26 200 VI nr. 65
Versnelde implementatie van EG- en andere internationale besluiten

21 109
Uitvoering EG-Richtlijnen

30 800 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2007

F
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 september 2008

Naar aanleiding van het debat dat op 15 mei 2007 plaatsvond over de motie Jurgens inzake het afwijken van de formele wet bij gedelegeerde regeling (Handelingen I 2006/07, nr. 29, blz. 880–887), heb ik uw Kamer op 27 februari 2008 een brief gestuurd waarin ik toezegde aan uw Kamer een opgeschoonde lijst met delegatiebepalingen met afwijkingsmogelijkheid toe te zenden, na een nadere analyse van het bestaande bestand aan delegatiebepalingen met afwijkingsbevoegdheid (Kamerstukken I 2007/08, 26 200 VI, nr. 65/21 109, letter E). Deze lijst treft u hierbij aan1.

De lijst bestaat uit drie categorieën:

1. afwijken: er is echt sprake van afwijken van de wet;

2. pseudo-afwijken: de term «afwijken» wordt wel gebruikt maar er wordt materieel niet afgeweken (en dat is ook niet de bedoeling);

3. gerechtvaardigd afwijken: er is sprake van afwijken van de wet, maar in het kader van een experiment of noodtoestand; deze bepalingen kunnen in stand blijven.

In elke categorie zijn de delegatiebepalingen per ministerie ondergebracht.

Voor categorie 1 geldt, tenzij anders aangegeven, dat de desbetreffende bepalingen in overeenstemming worden gebracht met het kabinetsstandpunt op de motie Jurgens. Dat wil zeggen dat de mogelijkheid om afwijkende regels te stellen of wijzigingen in de wet aan te brengen door middel van lagere regelgeving wordt geschrapt, en dat eventueel reeds vastgestelde afwijkende regels in overeenstemming met de wet worden gebracht, worden geschrapt of op het niveau van de wet worden vastgesteld. In sommige gevallen zijn deze wijzigingen reeds in procedure gebracht, in andere gevallen dient er nog een wetsvoorstel en eventueel een algemene maatregel van bestuur te worden voorbereid. Verder zijn er nog enkele specifieke gevallen, waarin bijvoorbeeld een nieuwe wet wordt voorbereid waarin de desbetreffende bepaling sowieso niet in de huidige redactie wordt gehandhaafd, of waarin het schrappen van de mogelijkheid om afwijkende regels te stellen ongewenst zou zijn. Deze gevallen worden expliciet genoemd.

Binnen categorie 2 kunnen twee situaties worden onderscheiden.

In de eerste situatie wordt weliswaar over «afwijken» gesproken, maar gaat het niet om een mogelijkheid afwijkende regels te stellen, doch om een beslissing te nemen in een individueel geval. De desbetreffende bepalingen zijn dus bij nader inzien ten onrechte in de lijst opgenomen. Waar deze situatie zich voordoet wordt dit bij de bepaling aangegeven. De formulering behoeft in de meeste gevallen geen aanpassing.

In de tweede situatie wordt wél over afwijkende regels gesproken, maar is er geen uitvoering aan die mogelijkheid gegeven, ofwel omdat in de praktijk aan afwijking geen behoefte bestond, ofwel omdat feitelijk niet bedoeld was af te wijken, doch slechts om (nadere) regels te stellen. In die gevallen wordt volstaan met het schrappen van de afwijkingsmogelijkheid; aanpassing van afwijkende regelgeving is niet aan de orde.

Omdat het bij categorie 3 gaat om gerechtvaardigde afwijkingen, zullen de desbetreffende bepalingen geen wijzigingen ondergaan.

Zoals ik in mijn brief van 27 februari jl. heb aangegeven, acht ik het de verantwoordelijkheid van de betrokken ministeries om de noodzakelijke wijzigingen aan te brengen.

In de brief van 27 februari 2008 heb ik tevens toegezegd uw Kamer in te lichten over de tekst van de voorgestelde aanwijzingen 33a en 34 van de Aanwijzingen voor de regelgeving na ommekomst van het advies van de Raad van State daarover. Dit advies is inmiddels uitgebracht. Het geeft geen aanleiding tot inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de versie van deze aanwijzingen die bij brief van 15 mei 2007 (Kamerstukken I 2006/07, 26 200 VI, nr. 65 / 21 109, letter B) aan uw Kamer is voorgelegd. Op 22 augustus heeft de Minister-President de achtste wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving, waarin deze nieuwe teksten van aanwijzingen 33a en 34 zijn opgenomen, vastgesteld.

De tekst wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke Ondersteuning onder griffienummer 134929.04

Naar boven