Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 maart 2022
Hierbij informeer ik u over het feit dat Nederland op 9 februari 2022 een ingebrekestelling
heeft ontvangen over de omzetting in nationaal recht van Richtlijn (EU) 2018/844 van
het Europees parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/31/EU
betreffende de energieprestatie van gebouwen (EPBD) en Richtlijn 2012/27/EU betreffende
energie-efficiëntie (EED).
De Europese Commissie komt tot de conclusie dat de richtlijn onvolledig is omgezet.
De Commissie is daarom van oordeel dat Nederland de krachtens Richtlijn (EU) 2018/844
op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, en verzoekt de regering om hier
binnen twee maanden op te reageren. Nadat Nederland op de ingebrekestelling heeft
gereageerd, besluit de Commissie of zij de inbreukprocedure voortzet.
Ook andere lidstaten ontvingen ingebrekestellingen voor Richtlijn (EU) 2018/844. In
2020 ontvingen 22 lidstaten een ingebrekestelling omdat zij de implementatie van deze
richtlijn nog niet hebben voltooid. Nederland hoort bij de landen die de Richtlijn
(EU) 2018/844 wel tijdig hebben geïmplementeerd, maar nu een ingebrekestelling vanwege
niet volledige implementatie hebben ontvangen (samen met Denemarken, Malta en Zweden).
Deze ingebrekestelling wordt momenteel bestudeerd. Een eerste analyse laat zien dat
de door de Commissie genoemde punten met name (nadere) toelichting vragen over of
en hoe bepaalde onderdelen van de richtlijn zijn geïmplementeerd. Mijn inschatting
is dat ik de Commissie binnen de gestelde termijn van een afdoende antwoord zal kunnen
voorzien.
De Commissie hanteert vertrouwelijkheid ten aanzien van lopende inbreukprocedures
en de correspondentie in dezen. Om deze reden wordt de ingebrekestelling niet op de
gebruikelijke wijze toegezonden aan uw Kamer, maar zal ik een afschrift van de ingebrekestelling
vertrouwelijk ter inzage aan uw Kamer aanbieden1. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van het verdere verloop van de procedure.
Een gelijkluidende brief heb ik naar de Eerste Kamer gezonden.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge