17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

29 407
Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten

nr. 358
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2008

Op 15 juni 20061 hebben de toenmalige staatssecretarissen van Financiën en van SZW u een brief gestuurd over de aanpak van malafide uitzendbureaus. In die brief bent u geïnformeerd over de uitvoering van de motie Bruls waarin de Tweede Kamer er bij de regering op aandrong een systeem van vrijwillige certificering en periodieke keuring voor de gehele uitzendbranche (de NEN 4400-1) te ondersteunen. In die brief is ook de stand van zaken van een aantal maatregelen en wetswijzigingen gemeld die ten doel hadden de handhavende instanties meer instrumenten in handen te geven om fraude en illegaliteit terug te dringen. Na 15 juni 2006 bent u geïnformeerd2 zowel over de inhoud van de NEN 4400-1, de voortgang van de zelfregulering en de wijze waarop de overheid de zelfregulering door de branche heeft ondersteund als over het handhavingspakket.

Ondanks het feit dat het NEN-certificaat nog maar een jaar bestaat, kan worden vastgesteld dat het aantal bedrijven dat zich heeft laten certificeren in dit jaar fors is gegroeid.3

Tevens wordt geconstateerd dat ondanks de toename van het aantal gecertificeerde uitzendbureaus het aantal malafide uitleners in deze branche nog altijd hoog lijkt te zijn en inleners en uitzendbureaus niet altijd bekend zijn met het bestaan van het NEN-certificaat. Ondanks de private inspanningen is het voor de sector niet mogelijk om grip te krijgen op het malafide deel. Kabinet en sociale partners hebben tijdens het voorjaarsoverleg aangekondigd samen met de uitzendbranche te bezien op welke wijze zelfregulering, onder andere via het door de branche ontwikkelde keurmerk, verder tot stand kan komen. Besluitvorming daaromtrent is ook van belang voor het al dan niet openstellen van de arbeidsmarkt voor werknemers uit Roemenië en Bulgarije. Hierover moet uiterlijk eind 2008 worden besloten.

Ik ga in deze brief, mede namens de staatssecretaris van Financiën, allereerst in op de ontwikkelingen m.b.t. fraude en illegaliteit in de uitzendbranche en met name op de vraag of het pakket van maatregelen van de overheid en de branche zelf ter bestrijding van illegaliteit en fraude heeft geleid tot de beoogde trendbreuk. De toenmalige staatssecretarissen van Financiën en SZW hadden u toegezegd u daarover in 2008 nader te informeren. Met de onderhavige brief geef ik uitvoering aan deze toezegging.

Het is lastig om de werkelijke omvang van de fraude en illegaliteit in de uitzendbranche vast te stellen. Betrouwbare harde gegevens over het nalevingsniveau op het gebied van fiscaliteit en illegale tewerkstelling in de uitzendsector ontbreken. Dat bleek ook al uit het onderzoek «Naleving van de wet arbeid vreemdelingen 2006», dat op 19 oktober 2007 naar de Tweede Kamer1 is gezonden. Daarin is gemeld dat het belangrijk blijft om te weten of het handhavingsbeleid tot de juiste effecten leidt en is nader beraad aangekondigd op alternatieven om de naleving van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) in beeld te brengen. Hierover wordt u geïnformeerd in de Integrale Rapportage Handhaving 2007, die u eind augustus zult ontvangen. De schattingen van het aantal malafide uitzendbureaus lopen uiteen. ABU schat dat het aantal malafide uitzendondernemingen de laatste jaren is toegenomen van ruim 5000 in 2004 tot 6000 in 2006 en becijferde in 2006 dat de overheid jaarlijks 260 mln euro aan sociale premies en belastingen misloopt. De ABU baseert zich daarbij op inschattingen van mensen uit de praktijk.2 De VIA schat het aantal malafide uitzendbureaus in Nederland op 1500.3 In verschillende onderzoeken is getracht malafiditeit in beeld te brengen.4

1. Stand van zaken verbetering handhavingspakket

Het voorgenomen pakket van maatregelen is grotendeels tot stand gebracht. De samenwerking tussen toezichthoudende en opsporende instanties is verder verbeterd. AI, Belastingdienst, SIOD en FIOD werken intensief samen en wisselen gegevens uit. Waar mogelijk wordt samenwerking gezocht met sociale partners.

Voor een overzicht van het totale pakket maatregelen ter bestrijding van fraude en illegaliteit, zie bijlage 1.5 Daarin is ook ingegaan op de wijzigingen:

– De IND heeft, na succesvolle samenwerking met de Arbeidsinspectie, de reeds bestaande website www.identiteitsdocumenten.nl met ingang van januari 2008 aangepast en uitgebreid met alle relevante Europese identiteitsbewijzen, inclusief de echtheidskenmerken. Deze site biedt een zeer nuttig en laagdrempelig hulpmiddel aan werkgevers om aan hun verificatieplicht te voldoen. Het risico op identiteitsfraude en illegale tewerkstelling wordt hierdoor verkleind.

– Er is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om in de Wav te bepalen dat de werkgever moet aantonen dat degene die voor hem werkt een zzp-er is en geen werknemer. Dit zou echter een onevenredig zwaar middel zijn in de onderhavige situaties waardoor de juridische houdbaarheid bij de rechter twijfelachtig is. Daarom is hiervoor niet gekozen. Eind 2006 is de medewerkingsplicht in de Wav geïntroduceerd. Dit betekent dat werkgevers gevorderd kunnen worden hun medewerking te verlenen aan de vaststelling van de identiteit van werknemers op de werkplek. De boete voor een werkgever die niet meewerkt aan het vaststellen van de identiteit van een persoon is gelijk aan de boete voor illegale tewerkstelling.

2. Stand van zaken zelfregulering

Ontwikkeling en bereik zelfregulering door de branche

De NEN-norm 4400-1 is in mei 2006 gereedgekomen en door certificatie-instellingen gehanteerd om inspecties uit te voeren bij uitzendondernemingen en (onder)aannemers van werk.

Begin 2007 kwam het nieuwe register van de Stichting Normering Arbeid (SNA) tot stand. Een ieder (dus ook de inlener) kan via de website van de SNA checken of een uitzendbureau gecertificeerd is of niet. De ondernemingen die in het register staan worden in principe tweemaal per jaar door een van de zes geaccrediteerde certificatie-instellingen gecontroleerd, op basis van de eisen in NEN 4400-1. Het behalen van een NEN 4400-1 certificering is vrijwillig. Uit de gegevens van de SNA blijkt dat het aantal gecertificeerde en geregistreerde ondernemingen veel groter is dan het aantal ondernemingen dat bij de branches als lid is aangesloten en ook gestaag groeit.

Aantal gecertificeerde en geregistreerde ondernemingen1

1 april 200728 maart 2008
1 02321 503

1 Onderstaande gegevens zijn ontleend aan Stichting Normering Arbeid, maart 2008.

2 Circa 1100 ondernemingen zijn door de bestaande registers, zoals SFT, BR, RIA en SVU, overgedragen aan het nieuwe Register Normering Arbeid. Na opschoning en ontdubbelen stonden bij de start per 1 april 2007 1023 gecertificeerde ondernemingen in het Register Normering Arbeid.

Gemeten vanaf het moment dat het register tot stand kwam is in een jaar een groei gerealiseerd met 480 gecertificeerde ondernemingen, ofwel 47%.

Op 1 maart 2008 waren er 151 ondernemingen die zich hadden aangemeld voor certificatie en registratie. Van de ondernemingen die zich in de periode 1 april 2007 tot 1 maart 2008 hebben aangemeld (712) heeft ca. 64% het certificaat behaald.

De uitzendbranche heeft er bij sociale partners op aangedrongen om afspraken te maken over het verplicht in zee gaan met gecertificeerde bedrijven door inleners. Volgens de SNA en de FNV is inmiddels in 45 (van de circa 800) cao’s een bepaling opgenomen of bestaat het voornemen om tot een dergelijke bepaling te komen.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft begin 2008 150 cao’s bekeken. In deze steekproef werden 22 cao’s aangetroffen, merendeels uit de zogeheten «risicosectoren», met afspraken met een verplichting of aanbeveling om gebruik te maken van een gecertificeerd uitzendbureau.

Uit het onderzoek in opdracht van SZW van Regioplan «De Europese grenzen verlegd» komt naar voren dat 66% van de uitzendbureaus die arbeidsmigranten uit de MOE-landen uitzenden, niet bekend is met de NEN 4400-1 norm.

Ca. 2/3 van de geënquêteerde inlenende werkgevers die MOE-landers inlenen weet niet of het uitzendbureau waarmee gewerkt wordt over een NEN 4400-1 beschikt, 59% van de inlenende werkgevers is niet bekend met NEN 4400-1. Slechts 13% van de uitzendbureaus waarmee werd samengewerkt was in het bezit van dit NEN-certificaat. Op dit moment is de NEN-norm 4400-2, die speciaal bedoeld is voor in het buitenland gevestigde uitzendbureaus, bijna gereed. Dit kan bijdragen aan een verdere bekendheid met en versterking van het certificaat.

3. Samenwerking Belastingdienst en branche

Er heeft regelmatig overleg plaatsgevonden met de vertegenwoordiging uit de branche en de SNA om de voortgang en de toepassing van de NEN-norm te bespreken. Deze overleggen hebben geleid tot een goede samenwerking tussen de branche en de Belastingdienst die uitmondde in een drietal convenanten tussen SNA en Belastingdienst. Hiermee wil de Belastingdienst invulling geven aan horizontaal toezicht.

In mei 2007 is tegelijk met de inwerkingtreding van het register van de gecertificeerde uitzendondernemingen een eerste convenant in werking getreden dat ziet op het – via de SNA – geautomatiseerd verstrekken aan de certificerende instellingen van enkele bij Belastingdienst/Centrale Administraties bekende gegevens (openstaande schulden en niet gedane aangiftes loonheffing en omzetbelasting). De SNA had hier om verzocht ter versterking van de informatiepositie van de certificerende instellingen bij de risicoselectie die voorafgaat aan de timing van de frequentie van de audits door de certificerende instellingen. Het proces van de gegevensverstrekking aan de SNA functioneert goed. De verstrekte gegevens beantwoorden aan de verwachting bij te dragen aan een juiste risicoselectie bij de certificerende instellingen.

In het najaar van 2007 zijn nog twee convenanten afgesloten tussen de Belastingdienst en de SNA. Eén convenant zorgde er voor dat gecertificeerde uitzendondernemingen voortaan sneller en efficiënter sofinummers voor buitenlandse werknemers kunnen aanvragen. Uitzendondernemingen en aannemers van werk zoals loonbedrijven en installatiebureaus die zijn opgenomen in het Register Normering Arbeid van de SNA, hoeven voor het aanvragen van een sofinummer voor een buitenlandse uitzendkracht niet meer met de werknemer naar het belastingkantoor te gaan. Doordat ook de uitgifte sneller verloopt, kunnen pieken in de aanvraag van sofinummers voor deze werknemers beter worden opgevangen. De gecertificeerde ondernemingen nemen een groot deel van de basiscontrole op zich. Bij twijfel kan de Belastingdienst op verzoek van de uitzendonderneming alsnog de gegevens van de werknemer toetsen. Op korte termijn zal dit convenant worden geëvalueerd.

Het tweede convenant dat in het najaar van 2007 is afgesloten maakt het mogelijk dat gecertificeerde uitzendondernemingen – via de SNA – meldingen van malafide buitenlandse intermediairs en werknemers direct aan de Belastingdienst kunnen doorgeven. De opzet is dat de Belastingdienst zo bruikbare en concrete tips krijgt over buitenlandse intermediairs die zwart personeel naar Nederland uitzenden. De gemelde informatie wordt niet alleen gebruikt voor fiscale doeleinden, maar gaat ook concurrentievervalsing tegen. De eerste indrukken zijn dat er waardevolle informatie wordt verstrekt die tot concrete vervolgacties bij de Belastingdienst leiden. Ook dit convenant zal op korte termijn worden geëvalueerd.

Het is de ervaring van de Belastingdienst dat zo nu en dan NEN gecertificeerde ondernemingen het vertrouwen schenden of in het verleden hebben geschonden. De SNA staat er open voor om dergelijke signalen van de Belastingdienst te ontvangen en daar een adequaat vervolg aan te geven. Het voornemen is om daar binnen afzienbare termijn concrete werkafspraken over te maken tussen de Belastingdienst en de SNA. Hiermee kan de kwaliteit van de NEN 4400-1 verder worden versterkt.

4. Resultaten van handhaving

Naleving WAV en WML

De AI houdt bij haar inspecties rekening met het certificaat. Vanaf 2008 worden gecertificeerde uitzendbureaus alleen indien daar aanleiding toe bestaat gecontroleerd. Via inspecties bij de inlener komt de AI ook gecertificeerde uitzendbureaus op het spoor. Zodoende beschikt de AI over een beeld van de naleving door zowel niet- als wel-gecertificeerde uitzendbureaus.

De AI heeft in 2007 in het project intermediairs de uitzendbureaus gecontroleerd op de naleving van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) en de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. De AI maakt in haar resultaten onderscheid tussen gecertificeerde en niet-gecertificeerde bedrijven. Bij 11% van de gecontroleerde gecertificeerde en 16% van de gecontroleerde niet-gecertificeerde bureaus heeft de AI een of meerdere overtredingen van de Wav/WML geconstateerd. Bij gecertificeerde intermediairs gaat het iets vaker om overtredingen van de administratieve verplichtingen uit de Wav en bij niet-gecertificeerden vaker om het ontbreken van de vereiste tewerkstellingsvergunning. Hoewel inspecties hebben plaatsgevonden op basis van een risicoanalyse en niet representatief zijn voor de hele branche, geeft deze uitkomst aan dat het certificaat niet altijd garantie biedt dat naleving van wetgeving op orde is.

Ondernemingen die niet aan de wettelijke vereisten voldoen worden door de SNA uit het register verwijderd. Inmiddels zijn 83 ondernemingen geschorst/uitgeschreven uit het Register Normering Arbeid. Van dit aantal heeft 17% daartegen bezwaar ingediend bij de certificatie-instelling.

Door een verbeterde gegevensuitwisseling tussen de brancheorganisaties in het uitzendwezen en de AI, en tussen de AI en bijvoorbeeld de SIOD en de Belastingdienst, verwacht de AI meer gerichte inspecties te kunnen doen bij mogelijk malafide intermediairs.

Landelijke actie inlenersaansprakelijkheid door de Belastingdienst

De inlenersaansprakelijkheid op grond van de Invorderingswet 1990 geeft de ontvanger de bevoegdheid om inleners aansprakelijk te stellen voor de niet betaalde loonheffing en omzetbelasting over de inlening. Het is een complex en bewerkelijk werkproces.

De landelijke actie inlenersaansprakelijkheid had als doel de slagkracht van dit instrument te versterken door het ontwikkelen van landelijke coördinatie van aansprakelijkstellingen in het kader van het Toezichtsplan 2007. De landelijke actie is in het voorjaar 2007 gestart en richtte zich op aansprakelijkheidsonderzoeken bij inleners van failliete uitzendbureaus. Uit uitzendbureaus die in de periode 2002 t/m 2006 failliet zijn gegaan, dan wel strafrechtelijk zijn vervolgd, werden 124 niet-gecertificeerde uitzendbureaus geselecteerd. Op basis van onderzoeken bij deze bureaus werden tot nu toe circa 1000 inleners aansprakelijk gesteld voor een gezamenlijk bedrag van circa 25 miljoen euro.

De bevindingen van de landelijke aanpak (bijlage 2)1 geven aanleiding tot de volgende conclusies en voornemens.

– De vraag rijst of aan een verklaring inzake het betalingsgedrag wel het risicobeperkende effect mag worden toegeschreven dat de inlener veronderstelt. Anderzijds blijkt uit vaste jurisprudentie dat – bijvoorbeeld onder tijdsdruk – ten onrechte afgegeven «schone» verklaringen kunnen leiden tot een beperking van de aansprakelijkheid voor tijdvakken gelegen voor de afgifte van de verklaring. Daarmee vormt de afgifte van de verklaring ook een risico voor de belastingontvanger. Deze ontwikkelingen geven aanleiding een studie te doen naar de effectiviteit van de bestaande verklaringen betalingsgedrag. Daarbij zal het afschaffen van de verklaring betalingsgedrag in de huidige vorm als optie worden meegenomen.

– De ontwikkeling bij de verweren bij het opleggen van aansprakelijkstellingen zullen worden gemonitord. Als uit deze monitoring het vaste patroon blijkt dat die verweren geen redelijk doel dienen en vooral gebruikt worden om zand in de machine te strooien zal met nadere maatregelen worden bijgestuurd.

– In hoofdstuk VII Invorderingswet 1990 zal een bepaling worden opgenomen waarin buiten twijfel wordt gesteld dat ook bij een voorgenomen aansprakelijkstelling de verplichting bestaat de gevraagde gegevens aan de ontvanger te verstrekken. Hiermee kan in de voorbereidende fase worden voorkomen dat onjuiste aansprakelijkstellingen worden uitgebracht die in een formele procedure weer moeten worden teruggedraaid.

5. Conclusie en vervolg

In eerder genoemde brief van 15 juni is gemeld dat afhankelijk van de resultaten van het onderzoek op dat moment zal worden bezien of het huidige pakket de beoogde trendbreuk heeft gerealiseerd dan wel of alsnog een vergunningstelsel en/of waarborgsom moet worden ingevoerd. De met de zelfregulering geboekte resultaten geven thans geen aanleiding tot de invoering van het vergunningstelsel.

Het ABU-plan

Om de malafiditeit verder te verminderen heeft de ABU een aantal voorstellen gedaan in het rapport «Registratie en certificering tegen misbruik van uitzending» dat op 15 mei jl. aan mij is aangeboden. De samenvatting van het ABU-plan treft u als bijlage 31 aan. Daarin richt de branche zijn pijlen met name op de inlener die bewust zaken doet met niet-geregistreerde of niet-gecertificeerde uitzendbureaus. Werken met een niet geregistreerd of niet-gecertificeerd bureau leidt in de voorstellen tot groot financieel risico voor de inlener.

De door de ABU gepresenteerde voorstellen om fraude en illegaliteit in de uitzendbranche verder tegen te gaan zijn de moeite waard. Voor een aantal van deze voorstellen wordt nadrukkelijk de medewerking van de overheid gevraagd.

De ABU stelt (punt 1 van het plan) een verplichte registratie voor uitzendbureaus voor. Ik deel de opvatting dat een registratieplicht en een toegankelijk register leidt tot een grotere transparantie van de markt waardoor de door de branche ingezette zelfregulering beter kan werken. Er ontstaat druk op de malafide uitzendbureaus om in de openbaarheid te opereren. Uit een oogpunt van administratieve lastendruk gaat de voorkeur uit naar het onderbrengen van de registratie bij de Kamers van Koophandel. Het uitzendbureau heeft nu al de verplichting om zich te laten registreren voordat het zijn uitzendactiviteiten gaat uitoefenen. Er is nu al een mogelijkheid om niet geregistreerde ondernemingen te beboeten (punt 2 van het ABU-plan). Ook is het register openbaar (punt 10 van het ABU-plan).

Op registratie volgt doorgeleiding naar de certificering op grond van de NEN 4400, maar dit is geen verplichting. Geen certificaat (willen) behalen houdt in dat de gegevens door de SNA worden gegeven aan de handhavers van de overheid. De ABU stelt dat in dit model wel is vereist (punt 11 van het ABU-plan) dat de overheid met zijn handhavingsmiddelen directe opvolging geeft op de door de SNA gegeven signalen, want het model staat of valt bij handhaving en controle. De handhavers kunnen deze signalen betrekken in hun risicoanalyse, waarmee deze kunnen bijdragen aan een adequate handhaving.

De ABU stelt voor (punt 8 van het ABU-plan) inleners die met een niet gecertificeerd uitzendbureau zaken doen hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor betaling van het loon (WML-niveau) en dit civielrechtelijk te regelen.

Ik sta niet afwijzend tegenover dit voorstel. Hoofdelijke aansprakelijkheid waarbij de uitzendkracht de keuze heeft wie hij aansprakelijk stelt: de inlener of het uitzendbureau, kan inderdaad een goede incentive zijn voor inleners om in zee te gaan met gecertificeerde uitzendbureaus.

De ABU stelt voor (punt 3 van het ABU-plan) alleen geregistreerde uitzendondernemingen de mogelijkheid te geven voor het aanvragen van een g-rekening en loonbelastingnummer. Aantrekkelijk aan het voorstel is dat ook een incentive wordt gelegd voor inleners om niet in zee te gaan met niet-geregistreerde uitzendbureaus.

Aan dit voorstel kleven echter ook bezwaren. Zonder loonbelastingnummer wordt het voor de inhoudingsplichtige onmogelijk om belastingaangifte te doen en kunnen betalingen niet worden afgeboekt. Met een g-rekening kunnen fiscale risico’s worden afgevangen. Het afsluiten van de infrastructuur van de Belastingdienst om aan de fiscale verplichtingen te voldoen lijkt daarmee eerder fraude uit te lokken en te legitimeren. We zullen nader bezien of er alternatieven zijn.

De ABU stelt voor (punt 4 van het ABU-plan) aan inleners die met een niet geregistreerd uitzendbureau in zee gaan de verplichting op te leggen tot het doen van een eerstedagsmelding (EDM) voor bij hen te werkgestelde uitzendkrachten. Aan het overtreden van die verplichting zijn sancties verbonden van een boete en gebruikmaken van het anoniementarief en de 26-wekenfictie bij geconstateerde overtreding van de inhoudingsplicht van belastingen en premies. Dit voorstel van de ABU betekent echter dat de EDM verplichting wordt opgelegd aan een niet-inhoudingsplichtige. Deze uitbreiding zou komen op een moment dat de EDM op zijn effectiviteit in relatie tot de er mee gemoeide administratieve lasten wordt geëvalueerd. Een EDM voor inleners heeft geen toegevoegde waarde voor het bestaande instrument van aansprakelijk stellen van inleners in geval van niet-naleving van de premie- en belastingplicht. Verdere nadelen zijn de conflictgevoeligheid (de boete bedraagt € 113), het zal leiden tot juridische geschillen en tot het doen van een EDM in andere situaties om het risico van de halfjaarsfictie dicht te schroeien. Dit voorstel wijs ik daarom af.

De achter het ABU-voorstel liggende gedachte om een zwaarder accent te leggen op de verantwoordelijkheid en de rol van de inlener onderschrijven wij. Wij zullen bezien wat op dit punt een goed alternatief biedt.

Samengevat constateer ik dat enkele van de door de ABU gepresenteerde voorstellen om fraude en illegaliteit in de uitzendbranche verder tegen te gaan de moeite waard zijn.

Wij zullen de voorbereiding van aanvullende wetgeving waardoor meer aansprakelijkheden worden gelegd bij inleners die werken met malafide of niet-gecertificeerde uitzendbureaus ter hand nemen. In dit kader zal overleg plaatsvinden met sociale partners.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 17 050, nr. 326.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, nr. 326; Brief Tweede Kamer 10 oktober 2006, VC SZW, nr. 0600722 en Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 407, nr. 76, brief 20 december 2007.

XNoot
3

Een van de aanbevelingen uit het ECORYS onderzoek, dat in juni 2006 naar de Tweede Kamer is gestuurd, was om van de zijde van de overheid aan de uitzendbureaus een appel te doen om zich te laten certificeren. Daartoe is aan een ruime groep belanghebbenden (circa 30 000) een mailing gestuurd. Deze mailing bevatte een aansporing om het certificeren en registreren op de voet van de NEN 4400-1 serieus te overwegen. Om aan deze door de DG Belastingdienst en de DG Arbeidsmarktbeleid ondertekende aanbeveling maximale aandacht te geven zijn deze brieven in de bekende blauwe enveloppen verstuurd. De mailing heeft tot een grote response geleid bij de SNA.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 407, nr. 74.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 17 050, nr. 326; brief 10 oktober 2006, VC SZW, nr. 0600722; Schattingen van de ABU zijn gebaseerd op onderzoek door Research voor Beleid. Naar verwachting publiceert de ABU binnenkort een herhaling van het onderzoek.

XNoot
3

Persbericht VIA woensdag 28 mei.

XNoot
4

Zuidam en Grijpstra schatten in 2004 in dat er ruim 80 000 vreemdelingen illegaal werkzaam zijn in de uitzendbranche, die gezamenlijk ruim 35 000 arbeidsjaren werken bij wisselende werkgevers. Dijkema en anderen stellen in Grenzen verleggen in 2006 dat er sprake is van een sterke groei in illegale tewerkstelling en het aantal malafide uitzendondernemingen en bemiddelaars. Het aantal illegaal werkzame vreemdelingen in de uitzendbranche wordt geschat op gemiddeld 80 000 en het aantal arbeidsjaren op 27 500.

XNoot
5

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven