blokkeren van de uitbetaling aan en verrekening met vorderingen van gesanctioneerden en daarmee verbonden personen. Voor meer informatie over deze werkzaamheden zou verwijst het kabinet naar de brief van 21 april 2022 «Situatie in de Oekraïne»10.
Daarnaast lezen de leden van de CDA-fractie dat het kabinet het doorvoeren van technische aanpassingen in de bestaande maatregelen zal bepleiten, onder andere om opvolging te geven aan de aanbevelingen van het rapport van tijdelijk sanctiecoördinator Stef Blok. Deze leden vragen de Minister hier een nadere toelichting op te geven.
Het kabinet zet in op maatregelen die de effectiviteit van de sancties, inclusief de handhaving daarvan vergroten. Dit bijvoorbeeld om te zorgen voor een sterkere grondslag voor de gegevensuitwisseling tussen instanties die betrokken zijn bij de sanctienaleving, cf. de aanbevelingen van de nationaal coördinator sanctienaleving en handhaving. Het gaat daarbij om de bevoegdheid om relevante persoonsgegevens en andere gegevens te verzamelen, te verwerken en te verstrekken aan andere bevoegde, toezichthoudende en handhavende autoriteiten alsmede aan beheerders van registers van de lidstaten en aan de Europese Commissie. Tevens kan gedacht worden aan het verder aanscherpen van importverboden op bepaalde productcategorieën om daarmee de impact te vergroten.
De leden van de CDA-fractie vinden het, net als het kabinet, van belang dat de internationale gemeenschap een gezamenlijk front blijft vormen tegen de Russische oorlog in Oekraïne. Tegelijkertijd vragen deze leden in hoeverre er op dit moment sprake is van een breed gezamenlijk front.
Er is sprake van brede steun voor Oekraïne. Dat blijkt uit de vele landen die Oekraïne steunen op militair, humanitair en economisch vlak. Ook de 141 stemmen voor de VN resolutie waarin Rusland wordt opgeroepen de militaire activiteiten in Oekraïne te staken laten deze brede steun zien. De Europese Unie staat sinds het begin van de Russische agressie tegen Oekraïne onvoorwaardelijk achter het land.
Daarnaast zijn deze leden benieuwd of het oproepen tot het niet ondermijnen van EU-sancties en sanctieontwijking voldoende is. Derde landen maken sanctieomzeiling mogelijk. Deze leden vragen in hoeverre secundaire sancties een mogelijkheid zijn om die route af te snijden en of de Minister deze mogelijkheid verder wil onderzoeken.
Het is van groot belang dat de internationale gemeenschap een gezamenlijk front blijft vormen tegen de Russische oorlog in Oekraïne. Het kabinet roept derde landen ook op om EU-sancties niet te ondermijnen en om sanctieontwijking door Rusland niet te vergemakkelijken. Voorts wijst het kabinet erop dat het onder de huidige sanctieverordening niet alleen verboden om direct, maar ook om indirect, goederen en technologie te leveren die zouden kunnen bijdragen tot de militaire en technologische versterking van Rusland of tot de ontwikkeling van de defensie- en veiligheidssector. Zoals aangegeven in de Beleidsbrief Buitenlandse Zaken11 zal het kabinet onderzoeken hoe de extraterritoriale werking van EU-sancties kan worden versterkt. Het kabinet heeft verschillende keren in de Raad en bij EU-lidstaten gepleit voor secundaire sancties. Hiertegen bestaat bij veel lidstaten weerstand, zoals reeds gemeld in het verslag van de RBZ in mei 202212. Lidstaten hebben in het bijzonder zorgen over de rechtmatigheid van de extraterritoriale toepassing van de Amerikaanse sancties tegen Iran. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden om secundaire sancties toe te passen binnen de mogelijkheden van het internationaal recht, maar deze mogelijkheden zijn hoogstwaarschijnlijk beperkt. Wel bestaat er veel bereidheid onder lidstaten om gezamenlijk te kijken naar manieren om sanctieontwijking tegen te gaan. Mede op aandringen van Nederland is het tegengaan van sanctieontwijking een centraal element in de Europese outreach, zoals ook is terug te lezen in de conclusies van de Europese Raad van 30–31 mei jl. Op aandringen van Nederland brengt de EU dit punt ook op in dialogen met derde landen, waaronder in de recente politieke- en veiligheidsdialoog van de EU met Centraal-Azië. Het kabinet blijft hierover met EU-partners in gesprek. Ook zet Nederland zich binnen de EU in voor een strikt sanctiepakket dat tegelijkertijd de eenheid behoudt binnen de Europese Unie.
De leden van de SP-fractie constateren dat in de geannoteerde agenda het belang van sancties wordt benoemd. Maar als zij dan de brief (Kamerstuk 36 045, nr. 104) van 6 juli over de stand van zaken sanctienaleving en handhaving lezen, hebben zij hun twijfels bij de slagkracht van het kabinet op dit punt. In deze brief wordt een bedrag van 646 miljoen genoemd aan bevroren tegoeden op meetdatum 14 juni. Tijdens het rondetafelgesprek op 23 juni van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken meldde de vertegenwoordigster van De Nederlandsche Bank een bedrag van 1,2 miljard. Wat verklaart deze discrepantie?
Het bedrag van 646 miljoen euro betreft de tegoeden die financiële instellingen en trustkantoren hebben bevroren. Het bedrag dat De Nederlandsche Bank tijdens het rondetafelgesprek van 23 juni heeft genoemd bevat ook de tegengehouden transacties. In totaal is er voor ongeveer 575 miljoen euro aan transacties tegengehouden. Als dit bij de bevroren tegoeden wordt opgeteld, komt het in totaal uit op een bedrag van 1,2 miljard euro. Voor een verdere uitsplitsing van deze cijfers verwijst het kabinet naar de Kamerbrief van 6 juli jl.13
In dezelfde brief wordt over het confisqueren van bevroren tegoeden gezegd dat dit juridisch niet kan. Klopt het dat het wél mogelijk wordt om te confisqueren op basis van verdenking van een strafbaar feit (dus nog zonder veroordeling) op basis van de confiscatierichtlijn van 25 mei? Zo ja, is de Minister bereid ervoor te ijveren dat deze richtlijn zo spoedig mogelijk van kracht wordt?
Zoals aangegeven in het BNC-fiche van 7 juli jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 3467 ) over de Richtlijn Ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen wordt de mogelijkheid voor «non conviction based confiscation» geïntroduceerd in het geval van bepaalde omstandigheden, zoals bij ziekte, dood of immuniteit van de verdachte. Tevens wordt voorzien in de confiscatie van onverklaarbaar vermogen dat verband houdt met criminele activiteiten. De confiscatie tast de rechten van slachtoffers op compensatie niet aan. Het kabinet staat overwegend positief tegenover het voorstel voor een confiscatierichtlijn. Dit komt tegemoet aan de brede oproep vanuit lidstaten voor meer bevoegdheden om winsten die voortvloeien uit criminele activiteiten te kunnen ontnemen.
De leden van de SP-fractie vragen voorts wat de reactie is van het kabinet op de column van Rob de Wijk van 8 juli 2022 in Trouw, waarin hij het nut van de economische sancties ter discussie stelt («Zonder gas, olie en kolen belanden we in een diepe recessie»14)? Deelt de regering de constatering: «De sancties doen pijn, maar dwingen Rusland niet tot een koerswijziging»?
Zo lang de Russische agressie tegen Oekraïne voortduurt, zal het kabinet zich blijven inzetten om maximale druk uit te oefenen op Rusland om de Russische agressie tegen Oekraïne te beëindigen. Met de financiële maatregelen, zoal het bevriezen van de middelen van de Russische centrale bank en de import- en exportverboden, wordt het voor Rusland na verloop van tijd steeds moeilijker om de agressie voort te zetten. Met de sancties wordt tevens de prijs die Rusland betaalt voor de oorlog in Oekraïne, en daarmee schending van het internationaal recht, zo hoog mogelijk gemaakt. Ook zijn individuele maatregelen genomen tegen personen en bedrijven die een directe betrokkenheid hebben bij schendingen van het internationaal recht en mensenrechten. Naast de druk die hiervan uit gaat op de betreffende personen en bedrijven en de signaalwerking die hiervan uit gaat, betreft het een kwestie van consistentie. Zij kunnen niet inreizen in de EU, hun tegoeden zijn bevroren en Europeanen mogen hen geen economische middelen ter beschikking stellen.
In de geannoteerde agenda lezen de leden van de SP-fractie dat het kabinet derde landen oproept om EU-sancties niet te ondermijnen. Op welke wijze is dat gebeurd? En welke consequenties verbindt het kabinet aan het niet gevolg geven aan deze oproep?
Nederland hecht sterk belang aan concrete actie richting derde landen en heeft de EU opgeroepen hierbij een aanjagende rol te spelen. Mede op aandringen van Nederland is het tegengaan van sanctieontwijking een centraal element in de Europese outreach, zoals ook is terug te lezen in de conclusies van de Europese Raad van 30–31 mei jl. Op aandringen van Nederland brengt de EU dit punt ook op in dialogen met derde landen, waaronder in de recente politieke- en veiligheidsdialoog van de EU met Centraal-Azië.
Deze leden vragen de regering met betrekking tot wapenleveringen wat precies de doelstelling is. Gaat het om het ondersteunen van Oekraïne tot er een wapenstilstand wordt afgekondigd of gaat het om het «verjagen» van alle Russische militairen uit Oekraïne? Is het juist dat president Zelensky wil onderhandelen op het moment dat de situatie van voor 24 februari is bereikt? Zo nee, wat is dan wel de doelstelling?
Het uiteindelijke doel is vrede en een soeverein en onafhankelijk Oekraïne binnen de internationaal erkende grenzen. Daar vecht Oekraïne momenteel voor. Hoofddoel van onze wapenleveranties is dan ook het steunen van Oekraïne in zijn legitieme recht op zelfverdediging. Het is zaak te zorgen dat Oekraïne een zo sterk mogelijke positie verkrijgt op het slagveld, zodat het uiteindelijk ook de best mogelijke uitgangspositie aan de onderhandelingstafel heeft. Wanneer er wordt onderhandeld en wat precies een aanvaardbare uitkomst zou zijn, is aan Oekraïne zelf.
De leden van de fractie van Volt lezen in de geannoteerde agenda dat het van groot belang is dat de internationale gemeenschap een gezamenlijk front blijft vormen tegen de Russische oorlog in Oekraïne. Daarnaast benoemt schrijft de Minister dat het kabinet derde landen oproept om EU-sancties niet te ondermijnen en om sanctieontwijking door Rusland niet te vergemakkelijken. Het democratische India wordt vaak als natuurlijke bondgenoot van het westen gezien. Toch heeft India zich begin maart onthouden bij het stemmen over de VN-resolutie, die de agressie van Rusland tegen Oekraïne afkeurde en onmiddellijke terugtrekking eiste. Bovendien neemt India bijna 25 keer zoveel Russische olie af als vorig jaar, waardoor de EU-sancties ondermijnd worden. De leden van de fractie van Volt vragen hoe de Minister van plan is om India ertoe te bewegen om geen Russische olie meer af te nemen?
India is een belangrijke geopolitieke actor en een land dat nog op het hoogste niveau contact heeft met zowel Rusland als Oekraïne. Nederland heeft in bilaterale contacten, zoals meest recent en marge van de bijeenkomst in Indonesië van Ministers van Buitenlandse Zaken van G20 landen op 8 juli jl. en in een telefoongesprek van Minister-President Rutte met premier Modi op 13 juli jl., regelmatig overleg met India gevoerd over de Russische oorlog in Oekraïne en de impact ervan op de wereld. In de sanctieverordening 833/2014 is een verbod opgenomen voor financiering of financiële bijstand, in verband met het vervoer van ruwe olie of aardolieproducten naar derde landen, die van oorsprong afkomstig zijn uit Rusland of die uit Rusland worden uitgevoerd. Het verbod is in werking getreden per 3 juni jl., maar er wordt een uitzondering gemaakt voor de uitvoering tot en met 5 december 2022 van reeds voor 4 juni 2022 afgesloten contracten.
Nederland, de EU en andere gelijkgezinde landen roepen India op om de sancties tegen Rusland na te leven. Daarnaast is de inzet van Nederland en de EU de betrekkingen met India te intensiveren, onder andere via de jaarlijkse toppen. Het is van belang daarin onderwerpen als de afbouw van de afhankelijkheid van]fossiele grondstoffen via de groene transitie aan de orde te stellen. Het Global Gateway initiatief moet daarin wat het kabinet betreft een instrumentele rol spelen.
Is de Minister bijvoorbeeld bereid om er in EU-verband voor te pleiten om India financieel te ondersteunen bij de energietransitie in ruil voor de toezegging om nu al minder Russische olie in te kopen? In september vindt er weer een onderhandelingsronde plaats over het vrijhandelsverdrag tussen India en de EU. Beseft de Minister dat de mensenrechtenclausule, waar Nederland op aandrong, in het eerder voorgestelde vrijhandelsakkoord (dat in 2013 werd afgeketst) zeer slecht is ontvangen in India? De leden van Volt zijn zeer zeker niet van mening dat mensenrechten ondergeschikt zijn aan geopolitiek, maar stellen dat enkel goed voorbeeld goed doet volgen. Zolang Europese bedrijven zich ongestraft (indirect) schuldig maken aan mensenrechtenschendingen en milieuvervuiling, zullen landen die alternatieve handelspartners hebben, zich niet door Europa de les laten lezen. Wat willen Nederland en de EU uit het vrijhandelsakkoord met India halen? Wat zijn de voornaamste doelen? Wil het kabinet de positie van mensenrechten in India verbeteren? Zorg dan dat er zo snel mogelijk Europese IMVO-wetgeving komt, zo stellen de leden van de Volt-fractie. Wil het kabinet India weer dichter bij het Westen brengen om Rusland verder af te sluiten? Zorg dan dat de EU het betere alternatief is vanuit het perspectief van India. De leden van de Volt-fractie krijgen hier graag een reflectie van de Minister op.
De onderhandelingen tussen de EU en India over een handelsakkoord zijn in 2013 stopgezet vanwege het verschil van inzicht over de reikwijdte en het ambitieniveau van een toekomstig akkoord. Dat verschil van ambitie had onder andere betrekking op de toekomstige afspraken over handel en duurzaamheid (waaronder mensenrechten). Tijdens de EU – India top op 8 mei 2021 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1665) is afgesproken de onderhandelingen te hervatten over een breed, gebalanceerd en ambitieus akkoord. India heeft daarbij aangegeven open te staan om alle onderwerpen te bespreken. De EU en India willen hun wederzijdse handels- en investeringsrelatie verstevigen en het potentieel daarvan benutten voor het vergroten van duurzame en inclusieve groei. Een gebalanceerd, breed, ambitieus en wederzijds voordelig handelsakkoord vormt daarvoor een belangrijk kader.
Het kabinet steunt de hervatting van de onderhandelingen met India en de algemene EU onderhandelingsinzet om in brede handelsakkoorden hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling op te nemen, waarin verdragspartijen bevestigen dat ze multilaterale milieuverdragen en arbeidsrechten zullen implementeren. Het is daarnaast de inzet van het kabinet te zorgen dat er snel Europese IMVO-wetgeving komt. Voor de nadere inzet op dit punt verwijst het kabinet naar het BNC-fiche 15 ter zake.
Het lid van de fractie van BBB heeft een vraag over Europese wetgeving en richtlijnen. Welke Europese wetgeving en richtlijnen verwacht het kabinet dat de Europese Commissie gaat nastreven? En waar zullen de prioriteiten gaan liggen? Daarnaast leest dit lid dat er voorbereidingen getroffen dienen te worden voor nieuwe sanctiepakketten, met extra aandacht voor implementatie van de huidige pakketten en het dichten van loopholes. Worden er ook nieuwe sancties verwacht die nog niet in eerdere sanctiepakketten zijn voorgekomen en wat zijn de gevolgen voor Nederlanders en Europeanen, als deze mogelijk nieuwe sancties worden geactiveerd?
Het kabinet verwacht en zet in op maatregelen die de effectiviteit van de sancties, inclusief de handhaving daarvan vergroten. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om te zorgen voor een sterkere grondslag voor de gegevensuitwisseling tussen instanties die betrokken zijn bij de sanctienaleving cf. de bevinding van de nationaal coördinator sanctienaleving en handhaving. Het gaat daarbij om de bevoegdheid om relevante persoonsgegevens en andere gegevens te verzamelen, te verwerken en te verstrekken aan andere bevoegde, toezichthoudende en handhavende autoriteiten alsmede aan beheerders van registers van de lidstaten en aan de Europese Commissie. Tevens kan gedacht worden aan het verder aanscherpen van importverboden op bepaalde productcategorieën om daarmee de impact te vergroten.
Aansluitend heeft het lid van de fractie van BBB ook een vraag over de intensiverende relatie tussen Rusland en China en het feit dat er op 18 juli waarschijnlijk wordt stilgestaan bij het diplomatiek isoleren van Rusland. Gaat er met de komende sancties ook rekening gehouden worden met de intensiverende handel tussen China en Rusland? Zo ja, hoe? En wordt er vanuit de EU ook druk uitgeoefend op China om de situatie in Oekraïne te de-escaleren en Rusland tot een halt te roepen?
China lijkt zich in de praktijk tot nu toe niet schuldig te maken aan het omzeilen van internationale sancties tegen Rusland. Chinese bedrijven lijken juist voorzichtig om handel te drijven met Rusland. Mede op aandringen van Nederland is het tegengaan van sanctieontwijking een centraal element in de Europese outreach, zoals ook is terug te lezen in de conclusies van de Europese Raad van 30–31 mei jl. Op aandringen van Nederland brengt de EU dit punt ook op in dialogen met derde landen. De EU heeft laten weten dat als China materiele steun aan Rusland zou verlenen in de oorlog tegen Oekraïne, dit gevolgen zal hebben voor de EU-China betrekkingen. Die boodschap heeft de EU ook afgegeven aan China tijdens de EU-China top van 1 april jl. De ontwikkelingen worden nauwgezet gevolgd. Bij elke gelegenheid blijft de EU China oproepen om de eigen invloed bij de Russische machthebbers aan te wenden om het conflict te beëindigen. Meest recent deed ik dit zelf nog in mijn gesprek met mijn Chinese ambtgenoot Wang Yi, in de marge van de G20 bijeenkomst in Bali.
Latijns-Amerika en Caribisch gebied
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat er stappen worden gezet om de relatie met Latijns-Amerika en het Caribisch (LAC) gebied te versterken. Steeds meer derde landen breiden hun invloed in de regio uit op een manier die haaks staat op onze belangen en waarden. Hoe ziet het kabinet de invloed van China en Rusland in de LAC-regio? Wat gaat het kabinet concreet binnen de EU voorstellen om de invloed van China en Rusland te verminderen? En welke mogelijkheden ziet het kabinet om meer samen te werken met de LAC-regio om onze strategische afhankelijkheden van China en Rusland af te bouwen? Welke rol kan de taskforce voor het verminderen van strategische afhankelijkheden (op basis van de motie van de leden Brekelmans en Agnes Mulder, Kamerstuk 35 925 V, nr. 97) hierin structureel vervullen?
Het kabinet erkent dat China en Rusland de banden met de LAC hebben verstevigd. Met name de handel tussen de LAC en China is gegroeid. China is inmiddels voor veel landen in de regio de eerste of tweede exportbestemming en een grote verstrekker van leningen in de LAC-regio. Het kabinet heeft opdracht gegeven aan het Centrum voor Studie en Documentatie van Latijns Amerika van de UvA voor een studie naar de rol van China in de LAC-regio. De publieke presentatie hiervan staat gepland op 9 september 2022.
De EU beoogt op verschillende manieren haar eigen betrokkenheid bij de LAC-regio te vergroten en zet in op het bieden van op gemeenschappelijke waarden gebaseerde alternatieven, zoals via het nieuwe Global Gateway initiatief. Daarnaast zet de EU zich in om op hoog politiek niveau de banden met de regio aan te halen, mogelijk via een EU-CELAC ministeriële bijeenkomst in de tweede helft van 2022 en mogelijk een top met de regio in 2023. Ook het recente bezoek van HV Borrell aan Chili en Panama past in die context. Ook investeert de EU in het verdiepen van de samenwerking met de regio op verschillende terreinen, bijvoorbeeld op het gebied van digitalisering en de groene transitie.
Tevens ontplooit het kabinet op nationaal en EU-niveau op verschillende deelterreinen activiteiten ter mitigatie van de risico’s van strategische afhankelijkheden door bijvoorbeeld in te zetten op handelsdiversificatie. Hierbij is ook de LAC-regio relevant. Over de Taskforce strategische afhankelijkheden zal de Kamer worden geïnformeerd zoals toegezegd tijdens het Tweeminutendebat over de hoofdlijnenbrief (Handelingen II 2021/22, nr. 101, Tweeminutendebat Hoofdlijnen beleid Ministerie van Buitenlandse Zaken).
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de Europese strategie jegens Venezuela. Eind juni hebben Amerikaanse functionarissen een bezoek gebracht aan Caracas. Het lijkt erop dat de Verenigde Staten weer wat toenadering zoeken tot Venezuela, mede in het licht van de hoge energieprijzen. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd hoe de Europese Unie de betrekkingen met Venezuela beschouwt, mede in het licht van de naderende energiecrisis.
Het uitgangspunt voor de betrekkingen van de EU met het Maduro-regime zijn de Raadsconclusies van 25 januari 202116. Daarin staat dat de EU in samenwerking met alle stakeholders wil bijdragen om middels politieke onderhandelingen tot een duurzame democratische oplossing te komen voor de crisis in Venezuela. De EU zoekt daarbij samenwerking met gelijkgezinde landen in Latijns-Amerika en de Verenigde Staten en Canada. In een gezamenlijke verklaring van HV Borrell met de Amerikaanse en Canadese Ministers van Buitenlandse Zaken van 25 juni 202117 is het belang van onderhandelingen tussen het regime en de oppositie herbevestigd en is aangegeven dat sancties kunnen worden heroverwogen bij betekenisvolle voortgang in de onderhandelingen.
De leden van de SP-fractie vragen wat de stand van zaken is van het EU-Mercosur verdrag? De stilte hierover is tekenend voor het gebrek aan transparantie van de EU, zo stellen zij. Zij krijgen graag een update. Voorts gaan deze leden ervan uit dat de geopolitieke toenadering tot deze regio niets afdoet aan de noodzaak om in elke handelsovereenkomst stringente voorwaarden op te nemen over duurzaamheid en mensenrechten. Kan de Minister dit bevestigen?
De Commissie werkt momenteel aan de juridische opschoning en vertaling van de teksten van de onderhandelingsresultaten met Mercosur in alle officiële EU-talen. Ik wijs u voor nadere informatie naar de meest recente «Voortgangsrapportage Handelsakkoorden»18 die uw Kamer elk kwartaal toegaat. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen sindsdien. Het is niet bekend wanneer alle officiële documenten aan de Raad ter besluitvorming zullen worden voorgelegd. Het kabinet blijft de algemene EU-onderhandelingsinzet steunen om in brede handelsakkoorden hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling op te nemen, waarin verdragspartijen bevestigen dat ze multilaterale milieuverdragen en arbeidsrechten zullen implementeren. Het kabinet ziet brede handelsakkoorden onder andere als instrument om duurzame ontwikkeling te bevorderen in samenwerking met derde landen. Dat geldt ook voor de Zuid-Amerikaanse regio.
De leden van de Volt-fractie lezen dat Nederland blijft uitdragen dat de EU haar eigen inzet en activiteiten in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied beter zichtbaar kan maken en haar eigen gewicht (nog) beter kan benutten, bijvoorbeeld in dialoog met overheden over rechtsstaat, democratie, transparantie en duurzaamheid. Welk gewicht bedoelt de Minister precies? Is de Minister het met de leden van de Volt-fractie eens dat de EU aan gewicht heeft verloren in gesprekken over duurzaamheid, de rechtsstaat en transparantie door onder andere het heropenen van kolencentrales en het sluiten van lange termijn contracten voor Amerikaans schaliegas ter vervanging van Russisch gas, het schenden van de mensenrechten van Venezolaanse vluchtelingen op Curaçao met medeweten van Nederlandse autoriteiten die wegkeken en met de manier waarop grote bedrijven als Uber toegang hebben tot Europese leiders? Is de Minister het met deze leden eens dat ook voor de relaties met deze regio geldt dat het goede voorbeeld geven effectiever zal zijn dan «gewicht te benutten» in gesprekken over rechtstaat, democratie, transparantie en duurzaamheid? Is de Minister bereid om tijdens de RBZ te pleiten voor het belang van walk the talk aan Europese kant om de relatie met Latijns-Amerika en het Caribisch gebied (LAC-regio) te versterken?
Zowel de EU als de LAC-regio staan voor grote gemeenschappelijke uitdagingen, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid, klimaat en de bestrijding van grensoverschrijdende (drugs)criminaliteit. Het kabinet vindt het daarom van belang dat de EU hierbij actief partnerschappen zoekt met de LAC-regio en inzet op een intensivering van de samenwerking. Het kabinet is van mening dat de EU onder andere als belangrijke investeerder, handelspartner en partner op het gebied van ontwikkelingssamenwerking veel te bieden heeft. Die samenwerking gebeurt bijvoorbeeld via het Team Europe Initiatief Green Transition en het El Paccto programma, gericht op de aanpak van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad. Het kabinet is het met de fractie van Volt eens dat de Unie alleen geloofwaardig het gesprek met derde landen kan aangaan op het gebied van bijvoorbeeld rechtsstaat en democratie, als het daarop zelf het goede voorbeeld geeft. Om die reden blijft het kabinet consistent aandacht vragen voor de aanhoudende uitdagingen op het gebied van rechtsstatelijkheid en democratie binnen de Unie.
Digitale diplomatie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Foreign Information Manipulation and Interference (FIMI) Toolbox. Het kabinet geeft aan dat deze toolbox naast al meerdere bestaande initiatieven komt te bestaan. Hoe is het kabinet voornemens om deze instrumenten daadwerkelijk in te zetten? En welke strategie bestaat hiervoor in EU-verband? Wanneer wordt de Kamer over de nadere inrichting van de FIMI geïnformeerd?
De beantwoording van de vragen over de FIMI toolbox wordt mede gedaan door de Minister van BZK vanwege haar verantwoordelijkheid voor de aanpak van desinformatie. Het voornemen om een FIMI- en Hybride toolbox uit te werken is kenbaar gemaakt in het Strategisch Kompas19. In de Raadsconclusies van 21 juni 2022 over een raamwerk voor een gecoördineerde EU respons op hybride campagnes20 is de eerste stap gezet in de ontwikkeling van de Hybride toolbox en is vastgesteld dat een dergelijk raamwerk ook gebruikt moet worden voor FIMI. De Raadsconclusies die de RBZ naar verwachting aanneemt, roepen op tot nadere uitwerking van de Hybride en FIMI toolbox. Bij de verdere uitwerking van de FIMI toolbox zal het kabinet pleiten voor het waarborgen van fundamentele rechten zoals de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid benadrukken. Uw Kamer zal via de gebruikelijke wijze geïnformeerd worden over de nadere inrichting van de FIMI Toolbox.
De leden van de D66-fractie willen benadrukken dat er vaart gemaakt moet worden met het verder ontwikkelen van het Europese digitaal beleid, waaronder digitale diplomatie. Wat zijn voor Nederland de tijdspaden om dit verder te ontwikkelen hoe draagt het kabinet dit uit in de Raad? Deze leden vragen het kabinet wanneer de FIMI, de Cyber Diplomacy Toolbox en de Hybride Toolbox in werking treden? Deze leden beamen dat deze inderdaad goed op elkaar moeten aansluiten en vragen het kabinet in hoeverre dit nu al het geval is? Is het kabinet bereid hier een voortrekkersrol te spelen?
De aan te nemen Raadsconclusies roepen de EU op haar Digitale Diplomatie te blijven ontwikkelen en vragen om een evaluatie van het EU externe digitale beleid voor de zomer van 2023. Het kabinet zal zich daarnaast inzetten om door de HV en de Commissie op reguliere basis op de hoogte gesteld te worden van implementatie van ontwikkelingen op het externe digitale beleid. De EU Cyber Diplomacy Toolbox is sinds 2020 volledig operationeel. In geval van een hybride dreiging jegens de EU met een cybercomponent kan ook gebruik worden gemaakt van instrumenten uit de Cyber Diplomacy Toolbox. In het Strategisch Kompas dat eerder dit jaar werd aangenomen is afgesproken dat de hybride toolbox en de FIMI toolbox in 2022 worden uitgewerkt. Het streven van het Tsjechisch voorzitterschap is om in 2022 de ontwikkeling van de Hybride en FIMI toolboxen af te ronden. Het kabinet deelt de opvatting dat de verschillende toolboxen zich op een effectieve manier tot elkaar dienen te verhouden en zet zich hiervoor in.
De leden van de SP-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de Raad zal spreken over buitenlandse desinformatie. Wat dat betreft vragen deze leden wat het kabinet en de EU daaronder verstaan. Het suggereert een duidelijk onderscheid tussen informatie (waar) en desinformatie (onwaar). Dat onderscheid is in werkelijkheid moeilijk te maken. Hoe denkt de EU dit te gaan organiseren?
Desinformatie is volgens de Europese Commissie «onjuiste of misleidende inhoud die wordt verspreid met de bedoeling te bedriegen of economisch of politiek gewin te verkrijgen en die publieke schade kan berokkenen». Wanneer er sprake is van desinformatie uit het buitenland spreken we over buitenlandse inmenging in de informatieruimte. Dit wordt gedefinieerd als «(...) inmenging (...) die vaak wordt uitgevoerd in het kader van een bredere hybride operatie, kan worden opgevat als dwingende en bedrieglijke inspanningen om de vrije vorming en uiting van de politieke wil van individuen door een buitenlandse overheidsactor of zijn agenten te verstoren». De aanpak van de Commissie, die het kabinet onderschrijft, zal onder andere gericht zijn op de oneigenlijke vergroting van desinformatie te voorkomen door de transparantie te verhogen, manipulatieve technieken te beteugelen en economische prikkels voor het verspreiden van desinformatie te verminderen. De Commissie heeft hierbij aangegeven dat zulke acties stevig verankerd zullen blijven in Europese waarden en beginselen en de vrijheid van meningsuiting zullen waarborgen.
De leden van de Volt-fractie lezen dat de Minister het normerend vermogen van de EU benoemt. Is de Minister zich ervan bewust dat dit normerend vermogen in de praktijk zwakker is dan het in theorie lijkt? Er zijn op dit moment bijvoorbeeld geen duidelijke richtlijnen voor hoe gebruikers van «Internet of Things»-apparaten in openbare ruimten met de data die hun apparaten verzamelen, om mogen gaan, aldus deze leden. Zo blijkt uit een gezamenlijk rapport van Instituut Clingendael en KPMG bijvoorbeeld dat de meeste leveranciers van industriële schoonmaakrobots er niet bij stilstaan dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van toepassing is op de data die hun apparaten verzamelen. Bovendien is er nog steeds een patstelling tussen de Europese AVG aan de ene kant en de Amerikaanse Cloud Act aan de andere kant, zo stellen de leden van de Volt-fractie. Zolang de EU deze patstelling tolereert, schept deze situatie volgens hen een precedent voor andere landen om de AVG te overrulen. Is de Minister zich bewust van deze patstelling tussen de Amerikaanse Cloud Act en de Europese AVG en is hij bereid deze te adresseren bij zijn collega’s om zo het normerend vermogen van de EU te versterken?
Het opleggen van een verplichting aan bedrijven uit de EU door een overheidsinstantie uit een niet-EU land om persoonsgegevens te verstrekken op grond van een besluit of rechtshandeling van dat land is in principe verboden, tenzij dit gebaseerd is op een internationale overeenkomst21. Het kabinet pleit voor het tot stand komen van een dergelijke internationale overeenkomst tussen de EU en de VS, om nadere afspraken te maken over de wederzijdse gegevensvorderingen. Dit onderwerp staat inmiddels op de agenda van de Europese Commissie.
De leden van de Volt-fractie zijn er zeer over te spreken dat de Hoge Vertegenwoordiger wordt opgeroepen om in nauwe samenwerking met de Commissie en lidstaten te komen tot een coherent en effectief buitenlandbeleid op het gebied van digitalisering en technologie. Deze leden zijn echter kritisch op de toevoeging «gebaseerd op Europese normen en waarden». Wanneer de toevoeging bedoeld is als ambitie dan kunnen deze leden dit alleen maar onderschrijven, maar te vaak wordt deze toevoeging als vanzelfsprekendheid genoemd. De leden van de Volt-fractie vragen de Minister daarom om stil te staan bij het feit dat dezelfde EU-lidstaten die gretig baterijen afnemen van landen die een minder strenge milieuwetgeving hebben, aarzelen om de productie van batterijen naar Europa te halen omdat de daaraan gekoppelde milieuvervuiling tegen onze Europese normen en waarden in zou gaan. Zij menen dat het voor een effectief buitenlandbeleid op het gebied van digitalisering en technologie het van belang is dat de lidstaten de hypocrisie erkennen in de keuzes die tot noch toe gemaakt zijn en om in de toekomst betere keuzes te maken, die beter bij de Europese idealen aansluiten. Deze leden krijgen hier graag een reflectie op van de Minister.
Het kabinet steunt het streven van de EU naar zo schoon mogelijke productieprocessen van batterijen in Europa. Daarnaast is het nodig te investeren in verduurzaming van de mondiale batterij-waardeketen zodat deze normen wereldwijd omhoog gaan. Nederland neemt in EU-verband een actieve rol in het vormgeven van ketenverantwoordelijkheid en in multistakeholdersamenwerking, zoals ook beschreven in de visie van het kabinet op de batterijproductie, en investeert vanuit de BHOS-agenda onder meer in betere omstandigheden in de mijnbouw van batterij-grondstoffen.22
Het lid van de fractie van BBB heeft een vraag over de Foreign Information Manipulation and Interference (FIMI) Toolbox. Daarmee kan buitenlandse desinformatie op EU-niveau worden aangepakt. Welke werkdefinitie wordt gehanteerd als het gaat over desinformatie en hoe wordt bepaalt wat desinformatie is?
In aanvulling op de definitie van vraag 30, wordt er in het kader van FIMI gesproken over informatie-beïnvloedingsoperaties en buitenlandse inmenging in de informatieruimte, Deze maatregelen zien niet toe op het aanwijzen van berichten als waar of niet waar, maar zijn gericht op het voorkomen van de oneigenlijke vergroting van desinformatie door transparantie te verhogen, manipulatieve technieken te beteugelen en economische prikkels voor het verspreiden van desinformatie te verminderen.
Current Affairs
De leden van de VVD-fractie delen de zorgen van het kabinet over de verslechterde veiligheidssituatie in de Democratische Republiek Congo (DRC) en de bredere Grote Meren-regio. Welke (druk)middelen moet de EU volgens het kabinet inzetten om hier iets aan te doen? En hoe hangt deze inzet samen met de toenemende invloed van China en Rusland en de noodzaak voor de EU om meer direct toegang te krijgen tot grondstoffen? Welke EU-strategie zal het kabinet bepleiten om de veiligheid te bevorderen, de toegang tot grondstoffen te vergroten, en de invloed van China en Rusland te verminderen?
Om de complexe grondoorzaken van de instabiliteit in de DRC en de regio het hoofd te bieden, bepleit het kabinet een hernieuwde EU-aanpak en strategie voor de Grote Meren-regio. Deze strategie dient zich niet alleen te richten op vrede en veiligheid, maar ook op onderlinge politieke en economische relaties, goed bestuur en mensenrechten, het grondstoffendossier en regionale samenwerkingsverbanden. Als gevolg van die brede samenwerking kan de EU zich opstellen als voorkeurspartner voor de regio en een completer alternatief bieden voor de geopolitieke invloed van andere spelers.
Het kabinet volgt de activiteiten van China en Rusland in de regio en de eventuele risico’s in verband met toegang tot grondstoffen. Met betrekking tot grondstoffenexport in de regio vindt het kabinet het van belang dat er concreet uitvoering wordt gegeven aan het EU Action Plan on Critical Raw Materials. Dit actieplan beoogt leveringszekerheid voor de EU te vergroten en tegelijkertijd bij te dragen aan duurzame ontwikkeling in grondstof-exporterende landen en verduurzaming van mineralen waardeketens. Deze coherentie is van groot belang om op een bestendige manier handelsrelaties te kunnen onderhouden met grondstofexporteurs in de regio.
In navolging van de motie van het lid Jasper van Dijk d.d. 6 juli 2022 (Kamerstuk 35 925 V, nr. 107) over concrete maatregelen om Israël en Palestina aan te zetten tot onderhandelingen, stellen de leden van de SP-fractie een duidelijke kans te zien voor dergelijke onderhandelingen. Het kabinet hecht aan de Associatieraad om zaken bespreekbaar te houden. Is het kabinet van plan om de noodzaak van een onderhandelingstraject te berde te brengen in lijn met voornoemde motie? Wanneer komt het moment dat woorden kracht bij worden gezet met concrete maatregelen, zo vragen deze leden?
Het kabinet ziet op dit moment geen concrete mogelijkheden om beide partijen weer aan de onderhandelingstafel te krijgen. Wel blijft Nederland zich er samen met andere partners voor inzetten dat er weer een klimaat ontstaat met voldoende onderling vertrouwen, waarin politieke vredesbesprekingen hervat kunnen worden. Zo steunt het kabinet de inspanningen van de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor het Midden-Oosten Vredesproces, de heer Koopmans, om in kaart te brengen wat hiervoor nodig zou zijn. Ook speelt Nederland een rol in het nader tot elkaar brengen van beide partijen middels trilaterale werkgroepen op het gebied van handel, water en energie.23 Nederland spreekt in EU-verband steun uit voor een Associatieraad met Israël in lijn met motie van het lid Van der Staaij c.s..24 Mocht de Associatieraad weer plaatsvinden, dan zal Nederland Israël in dit verband ook oproepen om de politieke dialoog met de Palestijnse Autoriteit te hervatten. Nederland is van mening dat er ook op hoog politiek niveau consultaties met de Palestijnse Autoriteit plaats moeten vinden. In dat verband zal ook worden opgeroepen de politieke dialoog met Israël te hervatten.
De leden van de Volt-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het kabinet er voorstander van is dat er naast de militaire kant van het conflict in de DRC ook voldoende aandacht is voor het wegnemen van de grondoorzaken van instabiliteit. Wat zijn volgens de Minister de grondoorzaken van instabiliteit in de DRC? Wat is de Minister bereid om in EU-verband tegen deze grondoorzaken te doen?
De grondoorzaken van instabiliteit in oost-DRC zijn complex, onderling verbonden en vaak regionaal van karakter. De instabiliteit heeft onder andere te maken met extreme nationale en regionale fragmentatie van het politieke speelveld, ongelijke machtsstructuren, zwak bestuur en corruptie, het ontbreken van veiligheidssectorhervormingen, toegang tot land, de illegale exploitatie van (natuurlijke) grondstoffen, politieke instrumentalisering van etniciteit en marginalisatie en discriminatie van minderheden. Het kabinet bepleit een hernieuwde EU aanpak voor stabiliteit in de bredere regio met onder andere aandacht voor onderlinge politieke en economische relaties, het grondstoffendossier, veiligheid, goed bestuur en mensenrechten en regionale samenwerkingsverbanden.
Overig
Over de situatie in de Hoorn van Afrika leest het lid van de BBB-fractie in het verslag van de vorige RBZ dat de lidstaten teleurstelling hebben uitgesproken over de situatie in Soedan, en de blijvende inzet op het politieke bemiddelingsproces onder leiding van de Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie en de regionale organisatie Intergovernmental Authority on Development (IGAD). Kan de Minister meer inzicht bieden in de samenwerking tussen deze verschillende instanties? Hoe ziet dit er in de dagelijkse praktijk uit en waar kan dit, allicht met onze inzet, verbeterd worden?
De VN-missie UNITAMS, de Afrikaanse Unie (AU) en IGAD (het Tripartite Mechanism) voeren sinds enkele weken gesprekken met alle relevante partijen in Soedan, waaronder politieke partijen, het maatschappelijk middenveld en het leger, om de installatie van een burgerregering te bevorderen evenals de hervatting van de democratische transitie. De internationale gemeenschap, waaronder EU-lidstaten, zijn hier actief bij betrokken. Momenteel ligt dit proces stil omdat het leger heeft aangekondigd niet meer aan de bemiddeling mee te doen. De AU, VN en IGAD bezinnen zich op volgende stappen.
Ook leest dit lid in het verslag dat de Hoge Vertegenwoordiger een speciale vertegenwoordiger voor de Golfregio gaat aanstellen, die kan bijdragen aan de versteviging van de banden tussen de EU en de Golflanden, met name op het gebied van klimaat, handel, energie en regionale veiligheid. Is de Minister al bekend met hoe deze speciale vertegenwoordiger gaat opereren? Daar waar de prioriteiten duidelijk zijn, hoe zal hier uitvoering aan worden gegeven?
HV Borrell is voornemens om een EU Speciale Vertegenwoordiger voor de Golf aan te stellen, voorzien van een breed mandaat. Precieze invulling van dit mandaat en hoe deze vertegenwoordiger zal gaan opereren is nog niet bekend. Uw Kamer zal hier nader over worden geïnformeerd.
Overig
Graag maakt het kabinet van dit Schriftelijk Overleg gebruik om de Kamer te informeren over het beleid ten aanzien van zes door Israël als terroristisch aangemerkte ngo’s. In de beantwoording van vragen van de leden Sjoerdsma en Mulder over de stand van zaken rondom het Midden-Oosten Vredesproces25 heeft het kabinet aangegeven tot nu toe onvoldoende bewijs te hebben ontvangen van Israël om het beleid ten aanzien van zes door Israël als terroristisch aangemerkte ngo’s te veranderen. Hierbij is toegezegd dat het kabinet zich er voor inzet om met andere donoren tot een gezamenlijke appreciatie te komen zodat alle beschikbare informatie meegewogen kan worden. Deze appreciatie is inmiddels afgerond met België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Italië en Spanje. Ook deze landen zien op basis van de Israëlische informatie geen reden om hun beleid jegens de betreffende ngo’s aan te passen. Daarnaast heeft de Europese Commissie besloten om de eigen samenwerking met Al-Haq en het Palestinian Centre for Human Rights niet langer op te schorten nadat het anti-fraudebureau OLAF tot de conclusie kwam dat er geen reden is om onderzoek in te stellen naar deze organisaties. De zes organisaties komen niet voor op de VS, EU of VN sanctielijsten voor terrorisme.
Nederland neemt aantijgingen van terrorisme altijd uiterst serieus en behandelt die zorgvuldig. Indien Israël in de toekomst met nieuwe informatie komt dan zal opnieuw bekeken worden of dit voldoende overtuigend is. Overigens heeft Nederland eerder dit jaar op basis van een extern en onafhankelijk onderzoek zelf besloten om de samenwerking met de Union of Agricultural Work Committees te beëindigen26.
Geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken 19 juli 2022. Brief regering – Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra d.d. 6 juli 2022 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2510).
Verslag Raad Buitenlandse Zaken 20 juni 2022. Brief regering – Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra d.d. 24 juni 2022 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2507).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-2516.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.