21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1222 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2013

Hierbij bied ik u, mede namens de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 31 januari 2013.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken d.d. 31 januari 2013

Zuidelijke buurlanden

Mede ter voorbereiding van de Europese Raad (ER) van 7 en 8 februari a.s. besprak de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) de ontwikkelingen in de Arabische regio. De ministers gingen in op de situaties in Syrië en Egypte.

Syrië

De ministers herhaalden hun zorg over de verslechterende humanitaire situatie in Syrië, het oplopende dodental, het toenemende risico op regionale spill-over en het gebrek aan voortgang met het zoeken naar een politieke oplossing. Zij refereerden daarbij aan de hernieuwde oproep van speciaal gezant Brahimi van de Verenigde Naties en de Arabische Liga, aan de internationale gemeenschap, en met name de leden van de VN-Veiligheidsraad, om verantwoordelijkheid te nemen. Onder andere Nederland sprak zijn frustratie uit over het gebrek aan voortgang. In het bijzonder Rusland zal verder moeten worden aangespoord een constructieve houding aan te nemen.

De ministers spraken hun steun uit voor de inspanningen van Brahimi en benadrukten het belang van goede samenwerking van de Syrische Oppositie Coalitie met Brahimi. Hoge Vertegenwoordiger (HV) Ashton bevestigde dat Brahimi een deel van de RBZ van 18 februari a.s. zal bijwonen.

Europees Commissaris Georgieva wees op het succes van de door de VN georganiseerde donorconferentie in Koeweit de dag ervoor. In totaal was ongeveer USD 1,5 miljard aan nieuwe middelen toegezegd ten behoeve van Syrische vluchtelingen, waarvan circa twee-derde door Arabische landen en een kwart door de EU en haar lidstaten. Het VK, Italië, Zweden en Duitsland hebben ieder toezeggingen van meer dan USD 10 miljoen gedaan. Nederland heeft tijdens deze conferentie zijn medio januari aangekondigde bijdrage van 5 miljoen euro bevestigd. Ook is verwezen naar de bijdrage van 10 miljoen euro van december jl. voor het UNHCR «winterization»-programma en de bijdragen van in totaal 13,5 miljoen euro die eerder in 2012 beschikbaar werden gesteld. Vele delegaties, waaronder Nederland, hebben erop gewezen dat toegang tot de hulpbehoevenden een zeer belangrijk aandachtspunt blijft. Commissaris Georgieva benadrukte dat hier niet-aflatende druk op de betrokken partijen vereist is. Zij stelde dat alle mogelijke kanalen moeten worden aangewend voor het leveren van hulp, onder handhaving van de humanitaire principes van neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, spraken hun waardering uit voor het lopende onderzoek van de Europese Commissie en de EDEO naar mogelijkheden om «bevrijde» gebieden in Syrië ook niet-humanitaire vormen van civiele hulp te bieden.

In het licht van de periodieke herziening van de sancties tegen Syrië – die voor 1 maart a.s. moet plaatsvinden – en de steun aan de (gematigde) oppositie kwam de vormgeving van het wapenembargo tegen Syrië aan de orde. Enkele ministers onderstreepten hun wens door middel van aanpassing van het embargo een politiek signaal te geven aan Assad en zijn getrouwen. Nederland toonde zich zeer terughoudend over aanpassing van het wapenembargo, in het bijzonder ook vanwege het proliferatierisico. Dit gold ook voor de meerderheid van zijn collega’s. De Raad, inclusief Nederland, was wel bereid een discussie te starten over mogelijke uitzonderingen op het wapenembargo voor het leveren van non-lethal defensief materiaal aan de gematigde oppositie. Tijdens de RBZ van 18 februari a.s. zal opnieuw hierover worden gesproken.

Egypte

De ministers deelden hun zorg over de horten en stoten waarmee het Egyptische transitieproces gepaard gaat. HV Ashton en vele anderen meenden dat het de verantwoordelijkheid van alle betrokkenen in Egypte is ervoor te zorgen dat een betekenisvolle dialoog tot stand komt, die het goede verloop van de verdere transitie kan bevorderen. In dit licht benadrukte Nederland het belang van contact tussen HV Ashton en oppositieleiders Amr Moussa en El Baradei. De EDEO bevestigde de dialoog tussen de regering en de oppositie te bevorderen, onder meer via contacten van de HV met Egyptische gesprekspartners.

De ministers verzochten de EDEO en de Europese Commissie om de Raad voortdurend te informeren over de inspanningen van Egypte om te voldoen aan de voorwaarden die zijn gesteld aan de steun van de Europese Unie aan het land. HV Ashton zegde toe de Raad goed op de hoogte te houden en bevestigde als uitgangspunt voor EU-steun richting Egypte het conditionaliteitsprincipe te hanteren. Zij verzekerde dat de betalingsbalanssteun van de EU aan Egypte afhankelijk is van het al dan niet sluiten van een overeenkomst met het IMF.

Mali

De Raad steunde de inspanningen, in het kader van de VN-Veiligheidsraadsresoluties 2071 en 2085, van de internationale gemeenschap en van landen en organisaties in de regio ten behoeve van het herstel van de soevereiniteit en territoriale integriteit van Mali. De ministers verwelkomden de voortgang van de Malinese troepen, ondersteund door Frankrijk en de regio, in de strijd tegen terroristische groeperingen in het noorden van Mali. Zij bevestigden de versnelde ontplooiing van EU Trainingsmissie voor Mali, waarvan de daadwerkelijke start is voorzien voor medio februari.

De ministers herhaalden het belang van internationale steun aan Mali. Zij verwelkomden het resultaat van de internationale donorconferentie die de Afrikaanse Unie op 29 januari jl. in Addis Abeba had gehouden. In totaal werd USD 455,5 miljoen toegezegd, waarvan bijna USD 100 miljoen door de Afrikaanse Unie en Afrikaanse landen. Nederland kondigde daar aan de African-led International Support Mission in Mali (AFISMA) met 5 miljoen euro te steunen. De EU steunt AFISMA met een bijdrage van 50 miljoen euro uit de African Peace Facility. De ministers riepen andere donoren op ook bij te dragen aan de duurzame en voorspelbare financiering van AFISMA.

De ministers verwelkomden het aannemen van de routekaart door het Malinese parlement en benadrukten dat spoedige en volledige implementatie nu van het grootste belang is. Meerdere ministers meenden dat de routekaart niet op alle punten volledig voldoet aan de Europese verwachtingen. Het document biedt echter voldoende handvatten en zekerheden om een goede start te kunnen maken met herstel van de democratische orde en politieke stabiliteit in Mali. De implementatie van de routekaart zal onderwerp van gesprek zijn tijdens de bijeenkomsten van de internationale ondersteuningsgroep voor Mali, de zogenaamde «Groupe de Soutien et Suivi sur la situation au Mali». De eerstvolgende bijeenkomst van deze groep vindt op 5 februari a.s. op uitnodiging van onder anderen HV Ashton plaats in Brussel.

De Raad riep de Malinese interim--regering op tot het starten van een inclusieve nationale dialoog, waaraan ook groepen uit het noorden deelnemen voor zover zij niet betrokken zijn bij terroristische activiteiten.

De ministers verzochten HV Ashton en de Commissie voorstellen te doen voor specifieke maatregelen ter ondersteuning van het politieke proces in Mali. Zij concludeerden dat, nu de routekaart is aangenomen, stapsgewijs kan worden begonnen met het hervatten van de Europese hulp aan Mali met het oog op het tegemoet komen aan de hoogste noden in Mali.

De Raad sprak zijn ernstige zorgen uit over de mensenrechtenschendingen door het Malinese leger en riep de Malinese autoriteiten op hier onderzoek naar te doen en eventueel tot vervolging over te gaan. De Raad wees verder op de verplichting van de Malinese autoriteiten de civiele bevolking te beschermen en het internationaal recht te respecteren. Het besluit van het Internationaal Strafhof om onderzoek te doen naar oorlogsmisdrijven in Mali werd begroet. Daarnaast riep de Raad op tot het versneld instellen van mensenrechtenmonitoringsteams, in goede afstemming met vergelijkbare inspanningen van andere internationale organisaties, waaronder de VN.

Somalië / Hoorn van Afrika

In het gesprek met president Hassan Sheikh Mohamoud van Somalië verwelkomde een aantal lidstaten de voortgang in Somalië in de afgelopen twee jaar, maar vele van hen, waaronder Nederland, wezen ook op de grote uitdagingen zoals criminaliteit, piraterij, terrorisme, regionale spanningen, mensenrechten en gender-kwesties. Nederland benadrukte tevens het belang van ontwikkeling van de private sector met het oog op het creëren van werkgelegenheid, in het bijzonder voor de jeugd, en het tegengaan van criminaliteit. Programma’s gericht op het verstrekken van microkredieten en het bevorderen van internationale handel zouden hierbij behulpzaam kunnen zijn. De Somalische president onderkende dat de weg naar een goed functionerende federale overheid en administratieve structuren, die een zekere mate van veiligheid en welvaart kunnen garanderen in Somalië, nog lang was. Hij wilde zich richten op het versterken van de publieke dienstverlening en het bevorderen van de ontwikkeling van de private sector. Hij voelde zich gesterkt door de (re-)migratie naar Somalië.

De ministers benadrukten dat de primaire verantwoordelijkheid voor de verdere ontwikkeling van Somalië bij de Somalische autoriteiten ligt. Bijzondere aandacht moet daarbij uitgaan naar de opbouw van een effectief staatsapparaat met betrokkenheid van de regio’s, Security Sector Reform, de versterking van basisvoorzieningen, de sociaal-economische ontwikkeling van Somalië, vrouwenrechten en de regionale dimensie.

De president bedankte de EU en haar lidstaten voor de geboden steun over meerdere decennia. HV Ashton onderstreepte dat de EU voornemens is de Somalische autoriteiten verder te ondersteunen, in lijn met de geïntegreerde benadering van Somalië en het EU Strategisch Raamwerk voor de Hoorn van Afrika, en in nauwe samenwerking met de andere internationale partners, waaronder de Afrikaanse Unie en de omringende landen. Het besluit van de Raad om de EU Trainingsmissie voor Somalië te verlengen tot en met januari 2015 en het voornemen de trainingsactiviteiten gefaseerd te verplaatsen van Uganda naar Somalië past bij de ondersteunende rol van de EU op veiligheidsterrein. Zoals genoemd in de geannoteerde agenda voor deze Raadsbijeenkomst (Kamerstuk: 21 501-02 nr. 1216) wordt de planning van de missie nu uitgewerkt, waarna lidstaten zich zullen beraden over eventuele bijdragen.

De Raad verwelkomde tevens de inspanningen van de African Union Mission in Somalia (AMISOM) ten behoeve van de veiligheid in Somalië en bevestigde dat de ondersteuning van AMISOM een prioriteit blijft voor de EU. De EU zal hiertoe middelen blijven inzetten via de African Peace Facility. De Raad benadrukte de noodzaak van goed nabuurschap en regionale samenwerking en integratie. Speciaal Vertegenwoordiger van de EU voor de Hoorn van Afrika, de heer Rondos, kan hierbij een faciliterende rol spelen.

President Hassan Sheikh Mohamoud en HV Ashton kondigden aan in het najaar gezamenlijk een conferentie over de middellange en lange termijn doelstellingen in de ontwikkeling van Somalië te organiseren. De nadruk zal liggen op het vestigen van de nieuwe politieke orde in Somalië, de sociaal-economische ontwikkeling van het land en vergroting van de rechtsstaat en veiligheid. De Raad verwelkomde daarnaast het initiatief van het Verenigd Koninkrijk om een internationale Somalië-conferentie te organiseren op 7 mei a.s. in Londen, waarbij de aandacht vooral zal uitgaan naar de prioriteiten op korte termijn, in het bijzonder het versterken van veiligheid en gerechtigheid, het beheer van de overheidsfinanciën en vooruitgang in het politieke proces.

VS en Midden-Oosten Vredesproces

HV Ashton verwachtte dat de aandacht van de Amerikaanse administratie tijdens de tweede termijn van president Obama in hoge mate naar de binnenlandse politiek zal uitgaan. Als prioriteiten in de relatie tussen de EU en de Verenigde Staten noemde zij, evenals de meeste ministers, het sluiten van een trans-Atlantisch vrijhandelsakkoord (TAFTA) en het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). Een vrijhandelsakkoord zou zowel de VS als de EU belangrijke kansen bieden. Ten aanzien van het MOVP noemde de HV het essentieel om op zo kort mogelijke termijn te overleggen over de voortzetting van de intensieve samenwerking. Ten slotte stelde de HV met instemming vast dat de VS geïnteresseerd is in samenwerking met de EU inzake verdere vormgeving van de relaties met Azië.

Nederland deelde de analyse van HV Ashton en de door haar genoemde prioriteiten. Het benadrukte het belang van het slagen van onderhandelingen over een ambitieuze TAFTA. Eensgezind optreden van de EU in cruciale dossiers, zoals de relaties met de Zuiderburen, het MOVP en de bestrijding van de Eurocrisis, zal helpen om de relatie met de VS te versterken. Een versterkte relatie zou extra ruimte bieden om bij de VS aan te dringen op een krachtige multilaterale inspanning op gebieden als bestrijding van klimaatverandering en versterking van de internationale rechtsorde, inclusief via het ICC.

Door tijdgebrek kwam het MOVP verder niet aan de orde.

Arctisch beleid

De ministers spraken hun steun uit voor het EU beleid voor de Arctische regio zoals geformuleerd in de gemeenschappelijke mededeling van de Commissie en de EDEO van 26 juni 2012. Hierin was naar hun inzicht de juiste balans tussen economische en milieuaspecten gevonden. Ook was er algemene steun voor het streven van de EU om officieel waarnemer te worden in de Arctische Raad.

Naar boven