21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1264 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2013

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 24 juni 2013.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken d.d. 24 juni 2013

Zuiderburen

Mede als opvolging van de discussie over de ontwikkelingen in de Arabische regio tijdens de Europese Raad van 7 en 8 februari jl. zal de Raad Buitenlandse Zaken spreken over de effectiviteit van het EU-beleid en de instrumenten ter ondersteuning van politieke en economische transitie in de Arabische regio.

De Arabische wereld blijft volop in beweging. De ontwikkelingen verschillen per land en variëren van voorzichtige positieve ontwikkelingen in de richting van democratisering tot stagnatie of zelfs achteruitgang.

In overeenstemming met de beleidslijnen die werden geschetst in de brief over ontwikkelingen in de Arabische regio van 22 maart jl. zal het kabinet tijdens de Raad opnieuw benadrukken dat lange termijn betrokkenheid van de EU bij de Arabische regio noodzakelijk is, zowel ter bevordering van stabiliteit en welvaart in de regio als in Europa. Het kabinet steunt de keuze van Hoge Vertegenwoordiger Ashton om prioriteit te geven aan landen en regio’s in de directe nabijheid van de Europese Unie en onderschrijft het belang van een substantiële inspanning voor democratisering, versterking van het maatschappelijk middenveld, economische ontwikkeling en werkgelegenheid, alsmede management van mobiliteit in de Arabische regio. Het kabinet geeft de voorkeur aan multilaterale inspanningen. De Europese Unie moet haar betrokkenheid bij de regio aangrijpen om via dialoog fundamentele waarden als inclusieve democratie, vrije media, rechten van vrouwen en bescherming van minderheden expliciet aan de orde te stellen en te bevorderen.

De huidige ontwikkelingen in de betrokken landen vragen om een flexibele, op maat gemaakte benadering, met nadruk op het aanhalen van banden met het maatschappelijk middenveld en het steunen van hervormingen. De uitgangspunten van het herziene Europese beleid ten aanzien van de zuidelijke buurlanden kunnen nog steeds op steun van het kabinet rekenen. Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie van het nabuurschapsbeleid blijft voor het kabinet het «more for more»-principe een belangrijk uitgangspunt, waarbij de conditionaliteitstoets met proportionaliteit en geduld wordt toegepast. Daarbij wil het kabinet zich inzetten voor verdere operationalisering van dit beginsel in het instrumentarium van de EU.

Midden-Oosten Vredesproces

Tijdens de RBZ van 27 mei jl. is het Midden-Oosten Vredesproces wegens tijdgebrek niet aan de orde gekomen. De bespreking is uitgesteld tot de bijeenkomst van 24 juni a.s.

De ministers zullen spreken over de hernieuwde inspanningen van de VS, in het bijzonder van Secretary of State (SoS) Kerry in overleg met het Kwartet, in het Midden-Oosten Vredesproces, alsmede over de wijze waarop de EU dit initiatief kan ondersteunen. SoS Kerry voert momenteel intensieve consultaties met zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit om hen ertoe te bewegen directe onderhandelingen aan te gaan. Ook spreekt hij met landen in de regio. Minister Timmermans brengt op 17 en 18 juni a.s. een bezoek aan Israël en de Palestijnse Gebieden.

Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, verwelkomt het kabinet het initiatief van de VS om de impasse in het vredesproces te doorbreken. Het kabinet vindt dat hierbij een belangrijke ondersteunende rol voor de EU is weggelegd. Eensgezind optreden van de EU is essentieel, evenals nauwe coördinatie met de VS.

Westelijke Balkan

De Raad zal spreken over Servië en Kosovo in voorbereiding op de Europese Raad die mogelijk een besluit zal nemen over vervolgstappen in het EU-toenaderingstraject van deze landen. Voor verdere informatie verwijs ik naar de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 25 juni 2013.

Oostelijk Partnerschap

De Raad zal de ministeriële bijeenkomst van het Oostelijk Partnerschap voorbereiden, die en marge van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 juli a.s. zal plaatsvinden, mede in aanloop naar de derde Top van het Oostelijk Partnerschap van 28 en 29 november a.s. in Vilnius. Ook zal de Raad een eerste gedachtewisseling houden over de eindverklaring van de Oostelijk Partnerschap Top. Mede met het oog op deze ministeriële bijeenkomst in juli a.s. wordt de visumban voor de Wit-Russische minister van Buitenlandse Zaken Makeï voor de duur van zes maanden opgeschort.

Het kabinet pleit met de Beneluxpartners voor het maximaal benutten van de bestaande mogelijkheden van het Oostelijk Partnerschap, zowel in de aanloop naar de Top als in het traject erna. In het traject dat volgt op de Top is vooral de afronding en de implementatie van associatieakkoorden en vrijhandelsakkoorden (Deep and Comprehensive Free Trade Agreements – DCFTA’s) van belang. Daarnaast meent het kabinet dat de rol van maatschappelijke organisaties bij de hervormingstrajecten moet worden versterkt. Ook moeten de EU en haar lidstaten trachten de samenlevingen van de OP-landen beter te doordringen van het belang van hervormingen en de winst die er valt te behalen door politieke associatie en economische integratie met de EU.

Voor de Oostelijk Partnerschap Top wordt gestreefd naar parafering van de associatieakkoorden en DCFTA’s met Moldavië, Georgië en Armenië. De Raad zal de stand van zaken in deze onderhandelingen bespreken. Ondertekening van het associatieakkoord en de DCFTA met Oekraïne hangt nog af van de vervulling van de gestelde voorwaarden op het gebied van versterking van de rechtsstaat, in het bijzonder het in lijn brengen van verkiezingsregelgeving en -organisatie met internationale standaarden, de aanpak van selectieve rechtspraak en het doorvoeren van justitiële hervormingen. De Raad verwacht dat Oekraïne in aanloop naar de Top verdere actie en tastbare voortgang op deze punten laat zien.

Afghanistan

De Raad spreekt over de toekomst van Afghanistan en lange-termijn betrokkenheid van de EU bij stabilisering en ontwikkeling na de transitie in 2014. Secretaris-Generaal van de NAVO Rasmussen is uitgenodigd om bij deze bespreking aanwezig te zijn en zal naar verwachting een toelichting geven op het Concept of Operations (CONOPS) van de nieuwe NAVO missie «Resolute Support». Deze missie zal met ingang van 2015 de huidige ISAF-missie opvolgen en richt zich op het trainen, adviseren en assisteren van het Afghaanse leger en de politie. Het CONOPS is op 5 juni jl. goedgekeurd door de NAVO-Raad. Een verslag van deze bijeenkomst gaat uw Kamer separaat toe. Een Nederlandse bijdrage aan deze missie is vooralsnog niet aan de orde. Het kabinet is van mening dat de EU de verdere ontwikkeling en financiering van een adequaat en betaalbaar Afghaans veiligheidsapparaat moet blijven steunen.

Daarnaast zullen in de Raad andere relevante ontwikkelingen worden besproken, zoals de presidentsverkiezingen in 2014. Het kabinet is van mening dat de verkiezingen vrij, eerlijk en zo inclusief mogelijk dienen te verlopen, waarbij het essentieel is dat de uitkomst door de Afghaanse kiezers als legitiem wordt ervaren. Het kabinet ziet bij de voorbereiding van deze verkiezingen een belangrijke rol voor de EU, onder andere door middel van steun aan electorale hervormingen.

De Afghanen zijn in toenemende mate zelf verantwoordelijk voor zowel het handhaven van de veiligheid als de sociaaleconomische ontwikkeling van hun land. Dit neemt niet weg dat de internationale gemeenschap betrokken blijft bij Afghanistan, zoals ook is bevestigd tijdens de conferentie in Tokio in juli 2012. Het kabinet pleit voor goede samenwerking tussen de verschillende actoren – de Afghaanse overheid, NAVO, EU, VN – om toe te werken naar een situatie waarbij de internationale gemeenschap steeds meer een ondersteunende rol op afstand kan vervullen. De EU blijft hierbij in de visie van het kabinet ook in de toekomst een belangrijke rol spelen, onder andere bij de versterking van de rechtsstaat, de bestrijding van corruptie en de bevordering van goed bestuur, mensenrechten en de positie van vrouwen. Hierbij dient de EU de Afghaanse autoriteiten te blijven aanspreken op de verplichtingen die zij zelf tegenover de internationale gemeenschap zijn aangegaan.

Klimaatverandering

De Raad zal spreken over klimaatverandering en het Europese buitenland beleid. Hierbij zal naar verwachting in het bijzonder stil worden gestaan bij klimaatdiplomatie ter ondersteuning van de totstandkoming van een internationaal klimaatakkoord in 2015, ondersteuning van klimaatbeleid in ontwikkelingslanden en internationale bewustwording van de samenhang tussen klimaat, welvaart en stabiliteit.

Klimaatverandering zal leiden tot meer extremen in droogte, regenval en andere natuurverschijnselen. De gevolgen hiervan zullen grensoverschrijdend zijn door onder andere voedseltekorten, migratie als gevolg van rampen en conflicten gerelateerd aan waterschaarste en grondstoffenschaarste. De Europese Unie wil de verbanden tussen klimaat en dergelijke uitdagingen beter in beeld brengen en samen met partners zoeken naar passende antwoorden.

Het kabinet verwelkomt de bespreking van klimaat en het Europese buitenland beleid. De onderhandelingen over een mondiaal akkoord moeten in 2015 zijn afgerond, waarvoor gezamenlijk internationaal optreden vereist is. De financiële ondersteuning voor klimaatbeleid in ontwikkelingslanden zal de komende jaren naar verwachting groeien en een belangrijker onderdeel gaan uitmaken van zowel de programma’s voor internationale samenwerking van de Europese Unie als van de lidstaten. Goede onderlinge afstemming is daarbij van belang.

De verwachte accenten in de discussie van 24 juni a.s. komen overeen met de Nederlandse inzet voor een ambitieus akkoord in 2015, integratie van klimaat in internationale samenwerking en grotere aandacht voor de internationale uitdagingen op het gebied van water, voedsel en grondstoffen. Nederland zal in het bijzonder aandacht vragen voor de gevolgen van klimaatverandering voor de geopolitieke verhoudingen en de internationale stabiliteit, en zal benadrukken dat bij de internationale samenwerking op het gebied van klimaat het bedrijfsleven betrokken moet worden.

Naar boven