21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1374 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 april 2014

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft gevraagd om nadere informatie over de EU-ambtenarensalarissen en resterende beïnvloedingsmogelijkheden van Nederland om het arbeidsvoorwaardenpakket voor EU-ambtenaren te wijzigen. Hierbij ontvangt u deze informatie.

EU-ambtenarensalarissen

De Raad heeft een Hofzaak gewonnen over de EU-salarissen voor salarisjaar 2011. Voor dat jaar stelde de Raad dat de Europese Commissie gebruik had moeten maken van de uitzonderingsbepaling om af te wijken van de standaard salarisberekeningsmethode in het EU-ambtenarenstatuut i.v.m. de economische crisis. Als gevolg hiervan geldt voor 2011 een nulgroei van de salarissen. Voor salarisjaar 2012 pleitte de Raad eveneens voor toepassing van de uitzonderingsclausule, maar na onderhandelingen met het EP is besloten tot een salarisstijging van 0,8%. Voor beide jaren is door toedoen van de Raad, waaronder Nederland, de uitkomst dus fors lager dan het oorspronkelijke Commissievoorstel (stijging van 1,7% voor beide jaren). Desalniettemin heeft Nederland, samen met enkele andere lidstaten, tegen de stijging in 2012 gestemd, aangezien Nederland van mening is dat salarisstijgingen niet opportuun zijn in tijden van crisis.

Voor de salarisjaren 2013 en 2014 is in de Raad afgesproken (akkoord van de Europese Raad op 8 februari 2013 over het Meerjarig Financieel Kader) dat daarvoor een nulgroei geldt. Voor de volgende jaren, vanaf 2015, zal de salarismethode gelden die is opgenomen in het nieuwe EU-ambtenarenstatuut. Op basis daarvan geldt dat de salarisaanpassing die uit de salarismethode volgt automatisch rekening houdt met eventuele economische krimp in de EU.

Beïnvloedingsmogelijkheden arbeidsvoorwaardenpakket

De arbeidsvoorwaarden voor het EU-personeel zijn opgenomen in het EU-ambtenarenstatuut. De onderhandelingen over een nieuw statuut voor de periode 2014–2023 zijn in juli 2013 afgerond. Nederland heeft, samen met een groep gelijkgezinde lidstaten, een aantal versoberingen kunnen bereiken. Zo is in het nieuwe statuut een hogere pensioenleeftijd en lagere schalen voor bepaalde categorieën functionarissen afgesproken, evenals aanpassingen in de carrièrestructuur en minder reisdagen. Ook is een 5% stafreductie afgesproken voor de instellingen en agentschappen. Door deze maatregelen zullen de kosten van administratieve uitgaven minder snel stijgen dan voorheen. Nederland had graag verdergaande versoberingen gezien; dit bleek echter niet haalbaar in de onderhandelingen. Zoals eerder gemeld aan uw Kamer (Kamerstuk 21 501-20, nr. 836) hebben Nederland en vier andere lidstaten daarom tegen het nieuwe EU-ambtenarenstatuut gestemd. Daarmee is aan het formele debat over het EU-ambtenarenstatuut, inclusief salarissen en pensioenen, voorlopig een einde gekomen.

Hoewel er in de nabije toekomst geen herziening van het EU-ambtenarenstatuut voorzien is, zal het kabinet in algemene zin bij de Europese Commissie en andere lidstaten steeds aandacht blijven vragen voor een versobering van de arbeidsvoorwaarden, zoals verzocht door de Kamer in de motie Verheijen/Maij (Kamerstuk 21 501-20, nr. 844). In dat kader zal het kabinet ook bij de nieuwe Commissie aandringen op meer transparantie in vergelijkbaarheid tussen nationale en Europese salarissen, alsmede op medewerking aan een salarisvergelijking met andere internationale organisaties zoals aan uw Kamer toegezegd. Zoals bekend hebben eerdere herhaalde pogingen hiertoe bij de huidige Commissie tot op heden niet tot het gewenste resultaat geleid.

Pensioenen voor EU-ambtenaren

De pensioenkosten van EU-ambtenaren bedragen nu ongeveer 1,5 miljard euro per jaar, iets meer dan 1% van de EU-begroting. Volgens berekeningen van Eurostat uit 20101 stijgen de pensioenkosten naar ongeveer 2,5 miljard euro per jaar in 2045 (in constante prijzen). Aan de andere kant zijn er ook baten voor de EU-begroting: EU-ambtenaren betalen een pensioenbijdrage, Europese belasting en een solidariteitsheffing, die voor de EU-begroting inkomsten zijn.

Mede op aandringen van Nederland zijn in het nieuwe ambtenarenstatuut 2014–2023 maatregelen genomen om de stijging van de pensioenkosten af te vlakken. Zo is de pensioenleeftijd verhoogd naar 65 jaar voor zittende EU-ambtenaren en naar 66 jaar voor nieuwe EU-ambtenaren, en is de jaarlijkse pensioenopbouw verlaagd. Verder is een stafreductie van 5% afgesproken. Daarnaast zijn de pensioenen in 2011, 2013 en 2014 bevroren, parallel aan de salarissen voor EU-ambtenaren. Ook is er een rem gezet op bevorderingsmogelijkheden en daarmee op individuele pensioenrechten. Nederland heeft o.a. voor verdere verhoging van de pensioenleeftijd gepleit; daar bleek in de onderhandelingen onvoldoende draagvlak voor.

De toezegging van het kabinet tijdens het algemeen overleg RAZ/RBZ d.d. 5 februari jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr.1364) had betrekking op de inzet van Nederland om in algemene zin aandacht te blijven vragen bij andere lidstaten en bij de Commissie voor de toekomstige ontwikkeling van de pensioenkosten. Een actualisering van de berekeningen van de toekomstige pensioenontwikkeling op basis van de afspraken in het nieuwe EU-ambtenarenstatuut lijkt het kabinet hiervoor een opportuun middel, waarvoor het kabinet de komende maanden graag steun zoekt bij Commissie en lidstaten. Het kabinet acht het van belang dat er beter inzicht komt in de ontwikkeling van de pensioenkosten, waarin de maatregelen van het nieuwe statuut zijn verwerkt. Hiermee kan een basis worden gelegd voor de tussentijdse evaluatie van het EU-ambtenarenstatuut en de onderhandelingen over hervorming van het Statuut na 2024.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven