6 Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp 2025

Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp 2025

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • -het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025 (36600-XVII).

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van de regering, waarin we ook een appreciatie krijgen — volgens het nieuwe beoordelingskader, zeg ik er alvast even bij — van de ingediende moties en van de acht amendementen.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Klever:

Voorzitter, dank u wel. Ik begin met de openstaande vragen. Daarna volgt de appreciatie van de moties en van de amendementen.

In de eerste termijn heb ik aan mevrouw Hirsch toegezegd terug te komen op haar vragen over PAX. Ik heb de beschuldigingen in de media gezien. Ik kan me voorstellen dat dit wat onrust veroorzaakt bij PAX. Wij hebben PAX zelf hierover nog niet gesproken, maar wij nemen dit wel met hen op. Veiligheid van organisaties is belangrijk in de strategische partnerschappen onder het huidige beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld. Wij zijn voortdurend met partners in gesprek over wat zij nodig hebben voor deze veiligheid. Daarbij werken wij ook met andere partners samen.

Mevrouw Dobbe had nog een vraag over wapenexport. Een aantal van haar vragen zijn schriftelijk beantwoord. Ze vroeg ook hoe we de wapenhandel via derde landen naar Sudan kunnen tegengaan. Het kabinet zet op nationaal en internationaal niveau in op het voorkomen van export van militaire goederen naar Sudan. Elke vergunningaanvraag voor de uitvoer van militaire goederen wordt zorgvuldig getoetst aan de Europese criteria voor wapenexportcontrole. Daarbij wordt onder meer aandacht besteed aan het risico dat uit te voeren goederen worden gebruikt voor ernstige schendingen van mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht en aan het risico dat de goederen een andere ongewenste bestemming krijgen of onder ongewenste voorwaarden opnieuw worden uitgevoerd. Daar waar risico's zijn op omleiding, worden exportvergunningen afgewezen. In Europees verband pleitte het kabinet naar aanleiding van de motie-Dobbe in de Raad Buitenlandse Zaken van oktober 2024 voor uitbreiding van het VN-wapenembargo naar het hele land. Ook is op ambtelijk niveau in de EU-Raadswerkgroep Export van conventionele wapens bij de andere lidstaten om aandacht gevraagd voor het risico op omleiding van wapens via derde landen naar de strijdende partijen in Sudan.

Mevrouw Dobbe (SP):

Betekent dit antwoord dat de Nederlandse regering dan ook geen vergunning meer afgeeft voor export aan Frankrijk, nu bekend is dat ook Franse wapenonderdelen terecht zijn gekomen in Sudan, waarmee het wapenembargo voor Sudan is geschonden?

Minister Klever:

Dat betekent het niet. We werken samen met Frankrijk. We hebben een Europees wapenexportcontrolebeleid. We gaan ervan uit dat Frankrijk dat uitvoert, net zoals wij dat ook uitvoeren.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dan snap ik het niet zo goed. De minister sprak goede woorden, die ik helemaal ondersteun, namelijk dat er geen wapens of wapenonderdelen worden geëxporteerd als er een risico is dat ze terechtgekomen in landen zoals Sudan of andere landen waar mensenrechten worden geschonden. Maar op het moment dat ik vraag wat dat dan betekent voor een land waarvan net is aangetoond dat het precies dat heeft gedaan, dan zegt de minister: we blijven gewoon doorgaan met exporteren. Hoe zit dat dan?

Minister Klever:

We hebben volgende week, op 26 november, een commissiedebat over het wapenexportbeleid. Ik wil graag verwijzen naar dat commissiedebat, want dan kan ik er uitgebreider op ingaan.

De voorzitter:

Ja, dat gaan we wel doen, mevrouw Dobbe. We zitten al in de tweede termijn en we zijn al uitgelopen.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dit gaat wel over handel, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, maar volgende week is er ook een overleg specifiek over het wapenexportbeleid. En u heeft ook al twee interrupties hierover geplaatst. Mevrouw Hirsch.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Omdat het in de eerste termijn niet lukte, wou ik toch even terugkomen op de vraag over inmenging van Israël en de onveiligheid die het creëert voor organisaties waarmee de minister een strategische samenwerking heeft. Ik ben heel blij om te horen dat de minister met deze organisaties praat en naast andere organisaties blijft staan die dit kan overkomen. Mijn vraag is wel of de minister ook bereid is om het land waar deze dreiging vandaan komt, dus de beschuldigingen, daarop aan te spreken. Want deze onveilige situatie bestaat nu en het is, denk ik, van groot belang dat het land dat die veroorzaakt heeft, daarop wordt aangesproken. Is de minister daartoe bereid?

Minister Klever:

Ik zal eerst de beschuldigingen nader bekijken, ook in overleg met PAX. Daarna gaan we kijken wat we daar dan verder mee kunnen doen. Maar ik wil daarover eerst met PAX spreken.

Voorzitter. Dan ga ik naar de moties. De eerste motie, op stuk nr. 19, van Hirsch gaat over het doorrekenen van het effect van de bezuinigingen. Daarbij geef ik het oordeel ontijdig. Dat is een nieuw oordeel. Ik ga mijn bezuinigingen zo doorvoeren dat we blijven doen waarom we internationaal gerespecteerd worden. Daar waar dat mensen in nood helpt, zal ik dat zorgvuldig doen. Ik kom daar in de beleidsbrief op terug en daarin zal ik ook de effecten aangeven.

Dan de motie op stuk nr. 20 …

De voorzitter:

Een ogenblik.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Dank. Ik hoor twee verschillende dingen. Gaat u de effecten nu wel of niet aangeven in de beleidsbrief? Want dat zou wat mij betreft betekenen dat die kwalitatief en kwantitatief in kaart worden gebracht. Als dat zo is, dan kan ik deze motie aanhouden. Maar ik snap het antwoord van de minister niet helemaal. Ze vindt de motie ontijdig, maar ze zegt het wel in de beleidsbrief mee te nemen. Wat moet ik hier dus uit begrijpen?

Minister Klever:

Heel veel bezuinigingen zijn nog niet ingevuld, dus het is een beetje lastig om die te laten doorrekenen. Wat dat betreft is het dus ontijdig. De invulling van de bezuiniging komt in mijn beleidsbrief van begin 2025. Daarin zal ik ook de effecten aangeven. In hoeverre die effecten doorgerekend zijn zoals mevrouw Hirsch dat wil, kwalitatief en kwantitatief, gaan we dan bekijken. Maar wat mevrouw Hirsch voorstelt, lijkt me erg bewerkelijk.

De voorzitter:

Een ogenblik, mevrouw Hirsch. U moet even wachten tot u het woord krijgt …

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Excuus.

De voorzitter:

… en dan mag u afrondend nog een opmerking maken.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Mag ik er dan van uitgaan dat in de beleidsbrief wel degelijk inzichtelijk wordt wat de effecten van de bezuinigingen zijn volgens de minister? Dat gebeurt dan weliswaar op haar manier, maar mag ik daar dan van uitgaan?

Minister Klever:

In de beleidsbrief wordt ook ingegaan op de effecten van de bezuinigingen.

De motie op stuk nr. 20 van mevrouw Hirsch moet ik ontraden. Het is niet zo dat er zwaarder wordt bezuinigd op het maatschappelijk middenveld. Dit beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld betreft 30% van de middelen aan het middenveld. 70% komt uit andere kaders, dus moet ik de motie ontraden.

De motie op stuk nr. 22 van het lid Bamenga verzoekt om alle nodige maatregelen te nemen om ongehinderde toegang van humanitaire hulp tot Gaza mogelijk te maken. Dit is in lijn met de inzet van Nederland om humanitaire toegang te bevorderen. Ik vind alleen "alle nodige maatregelen" wel heel sterk aangezet. Als de heer Bamenga het kan aanpassen naar "verzoekt de regering om nodige maatregelen te nemen", kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De heer Bamenga (D66):

Wat mij betreft kan dat wel, maar dan willen we wel graag geïnformeerd worden over wat die nodige maatregelen precies zijn.

De voorzitter:

Ja, dat betekent dat deze motie wordt aangepast en het woord "alle" wordt geschrapt. Daarmee wordt het oordeel Kamer.

De motie-Bamenga c.s. (36600-XVII, nr. 22) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Israël UNRWA heeft verboden in de door hen bezette gebieden te opereren, terwijl bijna 2 miljoen Gazanen direct afhankelijk zijn van de door UNRWA geleverde hulp;

overwegende dat het tegenhouden van humanitaire hulp vanuit UNRWA directe risico's met zich meebrengt voor hongersnood voor de bijna 2 miljoen Gazanen die direct afhankelijk zijn van humanitaire hulp;

verzoekt de regering om nodige maatregelen te nemen om ongehinderde toegang van humanitaire hulp tot Gaza mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 43, was nr. 22 (36600-XVII).

Dan is er nog een vraag aan de minister.

Minister Klever:

Het is in lijn met de Nederlandse inzet om de humanitaire toegang te bevorderen. Dat wordt op het hoogste diplomatieke niveau aangekaart, zowel in de VN als bij Israël en in EU-verband. Wij treffen dus al de nodige maatregelen.

De voorzitter:

Maar de vraag is of u de Kamer wilt blijven informeren over hoe zich dit ontwikkelt, als ik het zo goed samenvat.

Minister Klever:

Ja, maar dat gebeurt gewoon via de reguliere weg, denk ik. Zeker.

De voorzitter:

Oké. Prima.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 23 van het lid Bamenga gaat over de kinderambassadeur. Ik deel uw zorgen. Bescherming van alle kwetsbare groepen is een aandachtspunt in onze inspanningen, maar een speciale kinderambassadeur moet ik toch ontraden, omdat wij oog hebben voor alle kwetsbare groepen en niet alleen voor kinderen.

De heer Bamenga (D66):

Volgens mij gaat het hier echt om te kijken hoe de belangen van kinderen het beste gediend kunnen worden. Dat zal altijd de allereerste afweging moeten zijn. Het gaat echt om het houden van toezicht op de belangen van het kind. Zou de minister misschien daarop in willen gaan en wellicht haar oordeel willen heroverwegen?

Minister Klever:

Bij al onze inspanningen op het vlak van vrede, stabiliteit en humanitaire actie hebben we oog voor kwetsbare groepen. Ik vind dat krachtiger dan het aanstellen van een kinderambassadeur. Daarom ontraad ik de motie. Maar ik begrijp de gedachte erachter. Wij zullen daar ook zeker oog voor hebben.

Dan de motie op stuk nr. 24 van de heer Paternotte. Ik lees deze motie als voortzetting van staand beleid. Het Verenigd Koninkrijk is een belangrijke partner. De motie noemt een aantal belangrijke beleidsterreinen, maar ik wil ook graag de visserij en de energie noemen in het kader van belangrijke beleidsterreinen. De motie geef ik graag oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 25 van het lid Kamminga. Regeldruk is een belangrijk onderwerp. Ik erken de problematiek die u schetst. Het is ook een van de prioriteiten van dit kabinet, maar de maatregelen en de initiatieven om die onnodige regeldruk aan te pakken, vallen hoofdzakelijk onder de portefeuille van mijn collega, de minister van Economische Zaken. Daarvoor wil ik u graag verwijzen naar mijn collega. Daarom geef ik de motie het oordeel ontijdig.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Ik snap dat u verwijst naar uw collega. Ik kan daar natuurlijk van alles van vinden, want het gaat wel om handelsbevorderende instrumentaria. Maar het is toch ook wel goed gebruik dat er een appreciatie kan komen van in dit geval de minister van Economische Zaken, ook al heb ik de motie hier ingediend? Als u de motie kan doorgeleiden en kan verzoeken om een appreciatie, dan wil ik 'm best aanhouden tot die appreciatie er is. Maar het lijkt me niet dat de motie hoeft te wachten tot een ander debat, want die gaat gewoon primair om een handelsbevorderend instrumentarium, dat vol aan deze portefeuille raakt.

Minister Klever:

De minister van Economische Zaken is in dezen echt aan zet. We nemen in het actieprogramma van EZ ook het handelsbevorderende instrumentarium van Buitenlandse Zaken mee, maar het ligt echt primair bij EZ. Ik wil voorstellen om de motie in ieder geval aan te houden. Kan dat nog tegenwoordig?

De voorzitter:

Ja, hoor. U kunt althans verzoeken om een motie aan te houden.

Minister Klever:

Ik verzoek om de motie aan te houden en bij een debat met de minister van EZ in te dienen.

De voorzitter:

Mevrouw Kamminga heeft tegelijkertijd gevraagd om de minister van EZ te vragen om een appreciatie te sturen op deze motie. Dan is zij bereid om 'm aan te houden. Kan de minister dat verzoek doorgeleiden?

Minister Klever:

Ja, ik kan dat vragen.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kamminga stel ik voor haar motie (36600-XVII, nr. 25) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 26 verzoekt de regering om maatwerktoepassing bij het drempelcriterium van organisaties. In mijn brief staat dat ik bij de nadere uitwerking van de instrumenten oog houd voor maatwerk bij toepassing van dat drempelcriterium. Het is een sympathieke motie. Het is onderdeel van mijn beleid, dus ik geef deze motie oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 27 van de heer Boswijk vraagt om het structureel voortzetten van het women, peace and security-instrument met ten minste dezelfde omvang. Deze motie moet ik ontraden. Er is nu eenmaal een bezuinigingsopdracht. We moeten keuzes maken. Ik blijf het wel diplomatiek uitdragen. Ook blijven we ons hiervoor financieel inzetten vanuit het Stabiliteitsfonds, waarbinnen dat women, peace and security een van de thematische prioriteiten is.

De voorzitter:

De heer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Nou, ik kom hier nu voor de eerste keer! Maar het klinkt nu een beetje als "daar heb je hem weer".

Dit is eerlijk gezegd teleurstellend, omdat het kabinet heel expliciet en de minister in een interview in De Telegraaf zeggen: we hebben voedsel, water en vrouwenrechten. Dan hebben we nu eindelijk iets wat over vrouwenrechten gaat en wat ook heel erg heeft gewerkt en werkt. Het is juist jammer dat dit nu wordt geslachtofferd. Nu weet ik dat er binnen Buitenlandse Zaken en binnen Defensie gedeeld wordt dat het belangrijk is dat dit blijft bestaan. Ik wil de motie best aanhouden als de minister in overleg gaat met Buitenlandse Zaken en Defensie en terugkomt naar de Kamer met wellicht een alternatief voorstel voor hoe we het misschien iets zachter kunnen laten landen. Dan kunnen we altijd nog kijken of we eruit kunnen komen. Zou de minister bereid zijn om dat te doen en om daar voor de Voorjaarsnota richting de Kamer op terug te komen?

Minister Klever:

De motie vraagt om het structureel voortzetten van het WPS-instrument met ten minste dezelfde omvang. Dat kan ik gewoon niet toezeggen. Er moeten beleidskeuzes gemaakt worden, maar ik kan u wel toezeggen dat de inzet op vrouwen, vrede en veiligheid breder is dan dit kader en dat wij in deze agenda gecommitteerd zijn, ook via de diplomatieke wegen en ook financieel vanuit het Stabiliteitsfonds, waarbij vrouwenrechten een thematische prioriteit zijn. Wat de motie letterlijk vraagt, kan ik dus niet doen, maar ik kan wel zeggen dat wij hierop blijven inzetten maar wel minder.

De heer Boswijk (CDA):

Het is echt het kleinste fonds dat we hebben en het is heel succesvol. Het gaat hier niet over "joh, we gaan even 2,5 miljard verschuiven". Het gaat hier over een paar miljoen. Als de oppositie breed zegt dat zij dit belangrijk vindt — volgens mij zegt overigens ook een deel van de coalitie dat — denk ik dat het een mooi gebaar van het kabinet zou zijn als de minister zou zeggen: ik neem het terug; ik ga kijken wat Defensie en Buitenlandse Zaken hier wellicht aan kunnen bijdragen omdat het veel breder is dan mijn portefeuille en ik ga kijken wat ik nog kan doen. Als het dan iets minder is dan het was, so be it, maar dat zou al veel meer zijn dan nu. Dan ben ik best bereid om de motie aan te houden. Dan kijken we of we richting de Voorjaarsnota tot iets kunnen komen.

Minister Klever:

Wij blijven het diplomatiek uitdragen. Het zit ook in het Stabiliteitsfonds. Er blijft dus wel een stukje, maar het blijft gewoon niet alles, zeker niet in de omvang die de heer Boswijk wil. Ik begrijp zijn vraag wel, maar er moeten gewoon pijnlijke keuzes gemaakt worden. En nogmaals, het is niet het einde van alle inzet op women, peace en veiligheid.

De voorzitter:

Dus de motie op stuk nr. 27 blijft ontraden.

Minister Klever:

Ja.

Mevrouw Dobbe (SP):

Als de minister dit nu zo doorzet, betekent dat natuurlijk wel het einde van dit instrument. Wat de heer Boswijk hier vraagt, is volgens mij niet onredelijk: ga nog even praten en kijken of we dit instrument in ieder geval kunnen behouden, omdat het zo belangrijk is en overal zo belangrijk wordt gevonden; dan houden we de motie aan. Nu is het antwoord van de minister eigenlijk: we doen ook nog andere dingen. Maar dan gaat dit instrument er gewoon in z'n volledigheid aan.

Minister Klever:

Ja, dit instrument; dat klopt. We zetten in op andere instrumenten voor women, peace en security.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Dobbe, maar laten we niet de hele tijd dezelfde vragen herhalen.

Mevrouw Dobbe (SP):

Ja, voorzitter, maar mag ik een punt maken over iets wat ik heel belangrijk vind?

De voorzitter:

Als dát het argument is, komt er geen eind aan deze begrotingsbehandeling. U maakt uw punt en dan gaan we door.

Mevrouw Dobbe (SP):

Het gaat ook over de inhoud. Deze voorzitter suggereert dat we ook nog een heleboel andere dingen doen en dat het dus niet zo heel veel uitmaakt dat het instrument verdwijnt.

De voorzitter:

Gaat u nu met mij hierover in discussie? U zei "deze voorzitter". Ik denk dat u de minister bedoelt. Ja, toch?

Mevrouw Dobbe (SP):

Nou, ik wil ook mijn punt maken naar u om aan te geven waarom ik een punt sta te maken naar de minister.

De voorzitter:

Als u dat gaat doen, vraag ik u om weer te gaan zitten.

Mevrouw Dobbe (SP):

Nee, goed, dan vraag ik de minister nu om in ieder geval te erkennen dat alles wat wij doen op het punt van vrouwen en veiligheid, inderdaad heel goed is — ik hoop van harte dat dat behouden blijft — maar dat dit instrument wel degelijk iets toevoegt. Erkent de minister dat en is zij vanuit die erkenning bereid om daar nog eens naar te kijken?

Minister Klever:

Ik hoor wat mevrouw Dobbe zegt. Ik zal kijken of we binnen de andere instrumenten nog wat extra aandacht kunnen besteden aan het fonds voor women, peace en security. Dit instrument eindigt. Dat is een pijnlijke keuze, maar ik zal kijken of we binnen de andere kaders nog wat meer inzet kunnen doen.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 28 van de heer Boswijk over voedselzekerheid. Het kabinet voert de eerdere motie-Thijssen/Amhaouch hierover al uit, zoals ik in het debat heb aangegeven. Er wordt gewerkt aan het onderzoek naar de impact van Nederlandse exporten op voedselvoorziening in fragiele landen in Afrika. Eigenlijk is deze motie dus ondersteuning van het beleid. Daarom oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 29 van het lid Dobbe verzoekt de regering om de financiële steun na 2025 voort te zetten voor het werk op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid, SRGR, vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en vrouwenrechtenorganisaties. Ik heb het al vaker herhaald in dit debat: begin 2025 komt er een brief waarin de financiële inzet hierop uiteen wordt gezet. Deze motie is dus ontijdig.

De motie op stuk nr. 30 van mevrouw Dobbe over afzien van het drempelcriterium moet ik ontraden. De inzet is dat ngo's minder afhankelijk worden van de overheid en meer financiering ophalen bij hun achterban, vanwege het draagvlakcriterium. Daarom hebben we een drempelcriterium. Maatwerk blijft mogelijk. Maar ik moet deze motie dus ontraden.

De motie op stuk nr. 31 van mevrouw Dobbe over het toetredingsverzoek tot het Verdrag van Aken intrekken, moet ik ook ontraden. Met de toetreding tot het Verdrag van Aken willen wij meer samenwerking en coördinatie op het gebied van wapenexportbeleid en de defensie-industrie bewerkstelligen. Een gelijk speelveld is voor Nederland belangrijk. Deze motie is dus ontraden.

De motie op stuk nr. 32 van het lid Van Baarle is overbodig. De minister van Buitenlandse Zaken heeft al een analyse hiervan toegezegd in de brief van 10 september. Die analyse voeren we zorgvuldig uit. Dat neemt enige tijd in beslag. Twee maanden is dus wat strak. Als de heer Van Baarle die twee maanden weghaalt, dan is de motie ondersteuning van beleid, maar anders is de motie overbodig.

De voorzitter:

Ondersteuning van beleid is geen oordeel. Het is of oordeel Kamer of overbodig.

Minister Klever:

O ja, dan krijgt die oordeel Kamer. Excuus.

De voorzitter:

O, sorry. Ik moet mezelf corrigeren. "Ondersteuning van beleid" is ook een zelfstandig oordeel. De heer Van Baarle wil nog reageren op het verzoek van de minister.

De heer Van Baarle (DENK):

Ja, want ik weet dat die analyse is toegezegd, maar ik heb nergens in de stukken gelezen wanneer we de uitkomst daarvan krijgen. De Advisory Opinion is al een tijdje geleden gepubliceerd. Daarom noem ik een termijn. Ik wil gewoon wat druk op de zaak zetten. Ik ben de beroerdste niet. Ik wil van die twee maanden best drie of vier maanden maken. Het gaat mij er meer om dat we ongeveer weten op welke datum het naar de Kamer komt. Ik wil daar dus best drie maanden van maken, als de minister zegt dat zij dan meer ruimte heeft en het binnen die periode naar de Kamer kan sturen. Ik ben de beroerdste niet, zoals ik net zei.

Minister Klever:

Kijk, de minister van Buitenlandse Zaken heeft die analyse toegezegd. Ik denk dat de heer Van Baarle het met mij eens is dat die analyse zorgvuldig uitgevoerd moet worden. Dat neemt enige tijd in beslag. Het is een toezegging van mijn collega Veldkamp. Ik weet niet hoelang dat duurt. Ik kan dus niet toezeggen dat drie maanden dan wel goed is. Als u de termijn eruit haalt, dan kan ik 'm ... Wat zei ik?

De voorzitter:

Oordeel Kamer.

Minister Klever:

Dan kan ik 'm oordeel Kamer geven. Als u de termijn laat staan, dan is het toch wat lastiger.

De voorzitter:

Dan wordt het oordeel "overbodig".

Minister Klever:

Nee, dan is de motie ontraden.

De voorzitter:

Dan is die ontraden?

Minister Klever:

Ja. Met termijn is de motie ontraden. Zonder termijn kan ik 'm oordeel Kamer geven.

De heer Van Baarle (DENK):

Toevallig spreken we morgen met de minister van Buitenlandse Zaken. Ik laat de motie in de huidige vorm en vraag dan morgen wel aan de minister van Buitenlandse Zaken wat wel een werkbare termijn is volgens de regering.

De voorzitter:

Oké. Dan wordt het oordeel op dit moment "ontraden", omdat de termijn erin blijft staan. Dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 33.

Minister Klever:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 33 van het lid Van Baarle is overbodig. Nederland zit al in de Advisory Commission van UNRWA en let daar, samen met de partners, op de opvolging van het Colonna-rapport. Met de reguliere bijdrage van Nederland kan UNRWA al werken aan de opvolging van de aanbevelingen uit het rapport. Daarom is deze motie overbodig.

Dan de motie op stuk nr. 34 van Van Baarle. We zijn lid van het West Bank Protection Consortium. Dat is een consortium met andere landen die ngo's en projecten op de Westbank financieren. Het consortium registreert beschadigingen en spreekt Israël hier bij gelegenheid op aan. Vandaar dat deze motie overbodig is.

De motie op stuk nr. 35 van Van Baarle moet ik ontraden. Wij spreken hier al over met Israël. We bepalen zelf op welk niveau dat is.

De motie op stuk nr. 36 van Teunissen moet ik ook ontraden. Er liggen al vrijwel identieke moties die zijn ingediend door de Partij voor de Dieren over het uitspreken tegen een Mercosur-akkoord met daarin landbouw. Tegelijk is gisteren ook een motie aangenomen door uw Kamer waarin het kabinet is verzocht met een positieve grondhouding te werken aan nieuwe handelsverdragen en deze op hun merites te beoordelen. Dat is nou precies het spanningsveld waar we met dit nieuwe verdrag in zitten. We willen werk maken van nieuwe handelsakkoorden, maar ook zorgvuldig omgaan met onze landbouwsector. Daarom is het belangrijk om een brede weging te maken waarin alle plussen en minnen van het verdrag worden meegenomen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik wil alleen even de opmerking maken dat de aangenomen motie van deze week waaraan de minister refereert, gaat over nieuwe handelsverdragen. Over het Mercosur-verdrag wordt al twintig jaar onderhandeld; dat is zeker geen nieuw handelsverdrag.

Minister Klever:

Toch is deze motie te stellig en ontraad ik deze.

De motie op stuk nr. 37 van de heer Stoffer over het continueren van de inzet op watermanagement is een sympathieke motie. Watermanagement is een speerpunt van het beleid van dit kabinet. Ik zal daarbij de samenwerking met de brede Nederlandse watersector voortzetten met bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. Maar omdat ik mijn beleid nog moet uitwerken, wil ik wel de ruimte hebben om goed te kijken naar de doelstelling op water. Ik wil dit dan ook integraal bekijken. Daarom ontraad ik deze motie.

De heer Stoffer had nog een andere motie, op stuk nr. 38, over de bni-koppeling. Zoals gezegd heeft het kabinet besloten het ODA-budget deze zomer niet te actualiseren. Daar kunt u geen besluitvorming naar de toekomst uit aflezen, niet in positieve maar ook niet in negatieve zin. We maken in het voorjaar opnieuw de balans op. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen. Dat hebben ook de minister-president en de minister van Financiën aangegeven. Daarom moet ik de motie ontraden.

De motie op stuk nr. 39 van de heer Ceder gaat over beleidscoherentie en landbouwproducten in midden- en lage-inkomenslanden. Binnen de WTO hebben ontwikkelingslanden veel ruimte voor het beschermen van de eigen landbouwsector. Ik wil opmerken dat handel ook kan bijdragen aan voedselzekerheid. Het is belangrijk om binnen het handelsbeleid aandacht te hebben voor de noodzaak van ontwikkelingslanden om eigen productiecapaciteit op te bouwen. Daar zal ik zeker oog voor hebben. Ik kan deze motie dus oordeel Kamer geven.

De heer Boswijk (CDA):

U heeft ons zelf aan het werk gezet door het briljante lijstje wanneer iets oordeel Kamer krijgt of niet. Ik hoor de minister zelf net zeggen, ook al eerder in het debat: we hebben nog geen afweging gemaakt over de mitsen. Inhoudelijk heeft u er nog geen oordeel over. Als ik dan zie "geen bezwaar tegen de inhoud en strekking van de motie", dan kan het oordeel Kamer krijgen, zou je kunnen zeggen. En het kan als de motie een meerwaarde heeft. Ik denk dat de meerwaarde erin zit dat het mooi is als de Kamer bij een extraparlementair kabinet al in een vroeg stadium richting geeft. Dan zou de minister toch oordeel Kamer aan deze motie van collega Stoffer moeten geven.

Minister Klever:

Over welke motie gaat het nu? Het gaat over watermanagement, hè?

De voorzitter:

Neeneenee ...

Minister Klever:

De motie over watermanagement.

De heer Boswijk (CDA):

Nee. Dat was ook een goede motie, maar …

De voorzitter:

De motie over de koppeling. Het gaat over de motie op stuk nr. 38 over de koppeling aan het bni. Die heeft u ontraden. Daar ging de vraag van de heer Boswijk over.

Minister Klever:

Ja, die heb ik ontraden, want in de voorjaarsbesluitvorming wordt opnieuw de nieuwe balans opgemaakt. Daar kan ik nu niet op vooruitlopen.

De voorzitter:

De minister gaat door met de motie op stuk nr. 40.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 40 van de heer Ceder gaat ook over de bni-koppeling. De motie verzoekt om een notitie over de voor- en nadelen. De bni-koppeling wordt in het voorjaar gewogen. De stukken worden daarna aan de Kamer gestuurd. Deze motie is dus ontijdig.

Dan de motie op stuk nr. 41 …

De voorzitter:

Een ogenblik. De heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Deze motie is niet ontijdig. Ik wil juist dat er een notitie gemaakt wordt zodat het bij de behandeling van de Voorjaarsnota, niet door de Kamer, maar door de ministerraad, kan worden besproken en geconcludeerd. Ik denk dat een minister die vecht voor haar begroting, eigenlijk het liefst zou willen dat de financiën op orde zijn; die zou dat alleen maar toejuichen, denk ik. Dus het gaat er niet om dat wij de stukken krijgen. Het gaat erom dat dit opgesteld wordt zodat u voldoende instrumenten heeft om tijdens de ministerraad te knokken voor de bni-koppeling, of juist niet als u dat niet wenst, maar dit dan wel doet op basis van de juiste argumentatie. Dat lijkt me een hele zinnige exercitie en manier om met elkaar tot besluitvorming te komen.

Minister Klever:

Ik vind het sympathiek dat u mij argumenten wilt aanreiken voor de bni-koppeling, maar nogmaals, dat ligt in een breed pakket voor bij de Voorjaarsnota. Daarin worden alle afwegingen gemaakt, niet alleen op het gebied van mijn begroting maar op het gebied van de hele rijksbrede begroting. En die afweging wordt door het kabinet gemaakt. Wij hebben echt wel de voor- en nadelen voor ogen van die bni-koppeling.

De voorzitter:

De heer Ceder, afrondend.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ja. Het gaat er ook om dat de Kamer er daarna over kan praten, en ook goed kan kijken naar de stukken die daarvoor ter besluitvorming hebben gelegen. Dat is wel vaker zo in de Kamer, om in navolging van een mogelijke wijziging in ieder geval gewoon in kaart te brengen wat de voor- en nadelen zijn, zodat we ook in de Kamer kunnen praten over nadere besluitvorming en die kunnen controleren. Dus ik snap nog niet zo goed waarom de minister tegen een goed geïnformeerd document zou willen zijn, juist ook naar aanleiding van de lange debatten die we hier gehad hebben over dit punt omdat er binnen de Kamer kennelijk toch heel veel vraagtekens zijn over hoe dit tot stand is gekomen en ook wat de rol van de minister of de ministerraad daarin is geweest.

Minister Klever:

Ja, ik begrijp het verzoek, en toch vind ik het ontijdig, want na onze besluitvorming gaan de stukken naar de Kamer en niet voorafgaand.

Voorzitter. De motie op stuk nr. motie 41 van de heer Ceder is een verzoek om met Nederlandse en internationale ngo's te blijven samenwerken. Deze motie is overbodig. Nederlandse en internationale ngo's kunnen nog steeds worden betrokken bij het nieuwe kader, en met name Nederlandse organisaties met specialistische expertise, want daarbij is er ook een mogelijkheid tot maatwerk.

Dat waren de moties.

De heer Ceder (ChristenUnie):

De motie wordt als overbodig beschouwd, maar in het debat kwam juist naar voren dat het de ambitie van deze minister is om veel meer met fondsbeheerders te gaan werken. Dat is zojuist letterlijk in antwoord op een vraag van mij gezegd. Wat deze motie beoogt, is om de ngo's, in het streven van de minister om dat te doen, daar wel bij te blijven betrekken als mede-uitvoerder. Dat is toch wel een borging van een uitspraak van de minister, die het alleen heeft gehad over die fondsbeheerders. Dus ik denk niet dat ze overbodig is. En als u vindt dat we dit ook gaan doen, dan ben ik ook wel benieuwd waarom ze niet overgenomen zou kunnen worden. Want er leven wel zorgen bij de ngo's over dat dat wat hierin staat gewoon niet gaat plaatsvinden. Die zorgen zou u eventueel kunnen wegnemen door 'm over te nemen als het inderdaad staand beleid is, of door in ieder geval de Kamer zich hierover te laten uitspreken.

Minister Klever:

Dat kader wordt uitgewerkt, en wij betrekken ook organisaties. Ze kunnen ook nog steeds betrokken worden bij het nieuwe kader. Maar ik wil ook de vrije hand houden om dat goed uit te kunnen werken en het dan naar uw Kamer te sturen.

De voorzitter:

Afrondend, meneer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ja, maar nu wordt die dus niet overbodig. De minister zegt dat ze ruimte wil houden om daarvan af te wijken. Dat mag, maar dan is ze dus niet overbodig. Dan zou de minister moeten zeggen: dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

Minister Klever:

De motie vraagt mij een aantal dingen te doen, die ik ook ga doen, maar wel op de manier waarop ik ze wil gaan doen. Ik ga dus niet alle maatschappelijke organisaties daarbij betrekken. Ik ga dit allemaal nog verder uitwerken. En nogmaals, ik vind de motie daarom overbodig. Ik ga het doen, maar misschien niet op de manier waarop de heer Ceder dat vraagt.

De voorzitter:

Ja. We gaan naar de amendementen.

Minister Klever:

Ja, voorzitter. Ik heb hier het amendement-Dobbe/Dijk op stuk nr. 5, over het terugdraaien van de ombuiging op humanitaire hulp. Ik ontraad dit amendement, omdat het kabinet ervoor heeft gekozen om op ontwikkelingshulp te bezuinigen en de dekking wordt gevonden aan de inkomstenkant. Dat doorkruist ook de scheiding van inkomsten en uitgaven. Dus dat is ontraden.

Het amendement op stuk nr. 6, over het terugdraaien van de ombuiging op gezondheid en SRGR, moet ik ook ontraden, omdat het kabinet ervoor heeft gekozen om op ontwikkelingshulp te bezuinigen. Ook de dekking komt weer uit de inkomstenkant. Dat doorkruist de scheiding van inkomsten en uitgaven.

Het amendement op stuk nr. 11 ontraad ik om dezelfde reden: bezuiniging op ontwikkelingshulp en de dekking aan de inkomstenkant. Dat doorkruist de scheiding. Ik maak in het voorjaar 2025 opnieuw de balans op. Daar kan ik nu niet op vooruitlopen.

Het amendement op stuk nr. 12 moet ik ook ontraden. Ik wil de vrij besteedbare ruimte binnen begrotingsartikel 3 inzetten op de prioritaire thema's uit mijn beleidsbrief en in lijn met de mondiale gezondheidsstrategie. Gezondheid blijft een onderwerp waarvoor ik mij zal inzetten, maar ik wil me niet op voorhand vastleggen op specifieke bedragen.

Het amendement-Ram op stuk nr. 14, over het stoppen van de jaarlijkse bijdrage aan UNRWA, moet ik ontraden. In het tweeminutendebat Humanitaire hulp heb ik gezegd dat het kabinet de juridische verplichtingen aan UNRWA respecteert. Voor 2025 is dat 19 miljoen. Voor 2026 gaan we dat nog verder invullen. Daar zal ik de Kamer over informeren.

Het amendement op stuk nr. 15 moet ik ontraden om dezelfde reden als bij het amendement op stuk nr. 14. Daarbij zeg ik ook nog het volgende: als de Knessetwetgeving geïmplementeerd wordt, kan UNRWA voldoen aan zijn contract, bijvoorbeeld met zijn werk in Libanon, Syrië en Jordanië. Dat is dus geen ontbindende voorwaarde.

Dan het amendement op stuk nr. 18 van de heer Van Baarle, over een extra bijdrage van 1 miljoen voor het verbeteren van de positie van de Rohingya. Het gaat hierbij om artikel 3, gezondheid. Als dit via artikel 4 gaat, humanitaire hulp, kan ik het amendement oordeel Kamer geven, maar dan moet het wel via het juiste artikel gaan.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat zou betekenen dat het uitgavebedrag verlaagd of verhoogd wordt, maar alles binnen artikel 4. Ik zie de minister knikken. Ik ben bereid om het amendement naar de suggestie van de minister aan te passen.

De voorzitter:

Oké, dan krijgen we per mail een nieuw amendement van de heer Van Baarle en dat amendement krijgt dan oordeel Kamer, als de dekking uit artikel 4 komt.

Minister Klever:

Correct.

Tot slot het amendement op stuk nr. 21 van mevrouw Dobbe, over een extra bijdrage van 5 miljoen aan humanitaire hulp voor Sudan, met een dekking binnen het budget van artikel 4. Dat is ondersteuning van beleid en daarom krijgt het oordeel Kamer.

Dat waren ze.

De voorzitter:

Oké, hartelijk dank. Dan zijn we aan het einde gekomen van de behandeling van deze begroting.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties gaan we aanstaande dinsdag, 26 november, stemmen. De amendementen komen, net als de wet, aan het einde van de hele begrotingsbehandeling in stemming, met alle andere amendementen en begrotingen. Ik dank de minister. Ik dank de leden en het publiek. We gaan heel even schorsen en daarna gaan we verder met een andere begroting.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven