21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1080 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 juli 2011

Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 bestond bij vijf fracties de behoefte de minister van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over zijn brief d.d. 8 juli 2011 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 juli 2011 (kamerstuk 21 501-02, nr. 1075).

De minister heeft op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van 15 juli 2011. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de minister zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Pechtold

De griffier van de commissie,

Van Toor

Algemeen

De leden van de fractie van de VVD zijn bezorgd over de grootste droogte sinds 1951 die de Hoorn van Afrika teistert. De VN heeft een verzoek gedaan aan de EU voor directe noodhulp. De leden van de VVD-fractie zouden de regering willen vragen zich hard te maken tijdens de Raad voor een snelle, concrete bijdrage van de EU. Deze leden bereikte ook het bericht dat Kenia een vluchtelingenkamp ten Noord-Oosten van Nairobi niet wil openstellen voor 40 000 vluchtelingen. Kortheidshalve vragen de leden van de VVD-fractie om snelle beantwoording van de schriftelijke vragen hierover die op 12 juli door de leden De Caluwé en Ten Broeke zijn ingediend.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de zorgen over de gevolgen van de ernstige droogte in de Hoorn van Afrika. De VN secretaris-generaal heeft op 12 juli jl. een dringende oproep gedaan aan alle VN-lidstaten om bij te dragen aan de hulpverlening.

Het kabinet heeft inmiddels besloten additioneel 5 miljoen euro bij te dragen. De totale Nederlandse humanitaire hulp bijdrage aan de regio in 2011 komt hiermee op ruim 15 miljoen euro, in aanvulling op de jaarlijkse ongeoormerkte bijdragen van Nederland aan onder andere het Centrale VN Noodhulpfonds CERF (40 miljoen euro), WFP (40 miljoen euro) en UNHCR (42 miljoen euro). Genoemde organisaties kunnen deze ongeoormerkte bijdragen in de Hoorn van Afrika besteden.

De Europese Commissie heeft aangekondigd ruim 70 miljoen euro ter beschikking te stellen voor de gevolgen van de droogte en zal aanvullende bijdragen overwegen. Het kabinet zal ook andere lidstaten aanmoedigen om bij te dragen aan de VN-hulpverzoeken. Het zal tevens het belang benadrukken van het verhogen van de weerbaarheid van de landen in de Hoorn van Afrika, om het risico op herhaling te verkleinen.

Vooruitlopend op de beantwoording van de schriftelijke vragen gesteld door de leden De Caluwé en Ten Broeke, informeren wij uw Kamer als volgt over de vluchtelingen in Kenia.

Kenia biedt momenteel onderdak aan ruim 600 000 vluchtelingen. De Keniaanse regering werkt volledig mee aan de opvang en registratie van vluchtelingen, ook van de huidige nieuwe instroom. De opvang vindt momenteel alleen plaats in de bestaande kampen en nog niet in de nieuwe faciliteiten.

Om een ander overbevolkt vluchtelingenkamp in het Noord-Oosten van Kenia te ontlasten, realiseerde de VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR met toestemming van de Keniaanse autoriteiten een uitbreiding van het zogeheten Ifo-vluchtelingenkamp. Dit kamp zou ruimte moeten bieden aan ongeveer 40 000 vluchtelingen. Op dit moment is de uitbreiding nog niet opengesteld voor vluchtelingen, mede vanwege zorgen van de lokale gastgemeenschap. Gezien de recentelijk enorm toegenomen instroom van vluchtelingen, werken de lokale autoriteiten aan een oplossing op korte termijn. De Keniaanse minister-president verklaarde op 14 juli jl. dat de uitbreiding binnen tien dagen in gebruik kan worden genomen. Het is ook van belang dat hulporganisaties over voldoende middelen kunnen beschikken om de toegestroomde vluchtelingen hulp te bieden.

Nederland heeft in Nairobi geregeld overleg met de Keniaanse regering over de vluchtelingensituatie, waarbij meermaals is gepleit voor openstelling van de uitbreiding. Ook andere donoren en de VN drongen bij de Keniaanse autoriteiten aan op een spoedige oplossing voor deze kwestie.

De Raad zal ook spreken over de financiering van het extern optreden van de Unie. De leden van de VVD-fractie achten het belangrijk dat de resultaten van de publieke consultatie die is gehouden over het financieringsinstrumentarium van het extern beleid, worden meegenomen. Ook zijn deze leden van mening dat waar het gaat om het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), ook binnen het nieuw voorgestelde Meerjarig Financieel Kader (MFK), dit fonds onder de EU-begroting en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) moet gaan vallen. Dit om parlementaire controle vanuit zowel het EP als de nationale parlementen te waarborgen. Indien deze controle niet verbetert en de integratie van het EOF naar EDEO uitblijft, moet de regering bezien of zij in het nieuwe MFK de bijdrage aan het EOF wil handhaven.

Antwoord van het kabinet:

De discussie in de Raad over de financiering van het extern optreden van de Unie is uitgesteld en zal dit najaar worden gevoerd. De kabinetsreactie op de consultatie «What funding for EU external action after 2013?» is op 7 februari 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 21 501-04, nr. 121). De inzet van het kabinet zal in overstemming met deze brief zijn.

In het Schriftelijk Overleg van 12 juli jl. naar aanleiding van de geannoteerde agenda voor de informele OS-raad van 14–15 juli heeft staatssecretaris Knapen de Tweede Kamer geïnformeerd over het kabinetsstandpunt inzake de toekomst van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF).

Het is teleurstellend dat de Europese Commissie in haar mededeling van 29 juni jl. over het Meerjarig Financieel Kader stelt dat de voorwaarden om het EOF in de EU-begroting te integreren («budgetteren»), op dit moment nog niet zijn vervuld. Budgetteren van het EOF versterkt de democratische controle van het Europese Parlement, biedt meer flexibiliteit en moderniseert de relatie met de ACP-landen. Positief is wel dat de Commissie stelt dat er perspectief is op budgettering van het EOF in de toekomst en dat de Commissie het toezicht van het Europees Parlement op het EOF wil vergroten. Het voornemen van de Commissie om het budgetteren van het EOF vooralsnog niet in 2014 uit te voeren, hangt samen met de ver uiteenlopende posities van de lidstaten. Het besluit om het EOF te budgetteren vergt namelijk unanimiteit.

De Commissie stelt voor 30 miljard euro te reserveren voor het EOF 11 (periode 2014–2020). Dit is een ruime reële stijging ten opzichte van het (huidige) EOF 10. Deze stijging verhoudt zich niet tot de door Nederland gewenste soberheid in Europese uitgaven en Nederland zal zich daar in de Raad dan ook tegen verzetten.

In de loop van 2012 verschijnt een beleidsdoorlichting van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) over Europese Ontwikkelingssamenwerking, waarbij de nadruk zal liggen op het EOF. Het kabinet wil dit onafhankelijke rapport afwachten alvorens zich in overleg met de Tweede Kamer een definitief oordeel te vormen over de gewenste hoogte van de Nederlandse bijdrage aan het EOF voor de periode 2014–2020.

De leden van de fractie van het CDA hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken. Deze leden hebben in reactie hierop een aantal vragen. Opvallend is het ontbreken van Soedan op de agenda. Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft een bezoek gebracht aan Zuid-Soedan. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Hoge Vertegenwoordiger de situatie nu beoordeelt en de rol van de EU ziet in Zuid-Soedan.

Antwoord van het kabinet:

Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft op 9 juli jl. de onafhankelijkheidsceremonie van Zuid-Soedan bijgewoond en namens de EU en de lidstaten de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan verwelkomd. Minister van Staat Korthals-Altes, die eveneens bij de ceremonie aanwezig was, heeft namens de Nederlandse regering felicitaties overgebracht naar aanleiding van de erkenning door Nederland van Zuid-Soedan.

In de verklaring van de EU en de lidstaten naar aanleiding van de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan is gewezen op de steun die de EU sinds 2005 verleent aan de tenuitvoerlegging van het Comprehensive Peace Agreement (CPA) tussen Soedan en Zuid-Soedan. Ook na het verstrijken van de interim-periode van het CPA op 9 juli jl. blijft de EU zich inzetten voor de vreedzame afronding van de onderhandelingen tussen beide staten over de uitstaande kwesties van het vredesakkoord.

De EU en de lidstaten zullen de transitie van Zuid-Soedan blijven steunen opdat Zuid-Soedan de fundamenten kan leggen voor een democratische en inclusieve samenleving gebaseerd op respect voor mensenrechten, fundamentele vrijheden en de beginselen van de rechtsstaat.

Zoals uw Kamer eerder is bericht stemde de Raad op 20 juni jl. in met een geïntegreerde EU-benadering van Soedan en Zuid-Soedan die politieke aspecten, veiligheid en ontwikkelingssamenwerking verenigt. Tevens besloot de Raad op 20 juni jl. over te gaan tot een gezamenlijke programmering van de hulp aan Zuid-Soedan. Deze gezamenlijke programmering wordt momenteel door de EU en de lidstaten nader uitgewerkt.

De leden van de fractie van D66 willen hun zorgen uiten over de Hoorn van Afrika. In delen van Kenia, Ethiopië en Somalië houdt de droogte aan. Hulporganisaties waarschuwen dat de ernst van de situatie wordt onderschat. Is de minister bereid dit aan de orde te stellen op komende Raad?

Antwoord van het kabinet:

Zoals blijkt uit de hierboven gegeven antwoorden heeft de droogte in de Hoorn van Afrika de aandacht van de Raad.

Zuidelijke buurlanden

De leden van de VVD-fractie delen de mening van de regering waar het gaat om de verslechterende situatie in Libië, Syrië, Jemen en Bahrein. In Jemen wordt vooral in het zuiden strijd geleverd tussen regeringstroepen en lokale milities. De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties brengt momenteel een bezoek aan Jemen. Het is van belang dat de bevindingen van de Hoge Commissaris leiden tot bespreking in de VN Veiligheidsraad en mogelijk tot opname in een VN-Veiligheidsraadresolutie, Nederland moet zich daarvoor inspannen. Waar het gaat om Syrië spreekt de regering over het mogelijk ontbieden van de Syrische ambassadeur in Nederland, is dit inmiddels al gebeurd? De leden van de VVD-fractie steunen de vastberadenheid van de regering ten aanzien van Libië. De druk moet worden gehandhaafd en waar mogelijk opgevoerd.

De leden van de CDA-fractie steunen de inzet van de regering ten aanzien van de Arabische regio. De leden vragen zich af of de regering meer eensgezindheid ziet tussen de EU-lidstaten om de inzet van de Hoge Vertegenwoordiger te steunen.

De leden van de fractie van D66 vinden dat Europa zich actiever moet bemoeien met de toekomst van Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Hoe staat het kabinet hier tegenover? Wat vindt de minister van de opstelling ten aanzien van de Arabische regio van EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton? Hoe stelt de minister zich op ten aanzien van de verdeeldheid van de EU-lidstaten? Is de minister bereid zich in te spannen om een meer eensgezinde houding van de EU lidstaten te bewerkstelligen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet hecht met de fracties van het CDA en D66 aan eensgezindheid binnen de EU. De eensgezindheid van de EU bleek in het afgelopen semester onder andere uit talrijke verklaringen van de Raad en de Europese Raad en uit snelle besluitvorming over intensivering van het beleid ten aanzien van de regio op basis van de mededeling «Partnerschap voor democratie» van maart jl., over diverse sanctiepakketten en over EUFOR Libya. Het kabinet verwelkomt de recente benoeming van de EU-Speciale Vertegenwoordiger voor de Zuidelijke Mediterrane Regio. Door zijn werk zal hij de gezamenlijke inzet van de EU in de regio verder versterken. Daarnaast wijst het kabinet erop dat de Raad in zijn zitting van juni jl. heeft besloten over de nieuwe inrichting van het nabuurschapsbeleid, mede om op coherente wijze adequaat te kunnen inspelen op de ontwikkelingen in de Arabische regio. De Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie nemen hierin het voortouw. Het kabinet zal zich in EU-verband blijven inzetten voor een gemeenschappelijke aanpak.

Het kabinet deelt de opvatting van de fractie van D66 dat een actieve opstelling van de EU ten aanzien van de toekomst van Noord-Afrika en het Midden-Oosten geboden is, met dien verstande dat de principes van vraaggestuurdheid en conditionaliteit hierbij leidend moeten zijn.

Ten aanzien van de ontwikkelingen in Jemen deelt het kabinet de mening van de VVD-fractie dat deze voorwerp zouden moeten zijn van besprekingen in de VN-Veiligheidsraad, met medeneming van de mensenrechtensituatie aldaar. Deze besprekingen moeten bijdragen aan ondersteuning van de inspanningen van regionale partners (met name van de GCC) om te komen tot een ordelijke transitie en een vreedzame oplossing van het binnenlands conflict.

De situatie in Syrië komt hieronder uitgebreid aan de orde. De Syrische ambassadeur is inmiddels ontboden. Hierbij is van de kant van de Nederlandse regering zorg over de ontwikkelingen in Syrië uitgesproken. De regering heeft de Syrische regering opgeroepen het geweld tegen de burgerbevolking onmiddellijk te staken en de toegezegde dialoog te starten, waaraan ook leden van de oppositie vrij moet kunnen deelnemen. Geweld en dialoog zijn niet met elkaar verenigbaar. Door zijn gedrag verliest het regime snel aan legitimiteit. Onafhankelijke media en waarnemers moeten worden toegelaten en zich vrij kunnen bewegen. Voorts heeft Nederland de aanvallen op de Amerikaanse en Franse ambassades in Damascus scherp veroordeeld. Syrië is erop gewezen dat regeringen in overeenstemming met de Conventie van Wenen gehouden zijn buitenlandse diplomatieke vertegenwoordigingen te beschermen. Naar aanleiding van het bezoek van de Franse en Amerikaanse ambassadeurs aan de stad Hama is de Syrische ambassadeur erop gewezen dat leden van diplomatieke missies het recht hebben zich vrij te bewegen.

Libië

Op 15 juli a.s. komt de Libië-contactgroep bijeen, waaraan de minister namens de Benelux zal deelnemen. De leden van de fractie van de PvdA horen graag wat de inzet van de minister zal zijn bij deze bespreking. Dit temeer omdat op dit moment onderhandelingen van de Libische autoriteiten met de Franse overheid aan de gang zijn. Wat is de opvatting van de minister in deze? Deelt hij de mening dat het wenselijk zou zijn dat bondgenoten eensgezind in deze kwestie handelen en niet ieder land op zich? De leden van de PvdA-fractie lezen dat het kabinet vindt dat de militaire en economische druk moet worden gehandhaafd en waar mogelijk opgevoerd. Zij vragen wanneer de minister denkt dat deze grens is bereikt en wanneer de druk opgevoerd gaat worden? Voorts merkt het kabinet op dat de Nederlandse betrokkenheid bij de post-conflict fase gericht zal zijn op ondersteuning van de ontwikkeling van democratie (onder andere de organisatie van vrije en eerlijke verkiezingen), economische wederopbouw en de rechtstaat. De minister merkt op dat de concrete invulling van de Nederlandse bijdragen afhankelijk zal zijn van de specifieke expertise die Nederland kan leveren in de context van de bredere internationaal gecoördineerde inspanning. Kan de minister aangeven hoe hij een mogelijke Nederlandse bijdrage voor zich ziet? Welke expertise kan worden ingezet? De leden van de fractie van de PvdA lezen in het verslag van de RBZ van 20 juni jl. dat onderzocht zal worden welke juridische mogelijkheden er zijn om in het kader van het sanctieregime bevroren Libische tegoeden in te zetten. Is hier inmiddels meer over bekend?

De leden van de fractie van de PVV vragen de regering zich in te zetten voor onderhandelingen tussen de Libische regering en de opstandelingen, gericht op een beëindiging van de vijandelijkheden en met uiteindelijk doel het tot stand brengen van democratie en rechtsstaat in Libië. Zij vragen de regering om te bevorderen dat de westerse bondgenoten geen handelingen plegen die daar aan in de weg staan. In dat verband willen zij graag van de regering weten of deze het uitvaardigen van aanhoudingsbevelen tegen Libische leiders, terwijl een aantal westerse landen een oorlog voert tegen Libië gericht op regime change, bevorderlijk oordeelt als het gaat om het bereiken van een einde aan het geweld.

Antwoord van het kabinet:

De vierde Contactgroep zal tijdens zijn bijeenkomst in Istanbul in het bijzonder spreken over het politieke transitieproces, de humanitaire situatie en de voorbereidingen op de post-conflictfase. Nederland zal namens de Benelux wijzen op de noodzaak om te komen tot een inclusieve politieke oplossing, die in ieder geval het vertrek van Qadaffi en confirmering aan de aanhoudingsbevelen van het ICC moet omvatten. Het kabinet wijst erop dat de EU lidstaten eensgezind zijn over het feit dat Qadaffi alle legitimiteit verloren heeft en onmiddellijk dient op te stappen. Het kabinet is van mening dat de VN een leidende rol moeten hebben bij de bewerkstelliging van een inclusief politiek proces, in coördinatie met verschillende actoren, waaronder de Contactgroep, de Afrikaanse Unie en de Arabische Liga. Ook zal Nederland tijdens bijeenkomst van de Contactgroep benadrukken dat de internationale gemeenschap spoed moet maken met de voorbereidingen op de post-conflictfase. Hiervoor is internationaal gecoördineerde planning, onder leiding van de VN en gebaseerd op de door het Libische volk aangegeven behoeftes, van groot belang.

Het kabinet is vastbesloten om op basis van de resoluties 1970 en 1973 de druk op Qadaffi te handhaven en waar mogelijk op te voeren. Het Qadaffi-regime blijft een bedreiging vormen voor de burgerbevolking. Ook zijn de zogenaamde «Berlijn-doelstellingen» (alle aanvallen op burgerdoelen zijn geëindigd, het regime heeft alle troepen in de kazernes teruggetrokken en het regime staat volledige en ongehinderde humanitaire toegang toe) nog niet behaald. Daarom wordt de door de NAVO geleide operatie OUP voortgezet. Daarnaast spant Nederland zich met EU partners in voor zo streng mogelijke toepassing van het sanctieregime en mogelijke verdere aanscherpingen.

Ten aanzien van de Nederlandse bijdrage tijdens de post-conflict fase meent het kabinet dat deze waar mogelijk in multilateraal verband moet worden geboden. Nederland steunt daarom actief pogingen van de Contactgroep Libië om tot adequate internationale hulpcoördinatie onder leiding van de VN te komen. Het kabinet zal daarnaast de Transitional National Council vragen of deze gebruik wil maken van specifieke Nederlandse expertise, bijvoorbeeld op het gebied van rechtsstaatontwikkeling of Security Sector Reform.

In antwoord op de vraag van de PvdA geldt dat de Benelux-landen momenteel onderzoeken of er mogelijkheden zijn om de TNC via het tijdelijk financieel mechanisme te steunen. Ook wordt bezien of er juridische mogelijkheden bestaan om de TNC te steunen met gebruik van bevroren tegoeden. Op 13 juli hebben de ministers van Buitenlandse Zaken van de Benelux de TNC laten weten dat zij deze beschouwen als de legitieme vertegenwoordiger van het Libische volk in de interim periode leidend naar een vrij en democratisch Libië.

In antwoord op de vraag van de PVV onderstreept het kabinet dat de Veiligheidsraad de situatie in Libië naar het International Strafhof (ICC) heeft verwezen (VNVR-resolutie 1970). Nederland streeft naar het tegengaan van straffeloosheid van oorlogsmisdrijven, genocide en misdrijven tegen de menselijkheid. Zoals hierboven vermeld, is de regering van mening dat respect voor de aanhoudingsbevelen van het ICC onderdeel moet zijn van een politieke oplossing in Libië.

Het kabinet hecht er aan te wijzen op het feit dat de door de NAVO geleide militaire operatie Unified Protector, gebaseerd op VNVR resolutie 1973, gericht is op het beschermen van de burgerbevolking. Regime change is uitdrukkelijk niet de doelstelling.

Syrië

De leden van de fractie van de PvdA zijn van mening dat de situatie in Syrië zorgwekkend blijft. Het geweld in Syrië houdt aan en het afschuwwekkende optreden van het regime tegen betogers blijft maar doorgaan. Ook het gegeven dat bij de start van nationale dialoog de belangrijkste oppositieleden niet aanwezig waren, stemt de leden van de fractie van de PvdA niet gerust. Nederland werkt in EU-verband naar aanvullende sancties toe. Kan de minister toelichten welke aanvullende sancties hij voor ogen heeft?

Antwoord van het kabinet:

Nederland heeft in EU-verband opgeroepen tot voorbereiding en uitwerking van aanvullende maatregelen tegen Syrië en zal dat in de Raad van maandag a.s. (18 juli) wederom doen. Hierbij wordt gedacht aan uitbreiding van de reeds aangenomen sanctielijsten met personen en economische entiteiten met nauwe banden met het regime, die mede verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor het voortdurende geweld.

De leden van de fractie van de PVV steunen de gedachte dat de situatie in Syrië in de VN-veiligheidsraad hoort te worden besproken. Zij zijn verbaasd over het feit dat het ernstige geweld in Syrië daar niet wordt besproken, terwijl de wereld wel snel klaar stond om het geweld in Libië te veroordelen en bereid was om dat geweld met sancties (inclusief door de Veiligheidsraad gemandateerd geweld) te keren. Wat de leden van de PVV-fractie betreft is de problematiek in beide landen gelijk: er is in beide landen sprake van islamitische dictators die het geweld niet schuwen om ieder ander geluid de kop in te drukken en de eigen bevolking te onderdrukken. Zij bespeuren echter een grote discrepantie tussen de opstelling van Nederland, de EU, de NAVO en de VN als het gaat om de aanpak van de situatie in Libië respectievelijk Syrië. Wat de leden van de PVV-fractie betreft, behoren al die islamitische dictators op dezelfde wijze te worden aangepakt.

De leden van de fractie van D66 maken zich zorgen over het toenemende geweld in Syrië. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Clinton heeft gisteren haar vertrouwen in president Assad opgezegd als reactie op aanvallen van aanhangers van de president op de Amerikaanse en Franse ambassades. Deze leden verbazen zich over het uitblijven van een nieuwe veroordeling door de EU. Kan de minister aangeven in welk stadium de voorbereiding van een VN-resolutie is? Welke stappen neemt Nederland concreet om deze resolutie mogelijk te maken? De leden van de fractie van D66 willen weten of het kabinet de oproep steunt van Amnesty International aan de VN Veiligheidsraad om de Syrische machthebbers naar het Internationaal Strafhof te sturen voor misdaden tegen de menselijkheid?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de zorgen van de PVV en D66 over het uitblijven van een veroordelende resolutie door de Veiligheidsraad. Nederland blijft zowel in VN- als in EU-verband krachtig pleiten voor de urgente aanname daarvan. De Veiligheidsraad heeft het geweld tegen de Franse en Amerikaanse ambassades in Damascus krachtig veroordeeld. Aanname van een VN-Veiligheidsraadsresolutie over het voortdurende geweld van het Syrische regime tegen demonstranten wordt nog steeds verhinderd door een dreigende tegenstem van enkele permanente leden. De onderhandelingen in de VN-Veiligheidsraad zijn nog gaande. Nederland is voorstander van het ter verantwoording roepen van de schuldigen voor het geweld. Voor doorverwijzing naar het Internationaal Strafhof is een Veiligheidsraadsresolutie nodig, aangezien Syrië geen partij is bij het Statuut van Rome. Op initiatief van Nederland gaf HV Ashton op 8 juli jl. een verklaring uit waarin zij onder andere stelde dat het Syrische regime door het geweld zijn legitimiteit in diskrediet brengt.

Bahrein

In Bahrein wordt nog steeds gedemonstreerd tegen de regering. De leden van de fractie van de PvdA lezen dat Hoge Vertegenwoordiger Ashton van mening is dat het instellen van een onafhankelijke onderzoekscommissie naar de mensenrechtenschendingen een belangrijke stap is in aanloop naar de Nationale Dialoog. Kan de minister toelichten of hij deze mening deelt? Indien ja, is de minister dan ook bereid om de recente arrestaties van eenentwintig betogers die veroordeeld zijn door een militaire rechtbank in EU-verband aan de orde stellen? Indien nee, waarom niet? Kan de minister toelichten of hij van plan is sancties in te stellen indien de mensenrechtensituatie in Bahrein niet verbetert? Zo nee, waarom niet?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet steunt het instellen van een onafhankelijke onderzoekscommissie naar de mensenrechtenschendingen. De samenstelling van de commissie, die uit vijf internationale experts op het gebied van mensenrechten bestaat, draagt bij aan haar onafhankelijkheid.

De Nederlandse ambassadeur in Koeweit (die mede geaccrediteerd is voor Bahrein) heeft deze week de Nederlandse zorgen over de situatie in Bahrein aan de orde gesteld tijdens zijn bezoek aan de vice-minister van Buitenlandse Zaken van Bahrein. De veroordelingen door een militaire rechtbank zijn eveneens opgebracht. Het kabinet erkent het belang van optreden in EU-verband, inclusief het nemen van verdere stappen indien de mensenrechtensituatie niet verbetert. De Nederlandse ambassadeur zal hierover met zijn EU-collega’s in Manama van gedachten wisselen. Het kabinet pleit verder voor een actieve rol van de EU ten aanzien van Bahrein in de VN-Mensenrechtenraad.

Klimaatverandering/klimaat security

De leden van de fractie van de PvdA constateren met leedwezen dat Nederland zich niet wil aansluiten bij het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland in het streven naar een actievere rol van de EU bij het tot stand komen van ambitieuze wereldwijde afspraken. Deze landen hebben – als onderdeel daarvan – voorgesteld om het EU doel van 20% CO2 reductie in 2020 te verhogen naar 30% reductie om zo de impasse in de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) te doorbreken. Nederland heeft zich daar niet bij aangesloten. Wil de Nederlandse regering haar positie, gelet op het grote belang van een internationale doorbraak, heroverwegen? Zo nee, waarom niet? En op welke manier denkt ze dan wel de internationale klimaatdiplomatie te versterken? Kan de minister dat toelichten?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is voorstander van een actieve rol van de EU bij het tot stand brengen van ambitieuze mondiale afspraken over het tegengaan van klimaatverandering en steunt om die reden het initiatief te komen tot een sterkere EU klimaatdiplomatie.

Nederland zal ter ondersteuning van dit initiatief aan de EDEO haar kennis beschikbaar stellen op Nederlandse expertisegebieden, zoals water en voedselzekerheid. Nederland meent dat in een versterkte EU klimaatdiplomatie ook grondstoffen en grondstoffenschaarste voldoende aandacht moeten krijgen.

Ten aanzien van CO2 reductie verwijst het kabinet naar het regeerakkoord: de huidige EU doelen zijn leidend. Dit betekent 20% CO2 reductie. De EU heeft meermalen gesteld die reductie onder voorwaarden te verhogen naar 30%: vergelijkbare inspanningen van andere ontwikkelde landen en adequate acties van ontwikkelingslanden. Dat standpunt is helder en wordt als onderdeel van klimaatdiplomatie uitgedragen. Eenzijdige verhoging van de Europese CO2 reductie heeft weinig steun binnen de EU; van de door de PvdA-fractie genoemde landen steunt alleen het VK dit streven regeringsbreed. Het is onwaarschijnlijk dat de VN klimaatonderhandelingen bespoedigd zouden worden door het eenzijdig verhogen van de doelstellingen van de EU. Met name de grote ontwikkelingslanden en de Verenigde Staten zijn nog niet bereid zich te verbinden aan een nieuw klimaatverdrag.

De leden van de CDA-fractie vragen zich af op welke wijze de prioriteiten van het vernieuwde OS-beleid ingebracht worden bij de klimaatdiplomatie. Hoe wil de Hoge Vertegenwoordiger komen tot meer afstemming en samenwerking tussen de lidstaten en waaruit bestaat die geïntegreerde benadering concreet?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet streeft ernaar Nederlandse prioriteiten zoals water en voedselzekerheid integraal en horizontaal in klimaatbeleid en klimaatdiplomatie in te brengen.

Nederland acht voor doeltreffende EU-klimaatdiplomatie goede samenwerking tussen de EU-lidstaten, de Commissie en de EDEO van belang. Gedacht kan worden aan meer contacten tussen de nationale klimaatgezanten, de Commissie en de EDEO en nauwere samenwerking en coördinatie tussen posten van de EDEO en lidstaten in derde landen.

De leden van de D66-fractie vinden het van groot belang dat de EU met één stem spreekt als het gaat over klimaatverandering en veiligheid. Deze leden zien hiervoor een belangrijke rol voor de EDEO en de Hoge Vertegenwoordiger in de bilaterale en multilaterale contacten, bijvoorbeeld in landen waar niet alle individuele lidstaten vertegenwoordigd zijn of in internationale fora zoals de G20. Kan de minister toezeggen zich actief tijdens de raad uit te spreken om een dergelijke inzet op het klimaatdossier mee te nemen in de werkzaamheden van de EDEO?

Antwoord van het kabinet:

De bespreking in de Raad Buitenlandse Zaken dient precies het doel om de inzet van de EU op het gebied van het tegengaan van klimaatverandering in internationaal overleg breed te laten uitdragen door de HV en de EDEO. Waar de HV of de EDEO namens de EU spreekt is dit per definitie met één stem.

Midden-Oosten Vredesproces

Wat de leden van de fractie van de PVV betreft, is het aan Israël en de leiders van de islamitische entiteiten in Gaza en in Judea en Samaria, om een vreedzame oplossing van hun geschillen na te streven. Wat deze leden niet willen, is dat andere landen of internationale organisaties aan Israël opleggen dat het dient terug te keren naar de wapenstilstandslijnen van 1967. Zij vragen de regering om zich daar tot het uiterste tegen te verzetten. Voorts vragen zij de regering om na te streven dat iedere vorm van hulp aan de Palestijnse Autoriteit wordt stopgezet, nu deze veroordeelde terroristen verheerlijkt en van salarissen voorziet.

De leden van de CDA-fractie steunen de inzet van de regering t.a.v. het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). Een gemeenschappelijk optrekken van de EU om de onderhandelingen weer op de rails te krijgen is hierbij van belang. Een eenzijdige erkenning van een Palestijnse staat door individuele EU-lidstaten past hier naar de mening van de leden van de CDA-fractie niet in.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de opvatting van de CDA-fractie over het belang van gemeenschappelijk optreden van de EU om partijen te bewegen de directe besprekingen te hervatten. Ook deelt het de opvatting van de PVV-fractie dat enkel een overeenkomst die het resultaat is van onderhandelingen tussen partijen zal leiden tot een duurzame vredesregeling. Het kabinet steunt daarbij het hanteren van parameters voor een tweestatenoplossing met voor Israël een veilige, democratische Joodse staat en voor de Palestijnen een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat. De grenzen van 1967 met overeengekomen landruil vormen één van die parameters, naast veiligheidsgaranties die recht doen aan Israëlische en Palestijnse veiligheidsbehoeften, de oplossing van het vluchtelingenvraagstuk alsmede het vastleggen van de status van Jeruzalem door onderhandelingen. Nederland zal er in EU-verband op blijven aandringen dat de EU unilaterale stappen tracht te voorkomen. Voor stopzetting van de hulpverlening aan de Palestijnse Autoriteit (PA) ziet het kabinet geen aanleiding. De minister heeft tijdens het recente bezoek van president Abbas erop aangedrongen dat de PA doorgaat met haar strijd tegen terreur en geweldsverheerlijking.

Pakistan

Gisteren is bekend geworden dat de Amerikaanse regering voor 800 miljoen dollar (560 miljoen euro) aan militaire steun aan Pakistan gaat opschorten. De leden van de PvdA-fractie vragen de minister om toe te lichten of deze wijziging invloed zal hebben op de strategische discussie die gevoerd gaat worden over de relatie van de EU met Pakistan.

Antwoord van het kabinet:

De recente ontwikkelingen, waaronder het op verzoek van Pakistan terughalen van circa 100 militaire adviseurs en het daarmee samenhangend besluit van de VS een deel van de militaire steun op te schorten, onderstrepen het belang van een lange termijn strategisch partnerschap van de EU met Pakistan. Gezien het belang van Pakistan voor regionale stabiliteit dient isolatie van het land te worden voorkomen en moet duurzaam met Pakistan worden samengewerkt ter bevordering van veiligheid, respect voor mensenrechten en economische ontwikkeling in het land zelf en in de regio. De samenwerking moet plaatsvinden onder heldere voorwaarden. Zo wil het kabinet dat Pakistan maximale inzet toont op het gebied van contraterrorisme en mensenrechten.

Afghanistan

De leden van de fractie van de PvdA lezen dat het kabinet zicht zorgen maakt over het gebrek aan voortgang in de uitvoering van de tijdens de Kabul Conferentie van juli 2010 gemaakte afspraken. Om welke afspraken gaat het dan precies? Het kabinet zal zich ook inspannen voor een gezamenlijk EU-standpunt tijdens de conferentie. Wat zal de inzet van de regering zijn bij deze discussie?

Antwoord van het kabinet:

Zoals neergelegd in de Kamerbrief van 6 augustus 2010 stond de Kabulconferentie in het teken van transitie als centraal onderdeel van de internationale strategie in Afghanistan. In 2014 zal de Afghaanse regering de volledige verantwoordelijkheid voor de veiligheid op zich nemen. Hiertoe zijn afspraken gemaakt over groei en kwaliteitsverbetering van het leger en vooral ook de politie. De Kabulconferentie legde verder de stappen vast die genomen moeten worden om ook andere civiele aspecten van deze transitie naar Afghaans ownership vorm te geven. In dit verband is de Afghaanse regering verplichtingen aangegaan op cruciale beleidsterreinen als versterking van het openbaar bestuur en de rechtsstaat, electorale hervormingen en bestrijding van corruptie. Op deze beleidsterreinen is nog onvoldoende vooruitgang geboekt. Onder meer de lange nasleep van de parlementsverkiezingen en de crisis rond de Kabul Bank hebben implementatie van de gemaakte afspraken in de weg gestaan. Het kabinet vindt het belangrijk dat de EU druk blijft uitoefenen op de Afghaanse regering om de implementatie van de afspraken te versnellen.

Tijdens de Afghanistanconferentie die in december 2011 in Bonn zal worden gehouden zal over het verzoeningsproces en de lange-termijn relatie van de internationale gemeenschap met Afghanistan worden gesproken, alsmede over het transitieproces. Het kabinet bepleit een gezamenlijk uit te dragen EU-boodschap en meent dat aandacht niet alleen moet uitgaan naar de veiligheidsaspecten van transitie, maar ook naar de civiele kanten van het proces. Zonder vooruitgang op het gebied van goed bestuur, rechtsstaat en de bestrijding van corruptie zal transitie op langere termijn een onvoldoende stabiele basis hebben. Deze boodschap is in lijn met het in oktober 2009 overeen gekomen EU Actieplan voor Afghanistan, dat tot doel heeft door middel van een gezamenlijke aanpak de effectiviteit van de EU inzet in Afghanistan te vergroten. De EU heeft de afgelopen periode door sterker gezamenlijk optreden meer toegevoegde waarde en meer invloed gehad. Dit was onder meer merkbaar tijdens de Kabulconferentie, bij het verkiezingsproces en in de zaak van de gearresteerde bekeerlingen. De precieze EU-inzet voor de Afghanistanconferentie in Bonn zal worden bepaald wanneer de agenda van de conferentie vastere vormen krijgt. Zoals minister Rosenthal tijdens zijn recente gesprek met president Karzai in Kabul stelde, dienen de problemen rond de parlementaire mandaten en de Kabul Bank voorafgaand aan de Afghanistan conferentie in Bonn opgelost zijn.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Ormel, H.J. (CDA), Ferrier, K.G. (CDA), Haverkamp, M.C. (CDA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), ondervoorzitter, Irrgang, E. (SP), Roon, R. de (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Pechtold, A. (D66), voorzitter, Broeke, J.H. ten (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Peters, M. (GL), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Bosman, A. (VVD), Dikkers, S.W. (PvdA), El Fassed, A. (GL), Hachchi, W. (D66), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Driessen, J.H.A. (PVV), Hilkens, M. (PvdA) en Vacature VVD.

Plv. leden: Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Samsom, D.M. (PvdA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Çörüz, C. (CDA), Knops, R.W. (CDA), Arib, K. (PvdA), Dijk, J.J. van (SP), Mos, R. de (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Schouw, A.G. (D66), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Sap, J.C.M. (GL), Wilders, G. (PVV), Leegte, R.W. (VVD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Veldhoven, S. van (D66), Taverne, J. (VVD), Bontes, L. (PVV), Recourt, J. (PvdA) en Mulder, A. (VVD).

Naar boven