21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1689 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 oktober 2016

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Informele Raad Buitenlandse Zaken over handel (RBZ) van 18 oktober 2016 in Luxemburg.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

RAAD BUITENLANDSE ZAKEN HANDEL 18 OKTOBER 2016

Op 18 oktober 2016 vond onder Slowaaks voorzitterschap een extra Raad Buitenlandse Zaken over Handel plaats te Luxemburg. Op de agenda stond het EU-Canada handelsakkoord (CETA).

EU-Canada handelsakkoord

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken over Handel is gesproken over het EU-Canada handelsakkoord, het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA). Specifiek ging het om de voorstellen voor ondertekening, voorlopige toepassing en sluiting van CETA1. Ook werd in de Raad gesproken over de additionele CETA-verklaring, waartoe is besloten tijdens de Raad Buitenlandse Zaken over Handel op 23 september 2016 te Bratislava.

De Europese Commissie gaf aan dat de intentie is om CETA te ondertekenen tijdens de EU – Canada Top op 27 oktober 2016. Ook benadrukte de Europese Commissie de juridische status van de verklaring, en stelde dat de verklaring aan een groot aantal lang gekoesterde wensen van vakbonden en NGO’s tegemoet komt. Vrijwel alle lidstaten reageerden positief op de voorliggende Raadsbesluiten voor ondertekening, voorlopige toepassing en sluiting van CETA. Ook spraken lidstaten hun waardering uit voor het bereikte resultaat met de interpretatieve verklaring.

Nagenoeg alle lidstaten gaven aan dat zij konden instemmen met de voorliggende concept Raadsbesluiten. Lidstaten wezen hierbij op het moderne karakter van CETA, alsmede de sociaaleconomische belangen bij het akkoord. Enkele lidstaten konden om uiteenlopende redenen nog geen definitief standpunt uitdragen tijdens de Raad. Lidstaten steunden de reikwijdte van de voorlopige toepassing, zoals ook beschreven in de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken over Handel (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1670).

Er is in de Raad ook langdurig gesproken over de interpretatieve verklaring. Over deze verklaring is sinds de Raad verder onderhandeld. Hierbij heeft België een additionele verklaring opgesteld, welke op 27 oktober 2016 wordt behandeld in de COREPER. De laatste versie van deze verklaring is te vinden op het EU-Extranet2.

Deze verklaring gaat hoofdzakelijk in op de toepasbaarheid van het Investment Court System, samenwerking op het terrein van regelgeving en landbouw. België verklaart dat het Investment Court System, zoals uiteengezet in hoofdstuk 8 van CETA, verder zou moeten worden doorontwikkeld. Voorts zal België bij het Europees Hof van Justitie advies vragen over de verenigbaarheid van het Investment Court System met de Europese verdragen. Ten aanzien van samenwerking op het terrein van regelgeving verklaart België dat de Parlementen van de Gewesten en de Gemeenschappen betrokken moeten worden voor zover die regelgeving geheel of gedeeltelijk tot hun bevoegdheden behoort. Op het terrein van landbouw behoudt België zich het recht voor om vrijwaringsclausules te activeren in geval van marktonevenwicht.

Een analyse van deze verklaring leert dat deze verklaring binnen de kaders past zoals besproken met uw Kamer, inclusief de door uw Kamer aangenomen moties. Hiermee komt het kabinet ook tegemoet aan het verzoek van het Kamerlid Teeven over een brief over de stand van zaken inzake CETA, gedaan tijdens de procedurevergadering van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 27 oktober 2016. Mocht er aanvullende informatie beschikbaar komen wordt uw Kamer uiterlijk 7 november 2016 nader geïnformeerd.

Lidstaten gaven tijdens de Raad allen aan dat de interpretatieve verklaring veel duidelijkheid verschafte ten aanzien van zorgen die er zijn over bepaalde aspecten van CETA. Zo worden de zorgen over het behoud van het recht om te reguleren in het eigenbelang geadresseerd, over de bescherming van EU-standaarden en het recht om te reguleren in het eigenbelang. Ook geeft de verklaring aan dat arbeids- en milieustandaarden niet ter discussie komen te staan door CETA en is een uitgebreide passage opgenomen waarin enkele zaken verduidelijkt worden ten aanzien van investeringsbescherming en het Investment Court System. Het gaat om bijvoorbeeld de onpartijdigheid van de arbiters en de code of conduct voor arbiters. De EU en Canada spreken af om binnen afzienbare tijd te werken aan een herziening van het mechanisme voor de beslechting van geschillen onder de duurzaamheidshoofdstukken, dat breed toegankelijk is voor bijvoorbeeld ngo’s en vakbonden. Canada en de EU leggen ondubbelzinnig vast dat zij snel werk maken van het opzetten van een multilateraal investeringshof ter vervanging van het bilaterale systeem.

Gelijktijdig is ook gewerkt aan Raadsverklaringen die bij de aanname van de Raadsbesluiten in de notulen van de Raad moeten worden opgenomen3. In deze documenten wordt onder andere opgenomen dat de reikwijdte van de voorlopige toepassing beperkt is tot EU-bevoegdheden4, wordt ingegaan op de betrokkenheid van lidstaten bij de besluitvorming van het CETA Joint Committee en is er een verduidelijking over het eventueel beëindigen van de voorlopige toepassing van CETA. Hiermee konden lidstaten unaniem instemmen.

Lidstaten spreken af om tijdens de Europese Raad van 20 en 21 oktober 2016 verder te spreken over de voortgang met betrekking tot de openstaande punten.


X Noot
1

respectievelijk COM(2016)444/F1, COM(2016)470/F1 en COM(2016)443/F1

X Noot
2

EU-Extranet nummer 12756/16

X Noot
3

EU-Extranet nummer 13463/16

X Noot
4

In de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken op 18 oktober (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1670) wordt een volledig overzicht gegeven van de uitzondering op de reikwijdte van de voorlopige toepassing van CETA.

Naar boven