Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 21501-02 nr. 1021 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 21501-02 nr. 1021 |
Vastgesteld 28 januari 2011
De vaste commissie voor Europese Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van de brief van 21 januari 2011 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 31 januari 2011 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1018).
De minister en de staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 27 januari 2011.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Verburg
De griffier van de commissie,
Nijssen
Vragen en antwoorden
Programma Hongaars Voorzitterschap
De leden van de fractie van het CDA vragen zich af hoe het voorzitterschap aankijkt tegen de uitbreidingsagenda in het licht van de huidige ontwikkelingen in Albanië.
Antwoord van het kabinet:
De huidige situatie in Albanië stemt tot zorg en is door ambassadeurs in Raadsverband besproken. Het is noodzakelijk dat minister-president Berisha en oppositieleider Rama een dialoog aangaan om uit de politieke patstelling te komen. Zij moeten een oplossing zoeken die recht doet aan de Albanese burger èn een nieuwe impuls geeft aan het hervormingsproces dat nodig is voor verdere toenadering tot de EU. Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft inmiddels een EDEO-vertegenwoordiger naar Tirana gezonden om de bezorgdheid van de EU over de huidige ontwikkelingen uit te spreken, het geweld te veroordelen, de betrokken partijen tot kalmte te manen, op te roepen tot een transparant onderzoek naar de gebeurtenissen op 21 januari en het belang van verdere hervormingen te onderstrepen.
Met de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de Europese Unie is de Hoge Vertegenwoordiger verantwoordelijk voor de coördinatie en het uitdragen van het externe beleid van de EU. Het voorzitterschap van de EU speelt in dit verband geen bijzondere rol. In haar advies over Albanië van afgelopen najaar was de Commissie uitermate kritisch over de ontwikkelingen in Albanië. In de brief van het kabinet ter zake (Tweede Kamer, vergaderjaar 20102011, 23 987, nr. 112) werd deze visie onderschreven. Albanië voldoet nog niet aan de politieke Kopenhagen-criteria. De huidige ontwikkelingen zijn een stap achteruit. Nieuwe stappen in het toenaderingsproces tot de Unie zijn voorlopig dan ook niet aan de orde.
Verslag informele Raad Algemene Zaken d.d. 14 januari 2011
De leden van de PVV-fractie stellen dat Nederland volgens minister De Jager van Financiën bereid is mee te werken aan eventuele uitbreiding van de capaciteit van het Europese noodfonds voor eurolanden die in financiële problemen verkeren. Als met het EU-noodfonds minder kan worden geleend dan de toegezegde 750 miljard euro, wil het desnoods voor een hoger bedrag garant staan dan de huidige 26 miljard.2, 3
De PVV blijft kritisch ten aanzien van het Europese noodfonds; elk euroland dient zijn eigen broek op te houden. De uitspraken van minister De Jager roepen een aantal vragen op: Voor hoeveel gaat De Jager garant staan en wat betekent dit voor de belastingbetaler? Waarom deze koerswijziging? Waarom wordt er juist nu gesproken over uitbreiding van het fonds?
Antwoord van het kabinet:
Deze onderwerpen staan niet op de agenda van de raad Algemene Zaken (RAZ). Wel zal op 2 februari a.s. een besloten AO plaatsvinden met als onderwerp «Verslag Ecofin». De minister van Financiën zal tijdens dit AO op uw vragen ingaan. Het verslag van de vergadering van de Ecofin Raad van 17 en 18 januari te Brussel ging u op 21 januari jl. toe.
Tijdens de voorjaarsraad in maart moet de Europese Raad een definitief besluit nemen tot een beperkte verdragswijziging met het oog op het oprichten van het Europees stabiliteitsmechanisme. Voorzitter Van Rompuy heeft onder meer het Europees Parlement hierover om advies gevraagd, dat voor eind februari wordt verwacht. Verdragswijziging: dit artikel opent de weg voor de eurolanden om een permanent crisismechanisme op te richten dat kan worden geactiveerd indien de stabiliteit van de eurozone in haar geheel moet worden gewaarborgd. Het verdragsartikel stelt duidelijk dat iedere noodzakelijke financiële ondersteuning uit dit mechanisme zal worden gebonden aan strikte voorwaarden. De Partij voor de Vrijheid blijft tegenstander van de verdragswijziging. Voorkeur gaat uit naar het vasthouden aan het oorspronkelijke voorstel, het voorstel waarbij de Europese Commissie de sancties oplegt, waarvan binnen tien dagen kan worden afgeweken wanneer de Raad middels gekwalificeerde meerderheid tegen is. Deze procedure komt ook het dichtst in de buurt van automatische sancties. De PVV staat dan ook nog vierkant achter de uitspraak dat we overwegen aan te sturen op een referendum onder de Nederlandse bevolking als het een ingrijpende verdragswijziging betreft of wanneer het een beperkte verdragswijziging met ingrijpende gevolgen betreft. Het verslag roept een aantal vragen op. Wat betekent strikte conditionaliteit in het kader van de verdragswijziging? Vervangt dit toch enigszins de no bailout-constructie?
Antwoord van het kabinet:
Met betrekking tot de voorstellen van de Commissie ter versterking van de economische beleidscoördinatie heeft Nederland van het begin af aan ingezet op een zo snel en zo strikt mogelijke interpretatie van deze voorstellen en is voorstander van zo automatisch mogelijke sancties. Preventie is en blijft voor Nederland essentieel. Het ESM is bedoeld als antwoord op de vraag hoe omgegaan wordt met de landen die alsnog in de problemen komen. In de Europese Raad van 1617 december 2010 is algemene overeenstemming bereikt over zowel de contouren van een permanent Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) als over een tekst voor de wijziging van het EU-werkingsverdrag die het opzetten van een dergelijk mechanisme mogelijk maakt.. In het verslag van de Europese Raad d.d. 16 en 17 december 2010 dat u op 27 december 2010 toe ging, heeft het kabinet reeds gemeld dat de Nederlandse voorwaarden zijn opgenomen in de contouren van het permanente Stabiliteitsmechanisme, in casu: (i) strikte beleidscondities (structurele economische hervormingen en begrotingsconsolidatie) in ruil voor steun; (ii) betrokkenheid van het IMF en; (iii) de mogelijkheid om van geval tot geval te bezien òf en hoe de private sector betrokken moet worden.
Voorbereiding Europese Raad van 4 februari 2011
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken op 31 januari. De leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
Op deze Raad zal de Europese Raad van 4 februari worden besproken. Deze Raad staat vooral in het teken van energie en innovatie. Dit zijn dé begrippen voor een modernisering van de Europese uitgaven waarvoor bij de Financiële Perspectieven wordt besloten, maar ook dé focus van Europees beleid. Hier moeten nu «meters» gemaakt worden. Dit is belangrijk voor de onafhankelijkheid, leverzekerheid en betaalbaarheid van energie en dit is cruciaal vanuit een economisch en veiligheidspolitiek oogpunt. Bovenaan staat de interne markt. Nu een landencrisis dreigt moeten lidstaten en Europa competitiever worden. Concreet betekent dat voor de VVD-fractie het volgende:
De EU2020 moet worden ontdaan van toeters en bellen. Geen schooluitval maar het benchmarken en pure concentratie op de kerndoelen van de EU: het moet burgers vrijer, welvarender en veiliger maken.
Dit zijn doelen waar de Europese Commissie volledig zelfbevoegd op is. Dat is waar lidstaten op worden aangesproken. Enkele voorbeelden daarvan zijn:
a. Er liggen 50 voorstellen van Monti al 5 maanden op het bureau van de regering. De VVD-fractie wil van de regering «een actieplan uitvoering Monti».
b. Er moet, naar het model van de versterkte samenwerking, actie komen op het gebied van dienstenmarkt, naar voorbeeld van het octrooi eind 2010.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is met u van mening dat de verdere ontwikkeling van de interne markt ten algemene en de dienstenmarkt in het bijzonder, alsmede het onderwerp energie een essentieel onderdeel zijn van de Europa 2020 strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en banen en dat op EU-niveau dringend actie noodzakelijk is.
Wat betreft uw oproep tot een «actieplan uitvoering Monti» het volgende. Mede op basis van dit rapport heeft de Europese Commissie op 28 oktober jongstleden de Mededeling «Naar een Single Market Act» uitgebracht. In deze mededeling beschrijft de Commissie welke maatregelen volgens haar nodig zijn om het vertrouwen in de interne markt te herstellen en de interne markt een nieuwe impuls te geven. De Commissie doet 50 concrete voorstellen, gericht op het bevorderen van groei, concurrentievermogen en sociale vooruitgang. De mededeling is in consultatie gebracht. De Kamer kan op korte termijn de kabinetsreactie op deze consultatie tegemoet zien.
Sinds de inwerkingtreding van de dienstenrichtlijn per 28 december 2008 wordt vooruitgang geboekt bij het wegnemen van belemmeringen voor vrijheid van vestiging en het vrij verkeer van dienstverleners. Bij het verbeteren van de interne markt vindt Nederland dat voortgang in de dienstensector van groot belang is om Europese en Nederlandse groei te bevorderen. Nederland verdient immers 80% van zijn BNP in de dienstensector. De Europese Commissie zal binnenkort haar rapport uitbrengen aan de Raad en het Europees Parlement over de wederzijdse evaluatie die na de implementatie van de richtlijn in 2010 heeft plaatsgevonden. Op basis van dit rapport zal worden bezien welke vervolg stappen nodig zijn om de interne markt voor diensten verder te verbeteren. Nederland zal zich hier actief voor inzetten. Versterkte samenwerking zoals thans ook met betrekking tot het EU-octrooi is geïnitieerd, moet op grond van het Verdrag betreffende de EU en het EU-werkingsverdrag worden beschouwd als een ultimum remedium. Dit indien het onmogelijk blijkt om na jarenlange onderhandelingen met de lidstaten overeenstemming te bereiken over een voorliggend voorstel.
Ten slotte wil het kabinet opmerken dat de Europa 2020-strategie in zijn ogen naast deze aspecten terecht een belangrijke nationale component omvat. Veel van de maatregelen ter versterking van groei en banen in Europa zullen op nationaal niveau moeten worden genomen. In dit kader ziet het kabinet de doelstelling op het terrein van schooluitval dan ook niet als één van de «toeters en bellen» van de strategie. Het belang van onderwijs voor groei en banen is onbetwist. De hoofddoelstelling voor onderwijs binnen de Europa 2020-strategie is daarvan een uitdrukking. Voortijdig schoolverlaten is een groot probleem in heel Europa. Het is dan ook van belang dat lidstaten, net als Nederland, werk maken van het tegengaan van schooluitval, juist met het oog op concurrentiekracht en arbeidsparticipatie.
c. Energie, energie, energie. Verdere liberalisering van de energiemarkt; de inzet om Europese subsidies om te buigen naar trans-Europese energienetwerken; maar bijvoorbeeld ook boeren die nu landbouwgeleden ontvangen en energieproducent willen worden met restproducten van landbouw: die juist stimuleren.
Wil de regering langs deze lijnen duidelijk aangeven wat haar doelen op dit gebied zijn?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet benadrukt dat de totstandkoming van de interne Europese energiemarkt essentieel is voor het op een kosteneffectieve manier bereiken van een CO2-arme economie. Deze interne markt kan alleen tot stand komen door implementatie van bestaande Europese energie-marktregels door alle lidstaten. Om de noodzakelijke energie-infrastructuur te realiseren zijn daarnaast stroomlijning van nationale vergunningprocedures, met behoud van nationale bevoegdheden, en betere kostenallocatie nodig. Met deze randvoorwaarden zal de benodigde infrastructuur door de markt zelf gefinancierd kunnen worden. Nederland staat kritisch ten opzichte van Europese financiering van energie-infrastructuur.
Boeren zijn op dit moment al een belangrijke producent van duurzame energie. Ze produceren met name hernieuwbare elektriciteit en warmte en groen gas door het (co-)vergisten van mest met restproducten uit de landbouw. De bijdrage van boeren aan de productie van hernieuwbare energie kan nog verder groeien. De SDE+ regeling is ingesteld om dit te stimuleren.
Waar het gaat om innovatie zijn de leden van de VVD-fractie van mening dat Europa meer werk moet maken van het verbeteren van haar concurrentiepositie op het gebied van innovatie en kennis. De leden van de VVD-fractie vinden dat Europa dit alleen kan doen door grote, grensoverschrijdende R&D-projecten te ondersteunen. Een goed voorbeeld hiervan is de CERN-reactor waar de EU een duidelijke toegevoegde waard heeft boven lidstaten.
De leden van de PvdA-fractie vinden dat energiebeleid bij uitstek een onderwerp is dat gezamenlijk gevoerd moet worden. Europese samenwerking kan ervoor zorgen dat onze energievoorziening écht schoon, zuinig, betrouwbaar en betaalbaar is en blijft. Daarom staan de leden van de PvdA-fractie achter de keuze van de Europese Commissie om de infrastructuur tussen lidstaten te versterken waarbij een elektriciteitsnet op de Noordzee ten behoeve van windenergie een grote kans voor Nederland en Europa is. Daarnaast moet Europa vasthouden aan stevige en bindende doelstellingen op het gebied van duurzame energie, energiebesparing en CO2-reductie. Alleen een gezamenlijke aanpak met bindende afspraken voor elke lidstaat afzonderlijk zorgt voor een eerlijk beleid en goede uitkomsten. Tot slot moeten de Europese lidstaten gezamenlijk optrekken om te zorgen dat er een goed en afgewogen extern energiebeleid wordt gevoerd; dit is één van dé onderwerpen waarin iedereen eenzelfde belang heeft en waarop Europa moet laten zien stevig te willen en te kunnen samenwerken.
Antwoord van het kabinet:
Ten aanzien van de stellingen van de PvdA wordt verwezen naar de geannoteerde agenda van de RAZ, waarin onder andere wordt vermeld dat het kabinet geen voorstander is van een bindende doelstelling voor energiebesparing.
Het is in de ogen van de leden van de CDA-fractie van groot belang dat er verder wordt gewerkt aan de interne energiemarkt inclusief energie-infrastructuur. De CDA-fractie wil graag weten hoe de Europese Commissie erop gaat toezien dat alle lidstaten evenredig investeren in deze infrastructuur. En welke bedragen zullen hiermee volgens de Europese Commissie gemoeid zijn? Hoe wordt voorkomen dat een lidstaat wacht met investeren, om bijvoorbeeld op die manier als laatste ontbrekende schakel in de interne energiemarkt een onderhandelingspositie te creëren om Europese subsidies te vragen? Tevens vraagt de CDA-fractie zich af of de gasrotonde en kernenergie onderdelen van de strategie zullen zijn.
Antwoord van het kabinet:
Volgens de Commissie zou er meer dan 1 000 miljard euro (1 biljoen euro) tussen nu en 2020 in het Europese energiesysteem moeten worden geïnvesteerd. Dit bedrag zou nodig zijn voor niet alleen investeringen in de gas- en elektriciteitsnetwerken maar ook voor vervanging van de aanwezige energiecentrales en investeringen in duurzame energie. De Commissie benadrukt dat deze investeringen niet alleen door de markt (transmissie- en energiebedrijven) kunnen worden opgepakt maar dat ook overheidsondersteuning noodzakelijk is. De Commissie verwacht een investeringsgat van 100 miljard euro tot 2020. 40 miljard euro hiervan zou ontstaan door vertragingen in het verkrijgen van vergunningen en 60 miljard euro, zou voortkomen uit niet-commerciële en bredere EU voordelen, investeringsrisicos en het gebrek aan instrumenten om deze risicos te verminderen.
Nederland is een groot voorstander van één geïntegreerde Europese energiemarkt. Een goede infrastructuur door de hele EU is hiervoor noodzakelijke voorwaarde. Nederland staat echter kritisch tegenover voorstellen van de Commissie inzake Europese financiering van energie-infrastructuur. Het primaat voor investeringen dient te liggen bij gereguleerde marktpartijen. Hiertoe dienen de juiste marktcondities te worden gecreëerd door de lidstaten. Om de noodzakelijke energie-infrastructuur te realiseren, zijn naast implementatie van de interne marktregels (inclusief het derde energiepakket) stroomlijning van nationale vergunningprocedures met behoud van nationale bevoegdheden en betere kostenallocatie nodig. De Commissie ziet er op toe dat het derde energiepakket wordt geïmplementeerd. De Commissie komt later dit jaar met een voorstel voor financieringsinstrumenten. Nederland zal dit kritisch volgen, opdat voldoende waarborgen worden ingebouwd om marktverstoring te voorkomen.
De gasrotonde en kernenergie vormen geen onderdeel van de Europese energiestrategie. Hierbij dient te worden opgemerkt dat in de strategie prioriteit wordt toegekend aan gasverbindingen in de EU en de noord-zuid gascorridor in West-Europa. Beide zijn van belang voor de Nederlandse gasrotonde. Ten aanzien van kernenergie moet worden opgemerkt dat uitbreiding van het Europese elektriciteitsnet wel een prioriteit is.
In het artikel «Barrières op energiemarkt moeten weg zijn in 2014; Inzet regeringsleiders EU-top» in het FD d.d. 24 januari 2011 staat dat overheden in de EU jaarlijks voor 15 miljard euro (16% van het BBP van de EU) aanbesteden. De CDA-fractie wil graag weten hoe de Europese Commissie de aanbestedingsregels wil aanpassen, zodat deze investeringen ten goede komen aan het behalen van doelen op het gebied van energiebesparing en -efficiency.
Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie zal op korte termijn een Energie Efficiëntie Actieplan publiceren met nieuwe maatregelen. Naar verwachting zal de Commissie de lidstaten nader informeren over haar voorstellen tijdens de VTE-Raad (Energie) op 28 februari 2011. Vanaf 1 januari 2012 zijn lidstaten overigens gehouden in aanbestedingen energie-efficiëntiestandaarden op te nemen in lijn met de EU-besparingsdoelstelling voor nieuwe overheidsgebouwen en diensten.
Ten aanzien van innovatie vraagt de CDA-fractie zich af hoe de Europese Commissie samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en het bedrijfsleven gaat verbeteren. Voorts vraagt de CDA-fractie zich af hoe het staat met de plannen van de Europese Commissie op het gebied van het schrappen van regels. Mocht blijken dat Europese regelgeving belemmerend werkt voor innovatie en ondernemerschap in bepaalde gebieden en regios, is de Europese Commissie dan bereid tot het schrappen of aanpassen ervan?
Antwoord van het kabinet:
Versterking van de samenwerking tussen overheden, kennisinstelling en bedrijfsleven acht de Commissie van groot belang. Zij probeert deze samenwerking met name te versterken door op specifieke themas steeds meer in gezamenlijkheid met lidstaten, kennisinstellingen en bedrijfsleven tot een lange termijn onderzoek en innovatieagenda te komen. Goede voorbeelden hiervan zijn de gezamenlijke technologie initiatieven, de kennis en innovatiecentra van het Europees Instituut voor Technologie en Innovatie en de voorstellen voor gezamenlijk programmeren. Met de nieuwe Europese Innovatiepartnerschappen wil de Commissie deze samenwerking nog verder versterken. Nederland ondersteunt deze inzet. Belangrijk hierbij is wel om tot een stroomlijning te komen van deze instrumenten.
Wat betreft regelgeving heeft de Commissie onlangs een aantal voorstellen gepresenteerd waarin zij de administratieve lasten voor deelname van bedrijven aan het lopende onderzoeksprogramma wil vereenvoudigen. Dit betreft onder andere een grotere flexibiliteit in het berekenen van personeelskosten en toelaten van lumpsum vergoedingen. Tegelijkertijd werkt de Commissie verder aan plannen om in de nieuwe periode de lasten nog verder te verlagen. Deze inzet wordt door Nederland ondersteund.
De leden van de SP-fractie ondersteunen de aandacht voor innovatie in de Europese Unie. Zij zijn echter van mening dat de nagestreefde bezuinigen in de EU op het gebied van overheidsuitgaven, met name onderwijs, een negatieve invloed hebben op de ambitie de kenniseconomie te versterken en het investeringsniveau te vergroten. Is het kabinet bereid dit punt ook te agenderen voor de Europese Raad?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de analyse van de Commissie zoals neergelegd in de op 12 januari verschenen «Annual Growth Survey» dat het herstel richting gezonde overheidsfinanciën prioriteit heeft. Ook erkent het kabinet het belang van groeiversterkende maatregelen, waarbij de Commissie doelt op terreinen als onderwijs, onderzoek en innovatie.
Op 4 februari zal de Europese Raad een thematische discussie voeren over het onderwerp onderzoek en innovatie. Het valt te verwachten dat de Europese Raad bij deze gelegenheid het belang van groeiversterkende maatregelen zal beklemtonen. Nederland kan dit ondersteunen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 31 januari 2011. Zij betreuren het dat deze Raad schriftelijk voorbereid wordt. Dit doet geen recht aan het belang van deze Raad. Deze leden begrijpen uit de geannoteerde agenda dat het noodfonds en/of de financiële stabiliteit geen onderwerp van discussie zal zijn. Althans de regering verschaft geen openheid over de conceptconclusies van de Europese Raad waaruit dat zou kunnen blijken.
(Zie voorgaand antwoord van het kabinet op de een gelijkluidende vraag van de PVV-fractie)
De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de WikiLeaks-berichtgeving betreffende de betrekkingen met Rusland in het kader van het Nederlandse energiebeleid van de voorbije jaren. Deze leden vragen de regering om een reactie op de kwalificatie van de Amerikaanse diplomaten in de herfst van 2009: «Commerciële belangen staan altijd centraal in de Nederlandse betrekkingen, en nergens is dat evidenter dan in die met Rusland». Herkent de regering zich in deze uitspraak alsmede in de constatering dat Nederland ten aanzien van haar buitenlandse energiebetrekkingen met Rusland «defensief is over de besloten sfeer»? Kan de regering aangeven wat in haar betrekkingen met Rusland de relatie is tussen commerciële belangen en andere themas, waaronder de internationale rechtsorde en mensenrechten? De leden van de fractie van D66 zijn van mening dat de energiebelangen van zowel Nederland als de Europese Unie op de lange termijn het meeste baat hebben bij zowel transparantie als een gezamenlijke Europese stem. Onderschrijft de regering deze positie, zo vragen de leden van de D66 fractie zich af? Zo ja, is de minister-president bereid dit standpunt actief uit te dragen tijdens de Raad Algemene Zaken?
Antwoord van het kabinet:
Nederland en Rusland hebben een brede bilaterale relatie en onderhouden intensieve banden op onder meer het gebied van handel, landbouw, cultuur, transport, justitie en migratie. In die contacten besteedt het kabinet consequent aandacht aan mensenrechten, goed bestuur en de internationale rechtsorde.
Nederland hecht veel waarde aan versterking van het EU-externe energiebeleid. Gezamenlijk optreden van de EU dient de vrije handel tussen lidstaten en derde landen te faciliteren. De gascrisis tussen Rusland en Oekraïne van januari 2009 heeft bijvoorbeeld de meerwaarde van gezamenlijk optreden van de EU duidelijk aangetoond. Nederland zal dit punt actief uitdragen tijdens de Raad Algemene Zaken.
Met betrekking tot het agendapunt innovatie spreken deze leden de wens uit dat de regering het goede voorbeeld zou geven door grotere investering hierin. Helaas blijkt uit het regeerakkoord dat dit niet in het verschiet ligt. Ook de structurele hervormingen die kunnen bijdragen aan een verhoging van de arbeidsproductiviteit vinden deze leden niet terug in de ambities van dit kabinet. De leden van de D66-fractie beschouwen dit als gemiste kansen en zijn benieuwd wat de regering op Europees niveau zal inbrengen.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zal op Europees niveau inbrengen dat het van mening is dat Europa nog flinke stappen te maken heeft bij het ontwikkelen en kapitaliseren van haar volledige onderzoeks- en innovatie potentieel. Dit vergt op EU-niveau actie langs twee sporen, namelijk het verbeteren van de randvoorwaarden voor onderzoek en innovatie en het beter inzetten van onze EU-middelen. Het verbeteren van de randvoorwaarden op EU-niveau kan door het versterken van de interne markt, het verminderen van administratieve lasten, het verbeteren van de toegang tot kapitaal en het sterker aanzetten van innovatiegericht aanbesteden. Het verbeteren van de inzet van EU-middelen vraagt om het drastisch verlagen van administratieve lasten, het stroomlijnen van de bestaande EU-instrumenten en het vergroten van de effectiviteit ervan.
Wat betreft de opmerking over het kabinetsbeleid ter stimulering van innovatie merkt het kabinet op dat dit beleid niet alleen draait om het verlenen van subsidies. Het kabinet staat een andere aanpak voor, onder meer door te snoeien in bureaucratie en door leningen te verstrekken in plaats van subsidies. Dit schept randvoorwaarden voor een beter ondernemings- en vestigingsklimaat. Nederland heeft een goede uitgangspositie op enkele economische topgebieden en het is van belang daar op voort te bouwen. Deze gebieden leggen de basis voor concurrentiekracht. In de bedrijfslevenbrief zal het kabinet deze visie nader uitwerken. Binnenkort zal hierover een eerste brief op hoofdlijnen aan de Tweede Kamer worden gestuurd.
Met betrekking tot de Nederlandse inzet bij de Nationale Hervormingsprogrammas hebben deze leden eerder aangegeven teleurgesteld te zijn over de door de regering gestelde doelen. Kan de regering aangeven wat het oordeel van de Europese Commissie is over de Nederlandse inbreng tot nog toe? En hoe apprecieert de regering dit oordeel? Deze leden constateren dat de deadline voor deze programmas voor de lidstaten eind april is. Graag vernemen zij of de regering voornemens is ambitieuzere doelen te stellen. Dit zou naar de mening van deze leden Nederland bovendien een sterkere positie geven in (Europese) discussies op dit punt.
Antwoord van het kabinet:
In april van dit jaar zal het kabinet het eerste Nationaal Hervormingsprogramma onder de Europa 2020-strategie bij de Commissie inleveren. Om een vliegende start te maken had de Commissie de lidstaten verzocht reeds in 2010 een concept Nationaal Hervormingsprogramma in te leveren. De Commissie heeft hierbij expliciet aangegeven nog geen volledig rapport te verwachten. Mede gezien het toen recente aantreden van het kabinet omvatte het Nederlandse concept Nationaal Hervormingsprogramma dan ook de ambities zoals neergelegd in het regeerakkoord. Het kabinet heeft hierbij aangegeven dat in 2011 de ambities van het kabinet nader zullen worden uitgewerkt, waarbij tevens zal worden ingegaan op de wijze waarop het kabinet deze, in samenwerking met decentrale overheden en sociale partners, zal gaan implementeren. De Europese Commissie heeft hiervoor begrip getoond.
Europees Semester
Het tweede grote onderwerp is volgens de leden van de VVD-fractie het Europees Semester.
De VVD-fractie is voorstander van de invoering van het Europees Semester. Het is een belangrijk onderdeel van de plannen van Van Rompuy; de VVD-fractie was zelfs meer gecharmeerd van de eerdere voorstellen van eurocommissaris Rehn. De regering zal zich moeten inspannen om de situatie te bewerkstelligen dat we teruggaan naar voor de deal van Deauville. Wat de VVD-fractie betreft is dat het volgende:
1. Versterking van de preventieve arm van het SGP;
2. Automatische sancties;
3. Bestaande subsidiestromen inzetten om verdere disciplinering in de preventieve fase, maar ook bij het ESM, af te dwingen;
4. Serieuze stresstests om openheid en vertrouwen te geven aan de markten;
5. Link tussen targets EU2020 (benchmarking) en disciplinering van het ESM.
Graag een reactie van de regering hierop.
In zijn algemeen zien de leden van de VVD-fractie ook een zonnige zijde in de schaduw die de kapitaalmarkten over de eurozone laten vallen. Lidstaten waar hervormen, bezuinigen en liberaliseren niet in hun lokale Van Dale te vinden waren, nemen zulks nu met voortvarendheid ter hand. Daarom is de tijd rijper dan ooit voor het type maatregelen dat de VVD hierboven bepleit. Nederland zal zich daarbij nauw bij Duitsland moeten aansluiten en tegelijkertijd nauwlettend op het juiste pad moeten houden.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het goed is dat er een routekaart toegelicht zal worden. De CDA-fractie vraagt zich wel af of de maatregelen van de groep-Van Rompuy toereikend zijn. Welke mogelijkheden ziet de regering om toch tot meer automatische sancties te komen? Hoe duidt de regering de opmerkingen van de ECB dat de voorgestelde maatregelen niet ver genoeg gaan?
De CDA-fractie vraagt zich af of er bij de RAZ gesproken zal worden over het Noodfonds. Kan het bedrag van 750 miljard euro in het fonds helemaal worden benut als dit nodig mocht zijn?
Antwoord van het kabinet:
Nederland vindt het belangrijk dat er snel een ambitieus akkoord komt over aanscherping van het SGP. Dat is onderdeel van de voorstellen van de Commissie ter versterking van de economische beleidscoördinatie. Nederland heeft met betrekking tot deze voorstellen van het begin af aan ingezet op een zo snel en zo strikt mogelijke interpretatie van deze voorstellen, die met name op het punt van sancties verder gaan dan het eindrapport van de werkgroep-Van Rompuy. Nederland is voorstander van zo automatisch mogelijke sancties. Preventie is en blijft voor Nederland essentieel. Nederland hecht veel waarde aan versterking van de preventieve arm van het SGP.
De Ecofin Raad heeft in januari reeds het besluit genomen tot nieuwe stresstesten voor Europese financiële instellingen. Ik verwijs u in dit kader gaarne naar het verslag van de Ecofin Raad van 17 en 18 januari jl. dat u op 21 januari jl. toeging. De overige onderwerpen staan niet op de agenda van de RAZ. Wel zal op 2 februari a.s. een besloten AO plaatsvinden met als onderwerp «Verslag Ecofin» (zie daarvoor ook hierboven).
De leden van de SP-fractie zien het nut van het gelijktijdig bespreken van de jaarlijkse budgettaire en economische plannen van de diverse lidstaten. Er is immers een interne markt waar beleidsvoornemens grote wederzijdse gevolgen kunnen hebben. Zij vragen zich wel af hoe het kabinet van plan is de discussie en besluitvorming over het te voeren Europese economisch beleid op een zo democratisch en transparante manier te laten plaatsvinden; de procedure begint bij de «annual growth survey» om uit te monden in de nationale hervormingsprogrammas (NHP). De conceptversie van de Nederlandse NHP weerspiegelde de voornemens van het regeerakkoord, wat in andere lidstaten niet anders zal zijn. Hoe worden verschillen in politieke opvatting tussen landen of de verschillen tussen de analyse en aanbevelingen van respectievelijk de Raad en de Commissie en bepaalde lidstaten geadresseerd? Hoe wordt in de NHP duidelijk wat Europees beleid is of Europees wordt bepaald en wat nationaal? Op welke wijze zullen de conclusies in maart over de «annual growth survey» al van invloed zijn op de besluitvorming op het Nederlandse NHP? De leden van de SP-fractie vrezen dat indien deze helderheid tijdens het proces niet wordt verschaft een zeer technocratisch proces overblijft, wat de draagvlak voor de besluitvorming niet vergroot. Deelt het kabinet deze mening?
Antwoord van het kabinet:
Het Nationaal Hervormingsprogramma onder de Europa 2020-strategie omvat het beleid dat lidstaten op nationaal niveau van plan zijn uit te voeren om bij te dragen aan de doelen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en banen. De eerste Nationale Hervormingsprogrammas moeten door de lidstaten in april bij de Commissie worden aangeleverd. Lidstaten zullen bij het opstellen van de Nationale Hervormingsprogrammas rekening moeten houden met de algemene sturing die de Europese Raad in maart op basis van de «Annual Growth Survey» zal geven. Deze sturing zal voldoende ruimte geven voor landenspecifieke invulling. De Commissie kan vervolgens een voorstel doen voor landenspecifieke aanbevelingen, waarbij het uiteindelijk de Raad is die de aanbevelingen aanneemt.
Roma-strategie
De leden van de CDA-fractie vragen zich af of integratiestrategieën een onderdeel van de Roma-strategie zullen zijn.
De leden van de SP-fractie zien vooral de intentie om een aankomend Commissievoorstel te bespreken. Zij missen een evaluatie van hoe de huidige EU-middelen voor Roma-beleid worden gebruikt en een aanpak voor een effectievere inzet ervan. Deelt het kabinet deze mening en is het bereid dit punt te adresseren bij het Hongaars voorzitterschap?
Antwoord van het kabinet:
Zowel de Commissie als het Hongaars voorzitterschap achten het van belang dat een evaluatie plaatsvindt over hoe de huidige EU-middelen voor Roma-beleid worden ingezet. De Commissie heeft afgelopen najaar een Roma Taskforce opgericht die onderzoekt in hoeverre EU-fondsen effectiever besteed kunnen worden ten behoeve van de sociaal-economische integratie van Roma. De aanbevelingen van de Taskforce zijn nog niet bekend, maar zullen verwerkt worden in de door Commissie en Hongaars voorzitterschap aangekondigde mededeling over een EU-raamwerk voor nationale Roma-strategieën. Die mededeling zal met aanbevelingen komen over betere besteding van beschikbare EU-budgetten alsook aandringen op nationale strategieën ten behoeve van de sociaal-economische integratie van Roma. Nederland ondersteunt de aanpak van het voorzitterschap en de Commissie en kijkt met belangstelling uit naar de aanbevelingen. Daarbij is het voor Nederland van belang dat er een heldere afbakening wordt aangebracht tussen acties te nemen op nationaal en op EU-niveau, waarbij subsidiariteit het leidende beginsel is.
Donau-strategie
De leden van de PvdA-fractie zien de Donau-strategie als een van de eerste nieuwe EU-programmas die kunnen leiden tot een invulling van het begrip «groene groei», dat centraal staat in Europa 2020, de nieuwe algemene ontwikkelingsstrategie van de EU. De vier pijlers van de Donau-strategie hebben betrekking op het verbeteren van de fysieke infrastructuur, kwantitatief en kwalitatief waterbeheer, bevorderen van sociaaleconomische ontwikkeling (onderzoek en innovatie) en verbetering van de uitvoeringscapaciteit van de overheid (met name samenwerking op het terrein van criminaliteitsbestrijding). Binnen de EU is er een breed draagvlak. De regios langs de Donau zouden volgens de EU onder meer reservaten kunnen afbakenen, de visserij en de biologische en kleinschalige landbouw bevorderen en het ecotoerisme meer kansen geven. De regering beperkt zich bij het nut van deze strategie op het gunstig uitpakken voor het Nederlandse bedrijfsleven (transport- en binnenvaartsector bevaarbaarheid Donau ) en de kansen voor het inzetten van expertise van de Nederlandse watersector. Een van de plannen is om de knelpunten voor de scheepvaart uit de Donau te halen, zoals bijvoorbeeld de stukken waar moeilijk te varen valt als er laag water is. Om dat te realiseren zullen er delen van de Donau dieper en breder gemaakt worden met de nodige graafwerkzaamheden en het aanleggen van dijken en wegen. Er zijn meer projecten voor transportinfrastructuur dan milieuprojecten en de milieuplannen klinken erg vaag. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering er tijdens de Raad Algemene Zaken op zal aandringen dat het van belang is om een strategie te ontwikkelen die op korte en lange termijn voordelen oplevert maar dan wel op een duurzame wijze in overeenstemming met de EU2020-strategie. En zo nee, waarom niet?
Antwoord van het kabinet:
Tijdens de Raad Algemene Zaken zullen het Hongaarse voorzitterschap en de Commissie de Donau-strategie presenteren. Er is geen discussie voorzien. In de komende maanden zal de Strategie in verschillende Raadsformaties inhoudelijk aan de orde komen. De verwachting is dat het punt van duurzaamheid in die discussie uitgebreid aan de orde komt.
De leden van de CDA-fractie zijn voorstander van samenwerking binnen de EU-context om specifieke ontwikkelingen te bevorderen. De CDA-fractie steunt de inzet van de regering dat dit niet tot nieuwe fondsen, regels of instituties moet leiden.
De leden van de SP-fractie ondersteunen het beleid van het kabinet dat macroregionale strategieën vooral moeten leiden tot een betere coördinatie van bestaand beleid met bestaande middelen. Deze leden vinden het echter onbevredigend dat deze strategieën primair worden gelanceerd onder voorzitterschappen van lidstaten die tot deze regio behoren. Deelt het kabinet de mening dat de voorgenomen verbetering van de coördinatie hoe dan ook zin heeft en niet gewacht dient te worden tot een «bijbehorend» voorzitterschap of hebben we toch te maken hebben met profileringsbeleid dat beter achterwege kan blijven? Is het kabinet bereid dit aan te kaarten of legt het zich erbij neer bij dat elk aankomend voorzitterschap weer met eigen macroregionale strategieën gaat komen?
Antwoord van het kabinet:
Nederland is van mening dat macroregionale strategieën geen doel op zich zijn, maar dat elk voorstel op zijn merites moet worden bekeken, met de aantekening dat de strategie niet mag leiden tot nieuwe fondsen, regels of instituties. In het geval van de Donau-strategie zijn in het bijbehorende actieplan duidelijk aanknopingspunten te vinden die aansluiten bij het Nederlands belang. Overigens is dit, na de Oostzee-strategie van 2009, slechts de tweede macroregionale strategie. Nederland ziet nadrukkelijk geen noodzaak voor het ontwikkelen van een volgende macroregionale strategie in noordwest Europa.
Samenstelling:
Leden: Bommel, H. van (SP), ondervoorzitter, Staaij, C.G. van der (SGP), Albayrak, N. (PvdA), Verburg, G. (CDA), voorzitter, Ormel, H.J. (CDA), Ferrier, K.G. (CDA), Nicolaï, A (VVD), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Dam, M.H.P. van (PvdA), Roon, R. de (PVV), Jansen, P.F.C. (SP), Broeke, J.H. ten (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Bontes, L. (PVV), Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Nieuwenhuizen, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), El Fassed, A. (GL), Hachchi, W. (D66), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD) en Vacature PVV.
Plv. leden: Irrgang, E. (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Jacobi, L. (PvdA), Haverkamp, M.C. (CDA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Omtzigt, P.H. (CDA), Azmani, M. (VVD), Samsom, D.M. (PvdA), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Elissen, A. (PVV), Raak, A.A.G.M. van (SP), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Voordewind, J.S. (CU), Driessen, J.H.A. (PVV), Dikkers, S.W. (PvdA), Berge, C.N. van den (GL), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Veldhoven, S. van (D66), Tongeren, L. van (GL), Pechtold, A. (D66), Huizing, M.E. (VVD) en Kortenoeven, W.R.F. (PVV).
http://www.parool.nl/parool/nl/30/ECONOMIE/article/detail/1825393/2011/01/17/Nederland-bereid-tot-extra-bijdrage-noodfonds.dhtml
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1021.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.