19 291 Parlementaire Assemblée van de NAVO

S/ Nr. 51 VERSLAG VAN DE JAARLIJKSE ZITTING 2012

Vastgesteld 15 februari 2013

Inleiding

De 58ste jaarlijkse zitting van de NAVO Parlementaire Assemblee vond van 9 tot en met 12 november 2012 plaats in Praag1. In totaal 207 parlementariërs uit de lidstaten van het trans-Atlantisch bondgenootschap vergaderden met elkaar over de actuele agenda van de NAVO. Daarbij waren ook 78 volksvertegenwoordigers aanwezig uit de geassocieerde en partnerlanden van de Alliantie, evenals van het Europees Parlement. De Tweede Kamer werd vertegenwoordigd door de leden Ten Broeke (VVD), Knops (CDA) en oud-Kamerlid Ormel (CDA). De laatste was, conform het reglement van de NAVO Assemblee, nog volwaardig lid, bij gebreke aan een nieuwe Nederlandse delegatie, die de Staten-Generaal na de verkiezingen van 12 september 2012 nog niet had benoemd. De heer Ormel trad in Praag tevens op als delegatieleider. De Eerste Kamer werd vertegenwoordigd door de leden Van Kappen (VVD), Knip (VVD) en Martens (CDA).

Deze jaarvergadering stond in het teken van de uitbreiding van de NAVO. Precies tien jaar geleden, in 2002, had in hetzelfde congrescentrum als waar deze vergadering werd gehouden, de historische NAVO-top plaatsgevonden, waarop was besloten zeven nieuwe landen uit te nodigen om tot de NAVO toe te treden (Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië, Slowakije, Slovenië). Om het «open-deur-beleid» van de Alliantie te benadrukken, waren op initiatief van president Lamers voor deze jaarvergadering de presidenten van Montenegro en Georgië, de minister-president van Macedonië en een lid van het Presidentschap van Bosnië uitgenodigd. Voorts stonden de debatten in de Assemblee mede in het teken van een brief die de Amerikaanse delegatieleider Turner van tevoren aan de leden had gestuurd. Daarin sprak hij zijn zorg uit over wat hij percipieerde als een afnemend draagvlak in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden voor de trans-Atlantische band. De reden hiervoor was naar zijn mening gelegen in de opvatting van een deel van het Amerikaanse Congres dat de Europese bondgenoten te weinig (financieel en materieel) zouden bijdragen aan hun eigen veiligheid. De heer Turner en zijn collega’s riepen de Europese parlementariërs op om meer solidariteit te tonen en de lasten van het bondgenootschap eerlijker te verdelen. De heer Knops presenteerde in Praag de definitieve versie van zijn rapport over NAVO-operatie Ocean Shield, de bestrijding van piraterij voor de kust van Somalië.

Op vrijdag 9 november is de delegatie op de residentie van de Nederlandse ambassadeur ontvangen door de tijdelijk zaakgelastigde, de heer Christoffer Jonker. Hij heeft de leden een uitstekende briefing gegeven over actuele maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in Tsjechië, waarvoor de delegatie hem zeer erkentelijk is.

NAVO-Rusland Parlementaire Commissie

Net als de vorige keer ging de vergadering van het Standing Committee met de Russische delegatie niet over de relatie van de NAVO met Rusland. In plaats daarvan was professor Jing Men van het College of Europe in Brugge uitgenodigd om haar visie op China als opkomende militaire grootmacht te geven. Zij beschouwde de binnenlandse hervormingen in China in het licht van het 18e partijcongres, dat op dat moment in Bejing plaatsvond. Tot in de jaren tachtig was China voorbereid op oorlog en investeerde dan ook voornamelijk in het leger. Pas vanaf de jaren zeventig is er ook in infrastructuur geïnvesteerd. Met het lidmaatschap van belangrijke internationale organisaties als de VN en de WTO heeft China belang bij handhaving van het huidige internationale systeem. Maar het land zou daarin graag hervormingen zien om meer invloed te krijgen op de besluitvorming. Hoewel de internationale veiligheidssituatie ingewikkelder is geworden, is de veiligheidssituatie in de Aziatische «Pacific» juist vrij stabiel. Vanwege de eigen verdere ontwikkeling heeft China ook geen baat bij regionale conflicten. De belangrijkste interne veiligheidsproblemen betreffen Taiwan, Tibet en maatschappelijke onrust; de belangrijkste externe veiligheidsproblemen voor China zijn Japan, Noord-Korea, de Zuid-Chinese zee en de ontwikkelingen in de MENA-regio. China heeft zichzelf in de komende periode drie opdrachten gegeven: de bevordering van modernisering, nationale hereniging en het veiligstellen van wereldvrede. Ten aanzien van de situatie in Syrië opereert China voorzichtig, ook in de Veiligheidsraad. Het land heeft de indruk dat de steun die het vorig jaar gaf aan de boycott van Libië, niet voldoende door het Westen is gewaardeerd en is terughoudend om weer dergelijke steun te verlenen.

Commissievergaderingen

Op zaterdag 10 en zondag 11 november werden in totaal vijftien rapporten besproken in de vijf vakcommissies van de Assemblee. Tijdens de Voorjaarszitting in Tallinn waren deze rapporten in een eerste ronde al gepresenteerd. Er zijn in totaal acht resoluties opgesteld, waarover na bespreking in de commissies plenair gestemd werd. Een samenvatting van de presentaties volgt hieronder:

Politieke Commissie

  • The Arab Spring: Implications for Euro Atlantic Security (rapporteur: Assen Agov, Bulgarije): De Bulgaarse parlementariër analyseerde de recente volksprotesten in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, die bekend staan als de Arabische Lente. Waar langdurige sociaal-economische problemen en demografische druk aanleiding gaven tot demonstraties in Tunesië begin 2011, waren deze demonstraties zelf vervolgens het begin van een reeks volksprotesten, die het politieke en veiligheidslandschap in de regio sterk veranderd hebben. Het NAVO-beleid voor de regio is daarmee voor een aantal nieuwe uitdagingen komen te staan. Sommige daarvan bestonden al langer, zoals terrorisme, illegale immigratie, onzekerheid in de energievoorziening en sektarisch geweld. Maar deze dreigingen staan in een nieuw licht nu de potentie voor regionale instabiliteit enorm is toegenomen. Op lange termijn zouden er meer legitieme en stabiele regeringen in de regio kunnen komen, waarmee beter kan worden samengewerkt in de bestrijding van deze dreigingen, hoopte de rapporteur. Met Libië in het bijzonder zou een NAVO-partnerschap wellicht mogelijk zijn.

  • Afghanistan and Southwest Asian Security (rapporteur: Daniel Bacquelaine, België): In dit rapport werd de stand van zaken beschreven in de transitie van veiligheid, bestuur en ontwikkeling van ISAF naar de Afghaanse overheid. De Afghaanse veiligheidstroepen nemen de verantwoordelijkheid voor een steeds groter gebied in Afghanistan, maar de vraag blijft of zij de veiligheid in het hele land kunnen garanderen vanaf 2014. Ook is onduidelijk hoe lang de internationale gemeenschap bereid zal zijn deze troepen te blijven subsidiëren. Buitenlandse hulp is de belangrijkste motor achter economische groei in het land. Nu deze hulp in de komende jaren zal afnemen, wordt de onzekerheid hierdoor bevorderd. De belangen en het beleid van regionale actoren zullen de ontwikkelingen in Afghanistan verder beïnvloeden. Met name de houding van Pakistan is van belang, dat een lange en poreuze grens met het land deelt. Maar ook de Centraal-Aziatische landen spelen een belangrijke rol. In de resolutie die uiteindelijk bij dit rapport werd aangenomen wordt de NAVO opgeroepen Afghanistan niet uit het oog te verliezen na 2014 en aan te sturen op meer samenwerking met Pakistan.

  • Budget Constraints: A Challenge to Alliance Cohesion? (rapporteur: John Dyrby Paulsen, Denemarken): De Deense rapporteur beschreef hoe de defensiebezuinigingen als gevolg van de financieel-economische crisis de transformatie van de NAVO-strijdkrachten aanzienlijk bemoeilijken. Dit geldt met name voor de Europese bondgenoten, die jarenlang ondergeïnvesteerd hebben in defensiemateriaal. Volgens de heer Paulsen leidt deze situatie tot een beperking van de militaire capaciteit van de NAVO, waardoor zij minder adequaat kan reageren op nieuwe veiligheidsdreigingen. Daarnaast vermindert de cohesie tussen de NAVO-lidstaten en komt de vraag hoe de lasten eerlijk verdeeld worden, open op tafel te liggen. Het concept van «smart defence» past in dat opzicht in deze tijd, vond de rapporteur, maar het moet nog maar blijken of hiermee daadwerkelijk de defensiesamenwerking tussen de lidstaten verbeterd wordt.

Commissie voor wetenschap en technologie

  • Unmanned Aerial Verhicles: Opportunities and Challenges for the Alliance (rapporteur: Pierre Claude Nolin, Canada): Dit rapport betrof een analyse van de wijze waarop de inzet van «drones» (onbemande luchtvaartuigen) oorlogvoering verandert. In het komende decennium zullen de uitgaven aan «drones» verdubbelen, voorspelde de Canadese senator. Met alle voordelen die deze technologie biedt, brengt zij toch een aantal nadelen en kwetsbaarheden met zich. Wat zijn de juridisch-ethische implicaties van de inzet van «drones» in gebieden waar niet actief gevochten wordt? Daarnaast kan door de inzet van «drones» het risico weggenomen worden dat er eigen troepen sneuvelen. Daarmee heeft een staat meer mogelijkheden om een potentiële vijand te bedreigen en wordt de drempel om in een gewapend conflict te stappen lager. Rapporteur Nolin beschreef in zijn rapport de strategisch gevolgen van dit nieuwe wapen en de wijze waarop dit in NAVO-operaties wordt ingezet.

  • Nuclear Energy after Fukushima (rapporteur: Philippe Vitel, Frankrijk): Na de ramp met de Japanse kerncentrale Fukushima heeft het publieke vertrouwen in de veiligheid van kernenergie een dieptepunt bereikt. Voor het ongeluk vertrouwden veel landen in grote mate op deze vorm van energie, maar na Fukishima zijn projecten voor nieuwe kerncentrales afgeblazen en bestaande installaties worden eerder dan gepland, uit bedrijf genomen. De heer Vitel wees erop dat een aantal belangrijke landen het commitment aan kernenergie desondanks heeft hernieuwd, zoals China, Frankrijk, Rusland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Turkije. Kernenergie wordt door die landen ingezet om energievoorzieningszekerheid en milieuveiligheid te realiseren. Ook opkomende landen, zoals Egypte en Indonesië, overwegen in te zetten op kerncentrales. De rapporteur schetste een aantal recente ontwikkelingen in nucleaire technologie en hun mogelijke impact op nucleaire energiepolitiek.

  • The Iranian Nuclear Programme: Gauging Iran’s Intentions (rapporteur: David Scott, Verenigde Staten): De Republikeinse afgevaardigde vond dat de internationale gemeenschap volledig zou moeten inzetten op een diplomatieke oplossing van het conflict over het kernprogramma van Iran. En om diplomatie kracht bij te zetten, zouden er sancties moeten worden voorbereid, als Iran weigert om serieus het gesprek aan te gaan met de P5+1, de permanente leden van de Veiligheidsraad plus Duitsland. Hij riep Iran op om zonder dralen uitvoering te geven aan de Veiligheidsraadresoluties die over de kwestie zijn aangenomen en verifieerbaar aan te tonen dat het kernprogramma uitsluitend vreedzame doeleinden heeft. In zijn rapport schetste de heer Scott de laatste technologische ontwikkelingen in het kernprogramma en gaf hij een gedetailleerd overzicht van de plekken en faciliteiten die aan dit programma verbonden zijn. Voorts deed hij enkele aanbevelingen om het vertrouwen tussen de P5+1 en Iran te verbeteren.

    Mevrouw Martens benadrukte in een reactie op dit rapport dat het echte probleem niet zozeer is dat Iran een kernprogramma heeft, als wel dat het dit programma mogelijk kan inzetten voor de productie van nucleaire wapens. Er is reden om hierover bezorgd te zijn, vond zij, en om actief in te zetten op diplomatie. Aangezien diplomatieke middelen tot nu toe geen bevredigend resultaat brengen, is de vraag gerechtvaardigd of er ook andere manieren zijn om tot zo’n resultaat te komen. Volgens mevrouw Martens is er een rol voor de NAVO om bij te dragen aan de bevordering van verdere onderhandelingen om escalatie in de regio te voorkomen. Zij sprak haar steun uit voor de resolutie van de heer Scott, waarin Iran werd opgeroepen om de onderhandelingen voort te zetten en inspecteur van de IAEA toe te laten.

Commissie voor de civiele dimensie van veiligheid

  • Consolidating the Revolutions in North Africa (rapporteur: Ulla Schmidt, Duitsland):

    Met een focus op Tunesië, Libië, Egypte, Algerije en Marokko beschreef mevrouw Schmidt de interim--regeringen, verkiezingsprocessen, de opkomst van nieuwe politieke actoren en de mensenrechtensituatie in de landen van de Arabische Lente. Hoewel de meeste van de veranderingen in deze landen volgens haar positief waren, in de zin dat de regeringen nu meer verantwoording schuldig zijn aan hun bevolking, vond zij dat de internationale gemeenschap alert moet blijven. Zodra politieke vrijheden, seksegelijkheid of andere fundamentele mensenrechten bedreigd worden, zou de Euro-Atlantische gemeenschap volgens haar meteen moeten reageren. Het Westen moet af van het idee dat er «goede» en «slechte» dictators bestaan en alleen steun verlenen aan overheden die gebaseerd zijn op betrokkenheid, mensenrechten, waardigheid en gelijke kansen. De nieuwe regimes moeten vertrouwen winnen door een intensieve dialoog met het Westen aan te gaan, vond zij.

  • The Forces of Change and Continuity in Russia: Domestic and International Implications (rapporteur: Lucio Malan, Italië): De Italiaanse parlementariër beschreef de ontwikkelingen in Rusland sinds de parlements- en presidentsverkiezingen van eerder dit jaar. Een opkomende middenklasse en een sterkere «civil society» hebben tot een groter burgerlijk bewustzijn geleid. In deze context kan verdere repressie door het regime alleen maar tot een nieuwe golf van protesten leiden, aldus de heer Malan. Het politieke systeem heeft geleidelijke liberalisering nodig, met meer maatschappelijke participatie. De beginnende dialoog tussen alle grote politieke spelers in Rusland noemde de rapporteur een welkome stap. Maar aarzelende pogingen om het politieke systeem te democratiseren leken volgens hem te worden doorkruist door recente beslissingen, die haaks op liberalisering lijken te staan. De Euro-Atlantische gemeenschap moet de dialoog met Rusland voortzetten en verbreden, vond de heer Malan, maar daarbij mogen de democratische waarden en principes waarop de NAVO gestoeld is, niet vermeden worden.

  • The Movements of People across the Mediterranean: New Trends and Challenges (rapporteur: Vitalino Canas,Portugal): Met name de Euro-Mediterrane landen hebben het zwaar te stellen gehad met de grote toename in het aantal vluchtelingen uit de MENA-regio in de eerste helft van 2011, vertelde de Portugese parlementariër. Deze situatie heeft ook de Europese solidariteit getest, vond hij. Maar er is aangetoond dat de Europese landen de capaciteit hebben om in dergelijke crises samen te werken. Migratie heeft onmiskenbaar positieve kanten en kan economische groei stimuleren, maar de ontvangstcapaciteit van Europa moet niet vergeten worden, aldus de heer Canas. Ook zou er bij het beheer van migratiestromen meer aandacht aan mensenrechten moeten worden besteed. De NAVO heeft geen mandaat om zich met vraagstukken van migratie en vluchtelingen bezig te houden. Maar de Alliantie kan wel een bijdrage leveren aan het beheersbaar houden van deze problemen, bijvoorbeeld in de vorm van haar Mediterrane Dialoog-programma’s. Daarnaast voldoen strijdkrachten die ingezet worden onder de NAVO aan hun internationale verplichtingen door mensen in nood op zee te redden. In de afgelopen jaren zijn er aldus 600 vluchtelingen door de NAVO opgepikt.

Commissie voor defensie en veiligheid

  • The Challenge of Piracy: International Response and NATO’s Role (rapporteur: In zijn rapport beschreef de heer Knops de laatste ontwikkelingen op het gebied van piraterijbestrijding sinds de Voorjaarszitting van mei 2012. In de eerste helft van het jaar was het aantal incidenten flink afgenomen, stelde hij. De positieve resultaten van de internationale piraterijbestrijding worden zichtbaar. EU-operatie Atalanta en NAVO-missie Ocean Shield, opereren naast elkaar in de regio, waarbij de EU-operatie de meest robuuste is. Sinds maart 2012 mogen EU-troepen, met instemming van de Somalische regering, zelfs aan land opereren om piratennesten aan te pakken. Volgens de heer Knops was het belangrijk om dubbelingen met de EU-operatie te vermijden, maar hij suggereerde dat er mogelijk een psychologisch voordeel uit kan gaan van operaties aan land. Hoe dan ook is Ocean Shield een belangrijke operatie om het maritieme profiel van de NAVO te versterken. De heer Knops toonde zich positief over de politieke ontwikkelingen in Somalië, waar een nieuw parlement en een nieuwe regering waren geïnstalleerd en in september presidentsverkiezingen hadden plaatsgevonden, de eerste sinds 1991. Het politieke debat over het rapport spitste zich verder toe op de vraag of het wenselijk is dat piraterij bestreden wordt met particuliere beveiligers. Daarover bestaat geen consensus binnen de NAVO. Het debat over de juridische kaders waarbinnen die inzet gepleegd zou moeten worden, woedt in veel lidstaten. Samen met Nederland zijn Frankrijk, België en Portugal tegen de inzet van particuliere beveiliging; Duitsland, Italië, Noorwegen, Spanje, het VK en Denemarken staan deze inzet incidenteel toe, maar bevinden zich in een juridische grijze zone. Het debat hierover moet Alliantiewijd gevoerd worden, vond de heer Knops, om tot een gezamenlijke aanpak te komen. In reactie op een interventie van de Portugese delegatie stelde de heer Knops dat de vraag te ingewikkeld is om met een simpel «voor» of «tegen» te beantwoorden. Nuance is op zijn plaats in deze discussie: hijzelf neigde ernaar het geweldsmonopolie bij de staat te laten, maar hij had wel degelijk begrip voor bedrijven die hun eigen personeel gaan bewapenen.

    Het debat over de inzet van particuliere piraterijbestrijding werd verder gevoerd naar aanleiding van presentaties van de heer Van Eerten, directeur

    Operaties & Offshore van de Rotterdamse rederij Jumbo. Hij gaf het perspectief van een scheepseigenaar op piraterij. Hij bepleitte een wereldwijde standaard voor particuliere beveiligers en betere afspraken over hun in- en uitscheping in havens. Ook de standaard voor vervoer en beheer van wapens moet internationaal geuniformeerd worden, vond hij. Tot slot vroeg hij om meer duidelijkheid over de juridische positie van de kapitein vis-à-vis de militairen of particuliere beveiligers die op hij op zijn schip heeft. De Franse vice-admiraal Canova, een voormalige commandant van de EU-missie Atalanta, kreeg van de heer Knops de vraag in hoeverre het verstandig is om relatief zwaar militair materieel in te zetten voor relatief lichte activiteiten als de bescherming van schepen. De vice-admiraal antwoordde hierop dat militairen van de EU en de NAVO gebruik maken van hetgeen zij aangeboden krijgen door de lidstaten. Het is aan de lidstaten om te bepalen waarmee zij piraterij willen bestrijden; militairen doen daarmee vervolgens hun best.

    De heer Van Kappen vroeg tot slot aan de heer Knops hoe hij aankeek tegen de mogelijkheid dat piraten banden ontwikkelen met terroristische organisaties. Er bestaan immers al connecties met georganiseerde misdaad en vandaar lijkt het een kleine stap naar maritiem terrorisme. De heer Knops erkende dit. Hij had daar in zijn rapport geen nadere analyse van gemaakt, maar benadrukte het belang om dit fenomeen goed te blijven volgen. Het draait daarbij om de financiering van piraterij door terroristische netwerken. Maritiem terrorisme bestaat in feite al, zo besloot hij.

  • Afghanistan: Towards 2014 and beyond (rapporteur: Sven Mikser, Estland): De heer Mikser analyseerde de operationele vooruitgang in Afghanistan van de NAVO-missie ISAF. De veiligheidstransitie ligt grotendeels op schema, zo zei hij. Afghaanse veiligheidstroepen nemen de verantwoordelijkheid voor een steeds groter gebied in het land. Eind 2014 zal het werk van ISAF vooral bestaan uit het adviseren en ondersteunen van de Afghaanse troepen in plaats van vechten. Niettemin blijft de NAVO-missie ook dan zeer ingewikkeld, aangezien de hardnekkige opstand blijft voortduren en Westerse regeringen onder druk staan om hun troepen na 2014 sneller terug te trekken. De voorwaarden voor betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij Afghanistan na 2014 moeten duidelijk bepaald worden, aldus de Estse parlementariër. Daarbij dienen de «fiscale houdbaarheid» van de Afghaanse veiligheidstroepen en de impact van de terugtrekking van ISAF op de Afghaanse economie in ogenschouw genomen te worden, evenals de kansen op verzoening met de Taliban. Het moet niet uitgesloten worden dat er een beperkte (ondersteunende) veiligheidsrol voor ISAF blijft weggelegd na 2014, besloot de heer Mikser.

  • Matching Capabilities to Ambitions: NATO Towards 2020 (rapporteur: Nicole Ameline, Frankrijk): In een periode van ongekende budgettaire beperkingen moeten NAVO-lidstaten bepalen hoeveel geld zij willen inzetten om de rol van het bondgenootschap, zoals die is beschreven in het Strategisch Concept van 2010, te realiseren. Daarbij speelt ook de discussie over een eerlijke verdeling van de lasten tussen de bondgenoten aan beide zijden van de Atlantische Oceaan. Hoewel collectieve verdediging nog steeds de kerntaak is van de NAVO, heeft de Alliantie zich steeds meer toegelegd op crisisbeheersing en het bevorderen van democratische stabiliteit. Zeker als de NAVO buiten de eigen grenzen missies blijft ondernemen, zal het concept van «smart defence» verder moeten gaan dan een minimalistisch benadering van adaptatie en hervorming, vond mevrouw Ameline. Met name een grotere samenwerking op het gebied van veiligheid tussen de Europese lidstaten is van belang. Het is niet goed als ieder voor zich beslissingen neemt over zijn capaciteiten, stelde zij. Dergelijke besluiten moeten in de context geplaatst worden van een breder politiek debat over de rol van de NAVO in de veiligheid van de 21ste eeuw.

Commissie voor economie en veiligheid

  • Arctic Economic Opportunities, Environmental Obligations and Security Stakes (rapporteur: Jeppe Kofod, Denemarken): De Deense parlementariër boog zich over gevolgen voor economie en veiligheid van het smelten van de Noordpoolkap. Nu deze regio toegankelijker wordt, nemen de belangen van zowel de omringende landen als die van externe machten (EU, NAVO, China) toe. De poolwateren zijn rijk aan koolwaterstofbronnen, mineralen en vis en het internationale bedrijfsleven heeft de economische en toeristische waarde van de regio inmiddels ontdekt. Commerciële investeringen in het poolgebied worden nu nog gehinderd door juridische, technologische en milieubarrières, maar deze worden in rap tempo beslecht. Een goed voorbeeld daarvan is het recente akkoord tussen Rusland en Noorwegen over grensmarkering, waardoor beide landen hun energiepotentieel in de regio kunnen ontwikkelen. De internationale gemeenschap werkt hard aan verbetering van het juridisch regime in het gebied en ook aan effectievere «search-and-rescue»-capaciteiten om te voorkomen dat eventuele spanningen er de regionale stabiliteit en ecologische duurzaamheid ondermijnen. Het poolgebied is een arena geworden voor strategische rivaliteit en potentiële militarisering, aldus de heer Kofod; niet alleen voor de omringende kuststaten, maar ook voor andere spelers. De «Great Game» in het hoge Noorden wordt daarmee onderdeel van wereldwijde geostrategische competitie.

  • The Sources and Implications of the Euro Crisis (rapporteur: John Sewel, Verenigd Koninkrijk): Volgens de Britse parlementariër kent de Eurozone veel fiscale, financiële en structurele problemen, maar ligt er aan de Eurocrisis vooral een gebrek aan vertrouwen ten grondslag van de markt in het politieke besluitvormingsproces van de EU. In een situatie die gekenmerkt wordt door hoge werkloosheid, langzame economische groei, een schuldencrisis en een bankencrisis, zijn Europese leiders niet in de positie gekomen om maatregelen te treffen om de Eurocrisis op te lossen, zoals de instelling van een fiscale unie. In zijn rapport analyseerde de heer Sewel de achtergrond van reddingsoperaties van banken en andere maatregelen, die wel genomen zijn. Een centrale vraag voor Europa is hoe lang democratieën een hoge werkloosheid kunnen verdragen (> 10% in de Eurozone), zonder dat er een fatale politieke reactie plaatsvindt tegen de heersende monetaire orde. Verdergaande bezuinigingen kunnen leiden tot afname van de economische groei en lagere belastinginkomsten. De Britse rapporteur riep de Eurolanden op hun gezamenlijke munt niet op te geven, maar in plaats daarvan de systematische gebreken ervan te adresseren. Ook onderstreepte hij het belang van een democratische dialoog in maatschappijen, die gevraagd worden grote offers te brengen om hun geloofwaardigheid voor de markt te behouden.

  • The Arab Uprisings: Economic Dimensions and Challenges (rapporteur: Uwe Karl Beckmeyer, Duitsland): In zijn rapport concentreerde de Duitse parlementariër zijn aandacht op de relatie tussen economische omstandigheden en politieke verandering in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De belangrijkste oorzaak achter de dramatische politieke omwentelingen in deze regio moet gezocht worden in het onvermogen van de overheden om de economische vooruitzichten voor hun bevolking te verbeteren. Diepe economische frustratie vormde de kern van de initiële protesten. De heer Beckmeyer identificeerde verschillende overeenkomsten tussen de landen in de regio, die economische groei in de weg stonden: lage economische groeicijfers, slechte economische integratie, handelsbarrières, laag concurrentievermogen, gebrekkige productiviteitsgroei. Grote staatsbemoeienis en overregulering belemmeren commerciële activiteiten eveneens. Al deze factoren hebben tot een maatschappelijk explosieve situatie van hoge werkloosheid geleid, vooral onder hoogopgeleide jongeren. Verder hebben corruptie en vriendjespolitiek de opkomst van een werkelijk autonome private sector verhinderd. De nieuwe regeringen in de regio staan voor een dilemma: de economische groei die van hen verwacht wordt, vergt diepgaande structurele hervormingen, die op korte termijn zeer impopulair zullen zijn. De maatschappelijke consensus die fragiele regeringen in staat moet stellen om deze maatregelen te nemen, ontbreekt momenteel. Maar het uitblijven van hervormingen, zal een voortdurende economische en politieke crisis tot gevolg hebben.

Plenaire vergadering

Tijdens de plenaire sessie werd uitgebreid stilgestaan bij het feit dat het tien jaar geleden was dat de eerste NAVO-top achter het voormalige IJzeren Gordijn plaatsvond. Deze historische top in 2002, die in hetzelfde congrescentrum in Praag plaatsvond als de Annual Session van de Assemblee, nam het besluit om toetredingsonderhandelingen te beginnen met zeven nieuwe kandidaat-lidstaten. Om de symboliek van dit tienjarig jubileum te onderstrepen, had president Lamers de regeringsleiders van vier landen, die ambities hebben om lid te worden van de NAVO, uitgenodigd om te spreken tijdens de sessie: Montenegro, Bosnië-Herzegowina, Georgië en Macedonië.

President Lamers benadrukte in zijn afscheidsspeech de belangrijkste principes van de NAVO Assemblee: dialoog, samenwerking en communicatie. Hij blikte terug op zijn twee jaar als voorzitter van de organisatie, een periode waarin hij vooral had ingezet op het verstevigen van de NAVO-partnerschappen. Hij riep zijn collega’s op de banden met de parlementen van Tunesië en Egypte te herstellen en ook een formele relatie met het Lybische parlement aan te gaan. Hij refereerde aan zijn bezoeken aan Kyrgyzstan en Kazachstan en beschreef de toenadering die onder zijn leiding had plaatsgevonden met de delegatie van het Russische parlement. Vervolgens sprak hij over het belang van goede communicatie vanuit de NAVO en de Assemblee met burgers. Het belang van het bondgenootschap is niet voor iedereen als vanzelfsprekend duidelijk en de noodzaak bestaat voor politici om die te blijven uitleggen. De heer Lamers benadrukte ook de waarde van de goede communicatie die er bestaat tussen de NAVO en de Assemblee en wees erop dat de Trans-Atlantische band zorg en aandacht verdient. Als belangrijkste problemen van het bondgenootschap wees hij op de financieel-economische crisis, de relatie met de EU en de dreiging van cyberaanvallen. Afghanistan en de buurlanden in de regio hebben een blijvend engagement van de Assemblee nodig, vond hij. Hij riep de regimes in Syrië en Oekraïne op tot humaniteit, het regime van Assad door het geweld te stoppen en de regering in Kiev door oppositieleider Timoschenko in een buitenlands ziekenhuis te laten behandelen. Onder verwijzing naar de NAVO-top van 2002 toonde de heer Lamers zich een groot voorstander van uitbreiding van het bondgenootschap; de deur van de NAVO moet openblijven, zo vond hij.

NAVO-secretaris-generaal Rasmussen deed in zijn toespraak een klemmend beroep op de verzamelde parlementariërs om verdere bezuinigingen op defensie te voorkomen. Er is een «defensieherstel» nodig, zo zei hij, en er zal uiteindelijk weer meer aan defensie moeten worden uitgegeven, als het economisch herstel het toelaat. Hij erkende de politieke realiteit dat deze boodschap moeilijk te verkopen is. Maar er is ook een veiligheidsrealiteit en de secretaris-generaal wees erop dat vrijheid niet gratis is. De economische crisis moet geen veiligheidscrisis worden. Terwijl onverwachte nieuwe bedreigingen zich wereldwijd voordoen en alle opkomende grootmachten zich bewapenen, zijn de totale defensieuitgaven van NAVO-bondgenoten sinds 2009 gedaald met 56 miljard dollar. Sinds 1991 is het niet-Amerikaanse deel van de defensieuitgaven binnen de NAVO verminderd van 35% tot 23%. De groeiende kloof tussen Amerika en Europa is onhoudbaar, aldus de heer Rasmussen, omdat die het solidariteitsprincipe aantast. Als Europese landen de benodigde defensiecapaciteiten niet meer kunnen aanschaffen, zal dat het onmogelijk maken om nog op te treden in internationale crisisbeheersing. Op de NAVO-top in Chicago is een visie vastgesteld voor meer capabele, meer compatibele en meer complementaire NAVO-strijdkrachten in 2020, met daaraan gekoppeld de initiatieven Smart Defence en het Connected Forces Initiative. Smart Defence draait om prioritering, specialisatie en multinationale samenwerking. Het Connected Forces Initiative moet zorgen voor een verbetering van de operationele effectiviteit. Multinationale oplossingen zijn ook daar de sleutel, besloot de NAVO-topman, evenals een einde aan de bezuinigingen op defensie.

Resoluties2

De Assemblee nam dit jaar acht resoluties aan, respectievelijk over de democratische transitie in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, over de toekomst van de democratie in de Oostelijke buurlanden van de NAVO, over een succesvolle transitie in Afghanistan, over economie, milieu en veiligheid in het Poolgebied, over de veiligheidsgevolgen van de Eurocrisis, over de agenda van de NAVO na de top van Chicago, en over de ontwikkelingen in Syrië en Iran.

Verkiezing van functionarissen van de Assemblee

De heer Knops is tijdens deze sessie gekozen als voorzitter van de subcommissie voor toekomstige veiligheids- en defensiecapaciteit in de Commissie voor defensie en veiligheid. Mevrouw Eijsink is herkozen voor de termijn van een jaar als vice-voorzitter van deze subcommissie. De Assemblee koos de Britse parlementariër Hugh Bayley als president voor het komende jaar.

De waarnemend voorzitter van de delegatie, Ormel

De griffier van de delegatie, Westerhoff


X Noot
1

Alle relevante documenten van de 58ste jaarvergadering van de NAVO PA zijn te vinden op de website: http://www.nato-pa.int/Default.asp?SHORTCUT=2850

X Noot
2

De resoluties zijn te vinden op de website http://www.nato-pa.int/Default.asp?SHORTCUT=2735

Naar boven