18 106 Voortgang rivierdijkversterkingen

Nr. 203 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juni 2011

In het kader van de Regeling grote projecten bied ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de negentiende Voortgangsrapportage Zandmaas en Grensmaas aan.1 De rapportage bestrijkt de periode van 1 juli 2010 tot en met 31 december 2010.

De projecten Zandmaas en Grensmaas zijn volop in uitvoering en de voorziene productie opgave voor 2010 is ruim gehaald. Door de aanhoudende crisis in de woning- en utiliteitsbouw is de afzetmarkt voor zand en grind afgenomen. Dit heeft gevolgen voor de voortgang van projecten waarbij deze delfstoffen worden gewonnen. Met verschillende uitvoerende partijen vinden dan ook gesprekken plaats over een temporisering van de werkzaamheden. Verderop in deze brief ga ik specifiek in op de stand van zaken bij de Grensmaas.

Voor wat betreft het traject om te komen tot de aanleg van prioritaire kademaatregelen (sluitstukkaden), hebben de Limburgse waterschappen conform afspraak begin februari de plannen van aanpak en beheersplannen voor de planstudies sluitstukkaden ingediend. Deze plannen worden momenteel beoordeeld.

Hoogwater

Het was een werkbezoek onder bijzondere omstandigheden dat ik op 10 januari aan Steijl, Borgharen en Itteren heb gebracht. Door de hoge waterstand waren de dorpen Borgharen en Itteren afgesloten van de buitenwereld en alleen via de inzet van een legertruck te bereiken. Ik heb die dag persoonlijk gezien welke maatregelen tegen het hoge water zijn getroffen en ben onder de indruk van de manier waarop bewoners, Rijkswaterstaat en de andere overheden zijn omgegaan met de hoogwatersituatie. Er is adequaat gereageerd en de veiligheid van de inwoners stond duidelijk voorop. Het is onmiskenbaar dat alle dijkversterkingen en de hogere kades die de afgelopen jaren zijn aangelegd, grotere problemen hebben voorkomen. Aandacht voor de hoogwaterveiligheid blijft echter ook in de toekomst noodzakelijk.

Grensmaas

In de aanbiedingsbrief bij Voortgangsrapportage 18 heb ik u geïnformeerd dat op verzoek van het Consortium Grensmaas een tweetal locaties wordt getemporiseerd. Daarnaast is gemeld dat een extern bureau onderzoek doet naar de aard en de omvang van de door het Consortium gemelde problematiek van de verslechterde markt voor zand en grind en de gevolgen daarvan voor het Grensmaasproject. De conceptrapportage van het onderzoek bevestigt in hoofdlijnen het door het Consortium geschetste beeld dat zonder maatregelen de uitvoering van het project Grensmaas in gevaar komt. Op dit moment ben ik, samen met de andere Convenantpartners (het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de provincie Limburg), in overleg met het Consortium om te bezien wat de mogelijkheden zijn om het project veilig te stellen.

Lateraalkanaal-West.

In de vorige voortgangsrapportage maakte ik melding van een arbitragezaak inzake het retentiegebied Lateraalkanaal-West. De zaak was aangespannen door de opdrachtnemer (de aannemer) omdat er met de opdrachtgever (Rijkswaterstaat) verschil van mening was over extra gemaakte kosten op basis van het voorlopig ontwerp. De Raad van Arbitrage voor de Bouw heeft vonnis gewezen en heeft de Opdrachtnemer grotendeels in het gelijk gesteld. Dit betekent dat Rijkswaterstaat de kosten van de extra maatregelen en de consequenties voor de planning, voor haar rekening moet nemen. De aannemer heeft inmiddels een nieuwe planning voorgesteld waarin de oplevering is verschoven naar medio 2012. Dit is een vertraging ten opzichte van de oorspronkelijke planning van circa 1,5 jaar, maar valt nog wel binnen de realisatie van de hoogwaterdoelstelling in 2015. Deze planning dient formeel tussen opdrachtgever en opdrachtnemer te worden vastgesteld. Op dit moment vindt overleg plaats met de opdrachtnemer over de planning en de extra kosten. Dit betekent dat ik u hierover pas in de volgende voortgangsrapportage kan berichten.

Natuur

In het Regeerakkoord zijn bezuinigingen aangekondigd op de uitgaven voor natuur. Er ligt een voorstel om te komen tot een herijkte Ecologische Hoofdstructuur en de natuuropgave te decentraliseren naar de provincies. Daarnaast ligt er een door uw Kamer aangenomen Motie Koopmans/De Mos (nr. 32 500 XIII, nr. 27) over het niet toepassen van onteigening als instrument voor het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur en het korten van het budget voor de inrichting van nieuwe natuurgebieden.

Voor de bijdrage van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aan de Zandmaas, stelt de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voor om, gezien de budgettaire beperking, afronding van de aankoop van gronden benodigd voor natuurontwikkeling te realiseren door een verschuiving naar het extra faciliteren van particulier natuurbeheer. Deze aanpak past ook in de voorstellen die thans ontwikkeld worden in het kader van de stelselwijziging «natuur en platteland» die de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de komende periode zal uitwerken. In de volgende voortgangsrapportage hoop ik u nader te informeren over de eventuele gevolgen voor de natuurdoelstelling binnen het project Zandmaas. Voor het project Grensmaas wordt nu gekeken naar de mogelijkheden en onmogelijkheden inzake de inzet van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Natuurvriendelijke oevers

Ik heb tijdens de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer toegezegd u nader te informeren over de gevolgen van de natuurvriendelijke oevers voor de scheepvaart. De Minister heeft dat nogmaals bevestigd tijdens het algemeen overleg Binnenvaart op 19 januari 2011 en als antwoord op de motie De Rouwe/Dijkgraaf tijdens het VAO op 23 maart 2011. Hiermee kom ik die toezegging na.

Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het op diepte en breedte houden van de vaarweg, dus ook de vaarwegen waar natuurvriendelijke oevers zijn gerealiseerd.

Rijkswaterstaat houdt bij de realisatie van natuurvriendelijke oevers rekening met verschillende functies, waaronder de vaarwegfunctie. Alle maatregelen voor een natuurlijker watersysteem worden genomen binnen de randvoorwaarden van hoogwaterveiligheid en behoud van het vaargeulprofiel. Dat is ook wettelijk vastgelegd. Werkzaamheden in en langs de vaarweg worden altijd vooraf getoetst aan de Waterwet en daarmee aan gevolgen voor de scheepvaart. Dat houdt in dat van tevoren wordt doorgerekend welke invloed de werkzaamheden zullen hebben op het zomer- en winterbed van de rivier. Voor wat betreft de Maas blijkt uit een in 2002 uitgevoerd onderzoek voor het beheersgebied van Rijkswaterstaat dienst Limburg dat de aanleg van 120 km natuurlijke oevers langs de Maas in de stabiele eindsituatie een geringe bijdrage levert aan de jaarlijkse sedimentvracht die in de vaargeul terechtkomt. Er is dus naar verwachting geen risico voor de scheepvaart. Rijkswaterstaat monitort bij gerealiseerde natuurvriendelijke oevers in de eerste jaren na aanleg mogelijke veranderingen in het vaargeulprofiel door het uitvoeren van metingen, berekeningen en visuele waarnemingen. Deze onderzoeken geven zicht op het erosie- en sedimentatieproces. Indien blijkt dat de sedimentlast lokaal onverantwoord groot is, worden passende maatregelen getroffen om te zorgen dat de beroepsbinnenvaart haar bedrijfsvoering goed kan blijven uitoefenen. Overigens is ter bevordering van de hoogwaterveiligheid door Maaswerken recentelijk ook ter plaatse van de natuurlijke oevers de rivierbodem verlaagd. Daardoor is een grotere diepte ontstaan dan noodzakelijk voor de diepgang van de scheepvaart.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven