21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1197 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2012

Graag bied ik u de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (over Handelspolitiek) van 29 november 2012 aan. De EU-ministers verantwoordelijk voor handelspolitiek zullen deelnemen aan deze bijeenkomst.

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E. M. J. Ploumen

Geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (over handelspolitiek) van 29 november 2012

Voor de vijfde keer sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon wordt een Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) geheel gewijd aan handelspolitieke onderwerpen. Onder voorzitterschap van de huidige EU-voorzitter Cyprus zullen de volgende onderwerpen aan de orde komen.

Trade Omnibus

Het voorzitterschap zal de Raad informeren over de laatste stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen over de zogenaamde «Trade Omnibus I en II». Deze verordeningen zijn noodzakelijk om het handelspolitieke acquis in lijn te brengen met het Verdrag van Lissabon. Het gaat met name om de besluitvormingsprocedures die het dagelijkse reilen en zeilen van de EU handelspolitiek mogelijk maken, en de precieze rol van de lidstaten en het Europees Parlement hierin.

Het Europees Parlement heeft voor Trade Omnibus I haar positie in eerste lezing reeds bepaald. Het onderhandelingsmandaat van de Raad is inmiddels vastgesteld en de triloog met het EP zal naar verwachting in december van start gaan.  Nederland zet in op een zo groot mogelijk behoud van invloed voor de lidstaten op die punten waar de grootste Nederlandse economische belangen liggen. De discussie over Trade Omnibus II is wat minder ver gevorderd. Naar verwachting zullen de onderhandeling in de loop van 2013 worden afgerond.

Verordening over financiële aansprakelijkheid bij investeringsgeschillen

De RBZ zal de stand van zaken bespreken aangaande het voorstel van de Europese Commissie voor een Verordening m.b.t. de financiële aansprakelijkheid bij investeringsgeschillen die door investeerders uit derde landen tegen de EU en/of een lidstaat aanhangig zijn gemaakt (COM2012(335) van 21.6 2012).

Deze verordening voorziet in afspraken tussen de Unie en de lidstaten over de financiële en juridische aansprakelijkheid in geschillen inzake investerings-bescherming met investeerders uit derde landen. Ook regelt deze verordening onder welke voorwaarden ofwel de Unie ofwel de betreffende lidstaat moet optreden als verweerder in een geschil, over hoe de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaat in specifieke zaken wordt gestructureerd en hoe omgegaan moet worden met de mogelijkheid tot minnelijke schikking van zaken.

Nederland verwelkomt in zijn algemeenheid het initiatief van de Commissie om te voorzien in afspraken tussen de Unie en de lidstaten over financiële en juridische aansprakelijkheid en vertegenwoordiging in geschillen met investeerders uit derde landen. Ook beschouwt Nederland het positief dat de verordening het basisbeginsel hanteert dat de entiteit die de litigieuze maatregel heeft genomen financieel aansprakelijk is indien hiermee het investeringsrecht wordt geschonden.

Nederland is wel van mening dat in het huidige voorstel de rolverdeling tussen de Unie en lidstaten t.a.v. verdediging in investeringsgeschillen en de financiële aansprakelijkheid hierbij onevenwichtig ten nadele van de lidstaten is geformuleerd. De Nederlandse inzet is er vooral op gericht om een evenwichtigere rolverdeling tussen de lidstaten en de Unie in het kader van investeringsgeschillen met investeerders uit derde landen te bereiken.

De Europese Commissie hoopt op korte termijn een compromis met de lidstaten te bereiken. Nederland zal zich daar ook constructief voor inzetten. Het Europees Parlement zal zich vanaf november over dit voorstel buigen en is van plan in het voorjaar van 2013 over dit voorstel te stemmen.

Mandaat voor onderhandelingen over EU – Japan vrijhandelsakkoord

De RBZ zal besluiten over het al dan niet verlenen van een mandaat aan de Europese Commissie voor het starten van onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord met Japan. De afgelopen maanden hebben de Lidstaten veel overleg gevoerd over de inhoud van het concept mandaat dat zij willen geven aan de Europese Commissie. Daarbij is door meerdere landen sterk aangestuurd op het opnemen van een sterke «review clause» in het mandaat.

De review clause houdt in dat er na 1 jaar onderhandelen zal worden beoordeeld of Japan een aantal specifieke non-tarifaire barrieres (NTB’s) op een goede en voldoende vergaande manier heeft weggenomen. Deze clausule is inmiddels opgenomen in het concept mandaat. Nederland verwelkomt het feit dat Japan het afgelopen jaar reeds een aantal stappen heeft gezet om non-tarifaire handelsbelemmeringen op te ruimen, waaronder op het voor Nederland relevante dossier van rundvlees (BSE).

De op 4 juni 2012 aan Uw Kamer gezonden studie van Copenhagen Economis «Assesment of barriers to trade and investment between the EU and Japan» toont aan dat een EU-Japan akkoord een welvaartseffect kan opleveren van 33 miljard euro voor de EU, gebaseerd op een combinatie van tariefreductie en reductie van NTB’s. Een derde van deze welvaartseffecten is afkomstig van tarief reductie (vooral bijdragend aan export van de landbouwsector en de voedselverwerkende industrie) en het overige deel wordt gerealiseerd door de afname van NTB’s (vooral gunstig voor de chemiesector, inclusief farmacie, de automobiel sector en medische apparatuur). Voor Japan geldt dat vooral de afname van NTB’s de grootste bijdrage levert aan het welvaartseffect, dat op kan lopen tot 18 miljard euro.

Uit het Ecorys rapport «The impact of Free Trade Agreements in the OECD» blijkt dat voor Nederland een vergaand vrijhandelsakkoord met Japan op de korte termijn 176 miljoen Euro per jaar zal opleveren en op de lange termijn zelfs 458 miljoen Euro per jaar. Dit hangt deels samen met de grote EU import handelsstromen via de haven Rotterdam, maar deels ook met het tot stand komen van een betere export van voedselproducten (+1.2 %) en met name vleesproducten (+9.9 %) naar Japan. Ook automobiel (+2 %) en kleding (+0.7 %) dragen hieraan bij. Aan de andere kant zal de export van zuivelproducten (-8.8 %) en elektrische apparaten (-3.4 %) iets minder worden.

Nederland zal tijdens de RBZ het concept mandaat aan de Commissie voor het starten van de onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord met Japan steunen. Nieuw is overigens dat het mandaat opgedeeld wordt in een deel dat onderwerpen betreft die exclusief de bevoegdheid zijn van de EU en een deel waar de bevoegdheid gedeeld wordt tussen de EU en haar Lidstaten.

Bij de onderhandelingen zal Nederland er overigens op letten dat zo’n akkoord wordt ingebed in het bredere geheel van politieke betrekkingen tussen Japan en de EU. Momenteel heeft een aantal lidstaten (vooral de landen met defensieve belangen in de autosector) aangegeven het huidige concept mandaat nog niet volledig te kunnen steunen. Toch is de verwachting dat tijdens de RBZ de lidstaten zullen instemmen met het te verlenen mandaat. Vervolgens kunnen de daadwerkelijke onderhandelingen van start gaan.

Afronding EU-Canada vrijhandelsakkoord

De Raad zal de laatste onderhandelingfase met Canada over een ambitieus en

veelomvattend vrijhandelsakkoord bespreken.

De onderhandelingen met Canada zijn gestart in 2009 en naderen afronding en politieke besluitvorming. Op 22 november aanstaande spreekt Eurocommissaris voor Handel De Gucht over de laatste openstaande punten met de Canadese handelsminister Fast. Gelijktijdig zal de Eurocommissaris voor Landbouw Ciolos een bespreking hebben met de Canadese landbouwminister Ritz. Tijdens de RBZ zal de uitkomst van deze besprekingen aan de orde komen en zal moeten worden bezien of het akkoord rijp is voor afronding. Nederland is tezamen met de andere lidstaten voorstander van een ambitieus en veelomvattend vrijhandelsakkoord met Canada.

Een akkoord met Canada is van groot belang voor economisch herstel, de handel en welvaartsgroei. Dit geldt voor zowel de EU in zijn geheel en Canada, als voor Nederland. Het akkoord beïnvloedt de handelsbetrekkingen tussen Nederland en Canada in positieve zin en schept in het bijzonder kansen voor de Nederlandse zuivelsector, postsector, baggeraars, rederijen en de financiële dienstensector. Naar verwachting leidt het akkoord op termijn tot een structurele toename van het EU BNP met 11,6 miljard EUR, waarvan 5 a 10% naar Nederland gaat. Het akkoord legt niet alleen verplichtingen vast op traditionele gebieden, zoals wegnemen/verlagen van invoertarieven voor landbouwproducten en industriegoederen, maar neemt ook belemmeringen in de handel in diensten en voor de toegang van investeringen weg. Bovendien is de totstandkoming van dit handelsakkoord een belangrijk politiek signaal: ook in economisch moeilijke tijden zet de EU zich in voor open, vrije en duurzame handel.

De EU en Canada hebben op hoofdlijnen reeds een akkoord bereikt. De ambitieuze inzet van beide partijen heeft geresulteerd in een per saldo gebalanceerd en hoogwaardig resultaat. In dit voorlopige resultaat komen de voor Nederland belangrijke punten goed tot uitdrukking. Desalniettemin is op een aantal substantiële dossiers nog geen akkoord bereikt. Voor Nederland zijn de belangrijkste openstaande punten investeringsbescherming voor de financiële dienstensector en verbeterde markttoegang voor de maritieme sector. Ook een gebalanceerd akkoord over markttoegang in belangrijke landbouwsectoren is van belang. Nederland acht afronding van de onderhandelingen voor de RBZ niet ondenkbaar, maar benadrukt dat snelheid niet ten koste mag gaan van het eindresultaat.

Onderhandelingen EU – Singapore vrijhandelsakkoord

Vervolgens zal tijdens de RBZ worden gesproken over de stand van zaken van de onderhandelingen met Singapore over een vrijhandelsakkoord, met het oog op de spoedige afronding van deze besprekingen. De onderhandelingen met Singapore zijn begin 2010 gestart, nadat was gebleken dat een vrijhandelsakkoord met de gehele ASEAN-regio niet haalbaar was doordat de belangen van de ASEAN-landen teveel uiteenliepen.

Singapore is op economisch terrein één van de meest liberale landen ter wereld en daarom een aantrekkelijk land om binnen de ASEAN-regio als eerste een vrijhandelsakkoord mee uit te onderhandelen. Met het akkoord met Singapore kan een nieuwe ambitieuze standaard voor handelsakkoorden worden neergezet, die nog verder gaat dan het vrijhandelsakkoord met Zuid-Korea. Andere ASEAN-landen waar de Europese Unie mee onderhandelt volgen deze onderhandelingen dan ook nauwgezet. Het is daarom van extra belang dat het akkoord goede afspraken bevat over alle kwesties die de EU wil adresseren in toekomstige handelsakkoorden in de regio; Nederland heeft daarom aandacht gevraagd voor vraagstukken omtrent duurzame ontwikkeling, ook al spelen deze soms amper in de kleine stadstaat Singapore. De Nederlandse regering is verheugd over de reeds uit onderhandelde afspraken over groene groei. Zo zijn er afspraken opgenomen om overheidsaanbestedingen te vergroenen en voor zogenaamde milieugoederen versnelde tariefreductie toe te passen.

Naast de voorbeeldfunctie van het handelsakkoord biedt het ook nieuwe kansen voor de export van goederen en diensten. Naar schatting zullen de nationale inkomenseffecten van het akkoord voor de EU als geheel zo’n € 10 miljard bedragen, grotendeels door de liberalisatie in de dienstensector . Voor Nederland springen hierbij maritieme, juridische en telecom diensten in het oog.

Op dit moment is ongeveer 95 procent van het akkoord uitonderhandeld en staan nog enkele punten open, met name op het gebied van Geografische Indicaties, bepaalde dienstensectoren en oorsprongsregels. Voor Nederland zijn alle belangrijke handelsbelangen al geborgd in het akkoord en is het van belang dat het akkoord snel wordt afgerond en in werking treedt. De Commissie verwacht dat de laatste openstaande punten op korte termijn worden afgerond.

EU handelsrelatie met de Zuidelijk Mediterrane regio

Tijdens de RBZ zal ook worden gesproken over de handelsrelaties met de Zuidelijk Mediterrane regio. Dit is een van de prioriteiten van het Cypriotische voorzitterschap.

De EU is nu ruim een jaar doende het nieuwe nabuurschapsbeleid te implementeren. Hulp, maar ook verruiming van toegang tot de Europese markt, technische assistentie, politieke dialoog en leningen van de Europese Investeringsbank (EIB) ter versterking van het lokale bedrijfsleven maken onderdeel uit van het nieuwe pakket maatregelen. Het resultaat is een meer flexibel instrumentarium en een coherentere inzet. Binnen de EU heeft Nederland sterk – en met succes – gepleit voor intelligente conditionaliteit: landen die voortgang boeken op de drieslag democratisering, rechtsstaat en mensenrechten alsmede economische hervormingen bewerkstelligen, zien dat terug in de inspanningen en middelen die de EU ter beschikking stelt («more for more»), en landen die daarmee talmen ondervinden gevolgen («less for less»).

Eind vorig jaar is besloten brede en alomvattende vrijhandelsakkoorden te gaan onderhandelen met Tunesië, Marokko, Egypte en Jordanië, als opvolgers van de bestaande vrijhandelsakkoorden in het kader van de associatieakkoorden. Het is de bedoeling de bestaande vrijhandelsakkoorden te moderniseren en er met name een dienstenhoofdstuk aan toe te voegen. Inmiddels is de Commissie gesprekken met deze landen aangegaan over de invulling hiervan.

De verkennende besprekingen met Marokko zijn het verst gevorderd. De Commissie hoopt voor het eind van het jaar met onderhandelingen te kunnen starten. Ook de verkennende besprekingen met Tunesië lopen redelijk. Met Egypte en Jordanië verlopen de besprekingen moeizamer.

Eén van de onderwerpen waar nog vooruitgang moet worden geboekt is een Europese Conventie inzake de preferentiële oorsprongsregels. De basistekst hiervan is rond en o.a. door de EU geratificeerd. Hierbij zou één systeem van oorsprongsregels worden gerealiseerd in de gehele Pan Euro Mediterrane regio. De bedoeling is dat deze conventie in 2015 in werking treedt. De onderhandelingen worden gecompliceerd doordat tegelijkertijd wordt gewerkt aan een inhoudelijke verbetering van de specifieke regels, waarbij met name de Mediterrane landen twijfels hebben of dat gunstig voor hen uitwerkt. Om de Conventie te laten werken en meer uniformiteit te verkrijgen is echter medewerking van deze landen nodig.

Nederland juicht toe dat de relaties met de MZ-regio worden geïntensiveerd en steunt de nieuwe EU benadering voor de zuidelijke buren. In het kader van dit nieuwe beleid pleit Nederland ook voor het vergroten van de markttoegang van producten uit de zuidelijke buurlanden. Naast de langere termijn onderhandelingen over brede en alomvattende vrijhandelsakkoorden wil Nederland dat gekeken wordt naar verbetering van bestaande akkoorden op korte termijn, m.n. voor landbouwproducten. Hiervoor zijn binnen de EU de zuidelijke Lidstaten huiverig vanwege hun eigen landbouwsectoren.

Lunchonderwerpen

Tijdens de lunch zullen de handelsministers spreken over de WTO-toetreding van Rusland en over de handelsrelatie met China.

Rusland

Op 22 augustus is Rusland formeel tot de WTO toegetreden. De bespreking over de handelsbetrekkingen met Rusland vindt dan ook plaats tegen de achtergrond van dit recente WTO-lidmaatschap. Vrijwel alle aangegane verplichtingen gelden direct. Overgangstermijnen gelden vooral voor invoertarieven, waar per product in het betreffende schema een geleidelijke afbouw is aangegeven.

Nederland is verheugd dat Rusland nu deel uitmaakt van het op eenduidige regels gebaseerde internationale handelsstelsel. De implementatie van de WTO-verplichtingen verloopt helaas niet geheel volgens afspraak. De zorgen van de lidstaten hierover worden gecoördineerd door de Europese Commissie, die richting Rusland duidelijk heeft gemaakt dat enkele concrete dossiers om actie vragen. Nederland maakt zich zorgen over onder meer invoering van een verwijderingsbijdrage voor voertuigen en een verbod op invoer van levende dieren. Zorgelijk is zeker ook de Russische schending van tariefafspraken voor oliën en vetten die een verdubbeling van de verschuldigde douanerechten betekent en grote schade voor de Nederlandse uitvoer oplevert. De EU heeft er inmiddels bij Rusland op aangedrongen de betreffende wetgeving te herzien.

Nederland heeft er vanzelfsprekend begrip voor dat het soms lastige aanpassingen zijn die Rusland moet doorvoeren. Niettemin dient Rusland zich aan de afspraken te houden. Voor het Russisch leiderschap komt het erop aan om de letter en geest van de afspraken na te komen. Een minimalistische uitvoering van de afspraken zal Rusland schaden, mede omdat de wenselijke buitenlandse investeringen dan worden ontmoedigd.

De EU-Rusland Top op 21 december biedt een uitgelezen moment om Rusland nogmaals aan te spreken op naleving van de WTO-verplichtingen.

China

Tijdens de lunch zal ook de coördinatie van de handels- en investeringsbetrekkingen met China aan bod komen. De EU en China zijn respectievelijk de eerste en derde economische macht in de wereld. Door handel en investeringen raken de twee steeds meer met elkaar verbonden in internationale productie- en handelsketens. Deze ontwikkeling gaat met de nodige wederzijdse kritiek op het onderlinge handels- en investeringsbeleid gepaard. Deels gaat het hier om handelsgeschillen die kunnen worden geadresseerd via geschillenbeslechtingsprocedures van de WTO.

Tegelijkertijd dreigt de wederzijdse kritiek zich te vertalen naar een steeds defensievere opstelling aan beide zijden. Zo neemt het aantal Europese antidumpingmaatregelen richting China toe. China dat groeiende afzetmogelijkheden heeft te bieden aan Europese exporteurs, beantwoordt dit Europese beleid steeds vaker met extra heffingen op Europese producten. Daarnaast stelt China scherpere voorwaarden aan Europese buitenlandse investeringen dan een aantal jaren terug. Regelmatig wordt als voorwaarde gesteld dat buitenlandse investeringen moeten bijdragen aan de inheemse technologieontwikkeling. Veel Nederlandse bedrijven zijn echter terughoudend om een samenwerkingsverband met een Chinees bedrijf aan te gaan zolang de bescherming van intellectuele eigendomsrechten onvoldoende is gewaarborgd in China.

De groeiende bereidheid aan Chinese en Europese zijde om onderhandelingen te starten over een investeringsovereenkomst kan de huidige ongunstige ontwikkeling in zekere zin ten goede keren. Deze overeenkomst zou de bilaterale akkoorden van de EU-lidstaten met China moeten vervangen. Het moet dan wel gaan om een ambitieus akkoord zowel wat betreft markttoegang voor buitenlandse investeringen als de bescherming daarvan. Voor Nederland is de winst vooral te behalen in de vorm van meer markttoegang voor potentiële investeerders in China. Bovendien zet Nederland in op de opname van normen in de overeenkomst die waarborgen bieden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (eerbiediging van mensenrechten, fatsoenlijke arbeids-omstandigheden, adequaat milieubeheer, transparantie van ondernemings-bestuur, integriteit).

Onderhandelingen over een EU-China investeringsakkoord kunnen alleen succesvol zijn in een sfeer van vertrouwen en samenwerking. Dit vergt dat men aan beide zijden terughoudend is met nieuwe defensieve maatregelen. Nederlandse regering is een voorstander van een ambitieus investeringsakkoord en ziet graag dat de EU op deze wijze haar handels- en investeringsrelatie verder schraagt.

Naar boven