2 Benoeming regent

Aan de orde is de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Benoeming van een regent voor het geval van erfopvolging door de Koning die niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt (10 (R2011));

  • - het wetsvoorstel Bepaling van de jaarlijkse uitkering aan de regent (11);

  • - het wetsvoorstel Regeling van het ouderlijk gezag over de minderjarige Koning en het toezicht daarop (12).

De voorzitter:

Ik heet de minister-president, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom.

Een bijzonder woord van welkom richt ik tot de gevolmachtigde minister van Aruba, de heer Boekhoudt, de gevolmachtigde minister van Curaçao, mevrouw Wiels en de gevolmachtigde minister van Sint-Maarten, de heer Voges.

Ik open de beraadslaging en geef het woord aan de bijzondere gedelegeerde van de Staten van Aruba, mevrouw Lopez Tromp, om in overeenstemming met artikel 17, tweede lid, juncto artikel 19 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden voorlichting te verstrekken over het rijkswetsvoorstel Benoeming van een regent voor het geval van erfopvolging door de Koning die niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt (10 (R2011)).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Lopez Tromp:

Mevrouw de voorzitter. Het is voor mij een grote eer, in deze vergadering, in deze zaal het woord te mogen voeren namens de Staten van Aruba. Vergaderingen van de verenigde vergadering hebben doorgaans een feestelijk karakter; elk jaar op Prinsjesdag om de Koning in ons midden te hebben en sporadisch om de nieuwe constitutionele Koning in te huldigen. Deze vergadering echter is door de Voorzitter bijeengeroepen om een bijzonder wetsvoorstel te behandelen, een wetsvoorstel dat een voorziening regelt waarvan wij hopen dat deze nooit nodig zal zijn. De benoeming van Hare Majesteit Koningin Máxima als regent van het Koninkrijk, gedurende de periode dat de wettige nakomeling die krachtens erfopvolging Koning is geworden, de leeftijd van 18 jaar niet heeft bereikt, kan rekenen op de steun van het Arubaanse parlement en van de bevolking van Aruba.

Kortgeleden, tijdens het bezoek aan de landen en de eilanden van het Koninkrijk, bleek eens temeer hoezeer de bevolking hun een warm hart toedraagt, zoals dat ook andersom wordt gevoeld. Ook met de benoeming van Zijne Koninklijke Hoogheid, Prins Constantijn, als regent van het Koninkrijk, in een situatie waarin Koningin Maxima onverhoopt zou komen te overlijden voordat de periode van regentschap aanbreekt, dan wel tijdens het regentschap, kan rekenen op de steun van het Arubaanse parlement.

Mevrouw de voorzitter. Wij allen hopen dat de voorziening die met dit wetsvoorstel wordt geregeld, nimmer tot uitvoering behoeft te komen. Daarom wensen wij ook onze Koning een lang, gezond en gelukkig leven toe.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Lopez Tromp.

Dan geef ik nu het woord aan de bijzondere gedelegeerde van de Staten van Sint-Maarten, mevrouw Arrindell, om in overeenstemming met artikel 17, tweede lid, juncto artikel 19 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden voorlichting te verstrekken over dit rijkswetsvoorstel.

Mevrouw Arrindell:

Mevrouw de voorzitter. Bedankt voor de gelegenheid om te spreken namens het Parlement van Sint-Maarten. Ik deel u hierbij mede dat de op 6 november jongstleden in de Staten aanwezige fracties akkoord zijn gegaan met voornoemde rijkswet. Ik dank u voor de gelegenheid, namens het parlement van Sint-Maarten.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Arrindell.

Ik geef het woord aan de heer Engels, voorzitter van de Commissie voorbereiding plenaire behandeling wetsvoorstellen regentschap en ouderlijk gezag minderjarige Koning, die namens de commissie het woord zal voeren over de drie genoemde wetsvoorstellen.

De heer Engels (D66):

Voorzitter. Op 28 oktober 2013 hebt u als Voorzitter van de verenigde vergadering van de Staten-Generaal een commissie ingesteld, belast met de schriftelijke voorbereiding van de plenaire behandeling van een drietal wetsvoorstellen. De drie wetsvoorstellen zien op de benoeming van een regent en de uitoefening van het ouderlijk gezag voor het onverhoopte geval dat Nederland een minderjarige Koning zou krijgen. Deze commissie, met leden en plaatsvervangende leden uit de Eerste en Tweede Kamer, waarvan ik de buitengewone eer heb voorzitter te mogen zijn, heeft haar werkzaamheden voortvarend ter hand genomen en de drie aan haar toevertrouwde wetsvoorstellen onderzocht.

Door de fracties zijn in twee schriftelijke rondes vragen gesteld, die onder andere zien op de samenhang van de genoemde wetsvoorstellen met de bestaande Nederlandse wet- en regelgeving, de relatie tot de Nederlandse Grondwet en het internationale recht. De gestelde vragen doen niet af aan het feit dat de fracties, vertegenwoordigd in de commissie, het uitgangspunt van de drie wetsvoorstellen ondersteunen. Het verheugt de commissie, dat zij reeds op dinsdag 26 november het eindverslag bij de drie wetsvoorstellen heeft kunnen vaststellen, zodat wij heden in de verenigde vergadering bijeen kunnen zijn. Zij wil in dit verband haar dank uitspreken aan de verantwoordelijke bewindslieden en hun ambtelijke ondersteuning voor de zorgvuldige en snelle beantwoording van de in de verslagen gestelde vragen.

In haar aanpak voelde de commissie zich bijzonder gesteund door de voortvarende wijze waarop de Staten van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten hun instemmende verslagen ten aanzien van het voorstel van rijkswet op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden hebben uitgebracht.

Tot slot wil ik namens de commissie de wens uitspreken dat de in deze verenigde vergadering aanhangige wetsvoorstellen, wanneer zij eenmaal kracht van wet hebben gekregen, buiten toepassing mogen blijven. De leden van de commissie wensen Zijne Majesteit de Koning, Hare Majesteit de Koningin en hun dochters veel geluk en gezondheid toe en zijn ervan overtuigd dat de leden der verenigde vergadering zich van harte bij deze wens aansluiten.

Minister Rutte:

Voorzitter. Graag wil ik, mede namens mijn collega's van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Veiligheid en Justitie en Financiën, maar ook namens de drie gevolmachtigde ministers de verenigde vergadering dankzeggen voor de voortvarende medewerking en voor de positieve instelling ten aanzien van de drie wetsvoorstellen over het regentschap en het ouderlijk gezag over de minderjarige Koning. De regering hoopt met u dat de wetsvoorstellen nooit toepassing hoeven te vinden. Mocht de situatie zich desalniettemin onverhoopt voordoen, dan is het goed dat de wetgever een voorziening heeft getroffen die onmiddellijk kan ingaan.

Als de Prinses van Oranje door erfopvolging Koningin wordt, maar nog geen 18 jaar is, wordt haar moeder, Koningin Máxima benoemd tot regentes van het Koninkrijk.

Mocht Koningin Máxima voordien onverhoopt al zijn overleden, dan wordt Prins Constantijn benoemd tot regent van het Koninkrijk, als de Prinses van Oranje door erfopvolging Koningin wordt voordat zij 18 jaar is. Dit geldt ook in de situatie dat Koningin Máxima gedurende haar regentschap onverhoopt hiervan afstand doet of komt te overlijden.

Het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen van Koning Willem Alexander zal bij zijn eventuele overlijden worden uitgeoefend door Koningin Máxima. Zij wordt daarin bijgestaan door een college van toezicht. Dit college is samengesteld uit twee bij Koninklijk Besluit aan te wijzen leden en drie ambtsdragers uit hoofde van hun ambt. Het betreft de vicepresident van de Raad van State, tevens voorzitter van het college, de president van de Algemene Rekenkamer en de president van de Hoge Raad der Nederlanden.

De wetsvoorstellen waarover u zich de afgelopen weken hebt gebogen, voorzien dus in de benoeming van een regent en de regeling van het ouderlijk gezag voor de situatie dat de nakomeling van de Koning, door erfopvolging Koning geworden, de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.

Er zijn natuurlijk meer situaties denkbaar waarin de benoeming van een regent of een regeling van het gezag over de minderjarige Koning noodzakelijk kan zijn. De regering heeft er bewust voor gekozen, voor die situaties nu geen regeling te treffen. De omstandigheden waaronder deze zich kunnen voordoen, zijn niet vooraf te bepalen en de reactie daarop nog minder. Ik zeg u toe, voorzitter, mochten dergelijke onvoorziene situaties zich onverhoopt voordoen, dat de regering zo snel mogelijk voorstellen voor wetgeving bij uw verenigde vergadering zal indienen, om zo in gemeen overleg met u op de situatie toegesneden voorzieningen te treffen. De sobere benadering is in die zin tegelijkertijd de benadering die het meest recht doet aan de positie van de Staten-Generaal.

De voorzitter:

Wenst een van de gevolmachtigde ministers ter zake van het rijkswetsvoorstel 10 (R2011) in overeenstemming met artikel 17, eerste lid, juncto artikel 19 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden nog voorlichting te geven?

Ik constateer dat dit niet het geval is. Is er behoefte aan een tweede termijn? Ik kijk naar de heer Engels.

Ik constateer dat dit niet het geval is.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wenst een van de bijzondere gedelegeerden en/of gevolmachtigde ministers zich conform artikel 18, juncto artikel 19 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden uit te spreken over het rijkswetsvoorstel? Ik constateer dat dit niet het geval is.

De wetsvoorstellen worden achtereenvolgens zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

Ik constateer dat de drie wetsvoorstellen betreffende het regentschap en het ouderlijk gezag minderjarige Koning door de verenigde vergadering der Staten-Generaal zijn aanvaard. Na de sluiting van de vergadering zal ik de wetsvoorstellen meteen ondertekenen. Ik verzoek u daarom na de sluiting nog even te blijven zitten.

Sluiting 17.17 uur.

Naar boven