Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 21501-02 nr. 1139 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 21501-02 nr. 1139 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2012
Op 22 maart a.s. komen de EU ministers van Defensie bijeen in de Raad Buitenlandse Zaken.
Capaciteiten
De ministers zullen de vooruitgang bespreken in het «Gent proces» dat in september 2010 werd gestart om Europese defensiesamenwerking te bevorderen. Ik zal erop aandringen dat we deze vooruitgang in kaart brengen, zodat de EU een concrete bijdrage kan presenteren op de NAVO-Top in Chicago op het gebied van Europese defensiesamenwerking. Het oplossen van de Europese militaire tekorten en de versterking van het Europese militaire vermogen door middel van samenwerking is immers een zaak van NAVO en EU samen. Nederland zal er dan ook op blijven aandringen dat de NAVO en de EU, in het bijzonder het Europees Defensie Agentschap, hun inspanningen goed coördineren. Ik zal voorts bepleiten dat de inventarisering van het Gent-proces niet alleen rekening houdt met de projecten die in EDA-verband worden uitgewerkt, maar ook met multinationale initiatieven van landen onderling of in regionaal verband. Ten slotte zal ik vragen om een politieke discussie over het scheppen van de juiste voorwaarden voor Europese defensiesamenwerking in de toekomst, in het bijzonder hoe we pragmatisch kunnen omgaan met de soevereiniteitsvragen die zich in relatie tot defensiesamenwerking voordoen. In dit verband zal ik erop wijzen, met de Belgisch-Nederlandse marinesamenwerking als voorbeeld, dat soevereiniteit geïntegreerde vormen van samenwerking niet in de weg hoeft te staan.
Wat de concrete projecten betreft zal ik tijdens de bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap (EDA) vooralsnog geen leidende rol voor Nederland kunnen aankondigen, maar wel onze actieve bijdrage onderstrepen op een aantal projectgebieden. Zo zal ik een intentieverklaring ondertekenen voor de ontwikkeling van een uitzendbaar, modulair multinationaal veldhospitaal, een project dat onder leiding staat van Italië en waaraan twaalf landen meedoen. Nederland steunt de modulaire benadering als een manier om de tekorten aan medische capaciteit in operaties te helpen oplossen. In de volgende fase zullen ook de operationele en financiële implicaties verder worden uitgewerkt.
Ook zal ik voorstellen dat Nederland eventueel bereid is een grotere rol te spelen in een forensisch laboratorium dat thans onder leiding van Frankrijk wordt ingezet in ISAF in Afghanistan om inlichtingen te vergaren over het gebruik van geïmproviseerde explosieven. De inlichtingen richten zich op het achterhalen en bestrijden van het netwerk van gebruikers van geïmproviseerde explosieven. Het laboratorium is voortgekomen uit een EDA-initiatief en werd mede door het Agentschap gefinancierd. Nederland levert reeds enkele experts. Nederland heeft tijdens zijn Uruzgan-operatie belangrijke expertise opgedaan en dit initiatief stelt Defensie in staat om deze expertise vast te houden en te delen met andere landen.
Verder zal ik instemmen met een gezamenlijke politieke verklaring om in EDA-verband naar een oplossing te zoeken van het Europese tekort aan air to air refuelling, dat wil zeggen tankvliegtuigen die jachtvliegtuigen in de lucht kunnen bijtanken. Dit is een onmisbare capaciteit voor effectieve luchtoperaties, zoals ook de operaties boven Libië hebben aangetoond. Destijds namen de Verenigde Staten 80% van het bijtanken in de lucht voor hun rekening. De Europese vloot telt ongeveer 42 vliegtuigen, van negen typen, terwijl de Amerikaanse vloot ongeveer 650 tankvliegtuigen telt, verdeeld over drie typen. Tegen deze achtergrond hebben Frankrijk en het EDA het initiatief genomen, nadrukkelijk in het kader van de Top in Chicago, om de mogelijkheden tot Europese samenwerking verder te onderzoeken. Frankrijk wil ook het European Air Transport Command te Eindhoven hierbij betrekken. Dit commando stuurt immers niet alleen transportvliegtuigen aan, maar kan ook een efficiënte en effectieve inzet van tankvliegtuigen coördineren. Vanuit die optiek wil Nederland graag deelnemen aan het initiatief, ook met het oog op de eventuele vervanging van de Nederlandse KDC-10 tankercapaciteit na 2020. Het is goed nu al de mogelijkheden tot internationale samenwerking te verkennen.
Voorts zal ik het «programme arrangement» ondertekenen voor een gezamenlijk investeringsprogramma op het gebied van technologische capaciteiten ter verdediging tegen chemische, biologische, radiologisch en nucleaire dreigingen. Dit programma wordt nauw gecoördineerd met de onderzoeksprogramma’s van de Europese Commissie. Het heeft een doorlooptijd van vier jaar en een totale financiële omvang van € 12 miljoen, waarvan 1,5 miljoen van Nederland. Naast Nederland nemen nog twaalf landen deel. Naar verwachting levert het programma Nederland meer kennis op dan het zelf zou kunnen vergaren door nationale investeringen. Bovendien biedt het programma goede kansen voor Nederlandse bedrijven en kennisinstituten.
Tot slot zal ik een «Technical Arrangement» ondertekenen voor een EDA-project dat zich richt op de toepassing van technologie om sensoren en wapensystemen beter bestand te maken voor optreden onder complexe elektromagnetische omstandigheden, bijvoorbeeld bij het detecteren en onderscheiden van doelen. De duur van dit project is drie jaar en het heeft een totale financiële omvang van € 12,2 miljoen, waarvan ruim 1,5 miljoen van Nederland (waarvan de helft uit het bedrijfsleven). Naast Nederland nemen nog zes andere landen deel. Ook deze investering levert Defensie naar verwachting aanzienlijk meer kennis op dan het zou kunnen vergaren door nationale investeringen. Daarnaast is de Nederlandse deelneming aan het MAGNUS-project van belang om blijvend toegang te hebben tot essentiële militaire technologie en om de afhankelijkheid van partijen van buiten Europa te verminderen.
EU Battlegroups
Ten aanzien van de EU Battlegroups wacht Nederland de voorstellen af die de Hoge Vertegenwoordiger zal doen, zoals gevraagd door de RBZ van 29 november jl. De verschillende mogelijkheden zijn besproken in het verslag van die raad. Nederland is voorstander van de bevordering van civiel-militaire samenwerking in de EU Battlegroups en logistieke samenwerking tussen de EU Battlegroups.
Anti-piraterij
De ministers zullen door de commandanten van deze militaire operaties worden geïnformeerd over de stand van zaken van de operaties Atalanta en de EU Trainingsmissie (EUTM). Ook zal de planning voor de beoogde civiele missie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteiten in de Hoorn van Afrika en omstreken aan de orde komen.
De strijd tegen piraterij, waaraan de EU sinds 2008 met operatie Atalanta een militaire bijdrage levert als onderdeel van een bredere aanpak, verloopt succesvol. Het aantal gekaapte schepen voor de Somalische kust vertoont een dalende trend en is terug op het niveau van 2008. Niettemin blijven piraten actief en passen zij waar mogelijk hun wijze van optreden aan. Om piraterij doelgericht aan te pakken, past ook de EU haar wijze van optreden aan.
Op maandag 27 februari jl. heeft de RBZ zich via raadsconclusies politiek gecommitteerd aan verlenging van de operatie Atalanta tot en met 2014. U bent hierover geïnformeerd in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken dat u op 28 februari is toegegaan. De verlenging van de operatie tot eind 2014 geeft lidstaten de mogelijkheid vroegtijdig plannen te maken voor hun bijdrage. De regering zal een verlenging van de Nederlandse bijdrage aan Atalanta overwegen en u hierover, met inachtneming van het toetsingskader, tijdig informeren.
Besluitvorming in EU-verband over optreden, vanaf zee, met effect op land is nagenoeg voltooid. Het Raadsbesluit, waarin zowel de verlenging van het mandaat als dergelijk proactief optreden juridisch wordt verankerd, zal naar verwachting spoedig worden genomen. Over de mogelijke consequenties van dit besluit voor de Nederlandse bijdrage aan operatie Atalanta wordt u, zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg van 19 januari jl., met een aanvullende artikel 100-brief geïnformeerd.
Zoals besproken in het algemeen overleg van 19 januari jl. levert Nederland gedurende zes maanden een Autonomous Vessel Protection Detachment (AVPD) aan Atalanta ter bescherming van de schepen van het Wereld Voedselprogramma. De Nederlandse bijdrage geniet binnen de EU brede waardering. Tot op heden is Nederland het enige land dat een dergelijke bijdrage levert. Ik zal tijdens de vergadering mijn ervaringen over de Nederlandse AVPD-inzet delen met mijn collega’s en ze aansporen een AVPD-bijdrage in overweging te nemen.
Ik zal voorts mijn zorgen uitspreken over de situatie voor de West-Afrikaanse kust. Op 28 februari jl. werd een Curaçaos schip, varende onder Koninkrijksvlag, voor de kust van Nigeria aangevallen door gewapende overvallers. Bij de overval werden tenminste twee bemanningsleden gegijzeld. De situatie in West-Afrika baart mij zorgen.
Tot slot kan nog worden vermeld dat de activering van het EU Operatiecentrum wordt voorbereid, zoals gemeld in het verslag van de RBZ van 29 november jl., als bijdrage aan de civiel-militaire samenhang tussen operatie Atalanta, de militaire EU Trainingsmissie in Somalië (EUTM) en de civiele missie voor de versterking van regionale maritieme capaciteiten (RMCB) in de Hoorn van Afrika. Het operatiecentrum maakt geen deel uit van de respectievelijke bevelsketens. Een Nederlandse kandidaat is benoemd tot hoofd van dit operatiecentrum.
De minister van Defensie, J. S. J. Hillen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1139.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.